C211 C212 v1.20
C. 211, pp. 257-331 en C. 212, pp. 2-101.¶
Dingsdag den {17930115} 15 Januarij 1793
‘S Namiddags Extra ordinaire Vergadering, alle Present
Thans wederom zynde ingekomen de ingevolge Resolutie van den 9 deezer aande Heeren Leeden des Raads in rondleezing gezonden geweest zijnde bijde Missive van Heeren Commissarissen Generaal de datis 27 DeCember des voorl: en 5 Jan:rij deezes jaars, lastende de eerstgem: ‘t dadelyk introducëeren van een bij Haar Hoogedelhedens gearresteerd nieuw Reglement op het bestier en de administratie van ‘t Hospitaal, met afschaffing vanden voet van directie welke in dat Huis thans plaats heeft, voor zo verre deselve, daarmede niet overeenkomt, en laatstgem: het insgelyks invoeren van een diergelyk Reglement voor de Linie, mitsg:s een dito voor ‘t bestier der Reconvalescenten in Baaij Fals bij hoogstdezelve haar Hoogedelhedens na Examinatie van ‘t Reglement voor de gem: Linie bij deezen Raade ontworpen, en op evenged: Haar Hoogedelhedens requisitie neevens ‘S Raads eerbiedige Letteren van den 21 der voorm: maand DeCember aan hoogstdezelve gesuppediteerd vastgesteld, en de gem: Missives met de tot de zelve specteerende Instructien en verdere bijlagen, dienvolgens ter ordre van den Heere Gezaghebber, als nu ter dispositie voorgelegd zijn.
Zo is, nadat den gantschen Bundel nogmaals geleezen en g’examineerd, voorts over dies inhoude rypelijk gebesoigneerd was, unanime beslooten, letterlijk te doen executeeren, al het geene Heeren Commissarissen Generaal daarbij hebben gelieven te beveelen ten welken einde met den eersten Copijen van bijde de voorsz: Missives, en van alle de tot dezelve gehoorende Bijlagen zulllen werden ter handen gesteld aan Heeren Regenten van ‘t Hospitaal aan wien ook d’ inspectie en toezigt; over de Linie is opgedragen mitsg:s aan den Heere Resident der Baaijfals voor zo verre zyn Ed: daarbij is geconcerneerd, inde eerste plaatse, om zo voor Hun Ed zelve als voor derzelver onderhorigen te Strekken ter informatie en Stipte nakoming, en vervolgens om ook door Heeren Regenten voorn:d nopens de poincten, waaromtrend Heeren Commissarissen Generaal zulx hebben gelieven te ordonneeren aan deezen Rade te werden gediend van derzelver consideratien, op dat, ingevolge Haar Hoogedelhedens qualificatie daarop zo en in dier voegen zal kunnen werden gedisponeerd als men zal vinden te behooren, werdende, ten einde Heeren Regenten voorn:d indeezen met de meeste exactheid en promptitude den last hun opgedragen, zullen ter uitvoer brengen en d’ ordres van Heeren Commissarissen generaal nakomen Kunnen, aan hun Ed:s by deezen de nodige auctorisatie verleend om van alle Hoofden der Comptoiren en departementen zodanige ouvertures en Schriftelijke opgaven te vorderen als tot de meestmogelijkste compleete voldoening aan de Salutaire oogmerken en begeertens van Haar Hoog Edelhedens zal werden vereischt met Last en ordre aen de voorsz: Hoofden der Comptoiren, en departementen, geene uitgezondert, gelijk S’ alle gelast ende geordonneerd werden by deezen der gerequireerd werdende ten spoedigste mogelijk de voorsz: opgaven en ouvertures aan meerm: Heeren Regenten te Suppediteeren.
En nadien welopged: Heeren Commissarissen generaal bij alle dezelve Papieren, met bedeeling dat hoogstdezelve de benaming van opperZiekevader in ‘t hospitaal, in dien van binnenvader hebben gelieven te Commuteeren, onder anderen ook Koomen tegelasten,
Dat aan de overheeden der alhier passeerende Scheepen zal moeten werden ter handen gesteld een Copij der ordres door Haar Hoog Edelhedens voor hun, betrekkelijk het debarcqueeren der Zieken beraamd; Dat, vermits ‘t ten uitersten noodzakelyk zal zijn dat ‘t Hospitaal voortaan van een genoegzame voorraad van Kleederen voor de Zieken zij voorsien, aan hoogstdezelve zal moeten werden gesuppediteerd een gedetailleerde opgaave, hoe groot die voorraad na den tegenswoordigen ommeslag van dit Gouvernement en bereekend op den voet verm: by ‘t 23 Art: van de Instructie voor den binnen vader zal moeten weezen, ten einde daarvoor terstond kan worden gezorgd en Jaarlijks geëischt het geen door gedaane Verstrekkingen aan de eens gemaakte bepaling zal komen te ontbreeken.
Dat, daar Haar Hoogedelhedens bij examinatie der Hospitaals kleederen bevonden hebben deselve zyn van een zeer gemeene qualiteijt, en tot enorme prijzen worden aangereekend, deselve /: voor zo verre zulx thans plaats heeft:/ voortaan niet meer uit Indien, maar uit ‘t Vaderland zullen moeten werden g’eischt, met bijgevoegde recommandatie teffens aandeezen Raade op de efficacieuste wijze te zorgen, dat de Zieken of Reconvalescenten Hunne Kleederen niet /: gelijk thans onophoudelijk plaats heeft:/ Komen te verruilen of te verkoopen.
Dat, op poene van Haar HoogEdelhedens hoogste indignatie te zullen incurreeren, door deezen Raade en allen die zulks verder aangaat, zal moeten gezorgd ende geëffectueerd worden, dat terug gebragt werden de verstrekkingen vermeld op de comparative vertooning door Hoogstdezelve geformeerd van eenige artikelen en derzelver kostende ten behoeve van ‘t hospitaal in de boek Jaaren 1774-5, 1775-6, 1790-1 en 1791-2, afgelangd, dat die quantiteiten, welke dezelve in de evengem: Jaaren 1774-5 en 1775-6 in evenredigheid van ‘t getal der Zieken, berekend na rato van ‘t montant der verteerde Gagien hebben bedragen, en dat intusschen terstond zal moeten cesseeren de Huur van de Pakhuizen ten behoeve van ‘t Hospitaal; Dat nadien Haar Hoogedelhedens een ygelik die de stipte uitvoering hiervan aangaat, aansprakelijk zullen houden voor de Schaade welke de Comp: zoude mogen Lyden uit hoofde van ‘t geen de voorsz: verstrekkingen meerder zoude mogen bedragen dan de hiervoren gemaakte bepaling, en des noods naar Batavia op-ontbieden; ten einde zig aldaar te verantwoorden, den Raade voor hoogstderzelver terug komst in deeze Colonie niet zal vermogen eenige der tegenwoordige Bediendens van den eersten Oppermeester af tot de Ziekenvaders inclusive naar Europa te doen vertrekken, of te dulden dat de zelve naar derwaards vertrekken, op poene van aansprakelyk te zullen werden gehouden voor alle de gevolgen die daaruit zouden mogen proflueeren.
Dat vermits ‘er ook reden is te onderstellen, dat deeze en geene perzoonen tot ‘t Hospitaal gehorende, met de Artikelen ten dienste der Zieken verstrekt werdende ongeoorloofde Winsten doen aan alle de Dienaaren of Suppoosten in ‘t Hospitaal beschijden of daartoe relatie hebbende van den eersten tot den Laatsten toe, zal geïnterdiceerd zijn iets van die Articulen, welke ten dienste van ‘t Hospitaal of ten gebruike der Zieken of gezonden werden verstrekt, het zij levens middelen, Medicijnen, zaken tot dekzel of kleding dienende, of waarin zulx ook zoude mogen bestaan tot hun particulier profijt af tot eenig ander gebruik, dan waartoe hetzelve verstrekt werd, te diverteeren ofte doen dienen, of ook eenige artikelen van spijs of drank, welke die ook zoude mogen weezen aande Zieken te verkoopen, op poene van dadeljk deportement en Lijfstraffe voor d’ overtreeders, terwijl daar en tegen alle dezelve Dienaaren en Suppoosten, wanneer tot hunne kennisse mogte koomen dat zulx door anderen was geschied, daarvan terstond kennisse zullen moeten geeven aan Regenten, op poene van bij faute of nalatigheid vandien dadelyk te zullen worden gedeporteerd, en opgezonden naar Nederland.
Dat nadien ook ten uittersten ongerijmd is de onderstelling welke thans tot rigtsnoer diend van de verstrekkingen van Vleesch, dat namentlijk door een zo merkelijk getal van Zieken, als zig op den duur in ‘t hospitaal bevind, zoude werden geconsumeerd een pond Vleesch daags per Kop, zynde zelfs een vierde pond meerder dan aan de gezonde Equipagien der alhier passeerende Schepen word verstrekt de dagelijkse verstrekkingen van Vleesch, dierhalven voortaan nimmer de hoeveelheid van een half pond per Kop zal mogen te boven gaan.
Dat terstond zal moeten werden afgezondert een vertrek in ‘t Hospitaal, ten einde daarïn alle de Medicijnen zonder onderscheijd, welke niet in de Apotheecq dagelijks benodigt zyn te werden geplaatst, zonder dat ‘t de oppermeesters in ‘t vervolg geoorloofd zal weezen, dezelve te bewaaren in hunne particuliere woningen op poene eener boete van ƒ1000:- wanneer ‘t contrair van dien mogte werden bevonden.
Dat ook de directie van ‘t Hospitaal in Baaijfals zo veel mogelijk zal moeten werden ingerigt op den voet door Haar HoogEdelhedens voor ‘t Hospitaal alhier beraamd; mitsg:s /: voor zo verre daaraan nog niet is voldaan, en zulks zonder merkelijk bezwaar voor ‘S Comp: finantien geschieden kan. :/ geëffectueerd de verschillende poincten van verbeetering door Regenten aandeezen Raade voor gedragen by derzelver berigt van den 5 Julij jongstl: en insgelijx vermeld bij eene Memorie door Regenten voorn:d in dato 14 September daaraan volgende aan Heeren Commissarissen Generaal gepraesenteerd en in Extract gevoegd bij de overige Stukken ten einde tot ‘S Raads informatie te Strekken.
Dat tot ‘t bestier en de administratie van ‘t Hospitaal alhier aan de Kaap zullen moeten zijn zes Regenten, bestaande in
Den Secunde en Hoofdadministrateur, of wanneer deeze ‘t gezagvoerd een volgend Lidt van den politicquen Raad.
Het Hoofd der MiLitie.
Den Equipagiemeester
Het Hoofd en Visitateur der Soldijen; en nog twee uit de voornaamste dienaaren der E, Comp: welke daartoe de meest geschiktste zullen werden geoordeeld.
Dat, ter invoering van goede ordre en ordentlijk bestier onder de reconvalescenten aan de Linie bescheiden, op die Post g’affecteerd en bescheiden zullen moeten worden, onder ‘t inmediaat opzigt van den Capitain der Genie met adsistentie van den Lieut: der Genie.
1 Bottelier met de gage van ƒ20:- p:r maand en Kostgeld Rd:s 3 1/8
1 Schrijver d:o d:o d:o d:o d:o14 d:o d:o d:o d:o d:o 2 3/8
1 DerdeMeester d:o d:o d:o d:o d:o 14 d:o d:o d:o d:o d:o 2 3/8
1 Kok d:o d:o d:o d:o d:o 20 d:o d:o d:o d:o d:o 3 1/8
met toevoeging van een Mattroos of Zoldaat aan Laatstgem: op zijn winnende gage als zogen:de Versche balie
Dat om zo goede mogelijk de benodigde kleding Stukken bij ‘t 3:e Art: van ‘t Reglement voor de administratie der Linie vastgesteld; gespecificeerd, te kunnen aankopen, den Officier op voorsz: Post Commandeerende zal vermogen voor ijder man aldaar beschijden, te laaten opneemen een maand Gage, te beuren na deszelfs keuse ‘t zij by de aankomst dier Lieden, dan wel tegens den tijd van Hun vertrek.
Dat hij egter teffens zal moeten zorgen dat verders geene gelden voor dezelve aande Linie beschijdene Manschappen worden opgehaald, bevorens de invoegen voorsz: ontfangene gagie verdiend is, ten einde deComp: zo doende door sterfte en desertie aan geene zwaare verliezen bloot te stellen.
Dat de voorsz: maandgelden zullen moeten werden opgehaald of door gem: Capitain zelve of door den onder hem ressorteerende Leutenant der genie, dan wel bij occupatie van beijden den Schrijver daartoe werden g’emploijeerd, mits in allen gevalle, zo wel hij Capitain als den voorn: Lieut: voor den ontfangst Komen te quitteeren.
en Dat eindelijk aan de Gereconvalesceerdens op Lijfstraffe zal zijn verbooden, ‘t ontfangen en ophalen van maandgelden buiten voorkennisse van meergeciteerden Capitain der Genie onder wien zij ressorteeren, om welke reden ofte onder wat voor benaaming zulks ook zoude mogen weesen.
Is teffens goedgevonden en verstaan.
Dat met betrekking tot de passages, spreekende over de commutatie der benaming van Opper Zieken vader in ‘t Hospitaal indien van binnen Vader over ‘t verbod van geene Dienaaren, welke d’ administratie van ‘t voorsz: Hospitaal aangaat van den eersten Opper Chirurgijn af te reekenen naar Europa te mogen laaten vertrekken; over ‘t affecteeren en beschijden van een bottelier, Schrijver, derdemeester, Kok en Zogen:de versche balie aan de Linie; en over de permissie aan den Capitian der Genie die aldaar ‘t Commando voert, verleend, om op de hiervoren beschreevene wijze de bepaalde opneeming van penningen voor reecq: der onder zyne ordres sorteerende reconvalesCenten ter inkoping der benodigde klederen voor dezelve te mogen doen, de nodige Extracten zal werden afgegeeven aan ‘t Hoofd en den Visitateur der Soldyen CLemens Matthiessen, mitsg:s van Laatsgem: periode insgelijx aan den eerst gezworen Clercq George Fredrik Goetz als gechargeerd zynde met de uitbetalingen der verdiende maandgelden aan de resp: Dienaren der E Comp: die daarvan alhier begeeren voldaan te werden, ten einde te strekken tot derzelver informatie en narigt respectivelijk, met interdictie teffens aan gem: Goetz mitsg:s zijne vervangeren in der tijd, zo als aan hun geïnterdiceerd en verboden werd, bij deezen, van nu voortaan eenige maandgelden meer te verstrekken of te betalen aan gereconvalesceerdens aan de Linie beschijden, anders dan met voorkennisse van den Capitain der Genie onder wien de gem: gereconvalesceerdens ressorteeren.
Dat om pligtschuldig tezorgen dat d’ ordres door Heeren Commissarissen generaal voor de Scheepsoverheeden beraamd, hoedanig zig te gedragen in ‘t ontscheepen Hunner impotenten bij arrivement alhier aan dezelve dadelijk na Hunne aankomst werden inhandigt aan den Equipagemeester zal werden bezorgd, een Sufficient getal geauthentiseerde exemplaaren der gem: ordres om daar mede te kunnen strekken tot dat bij vervolg deged: overheden, ingevolge ‘t aanschrijvens door Haar HoogEdelhedens aandeVerg: van 17:en te doen; voor Hun vertrek uit Nederland van een afschrift der voorsz: ordres zullen weezen voorsien, ten einde zo haast een uitkomende ofte retourneerende bodem der E Comp: aan dit Gouvernement zal komen te verschijnen bij gelegendheid, dat hij Equipagemeester naar boord komt te varen tot verkenning van een zodanig Schip van gem: exemplaren ten eersten een aan dies Capitain ter handen te stellen, met bijgevoegde recommandatie ook aan de ordres daarbij vervat zo veel mogelijk te voldoen.
Dat intusschen om aan Heeren Commissarissen generaal te kunnen werden gesuppediteerd de opgave bij hoogstdezelve gerequireerd van den voorraad van kleederen welke voortaan bereekend zo als haar Hoog Edelhedens zulx hebben gelieven voorte schrijven bij den binnen vader in voorraad zal moeten weezen, van Heeren Regenten van ‘t Hospitaal zal werden gevordert, zo als van Hun E Ed:s gevorderd werd bij deesen dit poinct; met alle mogelijke naauwkeurigheid na tegaan, en daaromtrent den Raade vervolgens voor teLigten; Zullende inmiddels almede door afgave van Extract deezes aan den Negotie overdrager, Casparus van Eerten, ter observance werden voorgeschreeven dat by vervolg de Hospitaals Kleederen in ‘t generaal zullen moeten werden g’eischt uit Nederland en geene meer uit Indien.
