C204 C205 v1.20
C. 204, pp. 311-369 en C. 205, pp. 2-21.¶
Dingsdag den {17920626} 26:e Junij 1792.
‘S voormiddags, alle Præsent.
Wierd aanvankelyk by ‘t aangaan der Besoignes door den Heere Gordon overgelegd het volgend Schriftuur, behelzende de Reedenen waarom hy den major de Sandolroij, zo dra hij het Commando op zig hadde genomen, in ‘t Casteel in arrest hadde geordonneert, met verzoek dat het zelve beneevens de daaraan geannexeerde bijlaagen in de Notulen mogten g’inserreert en aan hun Hoog Edelheedens de thans aanweezende Heeren Commissarissen Generaal ter handen gesteld werden.
‘Poicten van het Hooft der Militie de Collonel Gordon tegens Capitein Sandolroij.’
‘1’
‘Dat Capitijn Sandolroij de betaaling van den 3:e feb:y 1789 aan de Pippinieren dewelke reeds op de gewoone en geordonneerde wijze vredig en ordentelijk voortging, in præsentie van al het volk, geordonneert heeft te veranderen, het Volk al het geld in de handen gegeven heeft, en hunne noodzaakelyke Schulden voor hembden en Schoenen dewelken zy reeds ontfangen en half versleeten hadden, doorgeschrapt heeft, met de gevaarlyke gevolgen van dien; zo als uit het advies van het Hooft der Militie, van den 6; feb:y 1789, in raade, over deeze zaak gegeeven, duidelyk te zien is; als ook nog omtrent de Schoenen uit het declaratoir van den Schoenmakers baas, Schutte; en dat als toen Capt:n Sandolroij bovendien, Hem Hooft der Militie eene gansch ombetamelijke boodschap toegezonden heeft.’
‘2’
‘Dat wanneer Capt:n Sandolroij zig in persoon bij hem Hooft der Militie hier over zoude koomen verantwoorden; (zo als uit de Rapporten van den Majoor de lille blijkt) hij ziek was; en dus in een brief Sub dato 4 feb:y 1789, die verantwoording deed: welke brief in allen deelen opzettelyk tegen de waarheid gesteld is; zo als duidelyk te zien is in mijn tweede advis in rade den 13 feb:y daaraanvolgende, gegeeven; als ook door de betaalings boeken en uit de ingebragte Rapporten van eene onderzoekings Commissie door den Heer Gouverneur zelver benoemt.’
‘3’
‘Dat Capityn Sandolroij reeds in de maand december 1788, aan het volk der Pippinieren verhoging van Gagie (dewelke den Raad niet vermogt te geeven door dien zy dagelijks door onze Hooge Gebieders aangemaant wierden, om zelfs de verhogingen, met den Oorlog ingevoert, weeder in te trekken) belooft heeft, zonder hem hooft der Militie, zynen directen Chef hier eenig zints in te kennen: zo als blykt uit het advys van den 13 feb:y 1789, en de boodschap van den Heere Gouverneur aan het Hooft der militie, door den adjudant Dielman.’
‘4’
‘Dat Capt: Sandolroij’s eerste brief aan de onderzoekings Commissie hem Hooft der Militie, door die Commissie toegezonden is in den Hoogsten graad Strafbaar, Calumnieus en opzettelijk tegen de waarheid gestelt; zo als ten eersten duidelyk blykt, als men die brief maar vergelykt met zynen brief van verantwoording over zyne gehouden gedrag, in dato 4 feb:y 1789, hem Hooft der Militie geschreeven, om dat hij Siek was om in persoon te kunnen koomen, en waarin hij hem hoofd der militie verzoekt om te willen Coöperen om de Pippinieren een weynig gelukkiger te maaken: ten anderen hoe durft een officier Schryven dat den Soldaat Sujet van Puplique Revolte kon hebben, (daar hij wel reeden van klagen kan hebben dog nooijt mag revolteeren) dog het geen ook niet waar was, dewijl zy zedert zo lang, met het geene de E Maatschappij hun toegelegt te vreeden waaren geweest, tot circa agt maanden na dat Capiteijn Sandolroij er bij gekomen is) alles zo als ten klaarsten blijkt, in het antwoord van hem hoofd der militie aan die Commissie op de brief van Capityn Sandolroij, dewelke bovensdien in dezelve, zynen brief nog insimuleerende wyze beschuldigt van niet gedaigneert te hebben dit te willen Stuiten, en dat hij zijnen Chef zo veele reizen deeze zaaken zou gerepresenteert hebben, daar egter het Contrarie van dit alles duidelyk blykt: dat ook Circa de helft dier pippiniere geene Schulden hadden, en de anderen dezelve by de koks meest Clandestien gemaakt hadden, daar Capt:n Sandolroij volgens zijn ontfangene ordres, voor had behooren te vigileeren dat zelfs ook die Schulden zo hoog niet waaren (dewyl zy ook zonder transport uitkwamen en de hoogste Schuld maar in eenige weynige Ryksdaalders bestond) of zy konden ligt betaald worde, wanneer Capityn Sandolroij de zoo heilzaame gestipuleerde ordres van zyn Chef, niet losbandig verbroken had, daar thans duidelyk blykt dat den Soldaat met nog minder moet te vreden zyn en zelfs met een transport beswaart uitkomt.’
‘5.’
‘Dat hy heeft durven te avanceeren in zyne brieven aan de Commissie, dat het volk der Pippiniere honger leed en men hen de kost in het Casteel weygerde en dat hij Sergeant op Sergeant daar over zond, en my er kennis van gegeeven had etc: etc: het geen door mijn antwoord aan dien Commissie, en de verklaringen van den Majoor de lille benevens die der koks in het Casteel, geheel vervallen is, als ook door het ingebragt Rapport van de onderzoekings Commissie: dat hy N:B: ook reeds in de maand december 1789 aan die pippinieres zelfs de kost gaf.’
‘6.’
‘Dat ook zyne andere brieven aan de onderzoekings Commissie, door die Commissie hem hooft der Militie toegezonden, even zo Contradictoir zijn, het geen blyken zal, als men zelfs de eene maar met de andere vergelykt.’
‘7’
‘Dat Capt:n Sandolroij een protocol heeft helpen formeeren, het geen vals was, (zo als in het antwoord van den Collonel aan de Commissie hier over op den zevende brief duidelyk blijkt,) als of namentlijk het volk te kort gedaan was; insgelijks in een ledere broek, en het geene reeds zo lang geleeden was, daar nooit niet alleen de minste klagten over gedaan waaren, terwijl den Chef om die recruten te favoriseeren, uit zyn eyge zak nog veel daar by had willen verliezen: alles zo als blykt uit die Stukken hier omtrent, in het antwoord op dien zevenden brief, als ook uit de Rapporten van de onderzoekings Commissie’
‘8’
‘Dat Captijn Sandolroij valsche lysten in gegeven heeft, zo als uit die eygenhandig getekende lijsten duidelyk te zien is: Staande voor dienstdoenders die geen dienst deeden (en waar van zelfs verscheijdenen zijn huis moeten helpen bouwen etc: etc:) en dan weer voor recruit etc: alles als uit die lysten blijkt zo als ook hoe weijnig dienst de E Maatschappij van die Pippinieres gehad heeft.’
‘9.’
‘Dat uit de reekeningen van Daniel Hugo blykt dat Capt:n Sandolroij insgelijks aan de Pippinieres wyn liet vertappen en in de maand Juny 1790 was hy reeds 240. Ryxd:s aan gemelde Hugo Schuldig, Schoon des pippinieren zulks maandelijks van hunne gage afgetrokken wierd.’
‘10’
‘Dat uit de klagt schriften der Pippinieren zoo aan de Hooge Indiase Regeering, als die de Peppinieren alhier; de verklaring van den metzelaars Baas J: Berrents, (dewelke zyn huijs hier gebouwt heeft (ook door zyn betalingsboek, het geen hy op order van den Heer Gezaghebber aan den adjudant Dielman, mitsgaders zyne Contradictoire antwoorden, overgegeeven heeft) en verdere verklaringen en Stukken ten klaarsten blykt wat zyne vues geweest zyn, (zo als in het advies van het hooft der militie in raade den 6: feb:y 1789 te zien is) en hoe ten hoogsten Strafbaar en Schandelijk Capt:n Sandolroij onder prætext van het welzijn van den Soldaat te behartigen in al dit gehandelt heeft.’
‘/was geteekend/ R: J: Gordon’
‘Hooft der Militie’
‘Casteel de Goede Hoop den 18:e Juny 1792.’
