Skip to content

C222 v1.20

C. 222, pp. 29-86.

Maandag den {17940210} 10:e februarij 1794

‘S voormiddags, present de Edele Heer Commissaris, beneevens den Heere Gezachhebber en de Heeren Leeden Le Sueur, de Wet en Bergh demptis de Heeren Gordon, van Reede van Oudtshoorn en Brandt.

Na resumptie der Resolutien op den 4:e deezer genoomen wierd door den Edelen Heer Commissaris ter tafel geproduceerd de Missives door de WelEdele Groot Achtb: Heeren der Hooge Indiasche Regeering aan dit Gouvernement gericht, en per het particulier Schêpje de Dankbaare Africaan alhier op eergisteren aangebracht, en onder dezelve Missives gevonden zijnde eene zonder datum doch die volgens het Register zoude zijn van den 7: November anno passato, zo is na lecture van dezelve Missive als de eenigste die eenige rescriptie komt te vorderen, beslooten daaröp in alle eerbied aan de hooge indiasche Regeering te antwoorden, dat de Missive welke hunne HoogEdelheedens aan deezen Raade op den 6:e October Laatsleeden hebben gericht ter communicatie van de precautiën welke te Batavia zyn genoomen met betrekking tot de Secreete Seinvlaggen welke in deezen Jaare van de Leeuwenkop en Bil zullen worden vertoond, en waarvan een Stel zich op het door de franschen veroverd Schip Willem de Vierde heeft bevonden, alhier niet is ontfangen zo min als het duplicaat daarvan welke neevens hunner HoogEdelheedens als nu ontfangene Missives zou zijn gevoegd.

Van de Passage waar bij hunnen HoogEdelens deeze Regeering kennisse geeven die zich alhier bevindende geweezen Secunde van Jaggernaikpoeram Francois Jacques de Ravellet te hebben gecondemneert in een boete van een Jaar gagie, om uit zijne bij d’ E Comp:e gesequestreerde penningen te worden betaald, zal Extract worden afgegeeven aan denzelven Ravallet, ten eïnde te strekken tot zijn naricht en informatie; en zoo meede van de aan hem verleende permissie om met de zijne van hier te repatrieeren, mits de Compagnie voor zijn vertrek door het passeeren van de gewoone borchtocht indemneerende.

Het Pacquet g’addreseerd aan den Commandant van het Regiment van Meuron alhier, per het Schip de Surcheange te Batavia ontfangen, en volgens hunne HoogEdelheedens geëerd aanschrijvens per het Scheepje de dankbaare Africaan herwaards gezonden, alhier niet ontfangen zijnde, zoo zal daarvan de Hooge Indiasche Regeering kennisse worden gegeeven.

In eerbiedigde rescriptie op het geen hun WelEdele Groot Achtb: omtrend de Eisch van Souratte voor dit Gouvernement voor den Jaare 1793 gelieven te vorderen, zullen hoogstdezelve eerbiedig worden bericht, dat de eisch van gemelde directie voor dit Gouvernement voor den Jaare 1793 is g’ arresteerd en vervaardigd geworden den 14:e Julij 1792 en vervolgens per het Schip de Schelde op den 16:e der gemelde maand van hier afgegaan; dat de laate verzending dier Eisch niet kan worden g’attribueerd aan eenig verzuim alhier gepleegd, dewijl ‘er geene geleegendheid is geweest tot dies verzending als per de Scheepen Vasco de Gamma en de Schelde ; Successivelijk op den 11:e en 30:e Junij alhier g’arriveerd, dat dezelve Eisschen niet direct naar Souratte hebenden kunnen worden verzonden aan de Ministers te Ceïlon zijn g’addresseerd, en dat dus waarschijnlijk de gemelde Eisch bij aankomst te Colombo door gebrek aan geleegendheid niet naar Souratte heeft kunnen worden voortgeschikt, dan wel te Cochim heeft moeten blijven leggen.

Dan ten aanzien van de vergoeding welke de hooge indiasche Regeering komt te vorderen dat zal worden gedaan door den Edelen Heer Commissaris, over het bedraagen van 24 Schooten die bij zijn Ed: komst aan boord van het Schip Houglij en bij zijn Ed:e vertrek met de particuliere Snaauw de Goede Verwachting ter Rheede van Souratte zouden zijn gedaan, zal door welgemelde Edele Heer Commissaris aan hunne HoogEdelheedens worden voorgedraagen: dat zijn Ed: eerbiedig vermeend dat deeze vergoeding zijn Ed: geenzints kan incumbeeren, en wel

Eerstelijk, Om dat zijn Ed: nimmer noch aanboord van het Schip Houghlij , noch aan boord van ‘t toenmaals meede te Souratte geleegen hebbend Schip Meerwijk geweest zijnde, ook noch bij zijn Ed: komst aanboord, noch bij zijn Ed: vertrek van daar heeft kunnen worden gesalueerd, en ten

Tweede, dat Schoon zijn Ed: zich wel herinnerd dat bij zijn Ed: vertrek van de Souratse Rhêde gesalueerd geworden is, zonder dat zijn Ed: zich kan te binnen brengen met hoe veel Schooten, zijn Ed: echter verzeekerd is dat zulks niet heeft te booven gegaan het getal Schooten dat Steeds aan alle Hoofdgebieders /: Gouverneurs en Directeurs:/ en zoo meede aan zijn Ed: predecesseuren gegeeven geworden is, en dat Schoon dit Salut ook al eenige weïnige Schooten was te boven gegaan het bepaald getal, de Gezachhebbende Officier van Houghlij daartoe van zyn Ed: die het gezach twee dagen bevorens had overgegeeven geene beveelen heeft gehad of hebben kunnen.

Vervolgens is geleezen een Request door de Rheeders en Eigenaars mitsgaders de Schipper van het Particulier Brigantijn Scheepje de Dankbaare Africaan aan deeze Regeering gericht, luidende als Volgt.

Aan den WelEd: Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad Ordinair van Neerlands India en Commisaris over het Gouvernement van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c:a &c:a &c:a - beneevens den E Achtbaare Heer Gezachhebber en de E Achtb: Heeren Raaden van Politie.

‘WelEdele groot Achtb: Heer! en E: Achtb: Heeren!’

‘Den ondergeteekende Rheeders en Eijgenaars van het Particuliere Brigantijn Scheepje de Dankbaare Africaan , mitsgaders de Schipper van die Bodem, neemen bij deezen de vrijheid UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: ingevolge de gestatueerde ordres en Reglementen pligtSchuldig ter kennisse te brengen.’

‘Dat gedacht Scheepje, door hen naar Batavia afgevaardigd, aldaar op den 17:e Augustus A:o P:to is aangeland, vervolgens weederom den 7:e December J:L: van India’s Hoofdplaatse vertrocken den 18 derzelver maand uit Straat Sunda gezeild, en op Eergisteren den 7:e deezer behouden en rampvrij alhier is koomen te ankeren, - Belaaden met de volgende Indiasche Producten, als.’

‘Dat voorts het genoemde Scheepje bij deszelfs Vertrek van hier is voorzien geweest van.-‘

‘Dat bij deeze Ammunitie te Batavia is gevoegd.- als’

‘Zoo dat als nu de ammunitie van deeze Boodem bestaat in’

‘Dat de Equipagie van meergenoemde Bodem bij deszelfs vertrek van hier heeft bestaan in 20 koppen als.’

‘Zo dat de Equipagie van het Scheepje de Dankbaare Africaan bij deszelfs aankomst alhier heeft bestaan in’

‘Beneevens den adsistent Hendrik van der Werff die op bekoomen permissie van de Hooge Indiasche Regeering als Passagier herwaards is overgevaaren.’

‘Voorts neemen de ondergeteekendens de Vrijheid UwelEdele Groot Achtb: en E Achtb: aan te bieden het Journaal geduurende de Reijze naar Batavia en van daar herwaards gehouden, beneevens het Paspoort en de Zeebrieven aan het Brigantijn Scheepje de Dankbaare Africaan verleend, ten einde daarmeede zodanig te kunnen worden gehandelt als UWelEdele Groot Achtb: zullen vinden te behooren.’

‘Verzoekende de ondergeteekende overigens dat door UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: aan hem mag worden verleend de nodige permissie om de met meergedachte Scheepje aangebrachte Indiase Producten onder betaaling van de gewoone inkoomende rechten te moogen ontlossen’

‘’T Welk zijn doende etc:a’

’/:geteek:/ G: F: Goetz J:s J:s Vos Th:s Janssen’

na lecture van welke Requeste beslooten is de daarbij overgelegde Zeebrieven en Paspoort te roieëren, omme vervolgens zo wel als het neevens dezelve gevoegd Journaal ter Secretarije te worden geseponeerd, zullende wijders aan de Rheeders van opgemeld Scheepje worden gepermitteerd de daarmeede aangebrachte indiasche Producten te ontlossen, mits alvorens tot die ontlossing procedeerende, ingevolge het 35:e Articul van ‘t Generaal Placaat door de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal omtrent de vrije vaart en handel geëmaneerd, aan de Compagnie de bepaalde inkomende Rechten betaalende.

Uit eene Lijst door Gecommitteerdens over S Comp:s grote Geldcassa geformeerd, gebleeken zijnde dat zich onder Ultimo Januarij in dezelve Cassa heeft bevonden een bedraagen van Rd:s 5863 aan oude vuile en gemutileerde papiere en cartonne Muntstukken, die alle volgens het Schriftelijk Rapport door de daartoe benoemde permanente Commissie zijn verbrand geworden, zo is verstaan het gezegde montant van Rd:s 5863:- zo bij de Negotieboeken als bij de groote Geldcassa te laaten afSchrijven.

Door den Capitijn der Arthillerie George Coenraad Kuchler den Capitijn Luitenant Adriaan de Vogel en den Negotie overdrager Henricus Coens Voget, aan wien bij besluit deezer tafel van den 13:e deezer is gelast omme te tauxeeren de 5 p:s Canons door den Oud Heemraad aan Stellenbosch Gerhardus Munnik opgevischt uit het wrak van ‘t in Saldanhabaaï verbrand en gezonken Schip Middelburg , over hunne verrichtingen in deezen ingedient zijnde het volgend Rapport

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad Ordinair van Neerlandsch India Mitsgaders Commissaris over ‘t gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c:a &c:a &c:a beneevens den WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber en de WelEdele Heeren Raaden van Politie.

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E Achtbaare Heeren!’

‘Aan de ondergeteekendens ter hand gesteld zijnde Een Extract Resolutie genoomen in Rade van politie op den 13:e deezer lopende maand, waarbij aan dezelve gelast word omme 5 Stukken Canon, Namentlijk’

‘4 a 8 lb en’

‘1 d:o 4 d:o te Tauxeeren’

‘zijnde dezelve door den Oud heemraad Gerhardus Munnik /: volgens daartoe bekoomen permissie:/ in de Saldanhabaaï uit ‘t gezonken Wrak van ‘t Schip Middelburg opgevist zoo hebben dezelve de Eer te berigten.’

‘Dat blijkens ‘t Rapport door den Eerst ondergeteekende, Reeds op den 10:e deezer aan den WelEdele Groot Achtb: Heere Commissaris gedaan, niet meer als Drie Canons a 8 lb bruikbaar zijn, en vermits dezelve al veel van hunne Specie verlooren hebben kunnen zijn voor niet meer dan 2/3 hunner inkoop in Geldwaarde geschat worden; zoo dat zulks voor gem:e 3 Canons zoude bedraagen Eene Somma van ƒ 300.- Holl: Courant’

‘Wat aanbelangt het vierde Canon a 8 lb, en ‘t andere a 4 lb kunnen niets anders dan tot de prijs van Yzer ballast by de Negotieboeken worden ingenoomen En zoude dus bedragen Eene Somma van ƒ72 1/2 Holl:s Courant’

‘Verhoopende hiermeede aan de Intentie van Uwe WelEdele Groot Achtb: en E Achtb: te hebben voldaan zoo laaten wij deezen dienen voor Needrig Rapport.’

‘Cabo de Goede Hoop den 31:e Jann:y 1794.’

’/: geteek:/ G: C: Kuchler A: D: Voogel H: C: Voget’

zo is goedgevonden en verstaan de gedaane tauxatie te approbeeren, zullende dienvolgens zoo de bekwaame als onbruikbaare Canons voor het bedraagen waaröp zijn gewaardeerd bij de Negotieboeken eene aparte Reekening onder den titul van Goederen uit het gezonken Schip Middelburg gesalveerd, worden ingenoomen, op welke reekening insgelijks zal moeten worden geboekt alles wat by ‘t vervolg door den gemeld Munnik uit het gedachte Wrak zal worden geborgen.

Hieröp is geleezen het onderstaande vertoog door Landdrost en Heemraaden van Stellenbosch en Drakensteïn aan deeze Regeering gericht, over het geen hen bij Resolutie deezes Raads vanden 14:e November Jongstleeden met betrekking tot het Carosse geld is gedemandeerd geworden.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c:a &c:a &c:a beneevens den WelEdelen Achtbaaren Heer Gezachhebber en WelEdele Heeren Raaden van Politie.

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! E: E: Achtbaare Heeren!’

‘In plichtschuldige opvolging en ter Voldoening der zeer gerespecteerde ordre, vervat by UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: zeer geëerde missive van den 14:e November des voorleeden Jaars 1793 in vergadering van den 2:e december geresumeerd de ondergeteekendens uit hoofde der door UWelEdele Groot Achtb: en Edele Achtb: daarby verleende qualificatie alle Ingezeetenen deezer Colonien Stellenbosch en Drakenstein by affixie van Billetten hebbende doen waarschouwen om op den 13:e der evenafgeweekene maand Januarij ter drostdije van Stellenbosch te moeten koomen op geeven hunne koetzen, Chaizen, Fourgons en andere zoortgelijke Rijtuigen meer, welke bij de voorschr: Ingezeetenen worden aangehouden en aan de betaling van ‘t Carossen geld Subject zijn; waartoe den Eerstondergeteekende Landdrost, beneevens daartoe gecommitteerde Heemraaden op voorm: 13:e Januarij hebben gevaceert, en zijn als toen zodanige Rijtuijgen opgegeeven als UwelEdele Groot Achtb: en E Achtb: des gelievende uit de daarvan gehouden Lijst welke wij de Vrijheid neemen deeze te laaten verzellen kunnen ontwaaren, met de reedenen welke zommige der opgeevers teffens daar bij hebben gevoegd, en waaraan wij ons Eerbiedig refereeren.’