Dat verder om te voldoen aan Haar Hoog Edelhedens reCommendatie om tegens ‘t verkopen en verruilen, dat de Zieken en reconvalescenten van hunne kleederen doen, te zorgen, behalven de praeCautien hier tegen door Regenten van ‘t Hospitaal, naar aanlijding der ordres van Heeren Commissarissen generaal met ‘t beletten van acces tot dat Huis, aan Lieden die ‘er niet nodig hebben, en het binnen houden der Zieken, mitsg:s ‘t corrigeeren der aan de Linie beschijdene gereconvalesceerdens, die zig hieraan zouden mogen komen schuldig te maaken, te gebruiken, en ‘t renoveeren van ‘t Placaat tegens dit afronzelen der kleederen en Plunjes van ‘S Comp: gemeene bezoldelingen in ‘t generaal maar wel specialijk van de Zieken in ‘t Hospitaal en herstelde aan de Linie beschijden, Sub dato 8 November 1791. - bij deezen Rade g’arresteerd, ook aan den FisCaal deezes Gouvernements ten nadrukkelyksten aan gerecommandeert ende bevolen zal werden, zo als geschied bij deezen langs alle mogelijke middelen tegens d’ overtreeders van dat Placaat oplettend en werkzaam te zijn, ten einde de agterhaalde ten afschrik van anderen mogen incurreeren de straffen daarbij tegens ‘t afkopen der Kleederen en Plunjes van ‘S Comp: Zieke en andere gemene Dienaaren gestatueerd,
Dat in zelvervoegen den FisCaal zal werden gelast deszelfs byzondere attentie te vestigen, dat niet ongestraft werde overtreeden ‘t verbod van Heeren Commissarissen generaal dat geene Leevensmiddelen, Medicynen of Zaaken tot dekzel en kleeding ten dienste der Zieken of gezonde verstrekt werdende door de bediendens van ‘t Hospitaal op de een of andere wijze tot hun particulier profijt gediverteerd, of door Hun eenig spijs of drank aan de gem: Impotenten verkogt werde, nog dat ook wanneer tot berging der Medicijnen in gereedheid zal zijn gebragt ‘t appartement in het Hospitaal het welk daartoe convenabel zal werden geoordeeld door de oppermeesters eenige Medicamenten meer werden geborgen in hunne particuliere wooningen, ‘t een en ander op de poenaliteiten bij Haar HoogEdelhedens daartegen bepaald; Zullende wat aanbelangd de voorsz: dispositien, betrekkelijk het diverteeren van articulen voor en ten behoeve der zieken verstrekt werdende, en ‘t verkoopen van eenig spijs of drank, aan dezelve, mitsg:s ‘t afronzelen van Hun plunje en Kleederen, daarvan aan alle de belang hebbende Perzoonen door de bezorging van Heeren Regenten, de vereischte kennisse gegeeven, en dezelve teffens in de Zieken Zaalen ten minsten om de drie maanden eens g’affigeerd moeten werden, ten einde men ‘er nu of in ‘t vervolg geen ignorantie van zoude kunnen praetendeeren;
Dat, ten einde ook niemand die ‘er by geconcerneerd is, onkundig blyve van de Zeer serieuse begeerte van Haar Hoogedelhedens, dat met betrekking tot de verstrekkingen ten dienste van ‘t Hospitaal gedaan werdende de Zaaken werden te rug gebragt op den voet waarïn dezelve waaren in de Jaaren van 1774-5 en 1775-6 van alle ende een ygelik die de voorsz: verstrekkingen aangaat, van de dispositie diendwegen door hoogstdezelve Haar Hoogedelheedens genomen, almeede bij Extract uit dit Besluit de vereischte Kennisse zal worden gegeeven tot hun informatie en narigt, terwijl Heeren Regenten daarbenevens zullen werden aanbevolen gelijk geschied bij deezen de Pakhuizen by de E Comp: ten dienste van ‘t Hospitaal in huur zijnde ten spoedigste mogelijk te doen evacueeren, en wederom aan dies Eigenaren overleeveren.
Dat wyders van debepaling omtrent de quantiteit van ‘t Vleesch dat voortaan ten dienste der Zieken aan ‘t Hospitaal zal moeten werden verstrekt inzelvervoegen de nodige kennisse zal werden gegeeven aan den Boekhouder van ‘S Comp: Slagthuis, met Last van zijne zijde even Zo zeer te letten, dat de Leverantien dagelijks gedaan werdende de voorsz: bepaling niet Komen t’ excedeeren, als Heeren Regenten zullen moeten zorgen, dat omtrent de petitien de geordonneerde propositie geobserveerd en in ‘t oog gehouden werde; Zullende dezelve Heeren Regenten daar en boven met en de benevens Heeren Commissarissen over ‘t Slagthuis zorgvuldig waaken moeten, dat de gecontracteerde Slagters goed en deugd zaam vleesch leeveren, en het welk niet te Zeer met Beenen vermengd zij, mitsg:s dat ‘t door Hun geleverd werde in ‘t Hospitaal zelve ingevolge het geen Heeren Commissarissen generaal deezen Raade gelast hebben in ‘t oog te houden bij ‘t verlengen van ‘t met Hun subsisteerend Contract.
Dat om de directie van ‘t Hospitaal in Baaijfals in zo verre zulx practicabel zal weezen te kunnen doen inrigten, na den voet van bestier invoegen voorsz: voor het Ziekenhuis aan deeze Hoofdplaatse vastgesteld, Heeren Regenten benevens den Heer Rezident Brand zig diendweegen zullen moeten concenteeren, en vervolgens met overlegging van zodanig PLan, als zij daartoe geschikt zullen oordeelen, den Rade dienen van derzelver Berigt en Consideratien.
Dat inmiddels in een volgende byeenkomst deezes Raads in overweging zal worden genomen of en in hoe verre; mistg:s langs welke middelen, zonder ‘S Maatschappijs merkelyk bezwaar bewerkstelligd zullen kunnen werden, de hier boven gementioneerde poincten van verbeetering door Heeren Regenten zo aan deezen Raade als aan Heeren Commissarissen generaal voorgedragen, en tot welkers executie Haar Hoogedelhedens den Raade goedgevonden hebben te qualificeeren, en
Dat, vermits gelijk hier voren breeder is beschreeven het College van Heeren Regenten van ‘t Hospitaal voortaan zal moeten bestaan uit Zes Leeden dog ‘t getal dier Leeden zig tegenswoordig slegts bepaald vind op vijff, bestaande, in den Heere Gordon, die vermits den Heere Secunde het gezag thans voerd, bekleed is met ‘t praesidium, de Heeren Le Suëur en Brand, den Equipagemeester Cornelisz, en ‘t Hoofd en Visitateur der Soldijen Matthiessen, en dienvolgens het ontbreekend zes Lit zal dienen aangesteld te werden; men laatstelijk de vryhied zal gebruiken daartoe aan Heeren Commissarissen Generaal in allen eerbied te proponeeren den op bekomen speciale permissie der Ilustre Vergadering van 17:en met genieting van gage en Emolumenten dog buiten emploij alhier remoreerenden onderkoopman Jan Pieter Baumgardt, zo als dan ook den Heere Gezaghebber instantig is verzogt geworden ‘t voorsz: voorstel aan hoogst dezelve Haar Hoogedelhedens te doen.
Ondertusschen is by dees occage nog geproduceerd ende gelezen geworden een Berigt van Zee-en-Scheeps bouwkundigen, welke door den Heere Gezaghebber gecommitteerd zijn geweest, om de Schuit die ‘t Schip Macasser aan ‘t Schip de Catharina Johanna in ruiling heeft afgegeeven, te visiteeren, Luidende als volgt
Aan den WelEdelen Achtbarens Heere Johannes Isaac Rhenius Opperkoopman en Gezaghebber van Cabo de Goede Hoop, en den Ressorte van dien, &:a &:a &:a
‘WelEdele Achtb: Heer!’
‘De ondergteek: Capitains ter zee Klaas Keuken en Joh: Olhoff, door UwelEdele Achtb: expres gecommitteerd zijnde, omme g’adsisteerd met den baas der Scheepstimmerlieden Mijndert van Eijk, in ‘t byweezen van den Capit: Lieut: en Gezaghebber van ‘t ter sloping afgekeurd ‘S Comp: fluitschip de Vrouw Catharina Johanna , Jan Drewis, en ten overstaan van den Equipagemeester dezes Gouvernements Cornelis Cornelisz, naauwkeurig op te neemen de gebreeken welke zig komen te bevinden aan de ScheepsSchuit, die voorsz: Bodem de Vrouw Catharina Johanna in ruiling tegens des Scheeps Schuit, in gevolge daar van verleende ordonn: van ‘t Schip Macassar heeft ontfangen, en dewelke volgens Rapport door voorm: Equipagemeester gedaan, zodanig ontramponeerd aan Land was gebragt, en in Zo slegte staat komt te weezen dat dezelve onbruikbaar werd g’oordeeld.’
‘Zoo hebben de geteek:s om aan voorsz: zeer gerespecteerde ordres te voldoen, van opgem: Scheeps Schuit naauwkeurig inspectie genomen en bevonden:’
‘DeVoor-en-agter steeven verrot en aan Stukken, de Kiel en de buitenhuid van onderen van de worm opgevreeten.’
‘De dolborden en boeijzels gedeeltelyk weg en aan Stukken, en’
‘De oplangers of Inhouten meest Stukkend.’
‘Alle welke gebreeken van dien aart, en dat belang zijn, dat voorsz: ScheepsSchuit zo tot verder gebruik ten eenemaal onbekwaam als ook irreparable komt te zijn.’
‘De ondergeteek: verhopen hiermede aan UWelEdele Achtb: zeer g’eerde ordres te hebben voldaan en laten deezen dienen voor pligtschuldig Rapport.’
’/:onderstond:/’
‘Cabo de Goede Hoop den 11 January 1793.’
‘ten mynen overstaan, /:was getekend:/ C: Cornelisz,’
‘Mij present /:was getekend:/ J: Drewis.’
‘Alle geCommitt:s /:was getekend:/ Klaas Keuken. J: Olhoff. M: V: Eijk.’
En nadien uit dat Berigt komt consteeren, dat gem: Schuit: ten eenemaale onbruikbaar en irreparabel komt te weezen; Zo is alverder besloten dezelve Schuit maar te doen Sloopen, en ‘t daarvan komend Houtwerk tot brandhout t’ emploijeeren.
Wijders ter tafel gebragt zijnde een Berigt van Artillerij Officieren, welke door den Heere Gezaghebber gecommitteerd zijn geweest wanneer bespeurd was, dat aan de kruijtvaten van ‘t ter rheede leggend Batavia’s Retourschip Rusthoff , eenige vogtigheid en bederf was bygekomen, ten einde dezelve vaten naauwkeuriglijk te visiteeren, en ‘t gem: Berigt bij lecture bevonden zynde van volgende inhoude
Rapport
Aan den WelEdele Achtb: Heer Johannes Isaac Rhenius Gezaghebber van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &:a &:a &:a
‘Wel Edele Agtb: Heer!’
‘De ondergeteek: Officieren der Artillerie op ordre van Uwel Edele Agtb: door den Heer Major en Chef der Artillerie gecommitteerd geworden zijnde, om ‘t Buskruijt van ‘t Retourschip Rusthoff /: ‘t welke zig in ‘t fort Amsterdam bevond:/ naaukeurig te examineeren, zo hebben dezelve ter onderdanigste bevolging van de Hoog-gerespecteerde ordre het voorgem: Kruijt in presentie van den Capitain van gem: Bodem exactelyk g’examineerd en bevonden; dat van 83 Vaten à 50 pond, 4 p:s door ‘t daar in gedrongen zeewater geheel bedorven; Edog de overige 79 Vaten nog bekwaam en bruikbaar zijn.’
‘Hiermede vermeenen de ondergeteek: aan de Hoog g’eerde ordre van UwelEdele Achtb: te hebben voldaan en reserveeren zig de eere met allen eerbied en ontzag te noemen.’
’/:onderstond:/’
‘WelEdele Agtbare Heer! UwelEdele Achtb: zeeronderd: en gehoorz: Dienaren. /:was getekend:/ C: G: Schildbach F: Langeman’
’/: in margine:/ Cabo de Goede Hoop den 15 Januarij 1793.’
‘Mij praesent /:was getekend:/ P: J: Buissinne.’
Zo is beslooten, dat vermits uit ‘t zelve Berigt komt te blijken, dat van 83 aan wal gebragte en g’examineerde Vaatjes Bussekruit uit den voorraad van ‘t Schip Rusthoff , 4 Vaatjes à 50 lb yder, ten eenemaal bedorven dog de overige 79 Vaten nog bruikbaar bevonden zijn, de gemelde vier vaten met bedorven pulver, door dezelfde Gecommitteerdens die de Visitatie gedaan hebben, met den eersten in Zee geworpen, en de overige Negen en Zeventig wel geconditioneerde daar en tegen wederom naar boord te rug getransporteerd zullen moeten werden.
Laatstelyk door den Heere Van Reede van Oudtshoorn dewelke ingevolge ende ter voldoening aande Besluiten Sub datis 11 en 17 Julij des voorleden Jaars bij deezen Raade genomen g’effectueerd heeft aan zyn Edele bij dezelve Resolutien gedemandeerd nader onderzoek der klagten door den Burgerkrijgsraad teegens den van hier vetrokkenen Heeren independent fisCaal Johan Nicolaas Steven van Lynden van Blitterswijk ingebragt van zijne bevindingen in deezen overgelegd zynde het hier onder g’insereerd Ampel Berigt en daartoe specteerende Bijlagen.
Aan den Wel Edelen Achtb: Heer Johnnes Isaac Rhenius Gezaghebber dezes Gouvernements benevens den E Achtb: politicquen Raad.
‘WeL Edele Achtb: Heer! En E: Achtb: Heeren!’
‘Door den Burgerkrijgsraad op den 10 May des voorl: Jaars aan den gerepatrieerden Heeren Gouverneur Cornelis Jacob Van de Graaff en deezen Raade ingedient zijnde een ampel geschrift, gemunieerd met verschijdene Bijlagen, vervattende eene menigte van Klagten over het gedrag door den Heere independent fisCaal Johan Nicolaas Steven Van Lijnden in dit zyn ambt gehouden, heeft denzelven independent FisCaal daar uit blykens secreete resolutie van den 13 der gemelde maand aan leijding genoomen om dit Land, alwaar hij zig /: als uijtende dat geschrift veel min aan billijke bezwaaren dan wel aan een verderflijk Vuur van verkeerde Patriottismus:/ niet veilig agtede, te verlaten, en zijne klagten over de hem aangetijgde beschuldigingen te brengen in den Schoot van zyne Hooge betaals heeren, de illustre Vergadering van Zeeventienen.’
‘Hoe zeer Uwel Edele Achtb: en Ed: Achtb: allen zig ook met den onderget: volkomen overtuigd hebben gevoeld niet alleen van de onbetamelijkheid des gedrags, door den independent fisCaal van Lijnden by zyne retraite van hier gehouden, maar ook van de noodzakelijkheid om de klagten, door den Burgerkrijgsraad tegens zyn gehouden gedrag ingebragt, naauwkeurig te laaten onderzoeken, ten einde, wanneer dezelve ongefundeerd ofte valsch wierden bevonden aan hem zodanige eclatante satisfactie te verzorgen, als g’evenredigt zou zyn geweest aan de beledigingen, hem in zyn aanzienlijk ambt aangedaan en wanneer dezelve klagten gegrond mogten zijn gevonden als dan aan de Hoog gebiedende Heeren Majores over te laaten, omtrent gem: FisCaal zodanige dispositien te neemen, als Hun WelEdele Hoog Achtb: zouden bevonden hebben te behooren, heeft ‘t egter deezen Raade niet mogen gelukken, het tegens alle ordres strijdend vertrek ofte retraite van den FisCaal van Lynden te weeren, zo min als een behoorlijk onzijdig onderzoek te laaten doen over de gegrondheid of Waarheid der voortgebragte klagten, alzoo den Heere Gouverneur Van de Graaff niet alleen niet onduidelijk aan den dag heeft gelegd den fiscaal in dit zijn voorneemen met de aan hem toebetrouwde uitvoerende magt te ondersteunen, maar ook manifest betoond, hoe zeer zijn Ed: zig zelfs over de Stap des krygsraads vond beledigd en dezelve beschouwde als zeer gevaarlijk, zonder nogtans te willen ofte begeeren, dat daaromtrent zou worden gedaan een zodanig onderzoek, als waardoor den onschuld zou hebben kunnen worden Vrygesproken, dan wel de Schuld van Aanklagers of Beklaagden in een zodanig daagligt gesteld, dat aan den eene ofte anderen over deszelfs wanbedrijf de verdiende correctien hadden kunnen worden geappliceerd.’
‘Het was een gevoel van de noodzakelijkheid om een zodanig onderzoek te doen maar vooral een pligtmatig bezef van de duure verpligting der Regeering, omme heeren Majores te rug te brengen vanden waan waar in zo den Heere Gouverneur van de Graaff als den independent FisCaal van Lynden hun Wel Edele Hoog Achtb: hebben tragten te brengen als of in deeze Colonie was overgeslagen dat vuur van verkeerde Patriottismus ‘t welk het Vaderland tot op den oever des bederfs heeft gebragt waar door Uwel Edele Achtb: en Ed: Achtb: onmiddelijk na ‘t vetrek van den Heere Gouverneur van de Graaff en den independent fisCaal van Lynden zyn aangezet geworden omme ten zelfde dage, wanneer aan den koopman titulair M:r Jacob Pieter Deneijs is opgedragen geworden de Functien van ‘t ambt van FisCaal provisioneel waar te neemen, het voormelde klagtschrift met dies bijlagen te stellen in zijne houden met Last, de daar bij Zijnde Verklaringen te onderzoeken, de Relatanten, welke zig nog hier te Lande bevonden te doen compareeren voor Gecommitteerdens uit den Raad van Justitie, en alle die Stukken, voor zoo verre nog niet beëedigt waaren, behoorlijk te doen recolleeren en beeedigen, mitsg:s om behoorlijk onderzoek te doen na eenige daarbij voorkomende beschuldigingen tegens sommige Perzoonen, en daarin voorts zodanig te handelen ofte procedeeren, als na bevinding en volgens de pligten van zyn ambt zou behoren.’