Welk Schriftuur dienvolgens geleezen en daerbij in Consideratie genoomen zijnde, dat den raade, nopens de voorsz:e zaake den Major de Sandolroij Concerneerende, gedefungeerd heeft gehad van ‘t ogenblik af aan dat hun Hoog Edelheedens zig dezelve hebben gelieven aan te trekken, zonder bevoegd te zyn buiten Hoogstderzelver Speciaale last en ordre daarinne iets verder ofte meer te doen, Is dierhalven verstaan de voorsz:e Memorie van den Heere Gordon, voor zo verre betreft deezen raade voor gecommuniceerd te houden, mitsgaders, dezelve wijders ingevolge de begeerte van den Heere Gordon met gepasten Eerbied S’ raads weegen aan hoogst gedagte Heeren Commissarissen te doen Suppediteeren.
Hierna ter dispositie overgelegd zijnde het hieronder geinsereerd berigt van Commissarissen uit den Rade van Justitie
Aan den WelEdele Agtb: Heer Johannes Isaac Rhenius Gezachhebber deezes Gouvernements benevens den E Achtb: raad van Politie.
‘WelEdel Achbt: Heer en E Achtb: Heeren!’
‘Bij politicque raadsbesluit van den 24:e feb:y deezes Jaars het aan UWelEdele Achtb: en Ed: Agtb: behaagd hebbende van Commissarissen uit den raad van Justitie te requireeren Een plan agtervolgens welk ten kosten van des Colonies Cassa een Schutkraal, met een daartoe gehorende woning voor een opzichter zou kunnen werden geextrueerd. - zo hebben Commissarissen by eene Eerbiedig bericht het welk zy op den 3 der voorl: maand in hoogstderzelver vergadering hebben gepræsenteerd, daaraan voldaan - en teffens daarbij verzocht, dat tot het opmetzelen van voorsz:e Schutkraal, mogten gebruijken; zo veel van de losgebrookene klippen, die agter het Pademakershuijsje leggen, als tot dat eynde zoude vereijscht worden. - waarop het van UWelEdele Achbt: en Ed: Agtb: welbehagen is geweest by Resolutie van voorsz: 3 der voorl: maand ‘t door Commissarissen by dat bericht opgegeeven Plan te approbeeren - doch het verzoek daarbij gedaan, betreffende de losgebrooken klippen - welk verzoek door Commissarissen alleen is geschied, om S Colonies Cassa te gemoed te koomen in de zwaare kosten, die dezelve zou moeten impendeeren ter opbouwing van die Schutkraal, te declineeren: - dan hoe gaarne Commissarissen, ook in dat besluit zouden willen blyven berusten, zo noodzaakt de Slechte Situatie der Colonies Cassa hun echter, zich bij deezen andermaal tot UWelEdele Agtb: en E Agtb: te moeten wenden, met Eerbiedig verzoek dat het van hoogstderzelver goede geliefte zyn mooge, om naardien de Situatie van ‘S Colonies Cassa het fourneeren van al zulke ongelden, als tot het oprichten van meermelde Schutkraal en het verder daar toe gehoorende vereijschte, reeds onmogelyk maakt . - diesweegens zodanig nader te disponeeren als het hoofde voorsz:e nodig zal worden geoordeeld te behooren.’
‘Commissarissen vinden zich wijders noch genoodzaakt ter kennisse van UWelEdele Agtb: en Ed: Agtb: te moeten brengen: hoe ‘er onder verscheidene perzoonen, die wel meest in het Zwartland woonagtig zyn, nog byna een Somma van Een Duyzend Ryxdaalders aan quotisatie penningen uitstaan, waarvan men tot nog toe geene voldoening kan bekoomen en naardien het de Som die een ieder dier persoonen voor deszelfs aandeel in’t byzonder Schuldig is, te wyning uitmaakt, om door middel van rechten op onkosten gejaagd te werden, zo is ‘t dat Commissarissen zich al weederom tot UWelEdele Agtb: keeren, met humbele Sollicitatie dat het van hoogstderzelver welbehagen mooge zyn eenige bielletten te doen affigeeren, waarbij zodanige perzonen als bovengemeld worden gewaarschouwd, en teffens ‘er bij gepræfigeerd, om hunne verschuldigd hoofdgeld te voldoen.’
‘/Onderstond/’
‘’T welk doende &:e /was geteek:/ J: P: de Neijs, J: Smuts, S: v: Echten, G: H: Meijer, H: J: de Wet, R: J: v:d: Riet, Abr: Fleck, H: A: Truter, H: P: Warnecke.’
Zo is na dat met aandacht over de daarbij voorkomende poincten gedelibereerd was geworden, besloten dat, daar Commissarissen voormeld, bij hun vorig berigt ten vergaderinge van den 3:e April Jongstl: ingediend, wel hebben verzogt gehad gebruikt te mogen maken van de klippen welke S Comp:e weegen tot extructie der Batterij Coehoorn zyn aangereeden en agter het Padenmakers Huijsje komen te leggen, om daarmeede het Schuthok in questie op te rigten, dog by die gelegendheid geenzints hebben opgegeeven de thans voorgewend werdende onmogelykheid, om zonder deese meede werking van de zijde der E Comp:e het gemelde Schuthok te kunnen doen onderhanden neemen en voltooijen; en het gevolglyk niet alleen vreemd is, dezelve Commissarissen als nu met een zodanig incident te zien voor den dag komen, maar ‘t ook om deeze en meer andere redenen hooglijks importeert nauwkeurig onderrigt te zijn van den waaren Staat waarin zig de Burger Cassa bevind, alvoorens S Maatschappys weegen eenige Sacrifice te doen, ter bevordering eener onderneeming waarvan al het nut en voordeel alleen ten profijte der Colonie zoude koomen, zonder dat ‘er d’ Comp: in’t minste in zoude participieeren, te meer daar men is g’informeerd dat t’ zeedert eenigen tijd uit dezelve Cassa een goed gedeelte van S Colonies Schulden zouden zyn afgelost geworden alvorens nopens dit verzoek finaal te disponeeren met den eersten door Commissarissen voormeld Specifice en distincte zal moeten werden opgegeeven.
1) Welk gewoone kosten t’ Zedert de laatste Thien Jaaren ten lasten der Colonies Cassa hebben moeten werden g’impendeert? en waaraan die kosten besteed zyn geworden.
2) Welke kosten in dien tusschen tyd ook extra ordinair zyn aangewend, en waaraan?
3) De schulden dewelke geduurende dienselfden tyds beloop van weegens de Colonie zyn afgelost? en eijndelijk
4) Het zuyver Zaldo der thans in S Colonies Cassa restant zijnde Contanten.
Op dat den raade zig daardoor in ‘t geval gesteld moge bevinden door haar zelven over den wezentlyken toestand der zo dikwils gemelde Cassa te kunnen oordeelen.
dat intusschen, vermits uit de plaatselijke inspectie van de aan Muyzenburg geleegene Zandvalleij , door gecommitteerdens gedaan, gebleeken is, dat dies uitgave aan den Capitain der Burgerye Hendrik Oostwald Eksteen, zo wel præjudiciabel zoude weezen aan de bezitters der daar omstreeks leggende Plaatsen als nadeel toebrengen aan de passagien en wegen langs en door dezelve Zandvalley gaande - waarom dan ook gemelde Eksteen verklaard heeft gehad van deszelfs gedagte verzoek te desisteeren, voor nu en altoos bepaald zal blijven dat de geciteerde Zandvalleij nimmer zal werden uitgegeeven, neen maar integendeel als voren zonder eenige bepaling vrij en open zal werden gelaten ten gerieve van een ijgelijk die geneegen zoude mogen weezen in dezelve te willen visschen.
en dat wyders om aan Commissarissen de hand te leenen tot het invorderen der als nog door diversse ingezeetenen onbetaald geblevene quotisatie penningen, aan hun Commissarissen zal weezen gepermitteerd, eerstelyk bij affixie van Billietten de debiteuren tot de voldoening te mogen aanmanen, en wanneer dit middel van geen effect mogte werden bevonden als dan tegens d’ onwilligen zodanige Messures van Constrainte in regten te werk te mogen leggen als zy Commissarissen zelve geraden zullen oordeelen.