‘Waarmeede na UwelEdele Groot Achtb: en E Achtb: in Godes alleen Veilige hoede te hebben aanbevoolen wij met diepschuldig Respect blijve’

‘WelEdele Groot Achtb: E: E: Achtbaare Heeren!’

‘UWer WelEd: Groot Achtb: en E Achtb: zeer Onderd:e en gehoorz:e Dienaaren’

’/:was geteekend: / H: L: Bletterman P: G: Wium S: W: V: D Merwe, Jacob Eksteen Pieter Roux A: C: V: D:r BijL Jacob de Villiers J: P: z: S: J: Catz. A: D: Villiers J: Z:’

‘In Heemraads Vergadering Aan Stellenbosch den 3:e Februarij 1794’

en is na Lecture van het zelve geschrift op propositie van den Edelen Heer Commissaris, goedgevonden en verstaan de dispositie daaröp tot eene nadere geleegentheid uitgesteld te laaten.

Door evengenoemde Landdrost en Heemraaden noch aan deeze Regeering geaddresseerd zijnde het ondervolgend vertoog.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India, mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c:a &c:a &c:a beneevens den WelEdele Achtbaare Heer Gezachhebber en de WelEdele Heeren Raaden van Politie.

‘WelEdele Groot Achtbaare Heer! E: E: Achtbaare Heeren!’

‘Den Burger Gideon Jacobus Joubert als Eygenaar der beïde Pontons, waarvan de Een aan de hoek van de Paerl Diamant en de andere aan de Heuning Berg , bijde aan de Berg Rivier geleegen; bij Requeste aan ons te kennen hebbende gegeeven:’

‘Dat hij Joubert in den afloop van de Vijff agtereenvolgende Jongste Jaaren, tot zijn leedweezen had ondervonden dat ‘t hem uit hoofde der verre afgeleegendheid der beïde Pontons van elkanderen, ten eenemaale ondoenlijk was op dezelve behoorlijk Reguard te kunnen Slaan, en wel voornamentlijk in het Regen Saïsoen wanneer dezelve Continueelyk in gebruik waaren, terwijl hij Joubert bij de eene Pont present zijnde het toezicht van de andere meest aan eenen Vreemden moest overlaten, het welk dikmaals door een verkeerde directie gelijk in het Laatst afgelopene Reegen Saisoen, wanneer de onderste Ponton door dien den het opzicht daar over hebbende niet behoorlijk waakzaam is geweest, door’t hooge waater van zijn Touw afgeslagen, en geheel naar de Zeekant was gedreeven, waaroor de Ingezeetenen dewelke gewoon waaren vandezelve gebruik te maaken ten eenemaal zijn ontriefd geworden, behalve dat hij Joubert daar door Considerabel nadeel had geleeden.’

‘Dat hij Joubert, hoe zeer ook zij inkomsten zouden verminderen egter tot gerief zijner meede Ingezeetenen, en tot zijn eijgen geruststelling gaarne Wenschte dat aan hem mogte werden toegestaan, om de onderste Ponton geleegen omtrend de Heuningberg , als verre van zijn woonplaats af geleegen zijnde, afzonderlijk te moogen verkoopen, in zulkervoegen als dezelve bevoorens bij zij Preedescesseuren was, en thands door hem Joubert word bezeeten, en alleenlijk voor zich te behouden het opzicht van de bovenste Ponton geleegen aan de Hoek van de Paerl Diamant , mitsg:s de onderhouding van de Roode Zands Clooff , om dat hij vermeende tot ‘t waarneemen deezer Twee Posten lang dien weg behoorlijk en des te beeter in staat te zijn.’

‘Dat hij Joubert voorts vermeenende dat de afzondering der beïde voorn: Pontons op de volgende wijze zoude kunnen geschieden; dat namentlijk de Ingezeetenen woonende over de Vier en Twintig Rivieren , mitsgaders de zulke welke van verder af de onderste Ponton moeten passeeren, aan den Pontonhouder welke van dezelve Pont als dan Eijgenaar zoud zijn, terwijl de Ingezeetenen op deeze zijde van gemelde Vier en Twintig Rivier woonachtig, ofte verder af opkomende en van de bovenste Ponton gebruik maakende, aan hem Joubert als houder van dezelve bovenste Ponton zoude kunnen verplicht worden’t Jaarlijks Pontgeld te moeten betaalen, en waarvan als dan Specificque Lijsten met byvoeging van de Naamen der Plaatsen, dewelke bij hun lieden werden bezeeten zoude kunnen worden geformeert, en dat daar bij ijder der gemelde Ponton houders zouden moeten aanneemen om zodanige Ingezeetenen op de Lijst van den andere Pontonhouder bekend Staande, en ‘t gebruik van zijn Ponton Requireerende, vrij en zonder eenige betaling te moeten overbrengen daarbij voegende dat hij zich in zijn Post, als Ponton houder altoos dienstvaardig had getoond, ja zelfs bij nacht en ontijden en onder anderen ook noch bij gelegentheid van den tegenwoordigen oorlog, niet alleen S Comp:s Dienaaren bij hun opontbod, maar ook een aanzienlijk getal Hottentotten welke aan de Caab gerequireerd waaren, zonder eenige belooning daarvoor te genieten over te zetten, door welke Extraordinair gebruik de bovenste Ponton merkelijk had geleeden, in zoo verre zelfs dat hij Joubert zich in de noodzakelijkheid zag gebracht om zich van een nieuwe Ponton te moeten voorzien.’

‘Dat wijders veele Ingezeeten onder voorwendzel dat zijl: door de binnenlandsche Oorlog met de Kaffers belet wierden om op te koomen, hierdoor zo wel als andere kwaade betaalders door futiele uitvlugten de hem wettig Competeerende penningen kwamen te onthouden, mitsgaders dat hem de nodige Materiaalen tot ‘t Repareeren of wel vernieuwen der gem:e Ponton kwamen te ontbreeken, en dezelve bij de Ingezeetenen of geheel niet dan wel niet anders als tot Enorme hooge prijzen thans te bekoomen waaren, des hij Joubert verzogt door een besluit van wegens dit Collegie dan wel door gunstige voorschrijven aan UWelEdele Groot Achtb: permissie te mogen erlangen tot de verkoop der onderste ponten aan de Heuning Berg invoegen voorengemeld, mitsgaders dat van weegens UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: aan hem uit S Comp:s magazijnen zodanige quantiteit van Scheepstimmerhout Ijzere Bouten, Spijkers, Touwwerk, en wat hij Joubert verder tot ‘t aanbouwen van een nieuwe Ponton mogt benodigt zijn, voor Inkoops af andere Civile prijzen mogt worden verstrekt op welke voordragt en verzoek wij voorzigtigheidshalve en om alle confusiën welke uit een niet Compleete bepaling van zodanige Plaatsen welke onder de een, en welke onder de andere Pont zoude behooren, van voorn:e Joubert eene gedetailleerde opgaave hebbende gevordert, en door hem ook aan ons overgeleevert zijnde, hebben wij, hoe zeer ons ook ten eenemaale onbevoegt agten over het een of ander eïgen autoriteit te mogen disponeeren, egter de positiven van het verzoek gefundeert en billijk ons voorgekomen zijnde, van onze onvermijdelijke pligt geagt te zijn aan UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: het zelve door voormelde Joubert gedaan verzoek te moeten voordraagen, met Eerbiedigst verzoek dat het van UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: welbehagen gelieven te zijn daaromtrent zodanige favorable dispositie te neemen als UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: zullen gelieven goed te vinden.’

‘Waarmeede na UwelEdele Groot Achtb: en E Achtb: in godes veilige hoede te hebben aan bevoolen wij met diepschuldig Respect blijve.’

‘WelEdele Groot Achtb: Heer E: E: Achtbaare Heeren!’

‘UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb:s zeer Onderdanige en gehoorzaame dienaaren /: was geteekend:/ H: L: Bletterman, P: G: Wium J: W: V: D: Merwe J:s Eksteen, Pieter Roux A: C: V: D: Bijl, Jacob de Villiers S: J: Catz jz: A: D: Villiers J:nZ:n /: in margine / In Heemraads Vergadering aan Stellenbosch d:n 3:e feb:y 1794.’

zo is na deliberatie over ‘t zelve vertoog goedgevonden en verstaan den Burger Gideon Jacobus Joubert als Eigenaar en Houder van de beïde Pontons aan de Bergrivier te permitteeren de beneedenste dier Pontons aan de Heuningberg gehouden werdende te mogen verkoopen op zodanige wijze als hij te raade zal worden, doch zal alvorens hy daartoe zal moogen overgaan door Landdrost en Heemraaden voormeld aan deeze Regeering met de meeste Spoed moeten worden opgegeeven, welke Schikkingen na hun inzien zouden behooren te worden gemaakt en door ieder der Ponthouders geobserveerd om alle disputen tusschen hen voor te koomen mitsgaders welke der opgezeetenen en de namalige bezitters hunner plaatsen de betaling der gewoone Pontongelden zullen moeten præsteeren aan den Houder van den Ponton aan Paerl Diamant geleegen en welke aan die van de Ponton zich aan den Honingberg bevindende ten eïnde deeze Schikkingen bij de acte van Transport der Laatstgemelde Ponton te kunnen doen Voegen, en daarvan aan het Publiecq bij Publicatie en afixie van Billetten de nodige kennisse te geeven.

En nadien uit voorschr: vertoog den Rade is gebleeken dat door ongelukkige toevallen de Ponton aan de Honingberg in zodanige Slechte Staat is geraakt, dat of ten eenemaale vernieuwd, of aanzienlijk gerepareerd moet worden, zo is uit aanmerking dat deeze vernieuwing of verbeetering ten algemeene nutte en gerief moet Strekken, en den Pontonhouder in de onmogelijkheid is om onderscheidene daartoe onontbeerlijke articuls ergens elders als uit S Comp:s Magazijnen te bekoomen, goedgevonden aan den zelven Gidion Jacobus Joubert, tegens betaling van dies inkoopskostende met eene augmentatie van 50 p:rC:t voor vracht en risico ter zee; uit S Compagnie’s Magazynen p:r ordonnantie te laaten verstrekken zodanige Materiaalen als zonder merkelijk ongerief voor ‘S Comp:s eige ommeslag ten deezen Gouvernemente zullen kunnen worden gemisd, en hij zal komen te benodigen om de meergenoemde Ponton aan de Honingberg te vernieuwen dan wel zodanig te repareeren dat de gezamentlyke opgezeetenen daarvan het noodzaaklijk en gebuteerd gebruik zullen kunnen maaken.

Voorts zyn geresumeerd de Successivelijke ontfangen Reekeningen der arme penningen van de Kerken aan Stellenbosch , Drakensteïn en ‘t Land van Waveren , luidende als volgt.


Cassa Reekening der Armen Gelde, zoo als bij 't Sluiten der Reekening op den onderstaande Datum bevonden is
Debet f:L: Ind: Val: Stv:s
1 Aan d E: Jan d' Villiers d' oude volgens obligatie de dato 8 November 1787 teegen 5 p:rC:t d:o 8000:-
2 d:o Jan Hendrik Herbst volgens obligatie de dato 1 April 1787 teegen 6 p:rC:t d:o 3000:-
Summa ƒ11000:-
Afgetrokken vant Nevenst: Credit d:o 13818:02
Zo resteert 't Capitaal der Armen d:o 2818:02
Credit f:l: Ind: Val: Stv:s
1 Bij 't Sluiten der voorige Jaar
Reekening p:r Rest in Casses d:o 3530:03:
2 onder den Godsdienst in dit Jaar gecollecteerd d:o 1027: 11
3 In d' huis armbus in dit Jaar
ingekoomen d:o 39:-
4 ontf: Intrest: kerke gerecht: Geld Test: Donn: en Huur Bank geld d:o 935:08
Somma ƒ5532:06
Hiervan uitgegeeven aan Alim:
Kosters salaris en div: benod: d:o 2807:02
Blyft aan Contanten Jaar in Cassa d:o 2725:04
De Oblig: en Scheepe Kennisse bedragen d:o 9200:-
De Agterstall Intr: Kerk ger: gelderen H:r B:k geld &c: d:o 869:08
De Kerk ornamenten d:o 1023:06
Summa ƒ13818:02
Afgetrokk: van t Nevenst: Debet d:o 11000:-
Zo Resteert 't Capitaal der Armen d:o 2818:02

Cassa Reekening der Armen Gelde, zoo als bij 't Sluiten der Reekening op den onderstaande Datum bevonden is
Debet f:L: Ind: Val: Stv:s
1 Aan d E: Jan d' Villiers d' oude volgens obligatie de dato 8 November 1787 teegen 5 p:rC:t d:o 8000:-
2 d:o Jan Hendrik Herbst volgens obligatie de dato 1 April 1787 teegen 6 p:rC:t d:o 3000:-
Summa ƒ11000:-
Afgetrokken vant Nevenst: Credit d:o 13818:02
Zo resteert 't Capitaal der Armen d:o 2818:02
Credit f:l: Ind: Val: Stv:s
1 Bij 't Sluiten der voorige Jaar
Reekening p:r Rest in Casses d:o 3530:03:
2 onder den Godsdienst in dit Jaar gecollecteerd d:o 1027: 11
3 In d' huis armbus in dit Jaar
ingekoomen d:o 39:-
4 ontf: Intrest: kerke gerecht: Geld Test: Donn: en Huur Bank geld d:o 935:08
Somma ƒ5532:06
Hiervan uitgegeeven aan Alim:
Kosters salaris en div: benod: d:o 2807:02
Blyft aan Contanten Jaar in Cassa d:o 2725:04
De Oblig: en Scheepe Kennisse bedragen d:o 9200:-
De Agterstall Intr: Kerk ger: gelderen H:r B:k geld &c: d:o 869:08
De Kerk ornamenten d:o 1023:06
Summa ƒ13818:02
Afgetrokk: van t Nevenst: Debet d:o 11000:-
Zo Resteert 't Capitaal der Armen d:o 2818:02

‘Aldus gedaan inde kerkvergadering aan Drakenstein den 31 December 1793.’