‘Hoe zeer men ook had mogen verwagten, dat den gem: ad interim FisCaal Deneijs, direct na den ontfangst van dit bevel zou zijn overgegaan tot het onderzoek van een zaak, waarop hij als dienaar van de Maatschappij en als Inboorling en Ingezeeten van dit Land, de naauwste betrekking had moeten stellen, en hoe zeer hij zig vereerd had moeten vinden ‘t werktuig te kunnen zijn, om zoo zyne hoge Betaalsheeren, als ‘t geheele VaderLand te detrompeeren, over de valsche begrippen, welke men wanneer geloof mogt weezen geslagen aan de zo menigvuldige kwaadaartige geschriften door den Heer independent fisCaal, ten aanzien van de Ingezeetenen deezer Colonie vervaardigd en die altoos door den Heere Gouverneur Van de Graaff, zyn g’applaudiseerd geworden zeer zeker zal hebben opgeval tegens een Volk, ‘t welk zo wel als alle anderen onderhevig aan dwalingen en verkeerde begrippen, nogtans nimmer zig heeft tragten te onttrekken, aan pligtmatige gehoorzaamheid en ondergeschiktheid, maar zelfs in die tyden van beroertens, die het Vaderland bijna hebben verscheurd, geene blijken hoegenaamd heeft gegeeven aan de vernielende verdeeldheden deel te willen neemen, en veel eer gezugt over de fatale gevolgen, die deeze verdeeldheid voor dit Land zou hebben, heeft men egter met Leedweezen moeten ondervinden dat den voorsz: Deneijs zig omtrent dit een en ander in de volstrekte werkeloosheid heeft gehouden; Schoon ‘t Uwel Edele Achtb: en E Achtb: ten vollen bekend is, dat hij bij herhaaling zo door den wel Edelen Achtb: Heer Gezaghebber zelfs, als door anderen, welke namens deeze Regeering aan hem zijn afgezonden, is aangezogt, vermaand en aanbevolen, zig in deezen van zijne pligten te kwijten en de regeering daardoor in staat te stellen aan haare duure gehoudenisse en plegtige belofte omtrent de illustre vergadering van 17:en te kunnen voldoen.’
‘Deeze werkeloosheid des ad interim FisCaals zelf zo verre gegaan zijnde, dat hij, ofschoon bij Resolutie van den 29 Junij des voorleden Jaars was gelast, behoorlijk onderzoek te doen na eenige bij ‘t klagtschrift des Krijgsraads voorkomende beschuldigingen, tegens zommige perzoonen, en daarin zodanig te handelen en te procedeeren, als volgens de pligten van zijn ambt zou behooren, heeft den Raade uit hoofde van de volstrekte onkunde, waarïn hij fisCaal dezelve heeft gelaaten, zig dan ook genoodzaakt gezien, omme, wanneer door den geweezen Gezaghebber van ‘t hoekerSchip de Sterrenschans , Jan Valkenburg, eerst op den 14 October, en nader op den 20 December des voorleeden Jaars verzoek wierd gedaan, van hier te mogen repatrieeren van hem FisCaal te vorderen, bericht, welke proCedures hij ex officio genoodzaakt was geweest tegens gem: Valkenburg te moeten entameeren, welke reussite dezelve procedures, in gevallen afgelopen waaren, hadden gehad, of anders in hoeverre hij ad interim fisCaal met deeze zijne actie was gevordert; Waarop door den ad interim fisCaal Deneijs eindelijk op den 3 Januarij deezes Jaars, gediend zijnde van berigt, is daaruit gebleeken, dat de procedures, welke hem op den 29:e Junij des voorLeden Jaars, bevoolen waaren te entameeren, teegens Zommige Perzoonen, welke bij ‘t Klagtschrift des Krygsraads worden beschuldigt, en waarvan die tegens den Gezaghebber Jan Valkenburg, wel de voornaamste komen te zijn, eerst door hem tegens den gemelde Valkenburg op den 2:e November, waaren begonnen en zoo spoedig getermineerd dat reeds op den 28:e den evengem: maand tusschen hem Valkenburg en den ad interim FisCaal Deneijs was getroffen eene compositie voor twee duizend Ryxdaalders indische valuatie, ofte vier duizend agthonderd Guldens hollandsch geld, bij den meerm: ad interim fisCaal genooten, en welke compositie, zo als den FisCaal bij zijn evengenoemd Berigt komt te zeggen, door den vollen Rade van Justitie, op den 8 DeCember jongstl: is goedgekeurd, en geconfirmeerd.’
‘Hoe zeer Uwel Edele Achtb: en E: Achtb: zig ook over deeze handelwijze gesurpreneerd hebben gevonden, heeft men egter ter vermijding van die onaangenaamheden, welke gewisselijk uit andere maatregulen die ten deezen opzigte zouden hebben kunnen worden beraamd, en bewerkstelligd, daarïn onder behoorlijke protestatien van de meerderheid des Raads moeten berusten en zig bepaalen met van den Rade van Justitie op te eisschen authenticque Copijen, van alle de stukken die tot de voorsz: procedures en compositie eenige betrekking hadden gehad, en verders wanneer deeze Stukken ter dezer Vergadering van den 24 februarij J: L: waaren ontfangen met het besluit, om dezelve aan de Hoog gebiedende Heeren Majores te Suppediteeren, zoo als by eerstkomende gelegendheid is geschied.’
‘Dan! Vermits ‘t berigt van den ad interim FisCaal Deneijs, en de Stukken van den Raad van Justitie ontfangen, niet voldoende waaren, om zelfs omtrent dit eene poinct de Hoog Gebiedende Heeren Meesteren, volgens belofte te informeeren wat er zy van de beschuldigingen, door den Krijgsraad zo tegens den zig van hier begeeven hebbende independent FisCaal van Lynden als tegens verschijdene bij Hun geschrift voor Komende Perzoonen gedaan; mitsg:s dat den ad interim fisCaal Deneijs, wel verre van aan de hem gegeeven Last en de verwagting, waarin deeze Vergadering had geverseerd, te voldoen, zig integendeel had vergenoegd, en bepaald met eenige der nevens ‘t vertoog van den burgerkrijgsraad aan hem inhandigde verklaringen te doen recolleeren, en beëedigen, en dezelfde verklaringen zodanig weder over teleggen zonder daarbij een vertoog ofte enige consideratien te voegen en dat hieruit wanneer ‘t gedrag des FisCaals de Neijs op de toegevendste wijze wierd beschouwd, Notoir moest resulteeren ‘t vermoeden dat den gem: Fiscaal Deneijs de intentie des Raads bij besluit van den 29 Junij anno passato nogthans duidelijk genoeg gemanifesteerd niet wel had begreepen hebben Uwel Edele Achtb: en E Achtb: wel willen overgaan, hem de novo en nader te gelasten, omme met de meest mogelijke spoed de klagten zo bij ‘t Vertoog van den Krijgsraad, als bij de daartoe relative stukken voorkomende, naaukeurig te onderzoeken, en onder bijvoeging van zodanige consideratien als hij Ambtshalven vermogt te maaken, en suppediteeren, Uwel Ed: Achtb: en E Achtb: te berigten, wat van de voortgebragte klagten wezendlijk waare, en in hoe verre de beschuldigingen, zo tegens den Heere van Lynden als andere perzoonen gedaan, op waarheid waren gegrond dan niet, ten einde dat onderzoek en consideratien te doen strekken tot de elucidatien, welke den Raade bereids voor lange aan Heeren Majores had belooft Hun Wel Edele Hoog Achtb: te Suppediteeren en door dezelve te doen verzeld gaan van zodanig waaragtig verslag van zaaken ten deezen Gouvernemente, die Zaak concerneerende is waardoor Uwel Edele Agtb: en Ed: Achtb: met grond verhoopen konden dat hun Wel Edele Hoog Achtb: zouden worden gedetrompeerd over de Valsche betigtingen, de Inwooners deezer Colonie aangewreeven.’
‘Welverre egter dat den ad interim fiscaal Deneijs door deeze zo heusche als toegevende Vermaning zijnen committenten zou zyn opgewekt, om met alle mogelyke spoed aan de aan hem gegeven Last te voldoen, heeft hij daarmede zo als bevorens getraineerd en eindelijk op de herhaalde instantien van deezen Rade, hem op ordre van dezelve mondelings gedaan, zig bepaald, met aan de dezelve over te leggen, een Vertoog waarbij hij nogmaals kennisse geeft van de voorsz: compositie, door hem met den gezaghebber Jan Valkenburg aangegaan, en over de andere klagten, zo wel, als over ‘t gedrag van den independent fisCaal van Lijnden, en andere met ‘t klagtschrift aan gehaalde perzoonen zoo gemaklijk glisseerd dat hij niet alleen, niettegenstaande Uwer Wel Ed Achtb: en Ed: Achtb: uitdrukkelijke en herhaalde begeerte, het een nog andere zijne attentie, schijnt waardig te agten, maar ook als ‘t waare deeze Rade berispt, dat dezelve haare attentie heeft willen doen gaan en haare besoignes vermoeijlyken met ‘t onderzoek en nadere op helderinge van Zaaken waarvan een door regterlijke decreeten waren afgedaan, en dus volgens zyne Stelling voor altoos afgedaan moesten werden gehouden en anderen zo duister en verward, mitsg:s zoo gering en van zoo weinig beduidenis, dat hij zo als uit zijn Vertoog volkomen consteerd, zig niet eens de moeite heeft willen geeven, om de zelve te onderzoeken, en in een beter dagligt te stellen of na te gaan, of de geenen, die daarmede zijn beticht daarin navolgens pligt hebben gehandeld dan niet.’
‘Met welke verwondering een ieder Uwer wel Edele Achtb: en E Achtb: benevens den ondergeteekende ook waaren getroffen over den Inhoud van dat Vertoog en hoe weinig men hetzelve ooit ofte ooit zal kunnen overeenbrengen, met ‘t Vertrouwen ‘t welk deeze Vergadering in meerm: Deneijs heeft gesteld wanneer hem het waarneemen der Functien van ‘t Ambt van fisCaal is opgedragen geworden, wierd egter ieders verwondering ten top gevoert, wanneer na de Lecture van dat Stuk door den Wel Edele Achtb: Heere Gezaghebber wierd te kennen gegeeven, dat eenigen der teekenaaren, van het Klagtschrift aan zyn Edele waaren komen te verzoeken onderrigt te mogen worden of werkelijk, zo als de spraak ging, en men voor zeker hield een zodanig Vertoog door hem Deneijs was vervaardigt, waarbij hij den burger krijgsraad in ‘t ongelijk had gesteld, door de zaaken ten voordeele van hem Heer Van Lijnden te plooijen, met declaratie dat hij Deneijs, niet alleen ‘t voorsz: klagtschrift tegens den Heer van Lijnden had gecomposeerd, maar hen ook had aangezet hetzelve te teekenen en in te leeveren, en nog veel meerder was ieder lid deezer vergadering gefrappeerd, wanneer in eene volgende by een komst des Raads door den ad interim FisCaal volmondig wierd geavoueerd steller te zyn van een geschrift, dat hij voor zijne meede ingezeetenen als ‘t waare had vervaardigt, om ‘t werktuig te mogen zijn, waardoor Hunne billijke klagten en bezwaaren over ongeoorloofde handelingen, konden worden gebragt ter kennisse van de Overigheid, en ‘t welk door hem, wanneer ambt en pligt hem riepen, en veroorloofden zonder Schroom daar over uitte wyden door hem als beuzelagtig en wanvoeglijk is beschouwd.’
‘Van den gantschen toedragt dezer singuliere zaak door Uwel Edele Achtb: en Ed: Achtb: Kennisse gegeeven zijnde aan de aanweezende Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal, over geheel Neerlands India en deezen Uithoek hebben hoogstdezelve gelieven te beveelen, dat ‘t onderzoek der beschuldigingen ten Lasten van den independent fisCaal en andere perzoonen bij ‘t vertoog van klagten des burgerkrijgsraads voorkomende, dadelijk op nieuw bij der hand zou moeten worden genomen engedemandeerd aan zodanige Dienaar der Maatschappij als van wiens integriteit men eene onbewimpelde opheldering van zaken zou kunnen verwagten.’
‘Het behaagde Uwel Edele Achtb: en E: Achtb: ter Vergadering van den 11: Julij Jongstl: dat onderzoek aan den ondergeteek: op te dragen, waarvan hij zig als toen egter zoo uit hoofde van zyne menigvuldige Ambtsverrigtingen als Lid van deezen Rade, als om diverse andere reedenen geexcuseerd hebbende, is ‘t gemeld onderzoek gedemandeerd aan den Koopman titulair Ryno Johannes Van der Riet;’
‘Dan vermits welgem: Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal vernomen hebbende, dat den onderget: zig van ‘t evengeciteerd onderzoek had g’excuseerd, hem voor Hun HoogEdelhedens hebben doen appoincteeren, en getragt bij hem te ontruimen de scrupule, die hem weerhield, zig met dat onderzoek te Chargeeren, en teffens betuigt, hoogstderzelver begeerte te zijn, dat hij hetzelve als nog zou bewerkstelligen, heeft den ondergeteek: dan ook niet mogen afzijn zig aan de expresse wille en begeerte zijner hooge gebiederen eerbiedig te onderwerpen, in de vaste hoop dat zoo Hun Hoog Edelhedens als Uwel Edele Agtb: en Ed: Achtb: volkomen overtuigd van de weinige rechtskunde die de ondergeteek: bezit, ook wel zullen gelieven te verschoonen wanneer hy bij dat onderzoek mogt hebben verzuimd zodanige formaliteiten te observeeren als den aart der Zaaken mogelijk zou kunnen vorderen.’
‘De Ondergeteek: heeft zig dus ook bij ‘t nagaan der Zaaken en ‘t invorderen der bewijzen alleen bepaald zoo als zig by de verhandeling zelfs alleen zal bepaalen, om de waarheid aan den dag te Leggen ‘t welk hij zo in zijn betrekking als getrouwe Dienaar der Maatschappij als Lit deezer Vergadering en als Ingezeeten van dit gewest, voor een zyner voornaamste pligten is houdende.’
‘Om hierinne zo veel hem doenlyk is, eenige ordre te betragten zal den ondergeteekende’
‘Eerstelijknagaan, welke de beschuldigingen zijn door den burger krijgsraad’
‘bij hun Vertoog g’ allegueerd.’
‘en wie dezelve concerneeren.’
‘Ten Tweedeonderzoeken, welke derzelve volkomen zijn bewaarheid,’
‘mitsgaders in hoe verre andere, door de bijgebragte stukken ende Enquaesten, door den ondergeteekende nader ingewonnen, dan wel door gelijke daaden, als waarover de beschuldigingen gaan, waarschijnlijk worden gemaakt, en’
‘Ten derden, ter Neder stellen zyne Remarques over ‘t klagtschrift zelfs, en’
‘wat den burgerkrijgsraad heeft kunnen beweegen ‘t zelve te teekenen, en aan deezen Raade over te leggen.’
‘Bij ‘t nagaan van ‘t Klagtschrift door den Burger Krijgsraad aan UWelEdele Achtb: en Ed: Achtb: ingediend, bevind den onderget: dat daarbij voor komt.’
‘Eerstelijk, eene compositie van drie duizend Zestig Rd:s die den independent’
‘FisCaal van Lijnden op eigen auctoritiet in ‘t begin van ‘t Jaar 1790 zou hebben aangegaan, met den op ‘t Schip Teijlingen beschijden geweest zijnde Capitain Lieutenant Arnoldus Rogge over den verkoop van eenig Touwwerk aan den Capitain Scohij, gevoerd hebbende het Fransch Schip La Marie Therese , en den verkoop van dat zelfde Touwwerk aan den Capitain Scohij gedaan, voor eene Somma van Een Duizend-neegen-honderd-enVeertig Ryxdaalders, dewelke door Hem aan den toenmaligen adjunct FisCaal Gabriel Exter zyn betaald geworden.’
‘Ten TweedenEen verkoop door den Gezaghebber van ‘t Hoekerschip de’
’ Sterrenschans in de Saldanhabaaij aan den Capitain G: M: Dupin gevoerd hebbende het Fransch particulier schip Le dogue de Bourdeaux gedaan van de schuit tot gemelde Bodem gehoord hebbende benevens een zwaar Touw van 17 Duim en eene aanzienlijke quantiteit andere Touwwerken, Scheeps-en-mondbehoeftens, ‘t een en ander voor eene aanzienlyke Somma van twee duizend agthondert Zeven en tagtig Rd:s, zonder daar over door den in dependent fiscaal te zyn geactioneerd geworden.’
‘Ten derden, de aanbreng door evengem: Gezaghebber Valkenburg per het’
‘Hoekerschip de Sterrenschans uit Plettenbergs baaij herwaards gedaan van een groote quantiteit Inlandse Houtwaaren, zo voor zijn eige reekening als voor die der officieren, op die bodem beschijden, en waardoor zou zyn veroorzaakt dat een goed gedeelte der voor reek: van de E Comp: ingekogte Houtwaaren in Plettenbergsbaaij hebben moeten blyven Leggen, zonder dat den independent FisCaal zig almeede daar aan iets het allerminste heeft laten geleegen leggen.’
‘Ten Vierden, Een beschuldiging tegens den in de Saldanhabaaij ‘
‘posthoudende Sergeant Stoffberg, van niet te hebben willen dulden, dat de gem: Capit: Dupin bijzijn aanweezen aldaar zijne benodigde provisien, van de omstreeks die Baaij wonende Opgezeetenen, zou koopen, en dat hij hem niet alleen heeft genoodzaakt gehad, alles van Hem te moeten in koopen maar ook op eene verregaande wijze zo met de aanreekening der geleverde Goederen, als met de vordering van een hondert Vijftig Ryxdaalders voor ‘t binnen Lootzen heeft gekreveld.’
‘Ten Vyfden, de door den independent fisCaal van Lynden gedaane aanhaling’
‘en confiscatie van Twaalf hondert lb Tabak, welke den Capitain Lieutenant terZee Altrog, aan wal had tragten te leeveren, zonder daarvan aangem: Fiscaal te betaalen de vijf pro Cent, welke hy gewoon was op de aangebragt wordende goederen te beuren, en den verkoop van een gedeelte van die Tabak, door den FisCaal aan den burger Alexis Schoonberg gedaan.’