Daar vermits alvorens omtrend de recusatie van den Burgerraad Truter als lidt van den Rade van Justitie, door den Capiteijn der Burgerij Pieter van Breda gedaan, bij gelegendheid dat denzelven Truter in voorsz:e zijne qualiteit het land door deezen laatsten van d E Comp:e in Eygendom verzogt zoude bezigtigen en tauxeeren, eene behoorlijke decisie te kunnen doen, vereijscht is geworden,
Eerstelijk in te zien een zeer ampele Memorie van gemelde Truter, waaruit, Consteerde dat het demelé op den 23 Februarij des voorleeden Jaars, in den Burger Krijgsraad tusschen denzelven Truter en eenige andere leeden van dat Collegie voorgevallen, de grond tot dees recusatie hadden opgeleevert, en dit examen den raade vervolgens als van zelfs heeft geleijd gehad, om tot het onderzoek van ‘t voorsz:e demelé zelven te moeten overgaan, zo is, na dat dees odieuse zaak, tot welkers bylegging zo door den Heere Gezachhebber als door den Heere Collonel Gordon in zyn Ed: qualiteit als Præsident des voorm:e Krygsraads meermalen vrugtelooze pogingen waren in’t werk gesteld geworden, eijndelyk ter beslissing had moeten werden bij der hand genomen, ten eijnde te kunnen Strekken als de Basis van ‘t oordeel het welk men over de wettigheid of onwettigheid der voorsz:e recusatie - zoude moeten vellen, aanvankelijk geprocedeert tot de aandagtige resumptie van alle de tot dees affaire Specteerende papieren, zo die zig bereids ter Secretarije hebben bevonden gehad, als de zodanige welke den hiervorengeciteerde Capitain Breda heeft koomen te verzoeken ter wettiging van zyn gedrag, by het Schriftuur van meerm:e Truter te mogen leggen en vervolgens gehoord, het verslag het welke zig voorsz:e Heer Gordon door de nauwkeurigsten perquisitiën in ‘t geval gesteld bevond nopens het wezentlijk gebeurde in den Burger Krygsraad op voornm:e 23 feb:y 1791 - aan de regeringe te kunnen Suppediteeren; - uit welk een en ander dan zynde komen te blyken, dat denzelven Burgerraad Truter /:hoe zeer hy heeft getragt het tegendeel te beweeren:/ door deszelfs onvoorzigtige Conduite in denzelfden Krygsraad gehouden, niet alleen aanleyding heeft gegeeven gehad tot zeer Serieuse altercatien tusschen hem en d’overige præsent geweest zynde leden des Krijgsraads, maar zig by die gelegendheid ook derwijze onhebbelyk heeft komen te gedragen dat den Krijgsraad niet dan met het grootste regt op eene behoorlyke Satisfactie, g’evenredigd aan d’ondergane belediging heeft komen t’ insteeren;
Is dierhalven om eenmaal een eijnde aan dees geheele zaak in deszelfs zamenhang te maken verstaan, dat vermits alle de thans aanweezende Heeren Leeden des Raads bij ‘t ontslag op den 10:e Meij d’anno passato aan meergerepte Truter als Capitain der Burgerij verleend wel expresselyk hebben voorbedongen gehad, dat wanneer in der tyd bevonden mogte werden denzelven Coupabel te weezen aan het geen als nu gebleeken is ten zijnen lasten te leggen hy dan gehouden zoude zyn zig ‘t onderwerpen aan die Satisfactie welke men zoude kunnen noodzakelyk oordeelen hem ten opzigte van den krygsraad te moeten imposeeren, hoe zeer nog de Notulen in raade gehouden nog ook niet de Resolutien zelve van eene zodanig beding eenig Spoor of teeken opleeveren, denzelven Truter gehouden en verpligt zal zyn op den 4: der aanstaande maand July wanneer den Burger krygsraad ordinair vergadert zal weesen, zig in zijn qualiteit als Capitain derwaards te begeven en in dezelve Sessie te neemen ten eynde aan de gezamentlijke leeden weegens het gebeurde op voorsz:e 23 Februarij 1791 deszelfs Leedweezen te betuijgen, en te verklaaren dat geen gepræmiditeerd opzet om te beledigen maar alleen eene Surprise van drift d’aanlijdende oorzaake van zijn gehoudene handelwijze is geweest. - dat den Burgerkrygsraad van haare zyde in dees betuijging genoegen zullende moeten neemen en de zaak tusschen haar en gemelde Truter hiermeede voor afgedaan werden geconsidereerd, Commissarissen dan ook, op dees verleende Satisfactie aan den Burgerkrijgsraad den zo dikwilsgem:e Truter de novo zullen moeten deputeeren om neevens zodanig ander lidt als ingevolge zyne tourbeurte hiertoe had moeten vaceeren, inspectie en tauxatie van ‘t Land te gaan doen het welk door den zo menigmaal gerepten Breda van d E Comp:e in Eygendom is verzogt geworden, welke inspectie en tauxatie evenged:e Breda /:aan de voorsz:e voorlopige Conditiën voldaan zynde:/ dan ook wel expresselyk geinjungeerd ende gelast werd te moeten gedoogen, zonder eenige verdere turbe aan denzelven Truter in de uit oeffening van de pligten zyns ampts toe te brengen, op poene van S’ Raads hoogst misnoegen te zullen incurreeren met dien verstande nothans dat wanneer hij Truter aan het gedisponeerde ten zynen opzigte, op den 4: der aanstaande maand Julij niet Stipte zal voldaan hebben, Commissarissen uit den raade van Justitie als dan directe een ander Lidt in deszelfs plaatse zullen moeten Committeeren om S raads beveelen met betrekking tot het land door den Capitain Breda in Eygendom verzogt dadelyk ter executie te leggen, als willende de regeeringe geenzints gedogen dat de halstarrigheid den twistende parthijen langer een obstacul zal opleeveren aan de bevordering van S Meesters dienst en Intrest die bij dies altercatie al zo lange hebben geleede gehad.
Vervolgens ook door den Heere Gezachhebber overgelegd zynde het onderstaande berigt des ad interim Fiscaals de Nys, ingediend om te strekken ter beantwoording aan S’ Raads Resolutie van den 24 Januarij deezes Jaars, waarbij van denzelven ad interim Fiscaal de novo is gerequireerd geworden een nauwkeurig onderzoek te doen naar de gegrondheid der beschuldigingen by’t klagtschrift des Burger Krygsraads tegens den Heere van Lynden gepræsenteerd voorkomende.
Aan den WelEdele Achtb: Heer Johannes Isaac Rhenius Gezachhebber van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c:a &c:a &c:a beneevens den E Achtbaaren Raad van Politie.
‘Wel Edele Achtb: Heer! en E Achtbaare Heeren!’
‘Het is met de allervolmaakste sentimenten van respect, dat den ondergeteekende Koopman ten dienste der E: Comp: en pro interim fiscaal deezes Gouvernements M:r Jacob Pieter Deneijs zig de vrijheid aanmatigd UWelEdele Achtb: en Ed: Achtb: by deezen te vertoonen.’
‘Dat het UWelEd: Achtb: en Ed: Achtb: behaagt heeft bij zeer gevenereerd Raadsbesluit van den 29 Junij a: p: in handen van den ondergeteekende te Stellen zeeker Klagtschrift gerigt tegens den na Europa vertrokkene Fiscaal independent Johan Nicolaas Steven van Lijnden door den Burger Krijgsraad met dies Bijlaagen aan UWelEd:s Achtb:s gepraesenteerd, ten einde die Bijlaagen behoorlijk te onderzoeken, de Relatanten, dier verklaringen, welke zig nog hier te Lande mogten bevinden, te doen compareeren, voor Gecommitteerdens uit den Raade van Justitie, en alle deeze Stukken voor zo verre nog niet beëdigen; teffens ook om behoorlyk onderzoek te doen na eenige daarin voorkomende beschuldigingen tegens zommige Perzoonen, en daar in voorts zodanig te handelen of te procedeeren, als na bevinding en volgens de pligten van het Ambt waarvan hem de functien zyn opgedraagen, zal behooren.’
‘Dat den nedrigen Teekenaar daarop handen aan ‘t werk heeft geslaagen, om gemelde Bylagen met zoo veel Spoed door een behoorlijk Recollement in forma probanti te brengen, als heeft kunnen geschieden, waarin hij nogthans met zo veel voortvarendheid niet te werk heeft kunnen gaan, als hij wel gewenscht had, dewijl zommige declaranten en relatanten dan door Indispositie dan wederom door andere oorzaaken niet present konden weezen except die van den Burger Jacobus Johannes van Velden die door zijn debile lighaams constitutie zo verre gevordert was, dat hij bereets in een compleete agonie flucteerde waardoor dat muniment dan ook ongerecolleert heeft moeten blijven, welke bylagen vervolgens door hem dan ook wederom behoorlijk zijn bezorgt geworden ter Secretarije van Politie; van waar hij dezelve ontfangen had, dog eenige dagen daarna dezelve te rug ontfangen heeft, met een mondelinge boodschap van den Secretaris van deezen Achtbaaren Raade, de Heer Egbertus Bergh, dat dezelve op een legaale wijze aan den WelEdelen Achtb: Heer Gezachhebber moesten werden g’intragueert, gelyk den ondergeteekende dan ook niet gemanqueert heeft, om dezelve aan zyn WelEdele Achtb: aan te praesenteeren.’