’/:was geteek:/ R: N: Aling v: d: m: G: Joubert A: de Villiers J:n Z: G: V:D:Bijl J: P: Haupt diacon Cass:r Francois Retief J: P Theron’


Reekening nopens den Staat der armen Cassa van Waveren onder Ultimo December 1793.
1792
31 DeCemb:r
Was het Restant der in Cassa gebleevene Contanten ƒ6061:08
Onder het doen van den Godsdienst gecollecteert d:o 667:01
Overbetaalde kerken gerechtigheeden d:o 114:-
Weegens huurbanken ingekoomen d:o 72:-
Aan Testamentaire vermakingen d:o 62:-
Weegens Liberaale giften ontfangen d:o 288:-
In de Armbos aan de Pastorij ingekomen d:o 273:06
Van Zeekere aan de Kerk toegelegde boete d:o 75:-
Van Zwellendam ingekoomen d:o 231:-
  ƒ7843:15:
Daarvan gaat af
Weegens diversse benodigtheeden van kerk en Prædicants wooninge mitsgaders andere Kerklijke gebouwen te voorzien d:o 1314:09
blijvende onder dato deezes per restant d:o 6529:06
Daarteegen is deeze Kerk debit aan de diaconij van Cabo de Goede Hoop volgens diversse Scheepen kennisse ƒ29300:-
W aarvan detraheere de bovengemelde nu per restant blyvende Contanten d:o 6529:06
De Kerk nu nog ten agteren blijft   ƒ22770:10

Reekening nopens den Staat der armen Cassa van Waveren onder Ultimo December 1793.
1792
31 DeCemb:r
Was het Restant der in Cassa gebleevene Contanten ƒ6061:08
Onder het doen van den Godsdienst gecollecteert d:o 667:01
Overbetaalde kerken gerechtigheeden d:o 114:-
Weegens huurbanken ingekoomen d:o 72:-
Aan Testamentaire vermakingen d:o 62:-
Weegens Liberaale giften ontfangen d:o 288:-
In de Armbos aan de Pastorij ingekomen d:o 273:06
Van Zeekere aan de Kerk toegelegde boete d:o 75:-
Van Zwellendam ingekoomen d:o 231:-
  ƒ7843:15:
Daarvan gaat af
Weegens diversse benodigtheeden van kerk en Prædicants wooninge mitsgaders andere Kerklijke gebouwen te voorzien d:o 1314:09
blijvende onder dato deezes per restant d:o 6529:06
Daarteegen is deeze Kerk debit aan de diaconij van Cabo de Goede Hoop volgens diversse Scheepen kennisse ƒ29300:-
W aarvan detraheere de bovengemelde nu per restant blyvende Contanten d:o 6529:06
De Kerk nu nog ten agteren blijft   ƒ22770:10

‘Aldus gedaan en nagezien ter kerke Vergadering in ‘t Land van Waveren den 30:e Januarij 1794’

‘Q: T: /: was geteekend:/ J: A: Kuijs V: D: M: J: D: Waal L: Z: F: A: Theron H: V: D: Merwe S: W: Du Tooij Jan Theron Jacobusz: wegens ziekte absent Gabriel Theron’

Welke Reekeningen verstaan is volgens de ordre en gebruik neevens het Generaal Verslag van zaaken ten deezen Gouvernemente aan de Hooggebiedende Heeren Majores aan te bieden.

De Kerkenraad aan Stellenbosch neevens de Reekening hunner arme gelden aan deeze Regeering geaddreseerd hebbende een Missive van volgende inhoud

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer M:r Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris van Cabo de Goede Hoop &c: &c: &c: beneevens den Edele Achtb: Heer Gezachhebber en E Achtb: Rade van Politie aan Cabo de Goede Hoop

‘WelEdele Groot Achtbaare Heer! E Achtbaare en WelEdele Heeren!’

‘Hoe aangenaam ons ook de komste van den WelEd: Heere O: G: De Wet, als Commissaris Politiecq zoude geweest zijn; zoo hebben wij echter uit UWelEdele Groot Achtb: jongste letteren gezien, dat zijn WelEdele van deeze Commissie was ontslagen: wij haasten ons dierhalven, om UWelEdele Groot Achtb: te berichten, dat de nieuw aangekoomene leeden des Kerkenraads alhier na kerklijk gebruik, in hunne bedieningen zijn bevestigd: Vervolgens hebben wij de reekening van S’ Diaconies penningen in gereedheid gebragt, welke wij de Eere hebben UWelEdele Groot Agtb: en E Achtb: bij deezen pligtschuldig te laaten toekomen, ons vleïende dat dezelve ten genoegen Strekken moge, en in allen opzigte goed en rigtig bevonden worden.’

‘Wij profiteeren almeede van deeze occasie, om UWelEdele Groot Achtb: en WelEdelens te berigten; hoe ons ‘t zeedert eenigen tijd is ter kennisse gekoomen, dat drie persoonen zig uitgeevende voor zendelingen, aan de Secte der Hernhutters toegedaan, in onze gemeïnte hebben ter neer gezet; en aldaar eenige Hottentotten en Hottentottinnen tot hunne gevoelens overgehaald hebbende dezelve tot proselijten hunner gezindheid hebben gemaakt - ja zelfs den H: Doop opentlijk aan dezelve hebben bediend. Eene omstandigheid waaromtrent wij eerbiedig vermeend hebben, niet te mogen verbergen, de gevolgen dewelke wij daarin voorzien: immers hoe zeer ook alle bitterheeden en vervolging om de Godsdienst wille zij afte keuren moetende men billijk aan elks geweeten overlaten op welk eene wijze hij den maker van zijn weezen dienen wil, als zijnde elk des aangaande voor zig zelven verantwoordelijk, zoo hoopen wij echter, dat het ons niet ten misdaden mag toegereekend worden, wanneer wij by deezen met al dien eerbied en dat ontzag het welke ons betaamd te kennen geeven, hoe wij in ‘t gevoelen staande, dat men geene nuttige nog troostrijke leere, dan die van onzen Godsdienst, tot nog toe onzes inziens heeft ontdekt needrig verzoeke, dat in het district aan ons opzigt toevertrouwt het uitbreiden van andere Sentimenten, en met naame die der Hernhutters niet worden toegelaaten; daar het toch zeer eïgenaartig te voorzien is, dat deeze zendelingen met den aanhang, die van hunnen iever te verwagten Staat, eerlang eene afzonderlijke en geheel nieuwe gezindheid in onze gemeïnte zullen uitmaaken. Bovendien is de maat van kennisse, doorgaans bij de aldaar woonende lieden, zo gering, dat meer dan waarschijnlijk zommige derzelve, tot die als dan publieck opgerigte gezindheid zouden kunnen overgaan in zonderheid wanneer zij de moeijte om hunne kinderen bij ons ten doop te moeten presenteeren, daardoor zoude kunnen prævenieeren: en hoe beswaarlijk het zoude zijn, om in dat geval iemant deeze vrijheid te betwisten, is iets het geen wij aan UWelEdele Groot Achtb: en WelEd:e meer geoeffend doorzigt liefst willen overlaaten: de ondervinding eïndelijk heeft bereïds door meer dan een voorbeeld betoogd, dat het begrip der tolerantie weleens eene volslagene onverschilligheid omtrent den aangenoomene godsdienst kan te weege brengen een misbruik, zeekerlijk, dat nooit te vreezen zoude zijn van menschen die hunne godsdienst uit overtuiging of beredeneerde gronden aankleeven - dog naar maate wij minder gronds hebben, om dit getuigenis van veele der aldaar woonende lieden te kennen geeven, en het meer waarschijnlijk is datse uit gewoonte en navolging deeze denkwijze zijn toegedaan, moeten we ook dies te eïgenaartiger vreezen, dat in het toelaaten der Hernhuttersche gezindheid, in zulke omstandigheeden diergelijke nadeelige gevolgen kunnen proflueren weshalven wij UwelEdele Groot Achtb: en E Achhtb: by deezen Eerbiedigst verzoeken, dat welgemelde zendelingen moge gelast worden zig op zulk een district neer te zetten in het welke nog geene Christelijke gezindheid is opgerigt.’

‘Edog hoe zeer ook de onderget: en met hem de vier leeden van den kerkenraad, die thans dit Collegie uitmaaken, vermeend hebben dit verzoek eerbiedig te moeten doen, zo is echter de twee afgaande leeden niet van hun gevoelen geweest - en ‘t is om geen andere reedenen, dan vermits dezelve zulks uitdrukkelijk verzogt hebben dat wij het nevensgaande beswaar van hun Lieden aan UWelEdele Groot Achtb: en WelEd: hebben laaten toekoomen.’

‘Vervolgens bij ons in aanmerking genoomen zijnde, dat het ten hoogsten nodig is om de kerk van een zolder te voorzien, zo tot voorkooming van de koude en den togt die alhier des winters vrij gevoelig is, als ook om door dat middel het prædiken gemaklijker te maken, en waartoe wij in eene ruimen overslag gemeend hebben, niet meer dan ƒ2000:- nodig te zijn, kunnende gevonden worden, uit zeekere Capitaal groot ƒ5300:- op Scheepene kennisse uitgezet bij den Burger J: A: Hartman; zo is ‘t ons voorgekoomen deeze Somma van ƒ2000:- of des noods meer op eene allernuttigste wijze daartoe te kunnen emploïeeren. Dog tot welk besluit, wij zonder UWelEdele Groot Agtb: en E Achtb: en WelEd:s toestemming, niet hebben willen treeden.’

‘Weshalven wij bij deezer needrig om UWelEdele Groor Achtb: en E Achtb: approbatie van dit ons voorneemen verzoeken als meede om wanneer wij eenig houtwerk van d E: Comp:s weegen daartoe nodig mogten hebben met het zelve begunstigd te mogen worden.’

‘Waarmeede wij na UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: en WelEd: de beste van Gods Zeegeninge toegewenscht te hebben met het diepst respect verblijven’

‘WelEdele Groot Achtb: Heer E Achtb: en WelEdele Heeren’

‘UwelEd: Groot Achtb: E: Achtb: en WelEdel:s ootmoedige dienaaren uitmakende den kerkenraad deezer gemeente’

‘Noïe Acq: / get / M: Borcherds.’

Stellenbosch d: 29 Jann:y 1794’

zo is na aandachtige deliberatie over dezelve Missive en het daarby gevoegd Schriftelijk advijs van de twee afgegaane Leeden uit den Kerkvergadering, bij den Raade beslooten omme aan den Eerwaarden Prædikant Meent Borcherds en de verdere Leeden des Stellenbosche Kerkenraads te rescribeeren, dat dewijl den raade, met genoegen uit bovenstaande Missive heeft kunnen ontwaaren dat den Eerw:e kerkenraad te zaamen daarin overeenstemmen, dat alle vervolging om den Godsdienst afte keuren is, terwijl daar het opperweezen alleen over de Concientie zijner Schepzelen zal oordeelen, de verdraagzaamheid met regt onder de deugden van een Christen mag gesteld worden zij ook vertrouwd, dat den Kerkenraad voor de eendragtigheid onder zich zelven en in de geheele gemeente zorge dragen zal, dat daar zij volkoomen met den Kerkenraad instemmen dat den Gereformeerden Godsdienst zodanig als in onze kerken word geleerd alle het nodige en troostelijke inhoud wat ter zaligheid te weeten nodig is, zij ‘er bij mogen voegen dat diezelve Godsdienst de verdraagzaamheid omtrent andere welke van deeze leerstukken verschillen vorderd en daaröm zeer aan te prijzen is, dat op zulke gronden aan de Hernhutters bij de brief aan de kerkenraad vermeld door de HoogEdele Groot Achtb: Heeren Bewindhebberen by gevenereerde Missive van de 22:e December 1791 zijnde toegestaan, om zich na deezen uithoek te begeeven, ten einde de Hottentotten het Euangelium te verkondigen, hen in de Christelijke leere te onderwijzen, hen indien zij dezelve omhelse te doopen eene Christelijke gemeente op te rigten, en de Sacramenten toe te dienen, en vervolgens door deeze Regeering met goedkeuring en op het aanschrijven van de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal bij Resolutie van den 18:e december 1792. aangeweezen zijnde, de Baviaansclooff aan de Sergeantsrivier geleegen alwaar zich geene Christelijke gemeente bevind, en zich weleer eenen Zendeling van deeze Broederuniteit heeft opgehouden deeze vergadering niet vermogens is voorschr: Hernhutters van daar na een andere plaats te delogeeren ofte doen vertrekken, en dienvolgens den kerkenraad moet onderregten, dat zij ter haare aangeweezener plaats behooren te worden verdragen en gelaten egter niet anders ofte verder als volgens het bovengemelde gevenereerde aanschrijvens der Heeren en Meesteren, terwijl den Eerw:e kerkenraad zig ten vollen daaröp mag gerusten dat deeze Regeering, in opvolging van haare verplichting tot maintien van den Godsdienst, steeds daarvoor waaken, en dus zorge draagen zal, dat door opgenoende Hernhutters of zendelingen der Broederuniteit niets worde ondernoomen ofte verrigt dat aan denzelven ofte aan de Christelijke gemeentens in deeze Colonie en zo meede te Stellenbosch nadeelig ofte hinderlyk zoude kunnen ofte mogen zijn.