‘Ten Zesden, Eene beschuldiging tegens den independent fisCaal van Lynden’
‘dat hij, niettegenstaande de zo nadrukkelijke en herhaalde ordres der Hooge Indiase Regeering, waarbij den invoer van Bougeneesche en Macassaarse Slaaven is verbooden, nogthans ter bejaging van zijn eigen voordeel de invoer van Slaaven van die Natien nimmer heeft geweerd, nog tegen gegaan.’
‘Ten ZevendeEen ongewoon onderzoek ter ordre van den independent’
‘Fiscaal van Lijnden door den onderschout Matthijszen g’adsisteerd met een Metzelaar, gedaan in ‘t Huis van den Major der Artillerie Johannes Fischer, als hebbende den gem: Matthijssen de Vloeren in dat huis laaten opneemen, om na te Speuren of ook Spaansche Reäalen in ‘t zelve verborgen waaren.’
‘Ten agtste, Een verhaal van ‘t opspeuren door een wagt van ‘t Regiment van’
’ Wurtemberg gedaan in ‘t Huis van den burger Christiaan Caroets, na zeekere Landbouwer genaamd Human; en waarover den gem: Caroets zijn beklag heeft gedaan aan den adjunct FisCaal Truter zonder over de hem aangedaane molest eenige satisfactie te hebben erlangd.’
‘Ten Negende, eene beschuldiging tegens den independent FisCaal, dat’
‘dezelve niet ingevolge zyne Instructie heeft geageerd, door toe te laten, dat den Heere Gouverneur Van de Graaff den Sergeant Kontze meer dan twee Jaaren in eene voor zijne gezondheid in allen deele Schadelijke detensie heeft gelaten, zonder hem voorzyne competente regter te regt te doen Stellen.’
‘Ten Tiende, dat den independent FisCaal van Lijnden eene boete van Vyftig’
‘duCatons, waarin hy den Landbouwer Barend Beukes, over gepleegde injurie aan den burger brandmeester Andries Brink gepleegd, had verweeten, niet aande Armen heeft doen geworden, maar voor zig heeft behouden.’
‘Ten Elfde, dat den independent FisCaal van Lynden het meede Lid deeser’
‘vergadering, de Heer M:r Jacobus Johannes Le Sueur en den burger Vaandrig Coenraad Nelson, suspect heeft gehouden den voorwaards gemelde Capitain Lieut: Rogge, te hebben gecorrumpeerd, door van hem eene verklaring uit eenige Offerte van Vriendschap te vorderen.’
‘Ten Twaalfde, de beschuldiging tegens den independent FisCaal vanLijnden,’
‘dat hij niet genoeg werksaam is geweest, om eene bende Huisbraakers, dewelke de Ingezeetenen van deeze plaats onophoudelyk hebben ontrust, te ontdekken, in de handen van de Justitie te leeveren en de welverdiende Straffe te doen ondergaan.’
‘Ten Dertiende, de Compositie doorden Independent FisCaal van Lijnden,’
‘aangegaan met den burger Jan Smit van Dilburg, waarby aan deeze tegens eene betaling aan den gem: FisCaal van agttien duizend Guldens, indische valuatie, is geaccordeert, om de tyd van ‘t confinement ten Robben Eilande , waartoe hij bij vonnisse van den Raade van Justitie was gecondemneerd, aan deeze Hoofdplaatse, vry en onbelemmerd onder ‘t oog van zijne meedeburgeren te mogen doorbrengen.’
‘Ten VeertiendeEene beschrijving van de verSchriklijke mishandelingen aan’
‘den Burger Godfried Fredrik Koch, gedurende deszelfs crimineele detentie in ‘t ordinair gevangenhuis gepleegd, en daarop gevolgde compositie met den independent FisCaal van Lynden voor eene Somma van zeeven duizend vijfhondert guldens indiase valuatie.’
‘Ten Vyftiende, Verhaal van de compositie door den independent FisCaal van’
‘Lijnden voor Vierduizend vijfhonderd Guldens indiase Valuatie aangegaan met den Landbouwer Johannes Peetersen, die getragt had eenen in zijnen dienst staande en in het huis van den gem: FisCaal gevlugten Hottentot van daar te haalen.’
’, ‘t verzoek van den burgerjkrijgsraad, dat den independent’
‘fiscaaL van dit ambt mogt worden gedemoveerd, en een ander bekwaam Dienaar der Maatschappij in zijn plaats aangesteld en’
‘Eijndelijk, Het verzoek dat de officieren der Burgerij, over Zaaken den dienst betreffende, niet mogen blootstaan door de FisCaals geactioneerd te kunnen worden.’
‘Dit Wel Edele Achtb: Heer! En E: Achtb: Heeren! de klagten en verzoeken van den Burgerkrijgsraad Zijnde, zal den ondergeteekende overgaan tot het onderzoek, in hoe verre dezelve klagten met de waarheid overeenkomen, en vind in de eerste plaats, omtrent de compositie door den independent FisCaal van Lijnden met den Capitain Lieutenant Rogge aangegaan, dat dezelve door de overgelegde stukken volkomen word bewaarheid, mitsgaders dat dezelve compositie is getroffen over een geval, waarin naar inzien van den ondergeteekende geene compositie hoe genaamd had kunnen en mogen vallen, want ofschoon wel den burgerkrijgsraad avanceerd, dat de door gemelde Rogge aan den Capitain Scohij verkogt Touw-werken door hem in Indien waren ingekogt, is zulks niet alleen door den Capitain Lieutenant Rogge niet aangetoond en beweezen maar ook niet zeer waarschijnlijk dewijl men voor zeker mag houden dat alle Equipage Goederen in Indien veel hoger in prijs zijn als aandeezen Uithoek, en dat ook de onzekerheid om voor dergelyke goederen in de korte tijd, dat de Retourschepen hier relacheeren, koopers te vinden, die geene andere als ter rhêde - leggende Vreemdelinge Kunnen zijn, de officieren van ‘S Comp: Schepen niet wel kan animeeren Speculatien van die natuur te doen, en het komt derhalven den ondergetek: Voor, dat men veel eer mag veronderstellen, zoo als ook zeker door den Independent fisCaal van Lijnden zal weezen geconsidereerd, dat de verkogte Touwen wezentlijk gehoord hebben tot ‘t Schip Teijlingen , dog zulks zo zijnde dat den independent FisCaal, alwaare door den Capitain Lieutenant Rogge zelfs aanzoek gedaan, om over deze zaak te composeeren, zig moeten herinneren den Eed door hem bij ‘t aanvaarden van zijn Ambt afgelegd en waarbij op de solemneelste wijze heeft beloofd, geene compositie voor meer dan Twee honderd Ryxdaalders te Zullen aangaan als met deCreet van den Rechter, en dan nog niet inzaaken waarmede ‘S Comp: belangen mogten weezen gemelleerd, en daaruit bezeffen zijne onbevoegdheid, om met overtreeding van de waare belangens zijner Hoge Betaalsheeren; zyn Eed en pligt, het nadeel ‘t welk daar door de maatschappij wierd toegebragt, ten zijnen voordeele te doen keeren, en hem die zig voor ‘t allerminste aan smokkelhandel in contrabande Goederen hadden schuldig gemaakt te doen ontkomen de strengheid der Wetten, en door eene poecunieele correctie, mogelijk voldaan uit de Winsten by andere gelegendheden uit een dergelijke handel getrokken, hen een prijs te stellen te betaling van welke zij straffeloos de grootste euveldaaden kunnen onderneemen.’
‘Wel is waar! dat den independent FisCaal aan deeze zaak naderhand de glimp heeft willen geeven, als of de door hem aangehaalde Touwwerken ten profyte van de Comp: waaren geconfisqueerd geworden door in de maand Februarij 1791 in haare Casse te doen brengen eene Somma van Rijxd:s 1293:16:- dan wanneer men overweegt, dat alle Goederen ten profijte der Comp: aangehaald in haare pakhuizen moeten werden opgeslagen, dat ook een Independent FisCaal zig niet kan toekennen de faculteit om ‘S Comp:s Goederen, naar welgevallen te verkoopen en daarbij vergelijkt de datum van de Compositie als in den beginne van den Jaare 1790, geschied zijnde met die van de betaling aan de Comp: gedaan, dan ontwaard men al ras dat den independent FisCaal van Lijnden, die aanhaling niet schynt te hebben willen doen keeren ten voordeele van de E Comp:, te meer, daar hij nimmer vandeeze geheele affaire eenige de minste kennisse in raade heeft gegeeven, zoo min, als aan dezelve qualificatie verzogt, om ‘t bedraagen van ‘t aangehaalde Touwwerk in ‘S Comp: Cas over te brengen of van die betaling eenig rapport gedaan, maar ter contrarie zig vergenoegt, om eene Somma van Rd:s 1293:16:- in Cassa te brengen onder de generale benaming van Zodanige Confiscatien, en breuken als door hem in ‘t Jaar 1790 - zonder forma van proCes gevallen en ingenoomen waaren; waardoor den ondergeteek: hoe afkeerig hy zig ook bevind, om schadelijke Verdenkingen te voeden, word opgeleid tot de Veronderstelling dat den Independent Fiscaal van Lijnden, tot die betaling alleen is aangezet door ‘t misnoegen, ‘t welk men onder de gezamentlijke Ingezeetenen bespeurde, over eene compositie van die natuur en daarop gevolgde tweede verkoop van ‘t aangehaalde Touwwerk voor Rd:s 1940:- waardoor dus bij de Fiscaal was genoten eene Somma van Rd:s 5000:- en welk misnoegen van tijd tot tijd door de handelwijze des independent fisCaals in meest allen opzigten gehouden zodanig vermeerderde, dat men ten tijde van de door hem gepraesteerde betaling genoegzaam kon bemerken, dat zyne Handelwyze op de een of andere manier aan den dag zou worden gelegd.’
‘De ondergeteek: zal niet uitwijden over de verderflyke gevolgen, die eene zodanige directie, als door den independent fisCaal in deeze zaake, is gehouden, moet hebben voor de Maatschappij en principaalyk voor Haare zeedienst, als vetrouwende, dat een ieder Uwer Wel Edele Agtb: en Ed: Achtb: zig daarvan volkomen gepenetreerd vinden en ten deesen aanzien nog maar alleen reflecteeren, dat hoe ongeoorloofd ook alle dergelyke compositien zijn mogen egter nimmer door dezelve aan de reëele belangens der Maatschappij meerder nadeel Kunnen toe brengen dan wanneer worden aangegaan met Dienaaren, waar in zij haar vertrouwen moet stellen, en omtrent dewelke zij zig dus ten hoogsten geleegen moet laaten leggen, informatien te bekomen van hun gehouden gedrag, ‘t welk door zulke compositien niet alleen word verhinderd, maar ook buiten de mogelykheid gesteld om dangereuse en kwaade Sujetten ten exempel van anderen uit haare dienst voor altoos te verwijderen en waartoe zo wel de Regeering van ieder bezitting als de fisCaals in ‘t bijzonder Hun Wel Edele Hoog Agtb: in Staat behoorden te Stellen.’
‘Niet minder heeft den ondergeteek: bewaarheid gevonden, de beschuldigingen bij het klagtschrift des krijgsraads voorkomende, omtrent den Gezaghebber van ‘t Hoekerschip de Sterrenschans Jan Valkenburg dewelke blykens eene onderhandsche Verklaring door den Capitain Dupin, gevoerd hebbende ‘t fransch schip Le Dogue de Bourdeaux , benevens alle deszelfs Officieren en Passagiers getekend, aan den gem: Capitain by geleegenheid dat die bodem gelijktydig met ‘t Schip de Sterrenschans in Saldanhabaaij , was leggende, heeft verkogt de Schuijt, tot laatstgem: Schip gehoord hebbende benevens een Zwaar Touw een menigte andere Touwwerken, Equipage Goederen, en Provisien, alles te zaamen, voor een important bedragen van Rd:s 2887:-‘
‘Dat dit een en ander ten grootste deele goederen zijn geweest die niet aan den gem: Valkenburg maar aan de Comp: gehoord hebben vlijd zig den onderget: dat Uwel Edele Achtb: en E: Achtb: ten vollen zal weezen bewust te meer, daar Hij Valkenburg de onbeschaamdheid zo verre heeft gepouseerd, dat hij aan den Heere Gezaghebber als toen Hoofdadministrateur heeft durven inhandigen eene verklaring door zijne Scheepsofficieren ter zyner requisitie verleend, over ‘t verlies van de ScheepsSchuit en een zwaartouw, van welke verklaring nogtans de relatanten slegts ‘t tweede gedeelte hebben kunnen beëedigen.’
‘Van de toedragt deezer zaake heeft den independent FisCaal van Lijnden geene ignorantie kunnen pretendeeren, alzo dezelve by een ieder ingezeeten volkomen bekend was, dog hy heeft gewisselijk vermeend, dat dezelve zyne attentie niet waardig was, dan wel zyne goedkeuring gehegt aan de allezints verfoeilijke misdrijven door den Gezaghebber Valkenburg, in het vervreemden van ‘S Comp: Goederen gepleegd, dewijl hij anderzints zonder twijffel den gez: Valkenburg zou hebben doen ondergaan, de straffen, welke aan trouwlooze dienaaren, naar Luid der wetten die hij in de eerste plaats had behooren te hand haaven, moeten worden geappliceerd, dan men heeft ter contrarie moeten zien, dat hij Valkenburg door zijnen oom den Independent FisCaal van Lijnden noch steeds is gepatrocineerd geworden.’
‘En ofschoon den Heer van Lijnden over degeheele toedragt dezer zaake, de volstrekte ignorantie wilde praetendeeren, en zig verontschuldigen bij gebrek aan aanklager, hier inne niet ex officio te hebben kunnen ageeren, is het dog onbetwisbaar, dat wanneer het geschrift des Krijgsraads op den 13 Maij des gepasseerden Jaars, ter vergadering is geleezen geworden, en daarbij zulke atroce beschuldigingen door genoegzaame bewijzen gesterkt, tegens den Gezaghebber Valkenburg aangetroffen, hij direct werkzaam had behooren te zijn, om in deezen met ter zijde stelling van alle Particuliere inzigten en consideratien zyn Eed en Pligt te betragten.’
‘Hoe weinig Uwel Ed: Agtb: en E: Agtb: te weege hebben kunnen brengen, om hem dit zo by deese geleegendheid als anderen te doen observeeren, zal onnodig zijn aantehaalen alzo uit de Retroacta van dit Gouvernement genoegzaam blijkt, dat den Heere Gouverneur van de Graaff in ‘t bestier van zaaken niemand anders nevens zig schijnt te willen hebben erkennen, als den independent FisCaal van Lijnden, de door hem zo dikwerf genoemde gedistingueerde Ambtenaar, en ‘t was ook zekerlyk de verzeekering dat men met aan te dringen om de fisCaal hierinne zijn pligt te doen observeeren niets zoude winnen, die een ieder Lid deezer vergadering heeft te rug gehouden te insteeren, dat de tegens Valkenburg ingebragte klagten behoorlijk zouden worden onderzogt.’
‘Daar egter na ‘t vertrek van den Heere Gouverneur van de Graaff, en den Heere Van Lijnden, kwamen te Cesseeren de hindernissen, welke dezen Raade heeft ontmoet, om zig van haare verpligting te kwijten, is, ook, wanneer het geschrift des Krijgsraads op den 29:e Junij des voorleden Jaars in handen van den ad interim FisCaal Deneijs is gesteld, daarbij gebuteerd, dat ook de beschuldigingen, tegens den Gezaghebber Valkenburg, daarby geposeerd zouden worden onderzogt, en na bevinding van zaaken aan hem zodanige correctien geappliceerd worden, als hij kwam te verdienen.’
‘Den ad interim FisCaal Deneijs heeft egter bij de behandeling dezer zaake veel min in ‘t oog gehouden de intentie van UwelEd: Achtb: en E Achtb: aan hem nogtans zoo duidelijk te kennen gegeeven, dan wel ‘t voorbeeld van den Heere Van Lynden gegeeven, omme misdrijven van dien aart, als die welke door Valkenburg wanneer begaan niet exemplair te straffen, maar daarover te Composeeren, en derhalven ook met den Gezaghebber Valkenburg aangegaan een Verdrag voor eene Somma van Twee duizend Rijksdaalders en waarmede deeze zaake dan ook voor afgedaan heeft moeten werden gehouden.’
‘Ofschoon nu ook deeze compositie met voorkennisse en goedkeuring van den Rechter is aangegaan en hierdoor alleen verschild van die, welke de Heer van Lijnden heeft getroffen met den Capit: Lieut: Rogge, vermeend den onderget: echter dat dezelve even onbetamelijk komt te zijn, eensdeels, omdat wanneer de verkogte Goederen aan de Comp: en niet aan hem Valkenburg hebben gehoord, hij bij ‘t ondergaan der pecunieele correctie nog altoos eene aanzienlijke Somma van Rd:s 887:- heeft geprofiteerd, tenanderen, omdat door het aangaan dier compositie zo als den onderget: reeds by zyn advijs over deeze zaak ter Vergadering van den 6 Jan: jongstleeden heeft beweerd, ten volle bewaarheid worden de beschuldigingen op hem Valkenburg gelegd en laatstelijk omdat zodanige vergelijkingen voor hooge Sommen boven en behalven dat dezelve ten uiterste Schadelijk zijn voor ‘t maintien der Wetten en ‘t afschrikken der Misdaaden ‘t eenigste geluk eener geregulde Maatschappij ook alleen enorme verliesen aan de Comp: veroorsaaken, die ‘t gezweegen van haar waar belang, in ‘t straffen van Misdaaden door haare Dienaren begaan wordende, met betrekking tot haare finantien om ‘t even moet zijn, of ‘t provenue van de Haar ontroofde Goederen, komt ten profyte van haare zee Officieren of ten voordeele van de FisCaals.’