‘Dat den Rat: Off: Vertoonder het vervolgens daar heen heeft gedirigeerd, en zodaanige enquesten te beleggen en bewijzen in te winnen, die hij noodzaakelijk oordeelde om den geweezen Gezachhebber van ‘t hoekerschip de Sterrenschans , Jan Valkenburg, in rechten te betrekken, en tegens dezelven te procedeeren, over het veraliëneeren en verkoopen van Touwwerken aan een Fransch Capitaïn genaamt G: M: Dupin, waar over hij in gem: Klagtschrift van den BurgerKrijgsraad word g’accuseerd, dog dat gem: Valkenburg het einde van dat proces niet hebbende willen afwagten zig bij requeste heeft vervoegt aan den Achtb: Raade van Justitie deezes Gouvernements, contineerende verzoek, dat deeze affaire Civiel en composibel mogt worden verklaard, welk Supplicq vervolgens gesteld zijnde in handen van den ondergeteekende, hij ook geen difficulteit heeft gemaakt om reedenen, die hij de eere heeft gehad, gemelde Achtb: Raade te Suppediteeren, te doen descendeeren in ‘t verzoek van gem: Valkenburg ‘t welk van dat gevolg is geweest, dat die affaire voor Heeren Gecommitteerdens is geapplaneert, en afgedaan geworden met een boete van 2000 Rd:s en ‘t welk naderhand door een regtelijk decreet is geconfirmeert geworden, en waarvan de needrige Teekenaar op zijn tijd de vrijheid heeft genoomen, UWelEdele Achtb: en Ed Achtb:s bij eerbiedig vertoog van den 29 X:ber de vereischte notitie te geeven.’
‘Dat de Rat: Off: Vertoonder de overige klagten by dat Schriftuur voorkomende, heeft bevonden te zijn van die natuur of door regtelijke decreeten afgedaan en vereffent, of zo duister en verward mitsgaders gering en niet te beduiden hebbende, dat dezelve niet meriteerden onderzogt te werden, en nog minder hoogst deszelfs pretieuse attentie en meenigvuldige Serieuse occupatiën en besoignes daarmeede te vermoeijlyken, en te onstigten en waarmeede de onderget: van begrip is geweest volkomen aan bovengem: zeer gevenereerd raadsbesluit van den 29 Junij a: p: voldaan te hebben.’
‘Dat het UWelEdele Achtb: en Ede: Achtb: op den 24 Januarij Jongstl: heeft behaagt; en waarvan het zeer g’eerbiedigt besluit den onderget: op den 12 Maart daaraan volgende is ter hand gesteld geworden, hem de novo en nader te gelasten, om met de meest mogelijke Spoed de Klagten, zo bij ‘t vertoog van de Krijgsraad zelve als by de daartoe relative Stukken voorkomende naauwkeurig te onderzoeken en onder bijvoeging van zodanige Consideratien als hij Ambtshalven vermag te maaken, en te Suppediteeren, deezen Raade te berigten, wat van de voortgebragte klagten wezendlijk zij en in hoe verre de beschuldigingen zoo tegens den Heere van Lijnden, als diverse Perzoonen gedaan op waarheid zyn gegrond, dan niet.’
‘De Ratione officii Vertoonder zoude niet gemanqueert hebben, al aanstonds handen aan ‘t werk te Slaan, aan dat zeer gevenereerd besluit bij aldien hij daar in niet was gestremt en verhindert geworden, door een menigte Crimineele procedures, dien hij verplicht is geworden te moeten entameeren tegens een reeks van Boosdoenders en Vagabonden, die ‘t zedert lange tijde dit vlek en derzelver inwoonders hebben ontrust en daarvoor ook t’ zedert weinige dagen hunne condigne Straffe hebben erlangt, en waardoor hij thans dan ook in staat gesteld word om aan UWelEdele Achtb:e en Ed: Achtb: zeer gevenereerde ordre, zo veel als zyne vermoogens en de uitgestrektheid van Zaken hem permitteeren, te kunnen voldoen.’
‘De rat: off: Vertoonder zal, zonder praealabel in eenig detail of onderzoek te treeden of den Burger Krijgsraad alhier het regt heeft, om zodaanig Klagtschrift onder ‘t oog van UWelEdele en E E Achtb:s te brengen of niet, maar zulks veel liever ter beoordeeling van UWelEdele Achtb:s overlaaten, te meer daar ‘t den onderget: volgens zijn gering begrip, is te vooren gekoomen, dat door de acceptatie van dat Schriftuur UWel Edele Achtb: geen difficulteit hebben gemaakt, het zelve als legaal aan te merken en te considereeren de eer hebben UWelEdele Achtb: te informeerren, dat de principaalste doleantien en beschuldigingen, die zo in dezelve, als de daarbij geadjouteerde Stukken voorkomen, en de meeste reflexie meriteeren, rouleeren over vier compositien tusschen den na Europa zig begeeven hebbende independent fiscaal Van Lijnden, en den Capit:n Lieut:t ten dienste der E Comp: Arnoldus Rogge, mitsgaders de ten Robben Eilande geconfineert geweest zijnde Burger Jan Smit van Dillen burg, den Burger Godfried Fredrik Koch en den Landbouwer Hermanus Pietersen.’
‘Wat nu de eerst betreft, daaromtrent betuijgd den R: O: vertoonder zo veel duisterheid ontmoet te hebben, dat hij ten eenenmaale zig buiten staat bevind eenig ligt over die affaire te kunnen verspreiden of UWelEdele Achtb: ‘t nodig eclaircissement te Suppediteeren, te meer daar zo wel de Capt:n Lieut:t Rogge als de Heer van Lijnden niet tegenwoordig zijnde Ondergeteekende heeft alle de Crimineele rechtsrollen, geduurende dat de Heer Van Lijnden independent fiscaal geweest is, laaten opslaan, en nagaan, of die van deeze affaire ook eenig mentie maakten, of hem eenig Ligt Konden geeven, dog hij heeft niets van die natuur in dezelve gevonden, waardoor hij verpligt is geworden, den geweezen adjunct Fiscaal Gabriel Exter, die deeze Zaak voor de Heer Van Lijnden heeft getracteerd, en afgehaspelt, twee à drie maalen over dezelve te onderhouden, en van hem af te vorderen een relaas of declaratoir, op hoedanige wijze die compositie zijn beslag heeft verkreegen, en welk papier den onderget: de Eer heeft UWelEdele Achtb:s nevens deeze aan te bieden, zijnde dit alles, wat hij in deeze zaak heeft kunnen doen, te meer daar ‘t deClaratoir van den Onderkoopman Exter de zaak zodanig opgeeft als of die compositie geschied is volgens de Instructie van den Independent fiscaal.’
‘Concerneerende nu de drie overige Compositien, waarvan de eerste een Somma bedraagt van Agthien duijzend Guldens, de tweede Vijf en twintig hondert Ryxdaalders en de derde Een duijzend Vijfhondert gelijke ryksdaalders; daaromtrent oordeeld de nedrige teekenaar te kunnen volstaan, met UWelEdele en E: Achtb:s eerbiedig aan te bieden eenige Extracten uit de Crimineele rechtsrolle waaruit UWelEdele Achtb:s des gelievende, zullen kunnen zien, dat die Compositien is geschied voor gecommitteerdens ten genoege van beijde de Parthijen, en hun volle beslag hebben ontfangen door een regterlijk decreet; zo dat op dezelve niets te zeggen of te Capteren valt, waarom het dan ook de rat: of: Vertoonder, behoudens eerbied voor beter gevoelen, ten uitersten vreemd voorkomt, dat den Burger Krijgsraad zig ophoud met klagten over zaaken die afgedaan zijn, te meer daar de Lijdende parthijen zig nooit over die afdoening hebben kunnen beklaagen, dewijl dezelve met hunne volkomene goedkeuring bestempelt en afgedaan zijn.’