De kerkenraad van Stellenbosch by ‘t Slot hunner hiervorengeïnsereerde Missive van den Raade qualificatie verzocht hebbende om hunne kerk van eene zolder te voorzien, zo is goedgevonden en verstaan hun daartoe de nodige qualificatie te verleenen, zo als dezelve hen verleend word bij deezen, en zal tot dat einde aan kerkenraaden voormeld uit S’ Comp:s Magazijnen teegens inkoopsprijs worden verstrekt zodanige Houtwaaren als zij zullen koomen te benoodigen en zonder vreeze voor ongerief voor S Comp:s eige gebouwen met eenige mogelijkheid zullen kunnen worden afgestaan.

Vervolgens geliefde den Edelen Heere Commissaris ter tafel te produceeren een zeer ampel vertoog gemunieerd met onderscheidene Bijlaagen, door het Colegie van Weesmeesteren aan deezen Raade gericht over de handelingen gehouden met een gedeelte der penningen geproflueerd uit de door de Weeskamer in den Jaare 1776 ter reddering aanvaarden Boedel van wijlen den Burger Jan Martin Vogel, dan nadien het gemeld vertoog en daar toe Specteerende Stukken te volumineus kwaamen te zijn om daaröp directe te disponeeren, zo is verstaan, ‘t een en ander by den Heere Gezachhebber en de Heeren Leeden des Raads ter lecture te zenden, omme vervolgens daarop finaal te kunnen besluiten.

Uit het ondervolgend Certificaat door den Secretaris deezes Raads, en den Notaris Pieter Hendrik Faure als geweezen geswooren Clerquen ter Secretarije deezes Raads, ter requisitie van den Burger Willem Marais verleend.

‘D’ ondergeteekendens Certificeeren hiermeede, dat kort na dezelve aanstellingen tot Eerste en 2:de geswoore Clerquen in de maanden Junij & Julij 1788, zig ter politiecque Secretarije had vervoegd den burger Willem Marais, te kennen geevende, dat hij reeds in den Jaare 1785 of 1786, aan den toenmaligen alhier dienstdoende Eersten Clercq Horack hadde inhandigd een kaartje, verzeld van een Extract resolutie in Heemraads vergadering aan Stellenbosch genomen, waaruit bleek dat het land bij hem in Eigendom begeerd wordende tot niemands nadeel kwam te Strekken om welkers obtenue hij Horack had op zig genoomen voor hem Marais een request aan de Politiecquen raad te presenteeren, aan d’ ondergeteekend:s mitsdien verzoekende na te willen zien of door hem Horak hieraan was voldaan;’

‘Dat d’ ondergeteekendens vrugteloos de Retroacta’s ter gemelde Secretarije doorzogt hebbende zonder iets daarvan te vinden, eenigen tijd daarna echter zo wel het demonstratief door den Landmeeter geformeerd Caartje, als d’ extract Resolutie in Heemraads vergadering op den 2:e feb:y 1784 genoomen hadden gevonden dewelke aan hem Marais naderhand vertoond zijnde betuigd heeft dezelfde te weezen die hij aan bovengemelde Horack hadden inhandigd.’

‘Kaap de Goede Hoop d:n 10:e februarij 1794.’

’/:geteek:/ G: F: Goetz P: H: Faure’

overtuigend gebleeken zynde dat door denzelven Marais voor en al eer bij deeze Regeering is afgestaan wordende aan de Compagine recognitie moest worden betaald, zijne pogingen heeft aangewend om de twee morgen gronds ter welkers verkrijging hem by besluit van Landdrost en Heemraaden van Stellenbosch de dato 4:e februarij 1784 is toegestaan verzoek te mogen doen, in eigendom te verwerven, zo is als nu goedgevonden en verstaan hem het gevraagde land in eïgendom af te Staan en te vergunnen, zo als het zelve aan hem vergund en afgestaan word bij deezen, zonder daarvoor eenige betalinge aan d’ E Compagnie te doen, en zal van dit besluit kennisse worden gegeeven aan Landdrost en Heemraaden van Stellenbosch en Drakenstein , ten eïnde te Strekken tot hun naricht en informatie en om voorts voor vervallen te houden, het geen hen dienaangaande by besluit van den 9:e Januarij Jongstleeden is gelast geworden.

De Heer Christoffel Brandt Rezident der Baaifals , ter voldoening aan het geen van zyn Ed: is gevorderd over zeeker Erf door de Burger Cornet Jan Willem Hurter ten groote van 150 Voeten in de Simonsbaaï geleegen in eigendom verzocht, heeden ingediend het Volgend Bericht.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlandsch Indië, mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c:&c:&c: beneevens den WelEdele Achtbaaren Heer Gezachhebber en den verderen Edelen Achtbaaren Rade van Politie.

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E Achtbaare Heeren!’

‘Omme plichtschuldig te voldoen aan UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: begeerte, vervat bij hoogstderzelver gevenereerde Resolutie van dato 9 Jann:y J:L: omme namentlijk te dienen van Consideratie en berigt of en in hoe verre aan het bij request gedaan verzoek van den burger Cornet Jan Willem Hurter om een Stukje Lands ter groote van 150 Voeten in Baaifals leggende in eïgendom te mogen hebben zal kunnen werden gedefereerd, zal den ondergeteek:s de vrijheid gebruiken voor af te remarqueeren.’

‘Of Schoon door den Suppl:t Hurter by zijne voorschr: Supplicq niet is opgegeeven de plaats alwaar het door hem begeerd wordend Land geleegen is, even zo min de eïndens waartoe hij dat Stukje Lands voor zig in eïgendom begeert, is den onderget:s egter onderrigt geworden dat ged:e Land zoude leggen tusschen S’ Comp:s Stal en de loop van ‘t drinkwater, des de ondergeteek:s bij deezen ten opzichte van het verzoek des Suppl:ts de Eere zal hebben hoogstdezelve te berigten.’

‘Dat aan gemelde Hurter een Stukje Land ter groote van 150 Voeten in eïgendom kan werden geaccordeert, mits dat land ten minsten 150 a 200 Voeten van de ordinaire drinkwater dat ten gerieve der Scheepen na ‘t Zeehoofd afloopt, komt te leggen, terwijl den Suppl:t wijders onder de verpligting zal moeten worden gelegt, om op dat Land zo nu als door zijne Successeuren in der tyd geen pakhuis tot het opleggen en verdebiteeren van wijnen, veel minder een publiecq taphuis te doen construeeren om daardoor in ‘t eerste geval, alle morserijen in ‘t drinkwater voor de Scheepen en Ingezeetenen aldaar te beletten; en in ‘t laatste geval te prævenieeren de veelvuldige onaangenaam en moeïelykheeden die aan den ondergeteek:e bij het zetten van een publiecq taphuis, zo na agter S’ Comp:s Maguazijn door de gemeene Zeevarende &c:a zoude worden veroorzaakt.’

‘Hiermeede vermeenende aan de g’eerde intentie UWer WelEd: Groot Achtb: en E: Achtb: te hebben voldaan heeft d’ ondergeteek:de de Eer zig met respect te teekenen.’

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E Achtbaare Heeren!’

‘Uwer WelEdele Groot Achtb: en E Achtb: zeer gehoorzaame Dienaar’

’/ get:/ C:l Brand.’

‘Cabo de Goede Hoop den 6: feb:ij 1794’

waaruit gebleeken zynde dat het door gemelde Hurter verzochte Erf aan hem zonder eenige præjuditie voor S’ Comp:s belangen of die van’t algemeen kan worden uitgegeeven, onder zodanige verplichtingen als den Heere Rezident Brand heeft opgegeeven, zo is dan ook beslooten Commissarissen uit den Raade van Justitie te gelasten omme voorschr: Erf te hunnen overstaan en ten overstaan van den ad interim fiscaal deezes Gouvernements, door den Landmeeter te laaten meeten en Carteeren, omme vervolgens te tauxeeren hoe veel door den Suppl:t voor dies verkrijging tot eene erkentenisse aan de Compagnie behoord te worden voldaan.

Na dit alles wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade kennisse gegeeven, dat door de Slaaven van den Oud Capitijn Luitenant ter Zee Willem de Haas aan Strand zijn gevonden

1 Jatij Balk van 15 a 16 d:m dik, 25 Voeten lang, en

4 Eike balken d:o 8 d:o 10 d:m dik 23 voeten lang

welke balken door den gemelde Haas behoorlijk aangegeeven, volgens opgaaf van den Equipagiemeester bevonden geworden zijnde, gehoord te hebben tot de lading van het alhier gestrande HoekerSchip de Sterrenschans , zo is verstaan dezelve Balken bij de Negotieboeken te laaten inneemen, en ter verantwoording aan ‘t Houtmaguazijn afgeeven, terwijl aan dies aanbrengers of vinders uit S Comp:e Cassa zal worden betaald eene præmie van vier Ryksdaalers.

Laatstelijk door de Heere Gezachhebber te kennen gegeeven zijnde, dat zich in S Compagnies Magazijnen geen Poederzuiker komt te bevinden om tot randsoenen voor ‘t Hospitaal en anderzints te worden verstrekt, zo is beslooten zijn Ed: as Hoofdadministrateur te qualificeeren tot den inkoop van zo veel Poederzuiker als vereischt zal worden om de gewoone verstrekkingen te kunnen gaande houden.

Aldus Geresolveerd ende G’arresteerd In’t Casteel de Goede Hoop Ten daage en Jaare voorschreeve.

[Signed:] A: J: Sluijsken

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Sueur

[Signed:] O: G: De Wet

[Signed:] E: Bergh

[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s

C. 222, pp. 87-199.

Maandag den {17940217} 17:e februarij 1794.

S’ voormiddags, present de Edele Heer Commissaris beneevens de Heere Gezachhebber en de Heeren Leeden Le Sueur, de Wet, van Reede van Oudtshoorn en Bergh, demptis de Heeren Gordon en Brandt.

Aanvankelijk, wierden geresumeerd de Resolutien ter Vergadering van den10:e deezer genoomen en vervolgens geleezen een vertoog door den Heere de Wet als Boekhouder van de Generaale S Lands Inkomsten vervaardigd, tot bijgeleide van de Staat reekening der gemelde Inkomsten geduurende het Boekjaar 1792 - 3 zoo als dezelve zich bij de Boeken onder Ultimo Augustus 1793 geslooten koomen te vertoonen, mitsgaders eene Memorie van zodanige abuizen als in de achterstallen zoo op de Eigendoms als Leeningsplaatsen, welke volgens de uitgetrokken Lijsten geboekt Staan, bevonden zijnde te weezen ontstaan, luidende dit een en ander als volgd.

Aan den WelEd: Groot Achtb: Heer M:r Abraham Josias Sluijsken Raad Ordinair van Nederlandsch India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Kabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c:a &c:a &c:a beneevens de WelEdele Achtbaare Heer Gezachhebber Johannes Isaac Rhenius, en den E Achtbaare Raad van Politie.

‘WelEdele Groot Achtbaare Heer! en E: Achtbaare Heeren!’

‘Na dat de ondergeteekende Boekhouder der Generaale S Lands Inkomsten, bij besluit deezer tafel van de 23:e Julij des voorleeden Jaars, op het door hem ingediend vertoog, zig gequalificeerd heeft mogen vinden, om alle de bij het zo evengemeld Vertoog voorgedragene poincten van opheldering en verbeetering, door welke S Lands Inkomsten op eene meer geregulde en duidelijke voet te brengen zouden zijn, dadelijk in te voeren, heeft hij voor zoo veel zulks van hem afhong, ook zonder uitstel daaraan voldaan: ten welken einde door hem insgelijks aan een ieder die zulks concerneerde, zijn g’expedieerd geworden d’ Extracten zo uit het vertoog, als het daarop gevolgd besluit; en van het geene de zodanige verder, na het ontwerp tot de geregelde behandeling der geciteerde Inkomsten behoorde voor te ligten en werkzaam te doen zijn, gelijk hij daartoe in ‘t byzonder meede, zo spoedig mogelijk was, heeft doen vervaardigen afschriften der uitgetrokkene Lijsten zo van de continueerende Leeningsplaatsen als van den te kwaad gebleevene agterstallen op de geene die verlaaten zijn, voorts meede van de Eigendomsplaatsen, en van de Landerijen die in Erfpagt uitgegeeven zijn, indiervoegen als de Lijsten bij het meergemelde Vertoog zijn gevoegd geweest, en dezelve aan de respective Officieren van Justitie, ieder voor zo verre zijn District concerneerd, afgevaardigd, onder bijvoeging van alle zodanige verdere instructive Papieren voor dezelve, als het hierneevens in Copia overgelegd Register aantoond.’

‘Het effect hiervan afwachtende, is hij Boekhouder intusschen overgegaan om na de qualificatie welke het voorm:e besluit van den 23 Julij d:o p:o insgelijks meede bragt, alle de onderscheidene Hoofdposten welke S’ Lands Inkomsten uitmaaken, en wel met betrekking tot de Leeningsplaatsen, als meede de Landerijen die in Eygendom onder een jaarlijksche Recognitie Staan, of in Erfpagt uitgegeeven zijn, volgens de gemelde uitgetrokkene Lijsten te boeken, en daaromtrend verders de hem voorgeschreeven ordre te betragten.’

‘De Boeken over het Jaar 1792 -3 thans vereffend en geslooten zijnde, heeft de ondergeteekende aan aanwijzing derzelve, d’ eer neevens deezen aan UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb:e te presenteeren een Staatreekening van dezelve Generaale S Lands Inkomsten onder Ultimo Augustus 1793: dewelke over het zelve Boekjaar beloopen eene Somma van Rd:s 149217:37.’

‘Onder alle deTakken van die Inkomsten, beschouwd men als een der voornaamste, de Recognitie der Leeningsplaatsen, ten reguarde van welke bij eene Comparatie van het geene in de thien voorige de Boekjaaren desweegens onder den Titul voor de permissie van Veeposten, zo als zulks in’t gemeen wierd geboekt, ingekoomen is, wel consteerd dat in’t verstreeken Boekjaar 1792 - 3, vooral in de zes laatste maanden van het zelve of geduurende des ondergeteekende’s functie in het bovengemelde ampt, ongeagt de teegenswoordige zeer ongunstige omstandigheeden van de Colonie meer is ingekoomen en betaald, als in dat van de gezegde thien jaaren, welke het meest heeft opgebragt, en dat het verschil van meerder betaaling teegens de Vijf laatst voorgaande jaaren zelfs zeer important is, als zijnde daarvan ingekoomen.’