‘Zo weinig als den independent fisCaal zig bekreund heeft om zijnen Neef den Gezaghebber Valkenberg over den verkoop der voorsz: Goederen aan den Capitain Dupin te corrigeeren, zo min heeft hij zyne auctoriteit gebruikt, om hem tegen te gaan, in ‘t Lossen van een menigte hout door den zelven per het Hoekerschip de Sterrenschans , tot merkelijke praejudicie van S’ Comp: Lading uit PLettenbergs baaij alhier aangebragt, en welke houtwaaren zoo publicq: aan wal zyn gebragt en verkogt geworden, dat de meeste bewooners van dit Vlek daarvan kennisse hebben gedraagen.’
‘Het is zeer mogelijk dat den Heer Van Lijnden, bij ‘t verleenen van de permissie om de meede gebragte houtwaaren aan de wal te mogen brengen, niets anders heeft gebuteerd als den Gezaghebber Valkenburg gelijk te stellen met alle de overheden der Comp: Schepen, aan wien hij en alle zijne praedeCesseuren onder zeekere betaling hebben toegestaan hunne meede gebragte waaren te ontscheepen, dog ‘t is zeker dat wanneer de Heer Bergh Secretaris deezer Vergadering en gecommitteerde over de Plettenbergsbaaij de vrijheid heeft genomen aan den Heere Gouverneur van de Graaff repraesentatien te doen over de geringe Lading die per de Hoeker de Sterrenschans uit plettenbergsbaaij was aangebragt, mitsgaders over ‘t nadeel, ‘t welke daar door aan de Comp: wierd toegebragt, den gemelde Heer Gouverneur bij herhaling heeft betuigd zeer voldaan te Zijn, over die Lading, zo wel als over den Gezaghebber Valkenburg, en te begeeren dat door niemand eenige nadeelige reflexien omtrent die Lading wierden gemaakt.’
‘De onderget: kan voor UwelEd: Achtb: en E Achtb: niet verbergen, dat de handelwijze van den in Saldanhabaaij posthoudende Sergeant Stoffberg, met den voorwaards gem: fransche Capitain Dupin bij zijn aanweezen in die baaij geheel is afwijkende van die reguls, welke hij Stoffberg, had behooren te observeeren, ingevolge de ordres, die hem door den Heere Gouverneur van de Graaff waaren gegeeven om den gem: Dupin alle adsistentie te bieden, waarmede welgem: Heere Gouverneur /: aangezien de Capitain Dupin genoodzaakt was naar Saldanhabaaij te steevenen, om zijne onderhebbende Bodem te Kielen, :/ nooit ofte ooit heeft kunnen bedoelen, aan hem Stoffberg toe te staan, een uitsluitend voorregt, om die Capitain op eene verregaande en ongehoorde wijze te knevelen, zo als nogthans is geschied, aangezien hij hem niet alleen voor alle benodigde mondbehoeftens meerder dan de dubbelde waarde heeft laaten betaalen, maar ook ten zijnen voordeele in reekening gebragt Rd:s 150:- voor ‘t binnen lootsen en Rd:s 170:- voor Huur van twee Vaartuigen, die gewisselyk de Comp: toebehooren en door haare Dienaaren zullen zyn geroeit geworden.’
‘Het is egter den ondergeteek: uit de door den Burger Krijgsraad overgelegde Stukken niet gebleeken, dat door den Capitain Dupin, ofte door iemand anders aan den Heer van Lynden eenige klagten zijn gedaan, over de knevelarijen door den posthoudende Sergeant Stoffberg in deezen gepleegd, zoo min, als dat, ofschoon hij zig op den Capitain Dupin daarop heeft beroepen door den independent FisCaal eenige beveelen zijn gegeeven, om contrarie de intentie van den Heere Gouverneur van de Graaff zig eenen open weg tot die vexatien te baanen en heeft den onderget: tot nu toe geen gelegendheid gehad den gemelde Stoffberg daarover te onderhouden;’
‘De confiscatie van twaalf hondert ponden Tabak door den Capitain Lieutenant Altrog aan den burger Alexis Schoonberg, verkogt en op eene clandestine wijze aan wal gebragt, kan geene andere reflectien vorderen, als die, welke de ondergeteek: omtrent eene dergelijke confrontatie van de touwen door den Capitain Lieutenant Rogge verkogt heeft gemaakt, en het blijkt wijders uit de gerecolleerde en beëedigde Verklaaring van den burger Schoonberg, dat die confiscatie niet is geschied ten voordeele van de Comp: hoezeer den independent Fiscaal van Lijnden ook eerst heeft gevoeld zijne onbevoegdheid, om geconfisqueerde Goederen te verkoopen; dewijl hij een maand na de gedaane confiscatie ‘t grootste gedeelte der geconfisqueerde Tabak aan meerm: Schoonberg heeft verkogt zonder dat ergens blijkt, dat ‘t provenu van die verkoop door den Heer van Lijnden in s Comp: Cassa is gebragt, ten zij hij zulks mogt gecomprehendeert hebben inde voorwaards geciteerde Somma van Rd:s 1293:16:- ‘t welk onmogelijk is aangezien de penningen van den Capitain Scohij voor ‘t verkogt Touwwerk ontfangen deeze Somma, verre surpasseeren.’
‘De onderget: vertrouwd dat uit ‘t voorgaande genoeg zal blijken dat den independent fiscaal, van Lijnden bij de meeste zijner handelwijze niets anders heeft gebuteerd als zyn eigen belang, en ofschoon men de door hem gestadig verleende permissien tot den invoer van Macassaarse en Boegeneese Slaaven niet aan diezelfde oorzaak mogt wijten, maar alleen om de aanbrengers van dat gevaarlijk zoort Lijfeigenen gelyk te stellen met de scheepsoverheeden door wie andere ongepermitteeerde Koopmanschappen zijn ingevoerd, is en blijft ‘t egter zeeker, dat die permissien in allen deele voor deeze Colonie zeer nuisibel zijn geweest; terwijl het verbod op die invoer alleen gegrondvest is, om voor ‘t vervolg voor te koomen de ijsselijke toneelen van woede en Moord, door die natien alhier meenigwerf gepleegt, en die niet alleen de ooggetuigen daar van, maar ook degeene, welke de verhaalen daarvan gehoord met afgryzen hebben vervuld, en den ondergeteek: vermeend bij deezen gelegendheid niet af te mogen zijn UwelEdele Achtb: en E Achtb: in consideratie te geeven, of het, om eens en vooral voortekomen, dat geene Slaaven der bijde gemelde natien indeeze Colonie kunnen worden gevoerd, niet best waare, de aanweezende Hoog Edele Heeren Commissarissen generaal eerbiedig te verzoeken de nodige ordres te willen uitvaardigen dat per de Scheepen, van Batavia afgeVaardigt wordende geene slaaven mogen worden vervoerd.’
‘Zig genaderd vindende aan het verhaal ‘t welk de burger krijgsraad doet van de visitatie welke ter ordre van den independent fisCaal van Lijnden door den onderschout Matthijssen alleen geadsisteerd met een metzelaar, is gedaan in’t huis van den Major der Arthillerie Johannes Fischer naar twee kousen met spaansche Reaalen, welke hij Matthijssen voorgaf, dat in dat Huis zouden zijn begraaven geweest, zal den ondergeteek: tot staving van ‘t gebeurde in deezen de eer hebben Uwel Edele Achtb: en Ed: Achtb: aan te bieden copia van de Interrogatorien door den Major Fischer ter requisitie van den Vaandrig der Burgerij Coenraad NeLson, beantwoord, en ofschoon daarby blykt, dat de toedragt dezer zaak door de burgerkrygsraad ter nadeele van den Heer van Lijnden aanmerkelijk is vergroot, en dat den Major Fischer zig daar aan minder als den Krijgsraad heeft laaten geleegen leggen, is ‘t nogtans onbetwisbaar, dat den independent fisCaal bij de Visitatie niet heeft geobserveerd die formaliteiten, welke een onderzoek door een officier van de Justitie bewerkstelligt, moeten vergezellen, en ook tot maintien van ‘t respect ‘t welk een ieder aan de Justitie en haare Officieren verschuldigt is, allernoodzakelijkst zyn; Dat ook het bloot aangeeven van een paar Slavinnen dat in het Huis van den Major Fischer geld was begraven, zonder daarbij te benoemen de perzoon of perzoonen, die zulks zouden hebben gedaan, en de motiven die hen daartoe zouden hebben aangezet niet Sufficient komt te zijn om zonder eenige voorafgaand onderzoek op ‘t onverwagts een eerlyk Ingezeeten door een onderschout en MetzeLaar te laaten overrompelen in zijn Huis, om Vloeren op te neemen en naspeuring te doen na gestolen gelden, waar voor ieder verpligt is zorgvuldig te waaken, dat in zijn woning niet verborgen worden, en dat eindelijk degeenen welke deeze valsche aangaaven hebben gedaan, en zoo wel den independent fisCaal van Lijnden mislijd, als den Major Fischer eene onaangenaame Visitatie berokkend hebben, daar over zo als het voorkomt niet zyn gestraft; alle handelingen rechtstreeks strijdig met deKunde die men verondersteld en gehoopt had in den Heere van Lynden te zullen aantreffen.’
‘Het is den ondergeteekende onmogelijk geweest te kunnen ontdekken wat misdrijf begaan is geworden door den Landbouwer Human, dewelke door een wagt van ‘t Regiment van Wurtemberg op een onbetamelijke manier is gezogt in ‘t Huis van den burger Christiaan Caroets en vervolgens blijkens de beeedigde verklaring van den burger Hendrik Jacob Welchen op eene violente wijze in arrest is genoomen, alzo by de Rechtsrollen niet blijkt dat tegens den gem: Human eenige procedures zijn gevoerd, zoo min, als ergens blyken zyn te vinden dat den independent fisCaal van Lijnden iets het minste heeft bewerkstelligd om voor ‘t vervolg voor te komen dat de goede Ingezeetenen niet wederom zouden worden blootgesteld om door de Soldaaten van ‘t Regiment van Wurtemberg in Hunne Huizen te worden overvallen ofschoon den Burger Caroets daarover zyne rechtmatige bezwaaren aan ‘t officie FisCaal heeft ingebragt, Zoo wel als den burger Jacobus Johannes van den Berg in wiens huis blijkens de deeze verzellende door hem beëedigde Verklaring door de Soldaten van ‘t Regiment van Wurtemberg nog sterker violentie is gepleegd, zonder daar voor almede eenige de minste satisfactie te verwerven daar het egter tegens alle goede ordre strijd; om, wie ‘t ook zijn mooge met geweld in’t Huis van een burger te zoeken of daaruit te haalen, als na daar toe door de Justitie te zijn geordonneerd geworden, en ‘t komt den onderget: dierhalven dan ook voor, dat zo wel den burger Caroets als den burger van den Berg, van den independent fisCaal van Lijnden hadden mogen verwagten dat de geene welke hadden geordonneerd Hunne Huizen door gewapende militairen te laaten visiteeren, zonder daartoe door de overigheid te zyn gequalificeerd geweest, over dit hun onvoorzigtig en onbetamelijk gedrag zouden zyn gecorrigeerd geworden.’
‘Het geschrift des Krijgsraads volgende, ontmoet den onderget: een ampel verhaal van ‘t in arrest houden van den Sergeant Kontze, door den Heere Gouverneur van de Graaff geordonneerd, en het sustenue des Krijgsraad, dat den Heer van Lijnden ex officio dat arrest niet had behooren te dulden, maar den Sergeant Kontze of vrygesprooken, of de verdiende straffe had moeten doen ondergaan.’
‘Hier omtrent kan den onderget: niet afzijn UwelEd: Achtb: en Ed: Achtb: rondborstig te betuigen, dat hij vermeend, dat aan een Hoofdgebieder, nimmer kan nog mag worden betwist een militair in arrest te doen stellen, en dat arrest zo lange te laaten duuren, als hij vermeend voorden militairen dienst noodzakelijk en nuttig te zijn; te meer daar zoortgelijke arresten niet in vergelijking zijn te brengen met criminele detentien maar alleen bestaan in een voorzorg, dat den geenen die in het een of ander geval is betrokken, zig niet zal kunnnen verwijderen, en zo al aan de independent fisCaals mogt weezen toegekend de magt, om ter beteugeling van de willekeur der Hoofdgebieders te kunnen insteeren, dat zodanige in arrest genomen Militairen voor Hunne competente regters te regt worden gesteld, zo zou egter den independent Fiskaal van Lijnden in dit singulier geval daarvan als van zelfs te rug moeten zyn gehouden, dewijl ‘t onderzoek der beschuldigingen, tegens den Capitain de Sandolroij exïsteerende en waarin den Sergeant Kontze zig vind betrokken, opgedragen was aan een Commissie, welke ten overstaan van hem FisCaal daartoe vaceerde en uit dat onderzoek moest blijken, of en in hoe verre den Sergeant Kontze zig had schuldig gemaakt aan ‘t geen waar over den Heere Gouverneur van de Graaff zig had bevoegt geagt hem in militair arrest te houden, de fisCaal ook den uitslag van dat onderzoek had dienen af te wagten, om eenige repraesentatien tegens ‘t in arrest te houden vanden gemelde Sergeant te doen, en nadien deeze Commissie hem Kontze nog vrijgesproken nog veroordeeld hebben, heeft ook den independent fiscaal van Lynden, zo hij daartoe al geregtigd had mogen zijn, hierinne niet werkzaam kunnen weezen’
‘Als eene kwalijk gedaane zaak word door den Krijgsraad alverder aangemerkt, dat niet den Heer van Lijnden eene boete van vijftig duCatons waarïn hij den burger Barends Beukes had bekeurd over gepleegde injurie aan den Brandmeester Andries Brinck niet ingevolge ‘t verzoek van hem Brinck aan de armen heeft willen doen geworden, maar voor zig behouden; dan dewijl de ondergeteekende niet genoegzaam bekend is, of boetens van dien aart ten voordeele moeten komen van de armen, of van den Officieren, zo zal hij UwelEdele Achtb: en Ed: Achtb: hieromtrent alleen bedeëlen, dat de gem: boete, blykens ‘t dezen verzellende certificaat, niet bij de armen is genoten geworden.’
‘De Verdenking waarin den independent Fiscaal van Lijnden het Lid dezer Vergadering de Heer Le Sueur heeft gehouden, als of zyn Edele van den Capitain Lieutenant Rogge de bij ‘t Vertoog des Krijgsraads gevoegde verklaring door eenige offerte van Vriendschap had afgeperst, en die in schyn ter requisitie van den Burger Vaandrig Coenraad Nelson laaten verleenen, word ten eenemaale weggenoomen door de verkLaring, welke gem: Rogge nader dien aangaande heeft gegeeven en waarbij hij betuigd dat den Heer Le Sueur zo min als iemand van zijnent wegen hem Rogge ooit over de gemelde Verklaring hebben onderhouden, en ‘t welk dus aan den Heer Van Lijnden ook niets anders heeft kunnen overlaaten, als de schaamte van een Lid de Regeering verdagt te hebben gehouden, van iets, ‘t welk geheel niet compatibel met die waardigheid zoude zijn, en dat ook nog niemand buiten den Heer van Lijnden in ‘t caracter van den Heere Le Suëur heeft verondersteld.’
‘Het is den ondergeteekende onbewust of den independent fisCaal van Lijnden zyne devoiren heeft aangewend dan niet om de bende Vagabonden, die dit Kaabsche Vlek op eene allerverschriklijkste wijze door huis braken en dieverijen heeft ontrust inhanden van de Justitie tedoen geraken; dog daar niet alleen deRegeering en alle Ingezeetenen, maar ook wel byzonderlyk de Leeden van den Burger krijgsraad en de Wachten, welke zij Commandeeren gestadig werkzaam zijn geweest, om die Boosdoenders meester te worden, en dat zelfs eene aanzienlyke premie op derzelver ontdekking gesteld, niet in staat is geweest hen te ontdekken vind den ondergeteekende geenzints ook redenen om de Voortgang van de euveldaaden, door die boosdoenders gepleegd op reekening van de Heer van Lynden te stellen, te meer, daar de uitkomst heeft doen zien, hoe deerlijk men zig heeft vergreepen, in de veronderstellingen van het zoort menschen, door dewelke die gruwelen zyn aangerecht, alzoo men nimmer aan Slaaven, waar uit die geheele bende heeft bestaan, heeft kunnen toekennen deschranderheid, en het beleid, welke bij al de gepleegde Huisbraaken en dieftens zyn g’observeerd geworden, en nog minder om als een pligtverzuim van den Heer Van Lijnden te considereeren, dat hij niet, zo als den Burgerkrijgsraad zegt, dat door eenige zijnen praedecesseuren is geschied met pistool in de hand zijne ondergeschikten is voorgegaan, om voorname Booswigten en moordenaars te apprehendeeren, en altoos bij ‘t eerste voorval allart en op de been geweest; dewijl hoe zeer de Heer van Lijnden ook had mogen tragten zijne praedesseuren in dit een en ander te evenäaren of te overtreffen, en hoe dapper hij ook mogt zyn geweest, zyne gebrekkige Lighaamsgesteldheid hem altoos zou verhinderd hebben zynen yver op zodanige wijze te laaten blijken.’
‘Daar egter lang na ‘t vertrek van den Independent fisCaal van Lijnden door den tegenwoordigen FisCaal Deneijs degem: bende van Boosdoenders zijn ontdekt, vleid den onderget: zig ook dat deeze zig volkomen in staat zal bevonden hebben te beoordeelen, of de klagten der Burgerkrijgsraad ten deeze aspecte gegrond zyn geweest dan niet, en ‘t doet den onderget: Leed, dat ook dit zo essentieel poinct door den gem: ad interim FisCaal stilzwygende is gepasseerd geworden.’