‘De rat: off: Vertoonder vervolgens met alle mogelijke attentie en exactitude geresumeerd hebbende ‘t volumineus relaas, gegeeven in de Zaak van den aflijvigen burger Godfried Fredrik Koch door den thans g’admitteerde Procureur J: A: van der Poel, en den burger Jan Smit Juriaansz: moet daaromtrent volmondig betuigenDavus Sum, non Oedipuswant, hoe zeer hij zig ook heeft gepijnigt, en afgeslooft, om hetzelve te resumeeren en de daarbij te vindene Klagten na te gaan, zoo is hetzelfde van geen ‘t minste effect geweest, dewijl dat Schriftuur zo verward en afgebrooken is, mitsgaders de daarïn voorkomende klagten, in zonderheid tegens den geweezen adjunct fiscaal Exter, die in die geheele affaire door den Heere Van Lijnden ‘t meest g’emploijeert is geworden, mitsgaders de Geregtsbode Ziervogel, den onderschout Matthijzzen, en Eerste ‘S Heeren Geweldiger, Kuster, zo flaauw, en van zo een Slegt alloij zijn dat hij onmogelijk en geen het minste recht onder eerbiedige Correctie nogthans, eenige actie kan institueeren, tegens geciteerde Perzoonen, en andere bewijzen zijn ‘er nogthans niet voor handen, en even zo is ‘t ook geleegen met de overige Klagten, bij dat Schriftuur vervat, die exact en nabij beschouwt, en gesupponeert, dat al ‘t geen bij de Memorie of ‘t Vertoog van den BurgerKrijgsraad verhandeld word, al eens conform de waarheid is, dan is ‘t zeer te verwonderen, dat die geenen die vermeenen door den Heer Independent Fiscaal Van Lijnden gemaltracteerd, en in hun goed regt te kort zijn gedaan, zig in perzoon zelfs daarover niet hebben vervoegt bij UWelEdele Achtbaarens, als van God en de hoog - Gebiedende Heeren en Meesteren gesteld, om een ijder, hij mag ook weezen, wie hij wil, in zijn pligt, bij aldien hij tegens dezelve handeld, te houden en te beteugelen, en de goede Ingezeetenen geen overlast aangedaan word; terwijl den ondergeteekende laatstelijk nog de vrijheid neemt UWelEdele, en E: E: Achtbarens met de meeste eerbied in bedenking te geeven, of ‘t niet raadzaam is, dat den Posthouder Stofberg van wegens UWelEdele Achtbaarens aangeschreeven word, zig te wagten om voorthaan geene Vreemdelingen te verbieden of te beletten, om met hun geld te markt te moogen gaan, waar zij verkiezen, als strekkende tot geen geringe prejudicie van de Ingezeetenen terwyl hij daardoor gelegenheid heeft, om zijn waaren van meester te Kunnen doen veranderen, en een ander met de zijne moet blijven zitten.’
‘De rat: off: Vertoonder vermeent hiermeede volkomen voldaan te hebben aan UWelEdele en E E Achtb: zeer gevenereerde ordre en intentie, en vertrouwd voorts dat UWelEd: Achtbaarens aan geene onagtzaamheid of negligentie zullen wijten, dat deeze affaire zo lang getraineert heeft, ‘t geen eensdeels is g’accuseeerd geworden, door ‘t verkeerd begrip waarin hij ten opzigte van UWelEdele Achtb:s Resolutie van den 29 Junij J: L: geverseert heeft, en anderdeels door de menigvuldige en zorgelyke occupatien, waarmede hij ongeagt de dagelijkse en gewoone verrigtingen, zig in ‘t Crimineele werk heeft moeten beezig houden, en laat deezen laatstelyk dienen tot eerbiedig berigt.’
’/:onderstond:/’
‘’T Welk doende, /:was get::/ J: P: Deneijs /:in margine:/ Cabo de Goede Hoop den 29 Maij 1792.’
En welopgemelde Heere Gezachhebber na dees Lecture, alvorens het Stuk in deliberatie te brengen, darbij teffens hebbende gelieven te kennen te geeven, dat terwijl het voorsz:e Schriftuur nog bij de resp:e Heeren Leeden des raads in rondleezinge kwam te zijn, zig by zijn Edele hadden vervoegd eenige leeden van denzelven Burger krijgsraad, dewelke onder betuiging dat zij van den inhoude van goederhand informatie hadden bekomen hadden verzogt daarvan Copij te mogen hebben, ten eynde in ‘t zeekere te kunnen werden onderrigt of werkelyk, gelyk de sprake ging en men hun verzeekert had, voorsz:e Deneijs denzelven Krygsraad in ‘t ongelyk zoude gesteld hebben door de zaken in faveure van den Heere van Lynden te pallieeren, ten eynde zulks alzoo bevindende hunner doleantiën en klagten tegens meerm:e Deneijs bij deezen raade te kunnen inbrengen, als hebbende hij deneijs volgens hunne declaratie het voorsz:e klagtschrift tegens den Heer van Lynden niet alleen gecomposeert maar hun zelfs ook tot den stap om dat Schriftuur in te leeveren aangezet gehad - zo is, in aanmerking genomen de grave gevolgen, welke het onvermydelyk voor dikwilsgem:e Deneijs zoude moeten hebben, wanneer by onderzoek van zaaken bevonden wierd dat hy werkelijk de Steller is geweest van een Schriftuur het welk tegens dit zyn berigt geconfronteert nopens de daar by verhandeld werdende onderwerpen niet alleen daarmeede met geen mogelykheid over een te brengen is maar er zelfs Lynregt tegens aan komt te lopen, met meerderheid van Stemmen geoordeeld in dees zaak by den rade geene dispositien te kunnen of te mogen werden genoomen, maar de decisie daarvan te moogen werden gesubmitteerd aan ‘t oordeel der Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal
Weshalven dan ook beslooten is dat den Heere Gezachhebber daarvan naar het Schijden der vergadering aan Hun Hoog Edelheedens de nodige ouverture zal doen en hoogst dezelve namens deeze regeering teffens eerbiedig Solliciteeren zal met Haar Hoog Edelheedens beveelen te mogen werden gehonoreert hoedanig in deezen zal moeten werden gehandeld.
Ondertusschen is op zeker Rapport door denzelven Ad interim Fiscaal Deneijs ten geleide der hieronder vermelde Inventarissen en Notitiën van zodanige goederen en penningen als door de gerepatrieerde Heeren Gouverneur Van de Graaff en Fiscaal van Lynden alhier zyn agtergelaten in de volgende bewoordingen ingediend
Aan den WelEdele Achtb: Heere Johannes Isaac Rhenius Gezachhebber van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c:a &c:a &c:a benevens den E Achtb: Raad van Politie
‘WelEdele Achtbaare Heer! en E Achtbaare Heeren!’
‘De ondergeteekende Coopman ten dienste der E Comp:e en pro interim Fiscaal deezes Gouvernements M:r Jacob Pieter Deneijs, heeft de eere UWelEdele Achtb: en E E Agtbaares ingevolge Hoogst derzelver zeer gerespecteerde ordre met de meeste reverentie bij deezen aan te bieden.’
‘Een Inventaris van zodanige goederen en Effecten als door den gerepatrieerden Gouverneur den WelEdele Gestr: Heere Cornelis Jacob van de Graaff by Hoogst deszelfs vertrek zijn gelaaten onder berusting van deszelfs gemachtigdens, den Onderkoopman Willem Stephanus van Ryneveld en den adjunct fiscaal M:r Johannes Andreas Truter’
‘waar bij den ondergeteekende ook nog voegt’
‘Een Notitie van zodanige penningen als er onder den Koopman ten dienste der E Comp:e Constant van Nult Onkruydt ten bedragen van Rd:s 26666:32:- mitsgaders wylen den Vendumeester deezer Steede M:r Cornelis van Aerssen groot Rd:s 6869:18:- gearresteerd zyn geworden, en toebehooren aan den zig na Nederland begeeven hebbende Fiscaal Independent de Heer Johan Nicolaas Steven van Lijnden, zijnde bij dien Inventaris een Notitie door bovengemelde Gemachtigdens Van Ryneveld en Truter ook bekend gesteld geworden zodanige Schulden als door geciteerde Heere Gouverneur en Fiscaal alhier nog moeten voldaan werden,’
‘Waarmeede de ondergeteekende vertrouwt aan UWelEdeles en E E Achtbarens zeer gevenereerde ordre voldaan te hebben, en laat deeze ten dien eijnde dienen tot Rapport’
’/:Onderstond:/’
‘Cabo de Goede Hoop den 14:e Junij 1792.’
’/:was geteek:/ J: P: Deneijs.’
Goedgedagt dezelve Notitiën en Inventarissen ter Secretarije te doen Seponeeren om er in der tijd zodanig gebruik van te kunnen maken als d’ omstandigheeden zullen komen te requireeren.
En nadien voorm:e ad interim Fiscaal wijders nog heeft komen in te dienen het onderstaande vertoog Concerneerende het verbod op den invoer van Oostersche Slaven.
Aan den WelEdele Achtb: Heer Johannes Isaac Rhenius Gezachhebber van Cabo de Goede Hoop, en den Ressorte van dien &c:a &c:a &c:a beneevens den E Achtb: Raad van Politie.