In A:o 1782 - 3 ƒ41027:16:-
d:o d:o 1783 - 4 d:o 44655: 12:-
d:o d:o 1784 - 5 d:o 42891:04:-
d:o d:o 1785 - 6 d:o 53952:16:-
d:o d:o 1786 - 7 d:o 41514: -:-
d:o d:o 1787 - 8 d:o 33176:-:-
d:o d:o 1788 - 9 d:o 29092:16:-
d:o d:o 17889 - 90 d:o 38317:08:-
d:o d:o 1790 - 91 d:o 31847:04:-
d:o d:o 1791 - 2 d:o 28560:08:-

In A:o 1782 - 3 ƒ41027:16:-
d:o d:o 1783 - 4 d:o 44655: 12:-
d:o d:o 1784 - 5 d:o 42891:04:-
d:o d:o 1785 - 6 d:o 53952:16:-
d:o d:o 1786 - 7 d:o 41514: -:-
d:o d:o 1787 - 8 d:o 33176:-:-
d:o d:o 1788 - 9 d:o 29092:16:-
d:o d:o 17889 - 90 d:o 38317:08:-
d:o d:o 1790 - 91 d:o 31847:04:-
d:o d:o 1791 - 2 d:o 28560:08:-

‘terwijl de betaalde Recognitie op de Leeningsplaatzen in A:o 1792 - 3 Sommeert Ryksdaalers 24110 - of ƒ57864:-‘

‘Maar zulks zoude nog een zeer Slegt vooruitzigt geeven in de vermindering der agterstallen dewelke onder Ultimo Augustus 1793 integendeel zelfs zijn g’augmenteerd tot Rd:s 410181:32:-‘

‘Wanneer op de agterstallen eenige Staat konde worden gemaakt, ‘t geen egter niet geschieden kan, zo lang de meenigvuldige abuizen omtrend Leeningsplaatsen in de bovengemelde uitgetrokkene Lijsten resideerende ongezuivert zijn, behalven andere daartoe voorkomende Reedenen die den ondergeteekende by zijn vertoog Sub dato 23 Julij l:l: heeft ter needer gesteld: omtrend al het welke in den loop van het verstreeken Boekjaar egter nog geen opheldering heeft kunnen geschieden.’

‘Wanneer men dierhalven in aanschouw neemt den tijd welke tot het uittrekken der gemelde Lijsten, uit de zogenaamde Wildschutte boeken heeft moeten verloopen, en dat de afschriften derzelve neevens de verdere Instructive papieren voor de Respective officieren van Justitie, niet eerder als omtrend op het eïnde van de maand Augustus ll: hebben kunnen worden vervaardigd en afgezonden; dat bovensdien de Landdrosten van Zwellendam en Graaffe Reinet door de Expeditie teegens de Kaffers, verhindert zijn geweest, tot nog toe iets ten dien belange te verrigten; en dat de geweldige invallen der Kaffers ook de meeste Ingezeetenen uit de beïde gemelde Districten zelve hebben belet eenig vee van belang te verkoopen, of met andere producten na deeze Hoofdplaats op te koomen, dat men dierhalven de buitengewoone betalingen in de Ses Laatste maanden van het verstreeken Boekjaar gesuccedeerd, alleen toeschrijven kan aan de middelen die den ondergeteekende in staat is geweest zelfs aan deeze Hoofdplaats tot dies verkrijging aan te wenden, dan mag men zich vleïjen dat wanneer, neevens zijne pogingen en werkzaamheeden, ieder officier voor al in de buiten districten navolgens de Placaaten door de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal over geheel Neerlandsch India en deeze Colonie geëmaneerd, en het geene hun daar beneevens verder voorgeschreeven is, intijds en zonder verzuim zijne devoiren behoorlijk aanwend, zelfs al in dit loopende Boekjaar, buiten tusschen koomende onvoorziene gebeurtenissen, de betaaling der Recognitie op de Leeningsplaatsen vrij aanmerkelijker zal zijn, en dat daarbij meede eenige afdoening zal moeten volgen van die agterstallen welke, na eene behoorlijke zuivering in de Erroneuse vertooning derzelve te hebben ondergaan rieël als zodanig overblijven zullen.’

‘Den ondergeteekende heeft verders insgelijks neevens deezen gevoegd eene memorie van zommige Abuijzen, welke zedert het formeeren der voormelde Lijsten bij hem zijn ontdekt, dat, of door de duisterheid en verwarringen der Wildschutte boeken, of door andere oorzaaken daarinne zijn ontstaan, en verzoekt zeer needrig UWelEdele Groot Achtbaare en E Achtb:s qualificatie om die abuizen bij de nieuwe boeken zodanig te redresseeren als op ieder derzelve bij die Memorie is genoteerd.’

‘In ‘t Casteel de Goede Hoop d:n 14:e Februarij 1794’

’/:was geteekend:/ O: G: de Wet.’

Staat Reekening van den Generaale S Lands Inkomsten aan Cabo de Goede Hoop, onder Ultimo Augustus 1793.

De Onderscheïdene takken van S Lands Inkomsten, met bijvoeging van de nieuw ingevoerde, voor zo verre dezelve in den loop van dit gepasseerde boekjaar 1792 - 3 hebben kunnen worden in train gebragt, rendeeren, volgens de onder dato deezes geslootene boeken Rd:s 149217:37, als volgt.

‘Recognitie op Leeningsplaatsen: hiervoor zoude behooren te worden gesteld het bedraagen der Recognitie welke onder Ult:o Aug:s voorsz:e voor het verloopen jaar, op de Leenings plaatsen verscheenen zijn, uitmaakende, na aanwijzing der geformeerde boeken, eene Somma van Rd:s 48875 te weeten.’


Onder de Kaap op 93 Plaatsen Rd:s 2758:-
d:o Stellenbosch d:o 699 d:o d:o d:o19118: -
d:o Zwellendam d:o 519 d:o d:o d:o13736:-
d:o Graaffe Rijnet d:o 531 d:o d:o d:o13263:-
  Rd:s 48875:-
 
Dog die verscheenen recognitie zig bereekend vindende aan het getal der Leeningsplaatsen, geboekt volgens de Lijsten welke uit de Wildschutte boeken zijn geformeerd, zonder tot nog toe gezuivert te hebben kunnen worden van de meenigvuldige abuizen, welke daarinne Resideeren, zo dat men door de gemelde Somma alhier in Computatie te brengen, een erroneuse vertooning van S' Lands Inkomsten zoude maaken, zoo bepaald men zig, voor als nog alhier liefst tot het geene in het verstreeken Boekjaar over het geheel aan Recognitie der Leeningsplaatsen ingekoomen is bedragende   Rd:s 24110:-
 
Recognitie op Plaatsen en Landerijen in Eijgendom in dit Boekjaar verscheenen Rd:s 3226:12 namentlijk
 
Onder de Kaap op 42 plaatsen of Stukken Lands Rd:s 883:24:
d:o Stellenbosch d:o 45 d:o d:o d:o d:o d:o 1478:36:
d:o Zwellendam d:o 18 d:o d:o d:o d:o d:o 864:-
    d:o 3226:12:
Op Landerijen in Erfpagt   d:o 349: 12
S Heeren Gerechtigheid van verkogte vaste
Eigendoms goederen   d:o 11100:45
d:o d:o d:o d:o opstallen der Leeningsplaatsen   d:o 700:42
Vatgeld van Wijn en Brandewijn   d:o 9998:09
Thienden van Graanen   d:o 19958:08
Pachten na aftrek der uitgeschootene Plokpenningen   d:o 46442:08
Huur van Plaatsen en Landerijen na aftrek als even   d:o 1032:-
Recognitie voor uitgegeeven Land in Eigendom   d:o 1155:-
Inkoomende en uitgaande Rechten   d:o 11836:47
Gestempeld Papier na aftrek der ongelden   d:o 8777:30
Zeehoofd en Kraangeld   d:o 350:-
Carosse geld   d:o 436:-
Ambtgeld   d:o 9744:24
  bedragende te Zaamen Rd:s 149217:37

Onder de Kaap op 93 Plaatsen Rd:s 2758:-
d:o Stellenbosch d:o 699 d:o d:o d:o19118: -
d:o Zwellendam d:o 519 d:o d:o d:o13736:-
d:o Graaffe Rijnet d:o 531 d:o d:o d:o13263:-
  Rd:s 48875:-
 
Dog die verscheenen recognitie zig bereekend vindende aan het getal der Leeningsplaatsen, geboekt volgens de Lijsten welke uit de Wildschutte boeken zijn geformeerd, zonder tot nog toe gezuivert te hebben kunnen worden van de meenigvuldige abuizen, welke daarinne Resideeren, zo dat men door de gemelde Somma alhier in Computatie te brengen, een erroneuse vertooning van S' Lands Inkomsten zoude maaken, zoo bepaald men zig, voor als nog alhier liefst tot het geene in het verstreeken Boekjaar over het geheel aan Recognitie der Leeningsplaatsen ingekoomen is bedragende   Rd:s 24110:-
 
Recognitie op Plaatsen en Landerijen in Eijgendom in dit Boekjaar verscheenen Rd:s 3226:12 namentlijk
 
Onder de Kaap op 42 plaatsen of Stukken Lands Rd:s 883:24:
d:o Stellenbosch d:o 45 d:o d:o d:o d:o d:o 1478:36:
d:o Zwellendam d:o 18 d:o d:o d:o d:o d:o 864:-
    d:o 3226:12:
Op Landerijen in Erfpagt   d:o 349: 12
S Heeren Gerechtigheid van verkogte vaste
Eigendoms goederen   d:o 11100:45
d:o d:o d:o d:o opstallen der Leeningsplaatsen   d:o 700:42
Vatgeld van Wijn en Brandewijn   d:o 9998:09
Thienden van Graanen   d:o 19958:08
Pachten na aftrek der uitgeschootene Plokpenningen   d:o 46442:08
Huur van Plaatsen en Landerijen na aftrek als even   d:o 1032:-
Recognitie voor uitgegeeven Land in Eigendom   d:o 1155:-
Inkoomende en uitgaande Rechten   d:o 11836:47
Gestempeld Papier na aftrek der ongelden   d:o 8777:30
Zeehoofd en Kraangeld   d:o 350:-
Carosse geld   d:o 436:-
Ambtgeld   d:o 9744:24
  bedragende te Zaamen Rd:s 149217:37


Van welk bedragen voor d' E Comp:s is gerealiseerd en ingekoomen Rd:s 133568:19:- te weeten
Recognitie op de Leeningsplaatsen   Rd:s 24110:-
d:o d:o Plaatsen en Landerijen in Eïgendom
Rd:s 1223:36 als
onder de Kaap Rd:s 221:36:-
d:o Stellenbosch d:o 690:-:-
d:o Zwellendam d:o 312:-:-
    1223:36
op Landerijen in Erfpagt   d:o 91:24
'S Heeren Gerechtigheid van verkogte vaste Eïgendoms goederen   d:o 11100:45
d:o d:o d:o d:o opstallen der Leeningsplaatsen   d:o 700:42
Vatgeld van Wijn en Brandewijn   d:o 9998:09
Thienden van Graanen   d:o 19958:08
Pachten   d:o 33977:42
Huur van Plaatsen en Landerijen   d:o 107:-
Recognitie van uitgegeeven Land in Eigendom   d:o 1155:-
Gestempeld Papier   8777:30
Inkoomend en uitgaande Rechten   11836:47
Zeehooft en Kraangeld   350:-
Carosse geld   436:-
Ambtgeld   9744:24
      133568:19
En zijn dierhalven van de voorschr: Inkomsten ten agteren gebleeven     Rd:s 15649:18
Welk agterweezen van Rd:s 15649:18 op de volgende posten ontstaat te weeten
Recognitie op Plaatsen en Landerijen in Eïgendom Rd: 2002:24: als
Onder de Kaap Rd:s 661:36
d:o Stellenbosch d:o 788:36
d:o Zwellendam d:o 552:-
    Rd:s 2002:24
Landereijen in Erfpagt   d:o 257:36
Pachten, het geen de volgende Pachters zyn te kwaad gebleeven Rd:s 12464:6 als
D:l Hugo als Generaale Pachter der Kaapsche Koele wynen Rd:s 9522:22
A Van Wielligh Pagter van de Zoutpannen in de Groene klooff d:o 1058:16
A:â de Haan d:o van de Zoutpannen in de vlakte d:o 1883:16
    d:o 12464:06
Huur van Plaatsen en Landerijen Rd:s 925,
zynde zulks ten lasten der drie volgende
blyven openstaan, als
G: Munnik huurder van 't Rondeboschje Rd:s 400:-
B: Eiberg d:o van 't eene gedeelte der S Comp: Thuin d:o 266:32
J: De Kok huurder van 't ander gedeelte den zelve thuin d:o 258:16
    d:o 925:-
  komt als booven Rd:s 15649:18
By het formeeren der bovengemelde boeken zijn ook de volgende Posten van agterstallen, in de hoedanigheid van voorjarige S Lands Inkomsten volgens de voorengewaagde uitgetrokkene Lijsten, ingenoomen ten bedraagen van Rd:s 385407:12:-te weeten.
Agterstallige Recognitie op Continueerende Leeningsplaatsen Rd:s 324067:- als
Onder de Kaap Rd:s 11218:-
d:o Stellenbosch d:o 129296:-
d:o Zwellendam d:o 106132:-
d:o Graaffe Rijnet d:o 77421:-
    Rd:s 324067:-
Agterstallige Recognitie op verlaatene Leeningsplaatsen d:o 50790:-
Agterstallige Recognitie op Plaatsen en Landerijen
in Eigendom Rd:s 9848:28: als
Onder de Kaap Rd:s 2647:21
d:o Stellenbosch d:o 3677:07
d:o Zwellendam d:o 3524:-
    d:o 9848:28
Agterstal op Landerijen in Erfpagt   d:o 701:32
      Rd:s 385407:12