‘Nimmer konden aan de Ingezeetenen van dit Land grooter en meerder reedenen tot misnoegen en Klagten zyn gegeeven, dan een ieder Hunner heeft opgeval wanneer kenlijk wierd, dat den independent fiskaal van Lynden, met auctorisatie en goedkeuring van den Raade van Justitie met den ten Robbeneilande geconfineerde Jan Smit van Dilburg voor eene Somma van agtien duizend Guldens had aangegaan eene compositie, waarbij den gemelde Smit wierd vergund de tijd van zyn bannissement ten Robben Eilande aandeeze Hoofdplaatse in zijn Huis en onder ‘t oog en gemeenschap der goede Ingezeetenen te moogen doorbrengen, en waar door als ‘t waare een vermogende Vagabond, om de hebzugt van een officier van de Justitie te voldoen kon Zegenpraalen over de Strengheid der Wetten en over de veragting, die zyne euveldaden hem dubbeld hadden waardig gemaakt.’
‘De onderget: verheugd zig dat de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal op de allernadruklijkste wijze hebben gelieven te manifesteeren hoogstderzelver regtmatige verontwaardiging over de Schreiende onrechtvaardigheid in dit geval gepleegd; dewijl hij zig daar door bij deeze geleegenheid bevrijd mag vinden uit te wyden over iets, dat hij van harten wenschte nimmer in’t Land zyner geboorte en inwooning tezijn gebeurd. - en waar van het herdenken hem altoos allertreffendst zal zijn.’
‘Niet minder WelEdele Achtb: Heer en E Achtb: Heeren! wenscht den onderget: dat nimmer in dit Land mogten zijn gepleegd, zodanige verregaande ontmenschte mishandelingen, als waarvan den Landbouwer Godfried Fredrik Koch, volgens ‘t klagtschrift des krijgsraads ‘t ongelukkig slagtoffer heeft moeten worden, gedurende zyne crimineele detentie aan deezen Hoofdplaatse; mishandelingen waarover Barbaaren Traanen zouden storten, en die de ondergeteek: hebben doen twijffelen, of ooit dezelve onder ‘t oog van eene welgepolitieerde Regeering hebben kunnen gebeuren’
‘Het relaas diendwegen door den gem: Koch vervaardigd, dog door zyn ontydig afsterven ongeteekend gebleeven, komt hier op uit, dat hij Koch in de maand Augustus van den Jaare 1787, zig van zijne woonplaats met eenige wagens heeft begeeven naar de Plettenbergsbaaij , omme aldaar Hout te kappen en teffens door de Gecommitteerdens over die Baaij aanwijzing te verkrijgen van een plaats, waar hij zig aldaar zoude mogen etablisseeren; dat hij zig bij zijn vertrek van Huis had voorsien van eenige door Hem ingekogte Goederen, om die in en omstreeks de Plettenbergsbaaij te verdebiteeren, dat by zyn aanweezen in Plettenbergsbaaij aldaar was komen te stranden het partiCulier Schip de Maria en hy benevens eenige andere opgezeetenen op last der Gecommitteerdens met hunne Wagens de gesalveerde Goederen naar ‘S Comp: Pakhuis hebben gereeden, dat vervolgens aan hem Koch door de Heer Secretaris Bergh als eene der Gecommitteerdens over de plettenbergsbaaij , zijn ter hand gesteld 980 Stukken wit Linnen, om dezelve te laaten wasschen en dat hij na zulx te hebben doen verrigten, dat Linnen wederom in ‘t Pakhuis der Comp: had afgeleverd, dat een zyner Slaaven op hem misnoegd lange tijd naa dit voorval, had aangegeeven dat hij Koch zou hebben gestoolen een aanzienlijke quantiteit Lijwaaten en dezelve na zyn plaats te hebben getransporteerd, dat deeze betichting al meede gedaan zijnde door zeekere Florentius Bouvé die hem Koch reeds naar ‘t leeven had gestaan, voor hem ten gevolge hebben gehad, dat hij op den 3 Februarij 1790 in detentie is genomen, en na aldaar vrugteloos te hebben verlangt in een ordinair proces te moogen werden ontfangen, ten einde zijn onschuld aan den dag te leggen, hij, na menigvuldige folteringen in de Gevangenis te hebben ondergaan, en niets dan nog meerder elende Kunnende voor-uit-zien eindelijk heeft moeten besluiten ‘t oor te leenen aan de Herhaalde instantien van den adjunct FisCaal Exter, om deeze zaak te composeeren; dat den gem: adjunct FisCaal daar toe eerst van Hem Koch had geëischt Thienduizend Rijksdaalers, dog dat eindelijk op den 30:ste April 1790, de Compositie was getroffen voor eene Somma van Twee duizend Vyfhonderd Rijksdaalders en hij Koch daar door zijne detentie gelargeerd.’
‘Omme, waare het mogelijk deeze Zaak meerder ligt by te zetten, heeft den ondergeteek: van den Secretaris ven den Raade van Justitie verzogt, en ook verkreegen Visie van alle de Stukken tot de Zaak van hem Koch gehoord hebbende, en daaruit ontwaard, dat hij Koch bij de ondervragingen aan hem voor gecommitteerdens gedaan, bij aanhouding heeft betuigd onschuldig te zijn, aan het geene waarmede hij zig vond betigt, met dat onderscheid, dat juist niet alle de Goederen, welke hij naar Plattenbergsbaaij had vervoerd, door Hem waaren te rug gebragt, maar nog eenige anderen Lijwaaten, door hem van een der Stuurlieden van ‘t gemeld Schip de Maria gekogt, en eindelijk eenig Linnen, tot embalage gediend hebbende en ‘t welk als weg geworpen geweest zijnde, door hem is opgeraapt; mitsg:s dat Koch geene andere aanklagers heeft gehad als de voorm: Bouvé die bij ‘t opgeeven van de beschuldigingen zelfs voor den Rechter confesseerd, hem Koch op zyn eigen Woonplaats te hebben mishandeld; benevens een parthij Lijfeigenen van Hem Koch, en eenige in zijn dienst gestaan hebbende Hottentotten, die meest allen over de behandelingen, door Hem aan hen betoont, zeer op hem te onvreeden waaren.’
‘In hoe verre zodanige getuigen die tog in zeekeren zin alle moeten worden aangemerkt als Vijanden van den beklaagden, Sufficient zijn in zulke vehemente misdaaden van Strandroof en diefte van ‘S Comp: Goederen , waarmede Koch is betigt geworden, zal den onderget: aan Uwer WelEdele Achtb: en Ed: Achtb: eige overweeging overlaaten, en allen aanmerken, dat de feiten nimmer zijn geconstateerd geworden dat men ook van den Yver en Trouwe waarmede den Heere Secretaris Bergh en den Capitain ter Zee Duminij ‘S Comp: belangen bij ‘t Stranden van ‘t Schip de Maria in Plettenbergsbaaij hebben behartigt, wel mag vertrouwen, dat zij gewaakt zullen hebben, dat geene der gesalveerde Goederen hebben Kunnen werden gestoolen; dog dat ‘t geconfesceerde door Koch van namentlijk goederen van een der Stuurlieden te hebben gekogt, en die benevens de geene, welke Hij naar Plettenbergsbaaij had vervoerd, van daar wederom naar zyn woonplaats te hebben gereeden, is iets ‘t welk den ondergeteek: zeer Waarschijnlijk oordeeld, en daar hierinne zelfs door hem Koch was misdaan, is ‘t niet minder waarschijnlijk, dat door hem hier inne met de allermeeste omzigtigheid zal weezen gehandeld, te meer daar de haat welke hem zyne Huis genooten, die ook naderhand alleen zyne aanklagers zyn geworden, toedroegen, hem moest doen vreezen, dat zyne onvoorsigtigheid en ongeoorloofde handel door hen aan den dag zou Kunnen worden gelegd, dog zeeker is ‘t dat Koch, nog aan de bij hem woonende Timmerman, nog aan zijne Lijfeigenen, nog aan zijne Hottentotten verantwoording schuldig was van de wijze, op welke de bij hem aangebragte Goederen had verkreegen en dat al hadde hij deselve op de door hem geconfesceerde manier verworven, en daar van Kennisse gegeeven, alle zijne aanklagers nogthans mogelijk in de veronderstelling zoude zijn gebragt, dat dezelve door hem van strant waaren geroofd.’
‘Het gedrag door hem Koch gehouden om zig ter eerste requisitie van zyne verre woonplaats te begeven naar de Hoofdplaats, schijnt zyn wanbedrijf niet zeer te Staaven, dewijl hij daarvan, bij zig zelfs de overtuiging gevoelende, mogelijk wel gebruik zou hebben gemaakt van de gelegendheden die hij heeft gehad, om zig verre landwaarts in te begeeven, en alzo te ontgaan die schandelijke en welverdiende Straffen, die bij alle geciviliseerde volkeren aan Strandrovers worden geappliceerd, en ‘t komt den onderget: dan ook voor dat ‘t aanhoudend verzoek van Koch, om in deeze duistere zaak in een ordinair proces te worden ontfangen, allerbetamelijkst kwam te zijn, en dat, zoo zulks was geschied de zaak tot die Klaarheid zou hebben kunnen worden gebragt, waardoor den Rechter in staat zou zyn gesteld het regt te handhaaven de Schuldigen Loon naar werk te doen erlangen. - daar integendeel by de aan handen zynde Stukken niets is beweezen, zoo min als de onschuld van Koch aangetoond, waartoe hij door zijn spoedig overlijden buiten staat is gesteld en zijn dus zyne nagelaatene Kinderen voor altoos in de onzekerheid, of zij ‘t leeven aan een Strandrover, dan wel aan een eerlyk burger zyn verschuldigt.’
‘Hoe schadelyk nu ook alle compositien zijn, zyn gewisselyk die geenen ‘t minste te verschoonen, waarin den aangeklaagde door den regter zelfs daartoe word aangezogt, en dewijl de schuld nog onschuld van hem Koch kan worden aangetoont, zal den onderget: zig alleen bepaalen bij ‘t onderzoek van de wyze op welke de compositie tusschen ‘t Officie FisCaal en hem Koch is getroffen en die zeer zonderling komt te zijn, dewijl uit alle de stukken volkomen consteerd, dat hij niets anders heeft beleeden, als eenige Goederen van een der StuurLieden van ‘t Schip de Maria te hebben gekogt, en waarover hij niet geactioneerd was geworden; dat Koch ook altoos alleen heeft geinsteerd om voor den Raade van Justitie te recht te mogen worden gesteld; dog dat, zo den adjunct fisCaal Exter in deezen voor den officier geageerd hebbende, als eenige zyner onderhorigen alles hebben aangewend, om den gedetineerde eene compositie te doen praefereeren; dat, hoe afkeerig men ook den aangeklaagde daartoe heeft gevonden, men, zoo het schijnt door drygementen van Tortuuren, mishandelingen en folteringen, die afkeerigheid uit den weg heeft weeten te ruimen, en dus den beklaagde, aan wien volgens ‘t opgeeven bij ‘t geschrift des Krijgsraads in eene plaats, waar hij, hoe schuldig hij ook had mogen zijn, de grootste en allervolmaakste veiligheid had moeten genieten niets overig bleef, als de Vreeze, om op eene jammerlijke wijze van het leven te worden beroofd, te doen overgaan, om ten kosten van zijn Eer en ten kosten van een goed gedeelte zijner vermogens aan de begeerte des fisCaals in het aangaan van de geproneerde Compositie te treeden.’
‘Niets zoude den onderget: aangenamer zijn geweest, dan UwelEdele Agtb: en E Achtb: te mogen berigten dat hy onwrikbaare bewijzen had ingewonnen waardoor de geheele opgave der mishandelingen aan Koch gedurende zijne detentie gepleegd, hadden kunnen worden gelogenstraft, dan daar uit de door hem ingewonne Verklaringen de waarschijnlijkheid daarvan nader word bevestigd, en men nu onlangs heeft moeten ontwaaren, dat zeekere vrije man in naame Casper betigt van diverije op dezelve plaats; alwaar de mishandelingen aan Koch zouden zyn gepleegd, gelijke mishandelingen zyn aangedaan, met dit voor hem zoo aakelig gevolg, dat hij onschuldig is getortureerd, en daarna provisioneel ten Robben Eylande geplaatst geworden, en dat daaruit volkomen consteerd, hoe weinig men zig heeft gekreund, om de veiligheid der gevangenen, met de uitterste oplettendheid gaade te slaan, en daarvoor te waaken, mitsgaders hoe weinig indruk de alomme verspreide gerugten van de mishandelingen, welke aan Koch zouden zyn gepleegd, door Suppoosten en Dienaaren der Justitie op de gemoederen van deezen hebben gehad, zal den onderget: hier van afstappen; onder opregte betuiging zijner wenschen, dat nimmer ofte ooit de Ingezeetenen van dit Land, wederom in de noodzakelijkheid zullen worden gebragt van diergelijke mishandelingen de gedagtenis te bewaaren.’
‘Ten aanzien van de Compositie zelfs of de bepaling der Somma, welke ter eerste instantie voor ‘t officie Fiskaal van hem Koch is afgevorderd, kan den onderget: niet afzijn te remarqueeren, dat men zodanige compositie niet heeft schynen te reguleeren, naar maate van de misdrijven waar over dezelve zyn gegaan, maar na maate van de vermogens der geenen die de betaling moesten doen de wijl uit ‘t Rapport door den Secretaris van Justitie op den 30 April 1790 gedaan, blijkt, dat de eisch van Tien duizend Ryksdaalders was steunende op de informatien, die de independent fisCaal van Lijnden had bekomen, dat den boedel van Koch ƒ80 à 90‘000 zoude g’importeerd hebben, dog dat zyn Ed: nader verstaan hebbende, dat die opgaave bij vergroting was gedaan de aangeboden Rijxd:s 2500:- zoude accepteeren, en zoo wanneer zijn Ed: met die eisch heeft gebuteerd een derde gedeelte van ‘t bezit van Koch te verkrijgen, zal zoo als den ondergetek: zig onderrigt vind, door de betaling aan dat oogmerk zijn voldaan geworden, en men zou bij deeze gelegendheid wel mogen vraagen, of de wijze eindens, bedoeld by de Wetten door onze Hoog-geërbiedigde Souverainen gestatueerd, ter vernietiging van de wel-eer-geusiteerde confiscatien der goederen van misdadigers, door dergelijk compositien niet illusoir worden gemaakt en evenzo zeer strekken om baatzugtige officieren der Justitie hunne pligten te doen vergeeten.’
‘Nog doet zig by het Klagtschrift des krygsraads het voorgevallene op tusschen den Heere Van Lynden enden Landbouwer Johannes Pieterssen, dewelke, naar buiten willende rijden, toevallig voor’t huis van den FisCaal zyne gehuurde Hottentot, welke als lijder bij den wagen diende, en hem apparent reedenen tot misnoegen zal hebben gegeeven, willende Kastijden, en wanneer deeze om zulks te ontwijken, de vlugt, nam in ‘t huis des FisCaals, hem in dat huis vervolgde, om dien Huurling met geweld daaruit te haalen, en over welk geval hy met den Heer van Lynden heeft moeten aangaan eene compositie voor Rd:s 1500:-‘
‘Hoe zeer ‘t ook aanden eenen kant zeker is, dat ‘t Huis van elk individu hem moet strekken tot zyne veiligheid, welke niemand ongestraft mag stooren, en dat dus ged: Pieterssen door zyne bruscque inloopen en ‘t vervolgen van zijn Huurling in ‘t huis van den independent fisCaal zig heeft vergreepen, is ‘t ook aan de andere zijde onbetwisbaar dat alle straffen g’evenreedigt dienen te zijn naar de misdaden en ‘t bezef, dat de overtreeders daarvan hebben, en dan vermeend den onderget: te moeten vraagen, welke comparatie ‘er is tusschen ‘t feit van deezen man, die mogelijk zonder intentie, om iemand te beleedigen, zijn weggelopen Hottentot vervolgd, ongelukkig en zeer zeeker onweetend tot in ‘t huis des FisCaals, en de hem opgelegde boete? En ofschoon ‘t waar is, dat hij Pieterssen zig by requeste heeft vervoegd aan den Raade van Justitie, met verzoek, om de zaak tusschen hem en den independent FisCaal te verklaaren Civiel en Composibel, en dat hij vervolgens voor Gecomitteeerde Leeden heeft gestemd in de getroffene compositie, blijkt nogtans uit zijn Request, dat hij bij ‘t gebeurde in huis aanstonds met een wagt van Soldaten in arrest is bedreigd, en dat men dadelijk zijn wagen en daar voor gespannen ossen heeft doen arresteeren met zeer mogelijk meer andere bedreigingen, en wie de bewustheid heeft, hoe de boeren van dit Land op Hun Trekossen zijn gesteld, hoe op die eenvoudige en onnozele Lieden, een aangejaagde vreeze meerder en sterker hegt, dan op anderen zal niet avoueeren, dat hij zou aangenomen hebben nog meerder te betaalen om maar van de Caap te kunnen vertrekken; Schoon den onderget: zig g’informeerd vind door de geenen, die zig als borgen voor hem hebben gesteld, dat Hij Pieterssen al ‘t Vee, t welk hij bezat en uit welkers aanteel hij zyn bestaan moest vinden, heeft moeten verkoopen, om aan zyne verbintenisse omtrent de Heer van Lijnden te voldoen, en zig dus met de zijne tot de bitterste armoede heeft zien gebragt.’