‘WelEdele Achtb: Heer, en E Achtbaare Heeren’
‘De ondergeteekende Coopman ten dienste der E Comp:e en pro Interim Fiscaal deezes Gouvernements M:r Jacob Pieter Deneijs heeft de Eere UWelEdele Achtb: en E Achtbaares by deezen met de meeste Eerbied te vertoonen,’
‘Dat de Rat: off: Vertoonder by het arrivement der Scheepen uit Indie, ingevolge de laatst gedaane Interdictie Sub dato 3:de Februarij a: c: Concerneerende den invoer vanOostersche Slaavenzo veel als mogelyk is, doed vigileeren, dat aan dezelve prompt, en zonder eenige de minste oogluiking voldaan word, waaromtrent zig nu en dan eenige difficulteiten opdoen, dan eens, dat de geboorte plaats van zommige Oostersche Slaaven, die ingevoert worden, in de Transporten openstaan, dan wederom dat in dezelve geen de minste mentie dan van word gemaakt, waardoor den ondergeteekende blood gesteld word zig te moeten Contenteeren met de opgaave, die de invoerders van zodanige Slaaven goedvinden daarvan te doen, en het welk altoos door dezelve, als daartoe van te vooren gepræpareert geconfirmeerd word.’
‘En dewijl in bovengemelde Interdictie eeniglijk maar gewag word gemaakt vanOostersche Slaaven, waardoor men alhier tot nog toe eeniglijk maar heeft verstaanBoegineezen, enMaccassaaren, zonder dat bij dezelve een nadere, en Expresse bepaaling word gemaakt; zoo vervrijmoedigt zig de Rat: off: vertoonder UWelEdele Achtb: en E Achtb: reverentelyk te imploreeren, dat het UWelEdele Achtb: behaagen moge hem met Hoogstderzelver zeer gevenereerde ordre te munieeren, wien men al, of niet, onderOostersche Slaavenzal hebben te verstaan, en te reekenen, op dat hij daardoor in Staat mach worden gesteld, om aan UWelEdele Achtb: intentie en meening daar omtrent te kunnen voldoen, zo als het behoort’
‘/onderstond/’
‘’T Welk doende &c:a /was get:/ J: P: Deneijs.’
Zo is, om in d’ onzekerheid waarin den raade zig zelve bevind wat eijgentlijk de Stricte meninge en intentie van Haar Hoog Edelens de Heeren der Hoge Indiase Regeeringe kan zijn, wanneer dezelve zig bij de prohibitie nopens den invoer van Slaven uit Indien komende bediend van de Generale expresse vanOosterse Slaven, goedgevonden en diensvolgens beslooten, dat by provisie onder dezelve benaming zullen moeten werden begreepen alle Slaven, zonder eenige uitzondering van welke Caste dezelve zoude moogen weezen die uit de Grote Oost afkomstig zyn, - omtrend alle dewelke, voor zo verre niet zal bevonden werden, dat tot derzelver overvoer naar herwaards het Speciaal Consent van welopgedagte Heeren der Hoge Indiase regeering zal weezen geobtineerd, dadelyk door hem ad interim Fiscaal ofte zyn Successeuren in der tijd zal moeten werden gehandeld Conform den inhoude van ‘t Placcaat het welk onder den 3:e Februarij Jongstl: van weegens deezen raade is g’emaneerd geworden, terwijl de zulken ten wiens opzigte eenige Twijffelingen mogten ontstaan aangehaald en aan deeze Regeeringe opgegeeven zullen moeten werden om bij eerst voorkomende gelegendheid te rug gezonden te kunnen werden naar zodanige plaats als van waar bevonden zullen werden uitgevoerd te weezen - zullende egter, om in ‘t vervolg in deezen meer zeker te kunnen gaan omtrend de meeninge van Haar Hoog Edelens wel dezelve bij eerst voorkomende gelegendheid eerbiedig werden verzogt zodanige elucidatien te mogen erlangen als voor dit Gouvernement ten vasten Cynosure zal kunnen verstrekken.
Middelerwylen gedisponeert zynde op d’ onderstaande requeste van Landdrost en Krygsraden van Stellenbosch en Drakensteijn , houdende verzoek om ter zake der daarbij opgegeevene redenen by de onderschijdene Compagnien der Landmilitie dier districten, op denzelfden voet als zulks alhier aan de Caap plaats heeft permanente Chirurgijn te mogen hebben.
Aan den WelEdelen Achtb: Heere Johannes Isaac Rhenius Gezachhebber des Gouvernements van Cabo de Goede Hoop met den ressorte van dien &c:a &c:a &c:a beneevens den Edelen Achtb: Rade van Politie
‘WelEdele Achtbare Heer en Edele Achtbare Heeren!’
‘Geeven reverentelijk te kennen de ondergeteekende Landdrost en Burger Krygsofficieren van Stellenbosch en Drakenstein :’
‘Hoe in deeze Colonie meer dan een voorbeeld gevonden word dat by het verrigten der gewoone Jaarlykse Exercitie een Schutter door het Springen eenes Schietgeweer geblesseerd zynde de dood van den zodanigen gewonden door verzuim /:het welk is toete schrijven aan de afweezigheid van een Chirurgijn of deskundig persoon:/ om in tijds van de nodige hulpmiddelen ter geneezinge gebruik te hebben gemaakt zo niet veroorzaakt ten minsten dog is verhaast geworden;’
‘en daar mitsdien bij dees gelegenheid inzonderheid ook in tijd van Oorlog bij verschijning van den Vyand aan deezen Uithoek wanneer de Compagniën Dragonders, ingevolge eene bij de Regeering bevorens gemaakte inrigting op een zekere distantie van het Gouvernement langs het Strand geposteerd, zullen moeten dienen, om de Landing die door denzelven elders aan de afgeleegene Custen mogte worden ondernomen tegen te gaan en te beletten, de tegenwoordigheid van Een Chirurgijn van zeer veel dienst en nut word geConsidereerd; zo neemen de ondergeteekendens de Vrijheid UWelEd:s Achtb: en Ed: Agtb: by deezer onderdanig te Suppliceeren, dat het Hoogstdezelve moge behage om bij ieder der Vijff Comp:ie Dragonders alhier, op den eigensten voet als zulks aan de Caab bij de Burgerije plaats heeft aan te Stellen een Chirurgijn met den rang als Cornet, ten welken einde de ondergeteekendens al meede de Vrijheid neemen UWelEd:e Achtb: en Ed: Achtb: voor te dragen de Personen van Petrus Franciscus Melchior Briers, Casparus Termytelen, Cornelis Ernestus Ponté, Johan Henrich Exter en Carel Fredrik Parel, alle g’admitteerde Chirurgijns onder deezes Districten woonagtig’
‘/Onderstond:/’
‘’T welk doende &c:a /:was get:/ H: Bletterman, J: P: Mijburgh, E: Wium, P: G: v: d: Bijl, D: W: Hoffman, S: J: Cats, W: Wium, J: G: Cloete, Ph: Hd: Morkel, W: D: Vos dirksz:, D: Cloete.’
Zo is, gemerkt de voorsz:e redenen den rade allezints plausibel zijn te voren gekomen, goedgedagt en dienvolgens beslooten, aan het gedagte verzoek van Landdrost en Krygsraden voormeld te defereeren, en mitsdien tot Chirurgijns met den rang van Cornet by de Vyf Comp:en Burger Dragonders aan Stellenbosch te bevorderen en aan te stellen de voorgedragene personen van Petrus Franciscus Melchior Briers, Casparus ter Mytelen, Cornelis Ernestus Pontè, Johan Henrich Exter, en Carel Fredrik Parel.
Dan gemerkt uit een ander request door denzelven Landdrost nevens het Collegie van Heemraden der voorsz:e Districten in de volgende bewoordingen gepræsenteerd.
Aan den WelEdele Achtb: Heer Johannes Isaac Rhenius Gezachhebber des Gouvernements van Cabo de Goede Hoop met den ressorte van dien &c:a &c:a &c:a benevens den Edelen Achtbaren Rade van Politie
‘WelEdele Achtb: Heer en Edele Achtbare Heeren!’
‘Vertonen met diepschuldigsten Eerbied Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein .’
‘Dat blykens deeze geannexeerde Notul gehouden in ordinaire Heemraads vergaderinge op den 6:e Februarij deezes Jaars eene Commissie gedecerneert zynde ten einde ten overstaan van Landdrost en Twee Heemraden de plaats van den burger Francois Roos door een Ingenieur Landmeeter ter præsentie van den gesw:e Landmeeter S:r Jan Willem Warnich: die deeze Plaats reeds particulier ten verzoeke van gem:t Roos heeft gemeeten gehad: / te hermeeten en des nodig ook de Plaats van den Burger Stephanus Francois Joubert door gemelde S:r Wernich te doen meeten, is dezelve Commissie bepaald op den 12:e daaraan te zullen worden te werk gelegd, terwijl teffens op verzoek van gemelde Joubert voorm: Roos g’ordonneert is de Druijven van de Stokken Staande op dat gedeelte Land van evengemelde Joubert het welk bij de voorsz:e meeting egter aangesz:e Roos is toegemeeten, niet af te snijden maar daarmeede te moeten vertoeven, tot dat de plaats van voorsz:e Roos zou hermeeten zijn; wanneer op den 10:e der voorsz:e Maand, den burger Joël Daniel Herhold als gemagtigde van gemelde Joubert aan den Eerstgeteekende Landdrost kennisse heeft gegeeven dat de wagen ter afhaling van de beijde Landmeeters Caabwaarts gezonden ledig was te rug gekomen uit hoofde den Ingenieur Landmeeter Fredericie zijn Eed nog niet had afgelegd.’