Van welk bedragen voor d' E Comp:s is gerealiseerd en ingekoomen Rd:s 133568:19:- te weeten
Recognitie op de Leeningsplaatsen   Rd:s 24110:-
d:o d:o Plaatsen en Landerijen in Eïgendom
Rd:s 1223:36 als
onder de Kaap Rd:s 221:36:-
d:o Stellenbosch d:o 690:-:-
d:o Zwellendam d:o 312:-:-
    1223:36
op Landerijen in Erfpagt   d:o 91:24
'S Heeren Gerechtigheid van verkogte vaste Eïgendoms goederen   d:o 11100:45
d:o d:o d:o d:o opstallen der Leeningsplaatsen   d:o 700:42
Vatgeld van Wijn en Brandewijn   d:o 9998:09
Thienden van Graanen   d:o 19958:08
Pachten   d:o 33977:42
Huur van Plaatsen en Landerijen   d:o 107:-
Recognitie van uitgegeeven Land in Eigendom   d:o 1155:-
Gestempeld Papier   8777:30
Inkoomend en uitgaande Rechten   11836:47
Zeehooft en Kraangeld   350:-
Carosse geld   436:-
Ambtgeld   9744:24
      133568:19
En zijn dierhalven van de voorschr: Inkomsten ten agteren gebleeven     Rd:s 15649:18
Welk agterweezen van Rd:s 15649:18 op de volgende posten ontstaat te weeten
Recognitie op Plaatsen en Landerijen in Eïgendom Rd: 2002:24: als
Onder de Kaap Rd:s 661:36
d:o Stellenbosch d:o 788:36
d:o Zwellendam d:o 552:-
    Rd:s 2002:24
Landereijen in Erfpagt   d:o 257:36
Pachten, het geen de volgende Pachters zyn te kwaad gebleeven Rd:s 12464:6 als
D:l Hugo als Generaale Pachter der Kaapsche Koele wynen Rd:s 9522:22
A Van Wielligh Pagter van de Zoutpannen in de Groene klooff d:o 1058:16
A:â de Haan d:o van de Zoutpannen in de vlakte d:o 1883:16
    d:o 12464:06
Huur van Plaatsen en Landerijen Rd:s 925,
zynde zulks ten lasten der drie volgende
blyven openstaan, als
G: Munnik huurder van 't Rondeboschje Rd:s 400:-
B: Eiberg d:o van 't eene gedeelte der S Comp: Thuin d:o 266:32
J: De Kok huurder van 't ander gedeelte den zelve thuin d:o 258:16
    d:o 925:-
  komt als booven Rd:s 15649:18
By het formeeren der bovengemelde boeken zijn ook de volgende Posten van agterstallen, in de hoedanigheid van voorjarige S Lands Inkomsten volgens de voorengewaagde uitgetrokkene Lijsten, ingenoomen ten bedraagen van Rd:s 385407:12:-te weeten.
Agterstallige Recognitie op Continueerende Leeningsplaatsen Rd:s 324067:- als
Onder de Kaap Rd:s 11218:-
d:o Stellenbosch d:o 129296:-
d:o Zwellendam d:o 106132:-
d:o Graaffe Rijnet d:o 77421:-
    Rd:s 324067:-
Agterstallige Recognitie op verlaatene Leeningsplaatsen d:o 50790:-
Agterstallige Recognitie op Plaatsen en Landerijen
in Eigendom Rd:s 9848:28: als
Onder de Kaap Rd:s 2647:21
d:o Stellenbosch d:o 3677:07
d:o Zwellendam d:o 3524:-
    d:o 9848:28
Agterstal op Landerijen in Erfpagt   d:o 701:32
      Rd:s 385407:12

‘Van Welke agterstallen in den Loop van het voorm:e verstreeken Boekjaar 1792 - 3 zo in mindering afbetaald, en hiervooren onder de Generaale Inkomsten gecomprehendeert, als op de daartoe Successivelijk genoomene besluiten afgeschreeven geworden is, een bedragen van Rd:s 21360:40 te weeten.’


Agterstallige Recognitie op Continueerende
Leeningsplaatsen Rd:s 18682:- als
Onder de Kaap
betaald Rd:s 2110:-
afgeschreeven d:o 226:-
    Rd:s 2336:-
Onder Stellenbosch
betaald Rd:s 8560:-
afgeschreeven d:o 834:-
    d:o 9394:-
d:o Zwellendam betaald   d:o 4728:-
d:o Graaffe Rijnet d:o   d:o 2224:-
      Rd:s 18682:-
Achterstallige Recognitie op verlaatene Leenings
plaatsen, betaald     d:o 1268:-
Achterstallige Recognitie op Plaatsen en Landerijen
in Eigendom Rd:s 1318:16 als
Onder de Kaap
betaald Rd:s 221:36
afgeschreeven d:o 94:28
    d:o 316:16
d:o Stellenbosch betaald   d:o 690:-
d:o Zwellendam d:o   d:o 312:- 1318:16
Achterstallen op Landerijen in Erfpagt betaald   d:o 92:24
        d:o 21360:40
Waardoor die agterstallen wel zijn vermindert tot op       d:o 364046:20

Agterstallige Recognitie op Continueerende
Leeningsplaatsen Rd:s 18682:- als
Onder de Kaap
betaald Rd:s 2110:-
afgeschreeven d:o 226:-
    Rd:s 2336:-
Onder Stellenbosch
betaald Rd:s 8560:-
afgeschreeven d:o 834:-
    d:o 9394:-
d:o Zwellendam betaald   d:o 4728:-
d:o Graaffe Rijnet d:o   d:o 2224:-
      Rd:s 18682:-
Achterstallige Recognitie op verlaatene Leenings
plaatsen, betaald     d:o 1268:-
Achterstallige Recognitie op Plaatsen en Landerijen
in Eigendom Rd:s 1318:16 als
Onder de Kaap
betaald Rd:s 221:36
afgeschreeven d:o 94:28
    d:o 316:16
d:o Stellenbosch betaald   d:o 690:-
d:o Zwellendam d:o   d:o 312:- 1318:16
Achterstallen op Landerijen in Erfpagt betaald   d:o 92:24
        d:o 21360:40
Waardoor die agterstallen wel zijn vermindert tot op       d:o 364046:20

‘Dog dewijl bij de afgeslootene Boeken voor als nog de bovenvermelde Lijsten in het debiteeren der verloopene Recognitie op de Leeningsplaatsen onder Ultimo Augustus 1793 hebben moeten werden gevolgt, zyn dien conform na aftrek van het geene betaald is geworden, het montant der agterstallen vermeerdert met Rd:s 46135:12 en bij de Reekening van voorjarige S Lands Inkomsten gevoegd, te weeten.’


Agterstallige Recognitie op Continueerende Leenings
plaatsen Rd:s 43655:- als
Onder de Kaap Rd:s 2022:-
d:o Stellenbosch d:o 16702:-
d:o Zwellendam d:o 12400:-
d:o Graaffe Rijnet d:o 12531:-
    Rd:s 43655:-
Achterstallige Recognitie op verlaatene
Leeningsplaatsen   d:o 220:-
Achterstallige Recognitie op Plaatsen en
Landerijen in Eigendom Rd:s 2002:24 als
Onder de Kaap Rd:s 661:36
d:o Stellenbosch d:o 788:36
d:o Zwellendam d:o 552:-
    d:o 2002:24:
Agterstallen op Landerijen inErfpagt d:o 257:36:
      d:o 46135:12
Zo dat de gemelde Agterstallen onder Ultimo Augustus 1793
bedraagen     Rd:s 410181:32

Agterstallige Recognitie op Continueerende Leenings
plaatsen Rd:s 43655:- als
Onder de Kaap Rd:s 2022:-
d:o Stellenbosch d:o 16702:-
d:o Zwellendam d:o 12400:-
d:o Graaffe Rijnet d:o 12531:-
    Rd:s 43655:-
Achterstallige Recognitie op verlaatene
Leeningsplaatsen   d:o 220:-
Achterstallige Recognitie op Plaatsen en
Landerijen in Eigendom Rd:s 2002:24 als
Onder de Kaap Rd:s 661:36
d:o Stellenbosch d:o 788:36
d:o Zwellendam d:o 552:-
    d:o 2002:24:
Agterstallen op Landerijen inErfpagt d:o 257:36:
      d:o 46135:12
Zo dat de gemelde Agterstallen onder Ultimo Augustus 1793
bedraagen     Rd:s 410181:32

‘In ‘t Casteel de Goede Hoop ultimo Augustus 1793.’

’/: Was geteek: / O: G: de Wet’

‘Register van zodanige Papieren als onder dato deezes aan den Koopman en Landdrost van Graaffe Rijnet werden afgezonden; als’

‘N:o 1 Missive van dato deezes aan als voren.’

‘d:o 2 Memorie van zodanige Poincten, ten opzigte van welke onder het District van Graaffe Reinet onderzoek en elucidatie werd gerequireerd.’

‘d:o 3 Extract uit de Instructie voor de Boekhouder der Generaale S’ Lands’

‘Inkomsten, behelzende de 1, 8, 9, 10,11,12,13, 14, 18, 19, 21, 23,’

‘25, 26, 29 en 44 Artiikulen van dezelve Instructie, met het model der vergunningsbrief eener Leeningsplaats.’

‘d:o 4 Extract uit het Extract Resolutie genoomen in Rade van Politie op den 4:e Maart 1793.’

‘d:o 5 d:o Resolutie genoomen in Raade van Politie op den 23:e Julij 1793.’

‘d:o 6 d:o uit de Instructie voor den Boekhouder der Generaale S’ Lands Inkomsten behelzende de 1, 15, en 16 en 44:e Articulen om te Strekken tot narigt van Landdrost en Heemraaden van Graaffe Rynet .’

‘d:o 7 Lijst der Plaatsen welke onder het District van Graaffe Reinet onder Ultimo Augustus 1792 nog in Leening zyn blyven continueeren, met de daarop gehegte agterstallen.’

‘Lijst der Plaatsen onder het zelve District verlaaten, met byvoeging van den agterstal, welke daarop onder Ultimo Augustus 1792, nog te kwaad heeft gestaan.’

‘Lijst der Plaatsen onder het zelve District na Ultimo Augustus 1791 in leening uitgegeeven waarvan de Recognitie na Ultimo Augustus 1792 expireerd’

‘N:o 8 Lijst van den Plaatzen en Landerijen onder het District Graaffe Rijnet met de belasting eener Jaarlijksche Recognitie in Eïgendom uitgegeeven, aanwijzende het geen daarop aan Jaarlijksche Recognitie onder Ultimo Augustus 1792 ten agteren Staat.’

‘d:o 9 Copia Memorie weegens gevorderde elucidatiën van den Landdrost van Stellenbosch en Drakenstein .’

‘d:o 10 Copia d:o weegens gevorderde Elucidatien van den Landdrost van Zwellendam

‘In ‘t Casteel de Goede Hoop den 28:e Augustus 1793.’

‘Accordeert /: geteek:/ A: J:s Cruijwagen 2:de Onderbh:r’

‘Memorie van zodanige abuijzen, als in de agterstallen, zo op de Eigendoms als Leeningsplaatsen, welke volgens de uitgetrokkene Lysten geboekt staan, bevonden zyn te weezen ontstaan’