‘Zie daar wel Edele Agtb: Heer en E: Achtb: Heeren! de Klagten door den burger krijgsraad ingebragt, zo veel gedetailleerd als den onderget: heeft kunnen doen, en daar de Zwaarste der daarbij voorkomende beschuldigingen tegens den Heere independent fisCaal van Lynden en andere Perzoonen volkomen zijn geconstateerd geworden, en andere niet min verfoeielijke, door andere voorvallen van gelyken aart waarschijnlijk gemaakt, zal ‘t nu nog alleen de taak van den onderget: zijn, om ‘t klagtschrift zelfs te onderzoeken, mitsg:s wat den burgerkrijgsraad heeft kunnen moveeren ‘t zelve te teekenen, en aan deezen Raade overteleggen’
‘Het is niet alleen zeer zeeker zo als den Burgerkrijgsraad by de wydlopige inLeiding van haar Schriftuur alleen schynt te willen beweeren, dat elk Sterveling zyn regt heeft, maar ook dat ‘t regt der maatschappij, in wat oord ‘t ook moge weezen aan ieder burger competeerd, mitsg:s dat daar uit als vanzelfs voortvloeid de verpligting waar onder een ieder Legt en waartoe anderen bij het aanvaarden van publicque Ambten en Officien, zig naauwer door plegtige eede verbinden, om, wanneer onregt word gepleegd zulks aan te geeven aan de overigheid en ‘t zelve naar best vermogen tegen te gaan, en te stuiten, en wie, die deeze verpligting gevoeld, zal kunnen ontkennen, dat ofschoon hij zelfs nog zijn naaste Bloedverwanten, niet in Hunne Perzoonen eer of Goederen worden verkort, maar gestadig ziet dat zulks aan andere zijner meede Ingezeetenen word gepleegd, hij gestadig moet waaken; dat zulks ter kennisse van de overigheid geraakt, nietteegenstaande dat deeze door haar stilzwijgen over ongeoorloofde handelingen of haare goedkeuring daaraan schijnt te hegten, of haar onvermogen wil doen blyken, om dezelve te stuiten en te weeren, dewijl in bijde gevallen die kennisgeeving voor de overigheid, de nuttigste Uitwerkzelen kan hebben, als in de eerste plaats eene opwekking tot het beter betragten haarer pligten, en in het ander geval de verzeekering, dat zij in die betragting geene tegenkantingen zal ontmoeten, van anderen, die navolgens Eed en pligt gehouden zyn met goed en bloed, haar daarinne op haare eerste requisitie te helpen.’
‘Dat hoe groot deese verpligting ook zyn moge, is ‘t gewisselyk ook waar, dat daar dezelve aan ieder Ingezeeten of Burger word toegekend ook ieder een zonder zig in eene andere betrekking te considereeren, naar pligt moet worden betragt, dat ‘t dus zo wel aan een enkeLd individu, vrij staat en betaamd billijke klagten te doen, alwaare ‘t ook dat alle de overige Ingezeetenen zulks om Lief of Leed, dan wel uit vreeze als anderzints wilden nalaaten, dog ook even zo onbetwisbaar is ‘t dat zeer zelden een enkeld Perzoon zal waagen, om de vervolgingen en knevelarijen welke door deezen of geenen worden gepleegd ter kennisse van de overigheid te brengen, voor al, wanneer die daaden worden begaan, door hem, die de hooge magt en auctoriteit des Souverains moet beschermen, en uit dien hoofden in de eerste plaats verpligt is voor het leeven, de Goederen en de veijligheid der goede Ingezeetenen te waaken.’
‘Wanneer men dus overdenkt, dat den Independent FiscaaL Van Lijnden, zoo als den onderget: vermeend, dat evidentlijk is gebleken direct bij zijnEd:s aankomst indeeze Colonie zig alleen heeft toegelegt, om eene onverzadelijke geldzugt te voldoen, en zyne tijdelijke middelen te vermeerderen door de schuldige van welverdiende Straffen te doen vrijspreeken, daar anderen wederom zodanig te knevelen, dat zij met vrouw en kinderen in behoeftigheid zyn gestort, door onder zyn onmiddelijk toezigt de heiligheid der Justitie te schenden, Ja zelfs de hand daar toe te leenen zonder dat men zag dat hij door den Landvoogd, die in de eerste plaats was toebetrouwd hem bij zijn pligt te houden, is gestuit geworden, maar veeleer geprotegeerd, in zo verre dat hij zijn eenigste Zoon, aan de dogter des Fiskaals heeft ten Huwlijk gegeeven, en dat, na dit Huwlijk bij alle gelegendheeden aan den dag is gelegd, dat alles, wat door den Independent FisCaal van Lynden wierd verrigt, hoe zeer zulks ook Strijdig mogt zijn met zijne pligten, de goedkeuring van den Heere Gouverneur kon wegdraagen, en hij van alle de Leeden der Regeeringe de eenigste kwam te zijn, die op’t vertrouwen en de agting van den Heere Gouverneur mogt roemen, kan dit een en ander UWelEdele Achtb: en Ed: Achtb: met mij, ‘t zij gezamentlijk, ‘t zij ieder afzonderlijk vrijspreeken van ‘t verwaarloosen onzer verpligting om van de handelwijze des fisCaals van Lijnden ten allen tijden en daar, waar het behoorde, te doen blijken.’
‘Niemand onzer dog zal voor God nog de menschen durven ontveinzen de bewustheid gehad te hebben van eenige der Knevelarijen door den Heere van Lynden in deeze Colonie gepleegd, zo men als daarover, als regt geaarte Regenten en Ingezeetenen betaamd in ‘t verborgen te hebben gezugt, zonder de moed te hebben gevoeld hier over ter dezer Vergadering ooit een woord te reppen en dus bekroopen door eene menschenvreeze met goede oogen schreijend onregt hebben zien pleegen en de grootste knevelarijen oeffenen.’
‘Hoe gegrond deeze Vreeze en hoe wel geplaatst onze huiverigheid in deeze is geweest, heeft den uitslag volkomen bewaarheid, vermits wij niet alleen wanneer ‘t de belangens des Fiskaals kwam te gelden, niet alleen buiten staat zijn gesteld op zyne ingediende Stukken, waarbij hy zyne hooge betaalsHeeren hunne ontegenzeggelijke aanspraak op ‘S Lands middelen zogt te betwisten en teffens alle Inwoonders deezer Colonie zonder onderscheid veragt naar behooren te adviseeren maar ook dat ons daarvan de lecture is onthouden; Ja! verbooden geworden.’
‘Niet minder zekerlijk hebben wij ondervonden de geneigdheid des Heere Gouverneurs, om in allen deele, zo wel aan de kwaadaartigheid als aan de hebzugt des FisCaals de vrije teugel te vieren, alzo zijn Edele anderzints nimmer zou Zyn overgegaan van ons te vergen, onze toestemming te geeven, om een geschrift door laatsgem: in de Waereld gebragt, om de Voornaamste Familles van dit Land te schenden, alle mogelijke publiciteit tegeeven, daar wij met de geheimhouding van dat stuk tot nog toe hebben voorgekomen die Sensatien, welke ‘t zelve in alle gemoederen zou hebben verwekt, en even zo zeer kunnen wij ons nog herïnneren die onaangenaame gebeurtenissen, welke tot smaad dezer Vergadering en van haare Leeden zyn voorgevallen wanneer de minste schijn daar was, dat men tragte den fiscaal van Lynden bij zijn pligt te houden en dus zouden gewisselijk onze repraesentatien over de handelingen bij ‘t stuk des Krygsraads voorkomende geene andere gevolgen hebben gehad, als de betigtiging, welke men op den Krygsraad heeft gelaaden als of die repraesentatien aan een verderflijk vuur van verkeerde Patriotismus waaren te wijten en mogelijk ons bloot gesteld; om in onze Perzoonen en Familles gelijke vervolgingen te ondergaan.’
‘Ieder welgeaart Ingezeeten bezefde egter de noodzakelijkheid, dat de zoo verregaande kwaade behandelingen des FisCaals van Lijnden wierd gestuit, dan daar zij zo wel, als een ieder onzer vervuld waaren met vreeze van door ‘t aangeeven dier zaaken zig de hoogste indignatie van den Heere Gouverneur op den hals te laaden heeft niemand hunner in zijn privé daartoe durven overgaan, en ‘t is ook zekerlijk hierdoor, dat ‘t Geschrift des Krijgsraads, wanneer ‘t ter deezer tafel is gebragt, door de meerderheid deezes Raads als legaal is erkend, zo als den onderget: ook nog vermeend, dat behoord erkend te worden, in zo verre het aangeeven der klagten betreft; dan, ten aanzien van ‘t verzoek om den Heer van Lijnden van zyn door de Hoog gebiedende Heeren Majores verkreegen ambt van independent fiscaal te ontslaan, en een ander daartoe geschikt perzoon in zijn plaats aan te stellen, vermeend den onderget: dat zoo wel de leeden van den Burger Krijgsraad als ieder Ingezeeten geen bevoegdheid hadden Kunnen pretendeeren, Ja! dat een zodanig onderzoek onbetamelijk is alzo hoe zeer ieder een de weg om de billijke bezwaaren aanden dag te brengen, moet open blijven, behooren de middelen, om dezelve uit den weg te ruimen, te verblyven aan den geene aan wien, de klagten worden gedaan en den burgerkrijgsraad schynt dus van haare pligt in deezen geen bezef te hebben gehad, zo min als den tegenwoordigen ad interim fisCaal Deneijs, die in zijne betrekking, als Inboorling en Ingezeeten van deeze Colonie, het klagtschrift voor haar heeft vervaardigt.’
‘Door Uwel Edele Achtb: en Ed: Achtb: bereids bij Resolutie van den 16 Augustus 1791 provisioneel gedisponeerd zijnde over ‘t laatste Lid van ‘t Geschrift des Krygsraads, houdende verzoek, dat Officieren over zaaken den dienst betreffende niet zouden mogen worden geactioneerd door de FisCaals, zal den ondergeteekende zulks passeerende, de eere hebben deeze te laaten dienen, voor berigt, met ootmoedig verzoek, dat Uwel Edele Achtb: en Ed: Achtb: ‘t gebrekkige daarvan zullen gelieven te verbeeteren, en al ‘t geene door hem hier bij is ter nedergesteld zodanig nader in overweeging te neemen als UwelEd: Achtb: en Ed: Achtb: zullen vinden te behoren omme aan de beloften door dezen Rade aan de ilustre Verg: van 17:en gedaan naar Schuldigen pligt te kunnen voldoen.’
’/:onderstond:/’
‘In ‘t Casteel de Goede Hoop den 31 DeC:br 1792’
’/:was getekend:/ W: F: v Reede van Oudtshoorn’
‘Register van alle zodanige Stukken, als gehoren tot ‘t bericht door den Onderget: vervaardigt over het aan hem gedemandeerd onderzoek der klagten door den BurgerKrijgsraad, zoo tegens den Heere Independent Fiscaal Johan Nicolaas Steven van Lijnden, als diverse andere perzoonen ingebragt, namentlijk’
‘
1 | Klagtschrift van den Burgerkrijgsraad, op den 10:e Maij 1791 in Raade van Politie ingedient, met 11 Stuks Bylaagen, als |
A | Beëedigde Verklaring van der Capitain Lieut: ter zee Arnoldus Rogge, waarbij blijkt, deCompositie, die denzelve met den Heer Independent fisCaal voor 't verkoopen van eenig Touwwerk aan den franschen Capitain Scohij heeft aangegaan. |
B | Verklaaring van den burger Jacobus Johannes van Velden betrekkelijk tot de voorsz: Compositie. |
C | Proces verbaal van den Fransche Capitain Scohij aantonende de tweede verkoop van 't geconfisqueerd Touwwerk door den Independent fisCaal van Lijnden aan hem, voor eene Somma van Rd:s 1940:- |
D | Quitantie door den adjunct fisCaal Gabriel Exter aan Voorsz: Scohij gepasseerd voor den goeden ontfangst van gem: Rd:s 1940:- voor 't aan Hem verkogt geconfisqueerd Touw werk. |
E | Beëedige Verklaring vanden burger Capitain Johannes Gie, waarbij blyk den verkoop door den Gezaghebber van 't Hoekerschip de Sterrenschans , Jan Valkenburg van een Scheepsschuit aan den fransche Capitain G: M: Dupin. |
F | Proces Verbaal, door gem: Capit: Dupin en deszelfs officieren getekend, waarbij onder anderen te vinden is de reecq: van 't geene dien Capit: aan den gezaghebber Valkenburg, behalven voor de Schuit, nog voor een Cabel van 17 d:m eenige ligte andere Touwwerken, Scheeps-en mond behoeftens heeft betaald. |
G | Beeedigde Verklaring, van den burger Valentijn Alexis Schoonberg waarbij word aangetoond den verkoop aan hem door den independent fisCaal Van Lynden van 898 lb Tabak welke hadden gehoord tot de 1200 lb, die van den Capit: Lieutenant ter Zee Altrog geconfisqueerd waaren. |
H | d:o d:o door den burger Christiaan Caroets verleend, over de onbetamelijke wijze waarop den Landbouwer Human, door een Wagt van het Regiment van Wurtemberg uit 't Huis van Hem Caroets is gehaald |
I | Beëedigde Verklaring, gegeeven door den Brandmeester Andries Brink waaruit te zien is, dat den Heer independent fisCaal van Lynden zekere boete van vijftig duCatons, waarin den burger Barend Beukes, over gepleegde injurie, aan voorn:de Brink had bekeurd, niet ingevolge 't verzoek van hem Brink aan den Armen heeft willen doen geworden. |
K | Verklaring van den Capit: Lieut Arnoldus Rogge, aantoonende dat de verklaaring, die hij ter requisitie van den Burger Vaandrig Coenraad Nelson heeft gegeeven, niet is geschied, uit Vriendschap of op Verzoek van den Heer Jacobus Johannes LeSuëur |
L | Relaas van den burger Godfried Fredrik Koch, waarbij hij zo wel zyn onschuld, also de mishandelingen hem gedurende zijne detentie aangedaan, aan den dag legt, door zijn spoedig overlijden ongeteekend gebleeven, daarna gecertificeerd, geteekend en beëedigt doorden burger Lieut: Jonas Albertus van der Poel en den burger Jan Smit. |
2 | Extract Secreete Resolutie genomen in Rade van Politie, op den 13 Maij 1791 bij gelegendheid, dat evengem: klagtschrift is geleezen. |
3 | d:o ResoLutie de dato 29 Junij 1791 waarbij aan den ad interim FisCaal M:r Jacob Pieter Deneijs 't meerm: Klagtschrift met dies bijlagen is ter hand gesteld, ten einde die zaak naar behooren te onderzoeken en teegens de Schuldige te proCedeeren. |
4 | Request van den Gezaghebber van 't Hoekerschip de Sterrenschans , Jan Valkenburg op den 14 October 1791 ingediend, houdende verzoek, omme te mogen repatrieeren. |
5 | Besluit daar op. |
6 | Nader Request door voorsz: Valkenburg, op den 20 deCember 1791 ingeleeverd waarby zyn verzoek, omme te mogen repatrieeren, herhaald. |
7 | Resolutie daarop genomen en waarbij van den ad interim FisCaal Deneijs is gevordert berigt welke proCedures hij ex officio genoodzaakt was geweest, tegens gem: Valkenburg te moeten entameeren. |
8 | Berigt, door den ad interim fisCaal Deneijs vervolgens ter Vergadering van den 3 Januarij 1792 ingediend, waarbij blijkt dat hij de ProCedures eerst op den 2 November bevorens tegens gem: Valkenburg had begonnen en dezelfde bereids op den 28:e dierzelfde maand had getermineerd met eene compositie van Rd:s 2000:- |
9 | Extract resolutie de dato 6 Jan:rij jL: waarby van den Raade van Justitie op g'eischt zyn geworden authenticque Copijen, van alle de Stukken, die tot de voorsz: proCedures en Compositie eenige betrekking hebben gehad. |
10 | Copia van evengem: Stukken by den Raade van Politie van den Raade van Justitie op den 24 febr: L: L: ontfangen. |
11 | Extract Resolutie de dato 24 februarij dezes jaars, waarby den ad interim fisCaal nader word gelast, omme met den meesten Spoed de klagten, zoo bij 't Vertoog van den Krygsraad als bij de daartoe relative Stukken voorkomende, naauwkeurig te onderzoeken. |
12 | Vertoog van den ad interim fisCaal, waarbij hij nogmaals kennisse geeft van de Voorm: Compositie door Valkenburg met hem aangegaan en door welk vertoog hij heeft vermeend te hebben gedefungeerd; tot Bijlagen hebbende, de volgende Stukken, als |
A, | Declaratie van den adjunct fisCaal Gabriel Exter over de Compositie door den Capit: Lieut: Arnoldus Rogge met 't officie fisCaal aangegaan. |
B, | Extract Crimineele Rechts-Rolle, dato 2:e April 1789, behelzende qualificatie op den independent fisCaal van Lijnden, om met Jan Smit van Dillenburg te mogen composeeren. |
C | Extract Notulen vanden 6 April 1789, waarbij blijkt dat evengem: compositie is getreffen en aangegaan. |
D | d:o Crimineele Rechts Rolle, dato 27:e April 1790, waarby de zaak van Godfried Fredrik Koch is verklaard Civiel en Composibel. |
E | d:o Notulen Van den 27 april 1790 gehouden voor gecommitteerde Leeden uit den Raade Van Justitie, die de compositie tusschen 't officie fisCaal en Voorsz: Koch niet hebben kunnen treffen. |
F | d:o Crimineele Rechts Rolle, dato 29:e April 1790, waarbij voorkomt het besluit Van den Raade Van Justitie, omme den Heere Independent fisCaal Van Lijnden te laaten afvragen of zijn Ed: de gedaane praesentatie, van gem: Koch van namentlijk Rd:s 2500:- te willen betaalen; accepteerde. |
G | Extract Notulen Van den 30 April 1790 - waarbij blijkt, dat de Compositie eindelijk voor die Somma is getroffen. |