‘Dat vervolgens de zaak ten verzoeke van gemelde Joubert tot den 2:e den daaraanvolgende nu gepasseerde maand Maart uitgesteld zijnde, zelvigen dage door voormelde Herhold qq wederom Schriftelijk kennisse is gegeeven dat den Ingenieur Landmeeter nog niet was aangesteld om reeden door den voors:z Sr Wernich een Request aan de UwelEdele Agtbaare en Edele Achtb: zou zijn overgeleeverd wanneer den 5:e daaraan in der vertoonders ordinaire vergadering voorm:e Roos heeft verzogt, om, vermits de Commissie nog niet was te werk gelegd in de druyven van het gementioneerde Stuk Land kwamen te verdrogen, te mogen weten of de ongelijk lijdende Parthij de Schade door het niet perssen der voorm:e druijven veroorzaakt zou komen te dragen is den zelven gezegt in zijn verzoek niet te kunnen treeden, maar aan den bij de decisie deezer zaak bevonden wordende Triumphant de vrijheid te worden gelaten tot verhaal van vermeende geleedene Schade Zodanige actie te kunnen institueeren daar en zoo als te Rade worden zal.’
‘Dat vervolgens op de 8:e daaraan zo door voorm:e S:r Wernich Schriftelijk als door gem:e Herhold qq mondeling aan den Eerstgeteekende vertoonder zijnde gecommuniceert dat gemelde S:r Wernich tegens Dingsdag of Woensdag daaraan zou buiten komen om ten overstaan van Landdrost en Heemraden alleenlijk de Plaats aan gem: Joubert te meeten, heeft den Eerstgeteekende om zijn antwoord aan geene verkeerde Explicatie te exponeeren Schriftelijk gedeclareerd: zo min als gecommitteerde Heemraaden eene dergelijke meeting te kunnen bijwonen uit hoofde dezelve Strijdig met de gezamentlijke vertoonders bevorens genomene dispositie zou zijn behalven dat de principale quæstie nimmer door eene dergelijke meeting zou kunnen werden gedecideert; wanneer Woensdag den 14:e daaraan door voorm:e Roos aan den Eerstgeteekende is ten kennisse gebragt, dat voorm:e Joubert verzeld van verscheijde andere Burgeren door Twintig en meerdere Slaven daags bevoren de Druijven van de bovengemelde Stokken hadde Laten afsnijden, waarop den Eerstgeteekende hem heeft geantwoord voor zig alleen daarin niets te kunnen doen, wanneer hij Roos zig weg begeeven en den 26:e daaraan terug gekomen zijnde heeft gezegd dat men hem g’informeerd hadde aan den Eerstgeteekende zig te moeten houden, op het welk den ondergeteekende hem gedeclareert heeft door hem Roos in de aanstaande ordinaire Heemraads vergadering hier van kennis te moeten worden gegeeven, waaraan hij Roos egter niet heeft voldaan;’
‘Dat in vergadering van den 27:e April Jongstl: door voorm:e Joubert zijnde verzogt dat bij aldien de plaats van voorm:e Roos niet mogte worde hermeeten, zijn plaats als nu door voorm:e S:r Wernich ten overstaan van Landdrost en Heemraden mogte worden gemeeten en te gelijk door den Eerstgeteekende aan de vertoonder gecommuniceerd zijnde den zakelijken inhoud van zeekere door den WelEdelen Achtb: Heere Gezachhebber aan hem geschreevene Missive, mitsgaders van het hier voren gepasseerde, hebben de vertoonders zig met het Schriftelijk declaratoir aan voorm:e Herhold geinformeerd en is de vertoonder vervolgens uit de voorsz:e zeer g’ Eerde Missive van welopgem:e Achtbaren Heere Gezachhebber voorgekomen voorm:e Fredericie geene meetinge veel min hermeetingen te mogen doen als bij occupatie of indispositie van dan gezw:e Landmeeter voorm:e S:r Wernich; des de vertoonders, hoe zeer ook verpligt en bereidvaardig zijn, zig met Eerbied te onderwerpen aan UwelEd: Achtb: en Ed: Agtb: ten dien belange genomen besluit daardoor egter buiten staat zijnde gesteld derzelver op voorsz:e 6:e Februarij op het deswegens door Partijen gedane billijk verzoek genomen besluit ten effecten te kunnen brengen en zwarigheid vindende het zelve besluit voor zig te altereeren zonder dat eerst Partijen zig daarop zullen hebben verstaan, terwijl de vertoonders door eene dergelijke alteratie zig ook verantwoordelijk zouden Stellen aan de vergeefs te veroorzaakene kosten door Parthij Secumbant bij eene niet te doene hermeeting te lijden; Mits welke de vertoonders de vrijheid neemen hun te keeren tot Uw Weled: Agtb: en Edele Achtb:s ootmoedig verzoekende dat het van welEdele Agtbarens welbehagen zij den in deezen vermelden Ingenieur Landmeeter Fredericie te pemitteeren en des noods te qualificeeren om alvorens de Plaats van gem:e Joubert door den gesw:e Landmeeter Sr: Wernich worde gemeeten, de Plaats van den Burger Francois Roos ter presentie van evengem: S:r Wernich te hermeeten; en dat het UwelEd: Achtb: en Ed: Achtb: tevens goedgunstig moge behagen de ondergeteekendens met Hoogst derzelver advis te begunstigen ter zaake gem:e Joubert door het afsnyden der Druijven van de door hem aangeplante en bij de voorsz:e meeting aan voorm:e Roos toe gemeeten Stokken actionabel zij ofte niet, dan wel in deezen zodanige ordre te verleenen als Hoogstdezelve zullen gelieven goed te vinden.’
‘/Onderstond:/’
‘’T welkdoende &:a /:was get:/ H: L: Bletterman, P: H: V: D: Bijl, S: T: Cats, A: Louw, J:Zoon, D: H: Hoffman.’
Den rade tot hare byzondere onstigtinge is gebleeken, dat Landdrost en Heemraden voorsz:e zig niet alleen hebben durven emancipieeren bij hare resolutie van den 6:e Feb: deezes jaars op een pretens Consent het welk den Burger Stephanus Francois Joubert van den Heere Gezaghebber zoude hebben verkreegen, dog welk Consent welopged:e Heere Gezachhebber betuijgde nimmer te hebben verleend, eene als toen in alle opzigten daar toe nog ongequalificeerde Persoon te benoemen tot het meeten en hermeeten der Plaatsen van geciteerden Joubert en den mede Burger Francois Roos maar zig bovendien ook nog onder allerhande futile voorwendsels de Stoudheijd hebben durven aanmatigen om met dit hun geschrift, als ‘t waare d’ authoriteit deezes raads in te roepen ten eijnde door dies toedoen hunne voorsz:e allezints Corrigible onderneming, tegens de gemanifesteerde weygering van den Heere Gezachhebber aan, effect te doen Sorteeren, en het gevolglijk allezints noodzakelijk is g’oordeeld denzelven Landdrost en Heemraaden op eene gepaste wyze de gevoeligheid deezer regeeringe te doen ondervinden.
Zo is unanime verstaan dat aanvankelijk finaal zal werden gedeclineert de verzogte permissie om de hermeeting der plaats van voorsz:e Roos, door den officier der Arthillerij Fredericij te mogen doen geschieden - dat vervolgens Landdrost en Heemraden zullen werden g’injungeert ende gelast de voorsz:e hermeeting, zo wel als de meeting van de plaats van Stephanus francois Joubert ten overstaan eener Commissie uit hun midden door den gezw:e Landmeeter Wernich te moeten laten effect sorteeren - en dat geciteerde Landdrost en Heemraden laatstelijk zullen werden verklaard aansprakelijk te weezen voor alle onnodige kosten welke den parthij Succumbant door dees dispositie zoude kunnen komen t’ ondergaan; aan den zelven Succumbant de vrijheid latende dezelve op den voorsz:e Collegie te mogen verhalen als door hunne onbevoegde resolutie hiertoe aanleijdinge gegeeven hebbende terwijl der weg van regten aan de Contesteerende parthijen zal werden opengelaten en door hun moeten werden ingeslagen ingevalle zig bij deeze meetinge en hermeetingen bezwaard zoude mogen vinden waarenbovens der Landdrost in’t byzonder, nopens de vrage of den Landbouwer Joubert zoude weezen actionabel ter zake dat door hem de Druijven zijn afgesneeden geworden dewelke gestaan hebben gehad op ‘t land het welke bij de particulieren meeting der plaats van Roos aan denzelven is toegemeeten? te rug geweesen zal werden naar dat bezef het welk ijder officier der Justitie van zijne verpligting en van den aard der voorkomende zaken diend te hebben om te kunnen weeten of en wanneer hij gehouden en verpligt is tot maintiën van goede ordre werksaam te moeten zijn.