Landerijen in Eijgendom.
Af te Schrijven
Abraham Andries le Roux op den 11 November 1783 in Eigendom hebbende verkreegen een Stukje Lands aan de Bergrivier ter grootte van 595 q:t Roeden, zonder beswaar eener Jaarlijksche betaalinge, is abusief opgebragt geweest, als moetende Jaarlijks betaalen Rd:s 1/2 en dus ten onregte onder Ultimo Aug:s 1792 weegens 8 Jaaren en 10 m/ gedebiteerd voor Rd:s 4:20
Af te Schrijven
Christiaan Gunter heeft op den 27:e Januarij 1784 meede in Eigendom verkreegen een Stukje Lands groot 1 morgen omtrend welke meede het evengemelde abuis plaats heeft zijnde dus ten onregte gedebiteerd voor d:o 4:14
Af te Schrijven.
Frans Abraham Christiaan, weegens Twee aan hem op den 28:e Meï 1784, in Eigendom verleende verleende Stukjes Land, insgelijks door diergelijke abuis ten onregte gedebiteerd voor d:o 7:12
Af te Schrijven.
Hartwich Johannes Luttig inzelver voegen ten onregte gedebiteerd op Een Stukje Lands annex deszelfs oude Erf aan den Paarl op den 9:e December 1783 aan hem zonder beswaar in Eigendom verleend, met Rd:s 8:36
in maniere als bezyden gezegd te debiteeren.
Petrus Stephanus du Toit heeft op den 11:e October 1785 in Eigendom verkreegen een Stuk Lands genaamd Avontuur geleegen in 't zogenaamde dal Josaphats , groot 4 morgen, 9 quadraat Roeden en 12 d:o voeten, onder het beswaar eener jaarlyksche Recognitie van Rd:s 1/2 per morgen, welke Stuk Lands door hem du Toit op den 24 October 1788 wettig verkogt, en getransporteerd is geworden aan Anna Nieuwhout huijsvrouw van Casper Muller zonder den daarop verloopen agterstal te hebben vereffend, terwijl van dat beswaar op het zelve Stuk Lands geen opbreng in s Comp:s kas was gedaan en gem:e Du Toit zeedert overleeden is; zo dat de gerepte teegenwoordige bezitster voor de betaling niet verder aanSprakelijk blijft, als zeedert dato van het aan haar gedaan Transport en overzulks ook Slechts van dien tijd af aan behoord te worden gedebiteerd, teegens 2 Rijksd:s S Jaars.
Leenings plaatzen
de Eerste post van Rd:s 200 als te veel gedebiteerd af te Schrijven
Pieter du Toit Danielsz:r heeft den 17 April 1783 in Leening verkreegen een plaats genaamt de Zeekoekraal geleegen agter de Wemmershoek waarop denzelve na aan wijzing van de wildschutteboeken onder Ultimo Aug:s 1792 ten agteren Stond 8 Jaaren en 4/m:, denzelve du Toit vervolgens op den 22:e Maart 1785 de Leening van die plaats onder de gewoone betaaling voor 1 Jaar vernieuwde heeft men hem voor de tweedemaal bij de Wildschutteboeken als of hij dezelve plaats op nieuw in Leening verkreeg, bekend gesteld, waardoor hij dan ook bij de uitgetrokkene Lysten, dubbeld is geparoisseert en ook daarna geboekt, als onder Ultimo Augustus 1792 ten agteren Staande eerst voor 8 Jaaren en 4/m: Rd:s 200:-
en nog d:o 7 d:o d:o 5 d:o d:o 178:-
dus de eerste post, waarop het betaalde van Een jaar niet afgeschreeven en waarvoor de tweede post in de plaats verscheenen is, behoord te worden afgeschreeven en geroijeerd.
af te Schrijven.
Ockert Olivier aan wien op den 23 Januarij 1788 in leening is vergund een plaats genaamt de Rijkdom , geleegen agter de attacquas Clooff , heeft deeze plaats op den 13 April 1792 onder betaaling van Ses maanden Recognitie, welke daarop toen nog te kwaad Stond, verlaaten zonder dat die betaaling nog ook de verlaating by de WildShutteboeken is genoteerd, zo dat hij bij het uittrekken der Lijsten abusief voor agterstal op die plaats is gedebiteerd, en daar voor onder Ultimo Augustus 1793 ten onregte debit Staat voor d:o 38:-
12 Jaaren en 4 maanden van zijn debit af te Schijven
Andries Oolofse in Leening bezittende de plaats de Rietvalleij geleegen aan de Camnasie , heeft ten Comptoire van S Lands Inkomsten geproduceerd ten bewijzen, volgens welke door hem op S Comp:s Post de Rietvalleij zyn geleeverd den 12:de Januarij 1783 21 Ossen
den 16:e April 1786 16 d:o
of te zaamen 37 Ossen.
bedragende a 8 Rd:s ieder Rd:s 296 ofte de Recognitie van 12 Jaaren en 4/m: zonder dat zulks bij de Wildschutteboeken op zijn agterstal afgeschreeven is geworden, zo dat denzelven onder Ultimo Aug:s 1792 niet meerder ten agteren zijnde als 7 Jaaren en 2 maanden, bij de uitgetrokkene lijsten ten onrechte bekend gesteld en gedebiteerd geworden is, als zijnde ten agteren 19 Jaaren en 6/m: ten bedraage van Rd:s 468:-
de Neevensgemelde Rd:s 328 - van zijn debit af te Schrijven
Jurgen Schoeman door wien in Leening bezeeten word een plaats genaamt de Roodewal geleegen aan de Grobbelaars rivier , heeft insgelijks geproduceerd een bewijs dat door hem op voormelde s Comp:s Post de Rietvalleij in dato 4 April 1791 zijn geleeverd 41 p:s Trekossen, dewelke door de gemelde bereekening uitmaaken 13 Jaaren en 8/m: recognitie op dezelve plaats, en het geen insgelijks by de Wildschutteboeken niet afgeschreeven zynde geworden, veroorzaakt heeft dat hij niet alleen als Twaalf Jaaren en 10 maanden agterstallig te weezen bij de Lijsten uitgetrokken en ook gedebiteerd geworden is, maar men hem bovensdien onder Ultimo Augustus 1793 nog voor 1 Jaar heeft gedebiteerd, daar denzelven door die Leverantie inteegendeel zelfs behoorlijk aan de vernieuwing van gem:e plaats heeft voldaan zijnde alzoo nog ten onregte bezwaard met d:o 328:-
4 Jaaren van zijn agterstal af te Schrijven
Fredrik Botha Fredriksz:e bij de uitgetrokkene Lijsten bekend gesteld en gedebiteerd geworden zijnde, als waare hij op zijn Leeningsplaats de Slangefontijn geleegen op het onderste einde van de Bruintjeshoogte , onder Ultimo Augustus 1792 ten agteren 7 Jaaren en 10 m/, is naderhand bevonden, dat abusivelijk over het hoofd is gezien, eene annotatie bij de WildSchutteboeken volgens welke op dien agterstal in mindering moet Strekken de Leverantie van 12 Trekossen op s Comp:s meergem:e Post de Rietvalleij , beloopende 4 Jaaren Recognitie of d:o 96:-
de eerste post van Rd:s 178 af te Schrijven
Petrus Jacobus du Toit na op den 22 Maart 1785 in Leening te hebben verkreegen de plaats de Bothas Craal geleegen op de Sneeuwberg agter de Buffelshoek , de Leening van die plaats op den 23:e Maart 1786 onder betaaling van Een Jaar Recognitie vernieuwende, is als toen voor de 2:de maal bij de WildSchutte boeken voor dezelve plaats bekend gesteld, en daardoor bij de uitgetrokkene Lijsten ook dubbeld genoteerd, en vervolgens gedebiteerd, namentlijk eens voor 7 Jaaren en 5 /m: Rd:s 178:-
en d:o d:o 6 d:o d:o 5 /m d:o 154:-
zijnde mitsdien de eerste post vervallen, en alleen de tweede tot zijn lasten verstrekkende
Af te Schrijven
Dirk Coetzee Cornelisz:n heeft in leening bezeeten Twee plaatsen bekend Staanden de een als genaamd de uitkomst geleegen in de Camdebo en de andere de Rietkuil geleegen booven aan de Landdrost-rivier in de Camdebo van welke beïde plaatsen op den door hem ingevolge Raadsbesluit van den 19:e Junij 1786 gewillig gedaane afstand, tot de plaatsing der gebouwen als anderzints voor de Drostdije van Graaffe Reïnet , gebruik is gemaakt; zonder dat zulks bij de wildschutte boeken behoorlijk genoteerd is geworden, waardoor hij dan ook bij de uitgetrokkene Lijsten voorkomt als dezelve plaatsen nog in Leening bezittende en op ieder derzelve onder Ult:o Augustus 1792 ten agteren te staan 7 Jaaren en 7 Maanden terwijl bovensdien daarop onder Ult:o Augustus 1793 hem nog Een Jaar ten Lasten is gebragt, dus te zaamen 8 Jaaren 7 /m: bedragende op de Uitkomst Rd:s 206:-
d:o d:o Rietkuijl d:o 206:-
Voor welke agterstal gemelde Coetzee dierhalven ten onregte gedebiteerd Staat
Op Reekening van Joh:s Smit Jurriaansz: af te Schrijven Rd:s 70 en het Resteerende ten zijner Lasten over te brengen in faveur der Hooftpost van agterstallige Recognitie op verlaatene leeningsplaatsen.
Johanes Smit Jurriaansz: staat volgens de Wildschutteboeken bekend als in Leening hebbende de plaats lang gezogt, geleegen tusschen de Hanglip op het Hottentots Hollandsch Gebergte , en daarop onder Ultimo Augustus 1793 ten agteren te zijn 9 Jaaren en 7 /m: bedragende Rd:s 230:- dog dezelve plaats heeft Stephanus Malang zeedert 7 October 1790 meede in leening tot wiens Lasten den agterstal onder geciteerde Ultimo Augustus 1793 voor 2 Jaaren en 11 /m bedraagd Rd:s 70:- zo dat van de agterstal van Smit behoord te worden afgeschreeven; zo verre daarvan ten lasten van Malang is Strekkende, om het overige ten lasten van Smith over te brengen op de Reekening van agterstallige Recognitie op verlaatene Leeningsplaatsen.
Af te Schrijven
Johannes Zwanepoel de oude Staat naar aanwijzing der wildSchutteboeken gedebiteerd, als op de Plaats het Fortuin geleegen in het Roggeveld op den 25:e Maart 1775 bij dies verlaating ten agteren te zijn gebleeven Twaalff Jaaren en 9 /m ten bedragen van Rd:s 306:-
welke Zwanepoel in den Jaare 1790 met agterlaating van Acht kinderen overleeden, en deszelfs geringe nalatenschap door de Weeskamer geadministreerd weezende, zonder dat door de Weeskamer toenmaals heeft kunnen worden ontdekt dat gemelde Zwanepoel nog eenige agterstallige Recognitie te kwaad Stond, invoegen het geringe overschot van Rd:s 88:33 uit die nalatenschap, aan zijne Landwaards in Wijd en zijd verstrooïde Erfgenaamen is uitgekeerd geworden, zal er dierhalven geen verhaal meer op dien Agterstal te vinden zijn.
Af te Schrijven
de Weduwe Dirk van den Bank is insgelijks naar aanwijzing der Wildschutteboeken gedebiteerd op haar Leeningsplaats, het Goed geloof geleegen aan de Cogmans Clooff by de verlaating op den 31:e December 1777 ten agteren gebleeven te zijn 4 Jaaren ten bedragen van Rd:s d:o 96:-
dezelve weduwe Van den Bank naderhand hertrouwd met Jacob Fredrik Bek in A:o 1789 overleeden en haar nalatenschap bij de Weeskamer geadministreerd zijnde, is wel uit die Nalatenschap betaald, het geen op een andere plaats welke gemelde Bek in Leening heeft gehad, ten agteren Stond, dog de voldoening van voorschr: nog te kwaad Staande agterstal, als eerst onlangs bij de opregting van het Comptoir de Generaale S Lands Inkomsten ontdekt zijnde, bij gemelde Boedel niets meer in bonis