H | d:o Crimineele Rechts Rolle dato 8 October 1789, waarbij het verzoek Van den Landbouwer Johannes Pieterssen voorkomt om met den Heer independent fisCaal van Lijnden te mogen composeeren. |
I | d:o Notulen Van den 10 October 1789, waaruit tezien is, dat de Compositie voor geCommitteerde Leeden uit den Raad van Justitie zijn voortgang heeft gehad, en hij Pieterssen by die gelegendheid aangenomen heeft gehad aan den Heer Independent FisCaal van Lijnden te betaalen eene Somma van Rd:s 1500:- |
13 | Extract Resolutie de dato 26 Junij Jongstl: waarby consteert de deClaratie van den Heere Gezaghebber, dat volgens het zeggen van den krijgsraad, den ad interim fisCaal Deneijs 't klagtschrift, zelve zoude hebben gemaakt, en de Leeden van die Krijgsraad zoude hebben aangezet 't zelve te teekenen en in te leeveren. |
14 | d:o d:o de dato 10 Julij Laatstl: waarby blijkt de volmondige belijdenis van den ad interim fisCaal Deneijs, van 't klagtschrift of 't verzoek van den Krygsraad te hebben gemaakt. |
15 | d:o d:o de dato 11 July deeses Jaars, waarbij 't onderzoek der Klagten, om redenen dat d'onderget: zig daarvan heeft g'excuseerd, aan den Coopman titulair Rijno Johannes van der Riet is opgedragen. |
16 | Extract Resolutie de dato 17 Junij laatst: gepasseerd; waarbij te zien zyn de reedenen, waarom den ondergeteekende het onderzoek naderhand op zig genoomen heeft; |
17 | Beëedigde Verklaaring van dikwyls gem: Capt: Lieut: Arnoldus Rogge, omtrent de Compositie voor Rd:s 3060:- met den adjunct fiscaal Exter aangegaan, en waarbij blijkt dat van deese compositie den Independent fisCaal Van Lynden kennisse moet hebben gedraagen, gehorende tot de vorige door hem gegeeven, omtrent deeze compositie onder de bijlaagen van 't Klagtschrift van den Burgerkrygsraad te Vinden. |
18 | Extract uit de Cassa Reekening van de maand Februarij 1791, waarin bekend gesteld is, 't geene voor ConfisCatien en Breuken door den independent fisCaal Van Lynden aan de Comp: is betaald. |
19 | d:o Resolutie van den 24 februarij jongstl: houdende deClaratie van den Heere Gezaghebber op 't advijs door den onderget: Raade Van Politie ingeleeverd, omtrend de Scheeps Schuit door dikwils gem: Valkenburg aan den franschen Capitain Dupin verkogt |
20 | Copia Interrogatoriën door den major der Arthillerie Johannes fischer beantwoord, met betrekking tot 't op breeken van twee Vloeren in zijn Woonhuis door den onderschout Matthijssen en een Metzelaar om onderzoek te doen na twee Koussen met gestoolene Spaansche Matten. |
21 | Beeedigde Verklaring van den burger Hendrik Jacob Welchen, inhoudende de wijze op welke den Landbouwer Herman door een wagt van Wurtemburg met geweld in arrest is genoomen. |
22. | d:o d:o van den Burger Jacobus Johannes van den Berg, waarby blijkt de Violentie en 't geweld door eenige Zoldaaten van 't regiment van Wurtenberg in zijn huis gepleegt. |
23 | Certificaat van de Diaconij, dat de Vijftig duCatons waarin den burger Barend Beukes is bekeurd geworden, niet in haare Cassa zyn ontfangen. |
24 | Copia authenticque Stukken betreffende de beschuldigingen van den burger Godfried Fredrik Koch, in de daarop gevolgde compositie. |
Aantoonende de Waarschynlijkheid Van de Mishandelingen aan den burger Godfried Fredrik Koch gepleegt. | |
25. | Beëedigde Verklaring van den Burger Sebastiaan Rothman. |
26. | Relaas van de meijd Petronella |
27. | Beeedigde Verklaring van den Capitain der Burgerij Pieter Van Breda: |
28. | d:o d:o van den Lieutenant der Burgerij Jan Andries Horak. |
29, | ReLaas van den Bastaart Hottentot Casper, inhoudende de mishandelingen die hem in de Tronk zijn aangedaan. |
30, | Extract Sententie vanden Slaaf Domingo van Bougies C: S:, geveld den 19 July 1792 waarby blijkt, dat Voorsz: Casper onschuldig is getortureerd. |
31, | Extract Resolutie, de dato 16 Aug:s 1791 houdende 't provisioneel besluit over 't verzoek Van den BurgerKrijgsraad, dat geene Officieren inzaaken de Wagt betreffende door de fisCaals zouden mogen werden g'actioneerd. |
1 | Klagtschrift van den Burgerkrijgsraad, op den 10:e Maij 1791 in Raade van Politie ingedient, met 11 Stuks Bylaagen, als |
A | Beëedigde Verklaring van der Capitain Lieut: ter zee Arnoldus Rogge, waarbij blijkt, deCompositie, die denzelve met den Heer Independent fisCaal voor 't verkoopen van eenig Touwwerk aan den franschen Capitain Scohij heeft aangegaan. |
B | Verklaaring van den burger Jacobus Johannes van Velden betrekkelijk tot de voorsz: Compositie. |
C | Proces verbaal van den Fransche Capitain Scohij aantonende de tweede verkoop van 't geconfisqueerd Touwwerk door den Independent fisCaal van Lijnden aan hem, voor eene Somma van Rd:s 1940:- |
D | Quitantie door den adjunct fisCaal Gabriel Exter aan Voorsz: Scohij gepasseerd voor den goeden ontfangst van gem: Rd:s 1940:- voor 't aan Hem verkogt geconfisqueerd Touw werk. |
E | Beëedige Verklaring vanden burger Capitain Johannes Gie, waarbij blyk den verkoop door den Gezaghebber van 't Hoekerschip de Sterrenschans , Jan Valkenburg van een Scheepsschuit aan den fransche Capitain G: M: Dupin. |
F | Proces Verbaal, door gem: Capit: Dupin en deszelfs officieren getekend, waarbij onder anderen te vinden is de reecq: van 't geene dien Capit: aan den gezaghebber Valkenburg, behalven voor de Schuit, nog voor een Cabel van 17 d:m eenige ligte andere Touwwerken, Scheeps-en mond behoeftens heeft betaald. |
G | Beeedigde Verklaring, van den burger Valentijn Alexis Schoonberg waarbij word aangetoond den verkoop aan hem door den independent fisCaal Van Lynden van 898 lb Tabak welke hadden gehoord tot de 1200 lb, die van den Capit: Lieutenant ter Zee Altrog geconfisqueerd waaren. |
H | d:o d:o door den burger Christiaan Caroets verleend, over de onbetamelijke wijze waarop den Landbouwer Human, door een Wagt van het Regiment van Wurtemberg uit 't Huis van Hem Caroets is gehaald |
I | Beëedigde Verklaring, gegeeven door den Brandmeester Andries Brink waaruit te zien is, dat den Heer independent fisCaal van Lynden zekere boete van vijftig duCatons, waarin den burger Barend Beukes, over gepleegde injurie, aan voorn:de Brink had bekeurd, niet ingevolge 't verzoek van hem Brink aan den Armen heeft willen doen geworden. |
K | Verklaring van den Capit: Lieut Arnoldus Rogge, aantoonende dat de verklaaring, die hij ter requisitie van den Burger Vaandrig Coenraad Nelson heeft gegeeven, niet is geschied, uit Vriendschap of op Verzoek van den Heer Jacobus Johannes LeSuëur |
L | Relaas van den burger Godfried Fredrik Koch, waarbij hij zo wel zyn onschuld, also de mishandelingen hem gedurende zijne detentie aangedaan, aan den dag legt, door zijn spoedig overlijden ongeteekend gebleeven, daarna gecertificeerd, geteekend en beëedigt doorden burger Lieut: Jonas Albertus van der Poel en den burger Jan Smit. |
2 | Extract Secreete Resolutie genomen in Rade van Politie, op den 13 Maij 1791 bij gelegendheid, dat evengem: klagtschrift is geleezen. |
3 | d:o ResoLutie de dato 29 Junij 1791 waarbij aan den ad interim FisCaal M:r Jacob Pieter Deneijs 't meerm: Klagtschrift met dies bijlagen is ter hand gesteld, ten einde die zaak naar behooren te onderzoeken en teegens de Schuldige te proCedeeren. |
4 | Request van den Gezaghebber van 't Hoekerschip de Sterrenschans , Jan Valkenburg op den 14 October 1791 ingediend, houdende verzoek, omme te mogen repatrieeren. |
5 | Besluit daar op. |
6 | Nader Request door voorsz: Valkenburg, op den 20 deCember 1791 ingeleeverd waarby zyn verzoek, omme te mogen repatrieeren, herhaald. |
7 | Resolutie daarop genomen en waarbij van den ad interim FisCaal Deneijs is gevordert berigt welke proCedures hij ex officio genoodzaakt was geweest, tegens gem: Valkenburg te moeten entameeren. |
8 | Berigt, door den ad interim fisCaal Deneijs vervolgens ter Vergadering van den 3 Januarij 1792 ingediend, waarbij blijkt dat hij de ProCedures eerst op den 2 November bevorens tegens gem: Valkenburg had begonnen en dezelfde bereids op den 28:e dierzelfde maand had getermineerd met eene compositie van Rd:s 2000:- |
9 | Extract resolutie de dato 6 Jan:rij jL: waarby van den Raade van Justitie op g'eischt zyn geworden authenticque Copijen, van alle de Stukken, die tot de voorsz: proCedures en Compositie eenige betrekking hebben gehad. |
10 | Copia van evengem: Stukken by den Raade van Politie van den Raade van Justitie op den 24 febr: L: L: ontfangen. |
11 | Extract Resolutie de dato 24 februarij dezes jaars, waarby den ad interim fisCaal nader word gelast, omme met den meesten Spoed de klagten, zoo bij 't Vertoog van den Krygsraad als bij de daartoe relative Stukken voorkomende, naauwkeurig te onderzoeken. |
12 | Vertoog van den ad interim fisCaal, waarbij hij nogmaals kennisse geeft van de Voorm: Compositie door Valkenburg met hem aangegaan en door welk vertoog hij heeft vermeend te hebben gedefungeerd; tot Bijlagen hebbende, de volgende Stukken, als |
A, | Declaratie van den adjunct fisCaal Gabriel Exter over de Compositie door den Capit: Lieut: Arnoldus Rogge met 't officie fisCaal aangegaan. |
B, | Extract Crimineele Rechts-Rolle, dato 2:e April 1789, behelzende qualificatie op den independent fisCaal van Lijnden, om met Jan Smit van Dillenburg te mogen composeeren. |
C | Extract Notulen vanden 6 April 1789, waarbij blijkt dat evengem: compositie is getreffen en aangegaan. |
D | d:o Crimineele Rechts Rolle, dato 27:e April 1790, waarby de zaak van Godfried Fredrik Koch is verklaard Civiel en Composibel. |
E | d:o Notulen Van den 27 april 1790 gehouden voor gecommitteerde Leeden uit den Raade Van Justitie, die de compositie tusschen 't officie fisCaal en Voorsz: Koch niet hebben kunnen treffen. |
F | d:o Crimineele Rechts Rolle, dato 29:e April 1790, waarbij voorkomt het besluit Van den Raade Van Justitie, omme den Heere Independent fisCaal Van Lijnden te laaten afvragen of zijn Ed: de gedaane praesentatie, van gem: Koch van namentlijk Rd:s 2500:- te willen betaalen; accepteerde. |
G | Extract Notulen Van den 30 April 1790 - waarbij blijkt, dat de Compositie eindelijk voor die Somma is getroffen. |
H | d:o Crimineele Rechts Rolle dato 8 October 1789, waarbij het verzoek Van den Landbouwer Johannes Pieterssen voorkomt om met den Heer independent fisCaal van Lijnden te mogen composeeren. |
I | d:o Notulen Van den 10 October 1789, waaruit tezien is, dat de Compositie voor geCommitteerde Leeden uit den Raad van Justitie zijn voortgang heeft gehad, en hij Pieterssen by die gelegendheid aangenomen heeft gehad aan den Heer Independent FisCaal van Lijnden te betaalen eene Somma van Rd:s 1500:- |
13 | Extract Resolutie de dato 26 Junij Jongstl: waarby consteert de deClaratie van den Heere Gezaghebber, dat volgens het zeggen van den krijgsraad, den ad interim fisCaal Deneijs 't klagtschrift, zelve zoude hebben gemaakt, en de Leeden van die Krijgsraad zoude hebben aangezet 't zelve te teekenen en in te leeveren. |
14 | d:o d:o de dato 10 Julij Laatstl: waarby blijkt de volmondige belijdenis van den ad interim fisCaal Deneijs, van 't klagtschrift of 't verzoek van den Krygsraad te hebben gemaakt. |
15 | d:o d:o de dato 11 July deeses Jaars, waarbij 't onderzoek der Klagten, om redenen dat d'onderget: zig daarvan heeft g'excuseerd, aan den Coopman titulair Rijno Johannes van der Riet is opgedragen. |
16 | Extract Resolutie de dato 17 Junij laatst: gepasseerd; waarbij te zien zyn de reedenen, waarom den ondergeteekende het onderzoek naderhand op zig genoomen heeft; |
17 | Beëedigde Verklaaring van dikwyls gem: Capt: Lieut: Arnoldus Rogge, omtrent de Compositie voor Rd:s 3060:- met den adjunct fiscaal Exter aangegaan, en waarbij blijkt dat van deese compositie den Independent fisCaal Van Lynden kennisse moet hebben gedraagen, gehorende tot de vorige door hem gegeeven, omtrent deeze compositie onder de bijlaagen van 't Klagtschrift van den Burgerkrygsraad te Vinden. |
18 | Extract uit de Cassa Reekening van de maand Februarij 1791, waarin bekend gesteld is, 't geene voor ConfisCatien en Breuken door den independent fisCaal Van Lynden aan de Comp: is betaald. |
19 | d:o Resolutie van den 24 februarij jongstl: houdende deClaratie van den Heere Gezaghebber op 't advijs door den onderget: Raade Van Politie ingeleeverd, omtrend de Scheeps Schuit door dikwils gem: Valkenburg aan den franschen Capitain Dupin verkogt |
20 | Copia Interrogatoriën door den major der Arthillerie Johannes fischer beantwoord, met betrekking tot 't op breeken van twee Vloeren in zijn Woonhuis door den onderschout Matthijssen en een Metzelaar om onderzoek te doen na twee Koussen met gestoolene Spaansche Matten. |
21 | Beeedigde Verklaring van den burger Hendrik Jacob Welchen, inhoudende de wijze op welke den Landbouwer Herman door een wagt van Wurtemburg met geweld in arrest is genoomen. |
22. | d:o d:o van den Burger Jacobus Johannes van den Berg, waarby blijkt de Violentie en 't geweld door eenige Zoldaaten van 't regiment van Wurtenberg in zijn huis gepleegt. |
23 | Certificaat van de Diaconij, dat de Vijftig duCatons waarin den burger Barend Beukes is bekeurd geworden, niet in haare Cassa zyn ontfangen. |
24 | Copia authenticque Stukken betreffende de beschuldigingen van den burger Godfried Fredrik Koch, in de daarop gevolgde compositie. |
Aantoonende de Waarschynlijkheid Van de Mishandelingen aan den burger Godfried Fredrik Koch gepleegt. | |
25. | Beëedigde Verklaring van den Burger Sebastiaan Rothman. |
26. | Relaas van de meijd Petronella |
27. | Beeedigde Verklaring van den Capitain der Burgerij Pieter Van Breda: |
28. | d:o d:o van den Lieutenant der Burgerij Jan Andries Horak. |
29, | ReLaas van den Bastaart Hottentot Casper, inhoudende de mishandelingen die hem in de Tronk zijn aangedaan. |
30, | Extract Sententie vanden Slaaf Domingo van Bougies C: S:, geveld den 19 July 1792 waarby blijkt, dat Voorsz: Casper onschuldig is getortureerd. |
31, | Extract Resolutie, de dato 16 Aug:s 1791 houdende 't provisioneel besluit over 't verzoek Van den BurgerKrijgsraad, dat geene Officieren inzaaken de Wagt betreffende door de fisCaals zouden mogen werden g'actioneerd. |
’): onderstond:(‘
‘In ‘t Kasteel de Goede Hoop, den 31 DeC:b 1792.’
’/: was getekend:/ W: F: V: Reede Van Oudtshoorn.’
En bij d’ aandagtige Lecture van den gantschen Bundel zynde gebleeken, dat ‘t zelve Schriftuur komt te bevatten een duidelijk en omstandig verhaal, zo van den aard der bovengeciteerde onderscheidene KLagten en beschuldigingen door den Burgerkrygs-raad tegens den Heere Van Lijnden mitsgaders diverse andere bij het voorsz: Berigt benoemde persoonen gedaan als van de gegrondheid ofte ongefundeerdheid dan wel waarschijnlijkheid der gemelde beschuldigingen en klagten, beneevens een exposé van het geen door den ad interim fiskaal Deneijs daarom t’ zeedert den 29 Junij 1791, dat hem ‘t naauwkeurig onderzoek derzelve is gedemandeerd tot op den 29 Junij Jongstleeden verrigt is geworden
Zo is na rijpe deliberatie goedgevonden en verstaan omtrent het Voorsz: Berigt van den Heere Van Reede Van Oudtshoorn in geene dispositie te treeden, maar het zelve met alle de daarbij gehoorende Stukken eerbiediglijk in origineel te suppediteeren aan Heeren Commissarissen Generaal met onderdanige beede omtrend de zaaken daarbij Voorkomende zodanig te willen handelen als Haar Hoog Edelhedens naar hoogst derzelver Wijsheid zullen vinden te behooren, dan wel deezen Raade te willen beveelen hoedanig dezelve daarin verder zal moeten gedragen.
Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop, Ten dage en Jaare Voorschr:
[Signed:] J: I: Rhenius
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: De Wet
[Signed:] W: F: V: Reede Van Oudtshoorn.