Middelerwijl door kerkenraden der gereformeerde gemeente aan deeze Hoofd plaatse met het ondervervolgend Berigt voldaan zijnde aan het geen de regeeringe bij besluit van den 27: April laatsleeden goedgevonden heeft gehad nopens de locale gewoonte omtrend het admitteeren van Slaven tot de gemeenschap der kerke van dezelve te vorderen.
Aan den WelEdelen Agtb: Heer Johannes Isaac Rhenius Gezaghebber deeze Gouvernements beneevens den E Agtb: Raad van Politie
‘WelEdele Agtb: Heer en E E Achtb:Heeren!’
‘Het heeft UwelEd: Achtb: behaagd aan kerken raade deezer steede ter hand te stellen, het Extract uit UWE Agtb: Resolutie genomen den 27: April deezes jaars benevens Een uittreksel van eene missive van den Stellenbosche Kerkenraad beide bij haar Ontfangen den 22:e der afgeloopene maand Meij inhoudende of der Locaale gewoonte alhier komt toe te laaten Persoonen die na hunne aanneeming nog werklijk in Slavernij verkeeren op onderhandse permissie brieven van hunne Lijfheeren tot de gemeenschap de kerken te mogen admiteeren.’
‘de Kerkenraad heeft der Eer hierop te remarqueeren dat aan deeze Hoofdplaatse geen wet is dewelke Prædicanten interdiceert, om geene tot Leedemaaten der Kerken te mogen aanneemen de welke na hunne gedaane belijdenisse nog werkelijk in slavernij blijven verkeeren.’
‘deeze zaak is nimmer in quæstie geweest in tegendeel heeft men zig vergenoegd, wanneer dezulke die zig aangaaven tot het doen der Belijdenissen daartoe maar de vereijschte bequaamheden bezaaten, zijnde het altoos aan de vrije keur van derzelver Eijgenaaren overgelaten, om over het vrijgeeven derzelver te disponeeren na welgevallen.’
‘deeze gewoonte meenen de ondergeteekende ten vollen over een te koomen met de hoofd pointen van de Leer onzer kerke, dewelke dienstbaar zoo wel als vrije toelaaten tot het deelgenootschap aan de voorregten die de Christen kerke aan haare belyders vergund mits dezelve maar die hoedanigheid bezitten, de Godsdienst in deezen vordert.’
‘Ook zijn Kerkenrade S: M: van gedagten, dat het niet weinig zoude dienen tot stremming van den voortgang van het Christendom, indien daaromtrend die bepaaling gemaakt wierd dat niemand deszelfs Lijfeygenen op Belydenisse zou mogen laaten doopen dan ten zij dezelve gehouden wierden dezulke in vrijheid te moeten Stellen.’
‘En hiermeede eyndigende neemende ondergeteekende de vryheid met verschuldigde Eerbied hun te noemen.’
’/ Onderstond /’
‘WelEdele Agtb: Heer en E E Agtb. Heeren./ lager / UwelEdele Agtb: onderdanige en gehoorzame Dienaaren / en daaronder / Den Kerkenraad deezer Steede en uit naam en Last van Kerkenraade / was get. / D:l P. Haupt Scriba.’
En bij lecture mitsgaders nauwkeurig inzien van dat berigt als nu zynde bevonden, dat, vermits er geen wet is waar door Prædicanten werden g’ interdiceert ook tot Leedemaaten der Kerke te moogen aanneemen
Personen die na hunnen gedane belijdenisse nog werkelijk in Slavernij blijven verkeeren, zodanige lieden alhier zonder eenige bedenking altoos tot de gemeenschap der kerke zyn geadmitteerd geworden mits dezelve maar de vereijschte hoedanigheeden dewelke de godsdienst in haare beleijders vordert kwamen te bezitten.
Is dierhalven om door ‘t introduceeren van eenige nodelose verandering in deezen, geen hinder aan den voortgang des Christendom te weege ‘t brengen - beslooten dat niet alleen de zaken alhier aan de Caab zullen blijven op den ouden voet, maar dat ook alle kerkenraden der resp:e buijten districten zig daarna zullen moeten gedragen; ten welke ejnde aan die van Stellenbosch Copij van ‘t voorsz:e berigt des Caabsche Kerkenraads zal moeten werden gesuppediteerd, ten eijnde zo en antwoord op het tweede Litt haarer bij Resolutie van 27 April Jongstl: geinsereerde Missive, als tot derzelver informatie en narigt voor ‘t vervolg te kunnen verstrekken.
Laatstelijk geleezen zijnde het navolgend Request door den Burger Brandmeester Arend van Wielligh als aanneemer der wagenvragten dewelke ‘S Comp:e weegen naar de Baaijfals moeten aangereeden werden wegens den slegten Staat waarin de derwaarts leidende weg zig thans komt te bevinden en de middelen hoedanig dezelve te verbeteren en te onderhouden zoude weezen ingediend.
Aan den WelEdele Achtb: Heer Johannes Isaac Rhenius Gezaghebber deezes Gouvernements, en den Ressorte van dien &c:a &c:a &c:a
‘WelEdelen Achtbaare Heer!’
‘D’ ondergeteekende Arend van Wieling, als aanneemer van de Wagenvragte die Comp:e weege naar, en van Baaijfals worden gereeden, neemt de Vrijheid UwelEd: Achtb: Respectieuselyk ter Cognitie te brengen, en te vertoonen.’
‘Hoe de natuurlijke situatie van de Baaijfalsweg altoos heeft komen te vorderen dat om dezelve vooral in de Corste Saisoen voor de zodanige die genoodzaakt zijn dezelve met wagens te moeten passeeren eenigzints gemakkelijk te maaken daar aan steeds zorgvuldig de hand diend te worden gehouden, d’ ondergeteekende thans moet ondervinden dat dezelve zig reets dermaaten verspoeld en klipperig bevind, dat bij onvoorziene zwaare regen, weegens de meenigvuldige passagie dezelve over eenige tijd niet zonder Leevensgevaar te gebruyken zal zijn.’
‘Dat d’ ondergeteekende al aanstonds bedagt is geweest, omme zo tot voorkoming van schade en rampen aan de wagens, Slaven en Vee die hij in opvolging van zijn aangegaan Contract hier toe moet emploïeeren, als tot gemak van die geene welke verpligt zijn, zig telkens naar en van die Baaij te moeten begeeven, een fonds te beraamen, en uit te vinden waar uit niet weijnige en geen noemenswaardige kosten de gezegde weg niet alleen gerepareerd en onderhouden maar zelfs in die staat kan worden gebragt dat dezelve door een ijder zonder eenig gevaar, en vrees kan worden gebruikt.’
‘Waartoe indien het de Hooge goedkeuring van UwelEd: Achtb: mag verdienen, de ondergeteekende en de ge ‘eerde melding dienen van begrip is, dat het aan eenige der Inwoonderen van Baaijfals dan wel aan den geene die zig daartoe geneegen zouden willen toonen, wierde opgedragen, de meerm:e weg niet alleen dadelijk te repareeren maar daar en bovens altoos in eene goede en bruikbare staat te houden, tot wiens de domagement die zodanige dezelve moeten passeeren het zij te paard dan wel met rijtuig verpligt zullen moeten worden aan den onderhouder dies weg telkens een zeeker tol te moeten betaalen ende zulks na eene ruuwe Calculatie die deswegens zoude kunnen worden gemaakt, dan ingevalle er geene der Ingezeetenen zig hiertoe geneegen zouden Willen zijn, zo declareerd den ondergeteekende indien gevalle bereijd te zijn zig daar meede te willen Chargeeren, zoo dra hij van UwelEd: Achtb: zal hebben mogen verneemen welke quantum door de gaande en komende lieden voor tol zal moeten worden betaald’
‘/onderstond /’
‘’T Welk doende etc: / was geteek: / A. V. Wielligh’
zo is op het zelve request best gedagt aanvanklijk van Commissarissen uit den Raade van Justitie gezamentlijk met den Heere Rezident Brand derzelver advijs en consideratiën te vorderen of en in hoe verre de voorgeslagene middelen te amplecteeren zoude weezen mitg:s van ‘t voorgesteld effect zoude kunnen zijn .
Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop ten daage in Jaare voorsz:
[Signed:] J: I: Rhenius
[Signed:] J:J: Le Suëur
[Signed:] O: G: De Wet
[Signed:] W: F: V: Reede Van Oudtshoorn
[Signed:] Mij Præsent E: Bergh p:l Secret