Landerijen in Eijgendom.
Af te Schrijven
Abraham Andries le Roux op den 11 November 1783 in Eigendom hebbende verkreegen een Stukje Lands aan de Bergrivier ter grootte van 595 q:t Roeden, zonder beswaar eener Jaarlijksche betaalinge, is abusief opgebragt geweest, als moetende Jaarlijks betaalen Rd:s 1/2 en dus ten onregte onder Ultimo Aug:s 1792 weegens 8 Jaaren en 10 m/ gedebiteerd voor Rd:s 4:20
Af te Schrijven
Christiaan Gunter heeft op den 27:e Januarij 1784 meede in Eigendom verkreegen een Stukje Lands groot 1 morgen omtrend welke meede het evengemelde abuis plaats heeft zijnde dus ten onregte gedebiteerd voor d:o 4:14
Af te Schrijven.
Frans Abraham Christiaan, weegens Twee aan hem op den 28:e Meï 1784, in Eigendom verleende verleende Stukjes Land, insgelijks door diergelijke abuis ten onregte gedebiteerd voor d:o 7:12
Af te Schrijven.
Hartwich Johannes Luttig inzelver voegen ten onregte gedebiteerd op Een Stukje Lands annex deszelfs oude Erf aan den Paarl op den 9:e December 1783 aan hem zonder beswaar in Eigendom verleend, met Rd:s 8:36
in maniere als bezyden gezegd te debiteeren.
Petrus Stephanus du Toit heeft op den 11:e October 1785 in Eigendom verkreegen een Stuk Lands genaamd Avontuur geleegen in 't zogenaamde dal Josaphats , groot 4 morgen, 9 quadraat Roeden en 12 d:o voeten, onder het beswaar eener jaarlyksche Recognitie van Rd:s 1/2 per morgen, welke Stuk Lands door hem du Toit op den 24 October 1788 wettig verkogt, en getransporteerd is geworden aan Anna Nieuwhout huijsvrouw van Casper Muller zonder den daarop verloopen agterstal te hebben vereffend, terwijl van dat beswaar op het zelve Stuk Lands geen opbreng in s Comp:s kas was gedaan en gem:e Du Toit zeedert overleeden is; zo dat de gerepte teegenwoordige bezitster voor de betaling niet verder aanSprakelijk blijft, als zeedert dato van het aan haar gedaan Transport en overzulks ook Slechts van dien tijd af aan behoord te worden gedebiteerd, teegens 2 Rijksd:s S Jaars.
Leenings plaatzen
de Eerste post van Rd:s 200 als te veel gedebiteerd af te Schrijven
Pieter du Toit Danielsz:r heeft den 17 April 1783 in Leening verkreegen een plaats genaamt de Zeekoekraal geleegen agter de Wemmershoek waarop denzelve na aan wijzing van de wildschutteboeken onder Ultimo Aug:s 1792 ten agteren Stond 8 Jaaren en 4/m:, denzelve du Toit vervolgens op den 22:e Maart 1785 de Leening van die plaats onder de gewoone betaaling voor 1 Jaar vernieuwde heeft men hem voor de tweedemaal bij de Wildschutteboeken als of hij dezelve plaats op nieuw in Leening verkreeg, bekend gesteld, waardoor hij dan ook bij de uitgetrokkene Lysten, dubbeld is geparoisseert en ook daarna geboekt, als onder Ultimo Augustus 1792 ten agteren Staande eerst voor 8 Jaaren en 4/m: Rd:s 200:-
en nog d:o 7 d:o d:o 5 d:o d:o 178:-
dus de eerste post, waarop het betaalde van Een jaar niet afgeschreeven en waarvoor de tweede post in de plaats verscheenen is, behoord te worden afgeschreeven en geroijeerd.
af te Schrijven.
Ockert Olivier aan wien op den 23 Januarij 1788 in leening is vergund een plaats genaamt de Rijkdom , geleegen agter de attacquas Clooff , heeft deeze plaats op den 13 April 1792 onder betaaling van Ses maanden Recognitie, welke daarop toen nog te kwaad Stond, verlaaten zonder dat die betaaling nog ook de verlaating by de WildShutteboeken is genoteerd, zo dat hij bij het uittrekken der Lijsten abusief voor agterstal op die plaats is gedebiteerd, en daar voor onder Ultimo Augustus 1793 ten onregte debit Staat voor d:o 38:-
12 Jaaren en 4 maanden van zijn debit af te Schijven
Andries Oolofse in Leening bezittende de plaats de Rietvalleij geleegen aan de Camnasie , heeft ten Comptoire van S Lands Inkomsten geproduceerd ten bewijzen, volgens welke door hem op S Comp:s Post de Rietvalleij zyn geleeverd den 12:de Januarij 1783 21 Ossen
den 16:e April 1786 16 d:o
of te zaamen 37 Ossen.
bedragende a 8 Rd:s ieder Rd:s 296 ofte de Recognitie van 12 Jaaren en 4/m: zonder dat zulks bij de Wildschutteboeken op zijn agterstal afgeschreeven is geworden, zo dat denzelven onder Ultimo Aug:s 1792 niet meerder ten agteren zijnde als 7 Jaaren en 2 maanden, bij de uitgetrokkene lijsten ten onrechte bekend gesteld en gedebiteerd geworden is, als zijnde ten agteren 19 Jaaren en 6/m: ten bedraage van Rd:s 468:-
de Neevensgemelde Rd:s 328 - van zijn debit af te Schrijven
Jurgen Schoeman door wien in Leening bezeeten word een plaats genaamt de Roodewal geleegen aan de Grobbelaars rivier , heeft insgelijks geproduceerd een bewijs dat door hem op voormelde s Comp:s Post de Rietvalleij in dato 4 April 1791 zijn geleeverd 41 p:s Trekossen, dewelke door de gemelde bereekening uitmaaken 13 Jaaren en 8/m: recognitie op dezelve plaats, en het geen insgelijks by de Wildschutteboeken niet afgeschreeven zynde geworden, veroorzaakt heeft dat hij niet alleen als Twaalf Jaaren en 10 maanden agterstallig te weezen bij de Lijsten uitgetrokken en ook gedebiteerd geworden is, maar men hem bovensdien onder Ultimo Augustus 1793 nog voor 1 Jaar heeft gedebiteerd, daar denzelven door die Leverantie inteegendeel zelfs behoorlijk aan de vernieuwing van gem:e plaats heeft voldaan zijnde alzoo nog ten onregte bezwaard met d:o 328:-
4 Jaaren van zijn agterstal af te Schrijven
Fredrik Botha Fredriksz:e bij de uitgetrokkene Lijsten bekend gesteld en gedebiteerd geworden zijnde, als waare hij op zijn Leeningsplaats de Slangefontijn geleegen op het onderste einde van de Bruintjeshoogte , onder Ultimo Augustus 1792 ten agteren 7 Jaaren en 10 m/, is naderhand bevonden, dat abusivelijk over het hoofd is gezien, eene annotatie bij de WildSchutteboeken volgens welke op dien agterstal in mindering moet Strekken de Leverantie van 12 Trekossen op s Comp:s meergem:e Post de Rietvalleij , beloopende 4 Jaaren Recognitie of d:o 96:-
de eerste post van Rd:s 178 af te Schrijven
Petrus Jacobus du Toit na op den 22 Maart 1785 in Leening te hebben verkreegen de plaats de Bothas Craal geleegen op de Sneeuwberg agter de Buffelshoek , de Leening van die plaats op den 23:e Maart 1786 onder betaaling van Een Jaar Recognitie vernieuwende, is als toen voor de 2:de maal bij de WildSchutte boeken voor dezelve plaats bekend gesteld, en daardoor bij de uitgetrokkene Lijsten ook dubbeld genoteerd, en vervolgens gedebiteerd, namentlijk eens voor 7 Jaaren en 5 /m: Rd:s 178:-
en d:o d:o 6 d:o d:o 5 /m d:o 154:-
zijnde mitsdien de eerste post vervallen, en alleen de tweede tot zijn lasten verstrekkende
Af te Schrijven
Dirk Coetzee Cornelisz:n heeft in leening bezeeten Twee plaatsen bekend Staanden de een als genaamd de uitkomst geleegen in de Camdebo en de andere de Rietkuil geleegen booven aan de Landdrost-rivier in de Camdebo van welke beïde plaatsen op den door hem ingevolge Raadsbesluit van den 19:e Junij 1786 gewillig gedaane afstand, tot de plaatsing der gebouwen als anderzints voor de Drostdije van Graaffe Reïnet , gebruik is gemaakt; zonder dat zulks bij de wildschutte boeken behoorlijk genoteerd is geworden, waardoor hij dan ook bij de uitgetrokkene Lijsten voorkomt als dezelve plaatsen nog in Leening bezittende en op ieder derzelve onder Ult:o Augustus 1792 ten agteren te staan 7 Jaaren en 7 Maanden terwijl bovensdien daarop onder Ult:o Augustus 1793 hem nog Een Jaar ten Lasten is gebragt, dus te zaamen 8 Jaaren 7 /m: bedragende op de Uitkomst Rd:s 206:-
d:o d:o Rietkuijl d:o 206:-
Voor welke agterstal gemelde Coetzee dierhalven ten onregte gedebiteerd Staat
Op Reekening van Joh:s Smit Jurriaansz: af te Schrijven Rd:s 70 en het Resteerende ten zijner Lasten over te brengen in faveur der Hooftpost van agterstallige Recognitie op verlaatene leeningsplaatsen.
Johanes Smit Jurriaansz: staat volgens de Wildschutteboeken bekend als in Leening hebbende de plaats lang gezogt, geleegen tusschen de Hanglip op het Hottentots Hollandsch Gebergte , en daarop onder Ultimo Augustus 1793 ten agteren te zijn 9 Jaaren en 7 /m: bedragende Rd:s 230:- dog dezelve plaats heeft Stephanus Malang zeedert 7 October 1790 meede in leening tot wiens Lasten den agterstal onder geciteerde Ultimo Augustus 1793 voor 2 Jaaren en 11 /m bedraagd Rd:s 70:- zo dat van de agterstal van Smit behoord te worden afgeschreeven; zo verre daarvan ten lasten van Malang is Strekkende, om het overige ten lasten van Smith over te brengen op de Reekening van agterstallige Recognitie op verlaatene Leeningsplaatsen.
Af te Schrijven
Johannes Zwanepoel de oude Staat naar aanwijzing der wildSchutteboeken gedebiteerd, als op de Plaats het Fortuin geleegen in het Roggeveld op den 25:e Maart 1775 bij dies verlaating ten agteren te zijn gebleeven Twaalff Jaaren en 9 /m ten bedragen van Rd:s 306:-
welke Zwanepoel in den Jaare 1790 met agterlaating van Acht kinderen overleeden, en deszelfs geringe nalatenschap door de Weeskamer geadministreerd weezende, zonder dat door de Weeskamer toenmaals heeft kunnen worden ontdekt dat gemelde Zwanepoel nog eenige agterstallige Recognitie te kwaad Stond, invoegen het geringe overschot van Rd:s 88:33 uit die nalatenschap, aan zijne Landwaards in Wijd en zijd verstrooïde Erfgenaamen is uitgekeerd geworden, zal er dierhalven geen verhaal meer op dien Agterstal te vinden zijn.
Af te Schrijven
de Weduwe Dirk van den Bank is insgelijks naar aanwijzing der Wildschutteboeken gedebiteerd op haar Leeningsplaats, het Goed geloof geleegen aan de Cogmans Clooff by de verlaating op den 31:e December 1777 ten agteren gebleeven te zijn 4 Jaaren ten bedragen van Rd:s d:o 96:-
dezelve weduwe Van den Bank naderhand hertrouwd met Jacob Fredrik Bek in A:o 1789 overleeden en haar nalatenschap bij de Weeskamer geadministreerd zijnde, is wel uit die Nalatenschap betaald, het geen op een andere plaats welke gemelde Bek in Leening heeft gehad, ten agteren Stond, dog de voldoening van voorschr: nog te kwaad Staande agterstal, als eerst onlangs bij de opregting van het Comptoir de Generaale S Lands Inkomsten ontdekt zijnde, bij gemelde Boedel niets meer in bonis

‘In ‘t Casteel de Goede Hoop d:n 5:e Febr:y 1794.’

’/:geteek:/ O: G: de Wet’

na lecture van welke Stukken beslooten is, de Heere de Wet, als Boekhouder van de Generaale S Lands Inkomsten, onder betuiging van het genoegen van den Edelen Heere Commissaris en den Raad over zijn Ed: betoonden ijver in de invordering van S’ Lands Inkomsten, te adhorteeren om verders al het mogelijke toe te brengen en in ‘t werk te stellen, ten einde de abuizen omtrend de Leeningsplaatsen te rectificeeren, op dat dus staat zal kunnen worden gemaakt op het bedraagen dat de Compagnie uit deeze aanzienlijke tak jaarlijks te wachten heeft, zonder met inkomsten bevleid te worden die op verre na niet verzeekerd en waarschijnlijk veel te hoog gesteld zijn, en om dienvolgens de zoo hoognodige opheldering ten Sterksten te presseeren, werdende echter gezegde Heere Boekhouder van S’ Lands Inkomsten gelast om zich Stipte te houden aan de beveelen en Schikkingen van de HoogEdele Heeren Commisarissen Generaal, met aan de Opgezeetenen welke achterstallige Recognitiepenningen Schuldig zijn alle mogelijke faciliteiten toe te brengen, door de geene welke meerder dan een jaar ten achteren zijn te laaten volstaan met Jaarlijks behalven de verscheenen Recognitie van het laatste Jaar nog te voldoen twee Jaaren der verschuldigde achterstallen, ten waare dat de Schuldenaaren - zelven anders geinclineerd mogten zijn of zich door goede reedenen daartoe lieten persuadeeren; werdende voorts den Heere Boekhouder van S Lands Generaale Inkomsten gequalificeerd om de abuizen bij zijn Ed: Memorie opgegeeven te redresseeren en bij de Boeken afte Schrijven ofte zuiveren, zo en inzelvervoegen als door hem in Margine is bekend gesteld, terwijl overigens de respective Landdrost van Stellenbosch , Zwellendam en Graaf Rijnet , bij extract deezer zullen worden gelast en geordonneerd, met de meest mogelijke Spoed aan den Heere de Wet te Suppediteeren al het geen zijn Ed: bereïds van hen heeft gerequireerd en verder vorderen mogt om de Boeken door zijn Ed: gehouden wordende van alle abuizen en valsche vertooningen te zuiveren

Hieröp is geleezen een Vertoog door Commissarissen uit den Raade van Justitie aan deeze Regeering gericht, luidende als volgd.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer M:r Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlandsch India en Commissaris over het Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c: &c: &c: beneevens d E Achtb: Heer Gezachhebber en WelEdele Heeren Raaden van Politie.

‘WelEdele Groot Achtb: Heer en E: Achtbaare Heeren!’

‘Aan Commissarissen uit den Raade van Justitie zijnde ter hand gesteld Extracten uit de Resolutien op den 9 en 17 Januarij en zo meede van den 10:e December A:o p:o met een Copia van ‘t Request door den Burger Marten Slabbert Jansz: aan UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: gepresenteerd, waarbij Commissarissen worden gelast, omme ingevolge de eerste dier Resolutiën, ten overstaan van den ad interim Fiscaal inspectie te neemen van zeekere twee Strooken gronds door de Burger Vaandrig Johan George Lochner en de Melkboer Andries Momsen aan UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: verzogt ten eïnde bevonden werdende, dat dezelve konde worden uitgegeeven als dan te tauxeeren hoe veel de requestranten daarvoor tot een erkentenis aan d E Comp: zou behooren te betaalen, en op de tweede dier Resolutiën omme nauwkeurige examinatie te neemen van zeekere Brug door de Baas van s Comp:s Wapenkamer Ernst Fredrik Heïdenreich met toestemming van den Edelen Heer Commissaris, over de Sloot beoosten dit Casteel loopende gelegd; mitsgaders omme ingevolge de laatste dier Resolutien ten naauwsten te onderzoeken en aan UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: op te geeven of en in hoe verre het voorgeeven van armoede door de Burger Slabbert in zijn Request bijgebragt, omme bevrijd te zijn van de betaling van 12 5/12 Jaar agterstallige Recognitie penningen op waarheid komt gegrond te zijn.’

‘Zo hebben Commissarissen d’ Eer UwelEdele Groot Achtb: en E Achtb: needrig te informeeren.’

‘dat Commissarissen om te voldoen, aan de ge Eerde besluiten van den 9 en 17 Januarij uit hun midden twee Leeden hebben gecommitteerd om de last daarbij vermeld ten overstaan van den ad interim fiscaal ten uitvoer te brengen, welke Leeden dan ook deeze hunne Commissie ter executie hebbende gebragt, daarvan aan ‘t Collegie behoorlijk verslag in geschrifte hebben gedaan, welke verslag Commissarissen de Vrijheid neemen UwelEdele Groot Achtb: en E Achtb: in origineel te presenteeren.’

‘En dat Commissarissen om te beantwoorden aan de ordre van UwelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: vervat bij resolutie van den 10:e december bij deeze geleegendheid de vrijheid gebruiken te berigten, dat ‘t voorgeeven van armoede door de Burger Slabbert volgens ‘t geposeerde in zijn Request, na alvoorens hieromtremt de naauwkeurigste informatie te hebben genoomen, allezints met de waarheid komt te Strooken en hij zig derhalven in de bitterste armoede gedompeld en buiten Staat bevind de 12 5/12 Jaaren agterstallige Recognitie penningen aan de E Comp:e te kunnen voldoen’

‘Commissarissen met dit een en ander verhoopende te zullen hebben voldaan aan de geeerde intentie van UWelEdele Groot agtb: en E Achtb: neemen al verder de vrijheid UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: ter kennisse te brengen.’

‘Dat de meede geteekende Abraham Fleck in deszelfs qualiteit als Cassier van S Colonies Graan Magazijnen heeft ingediend een Schriftelijke bereekening van de winsten geduurende het verloopen Jaar 1793. op ‘t verkogt koorn uit ‘S Colonies Graanmagazijnen voor d E Comp:e behaald; het bedraagen daarvan bereids onder Ultimo december a:o p:o in S Comp:s Cassa gebragt zynde, hebben Commissarissen overigens de Eer UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: de voorschr: bereekening in Origineel aan te bieden.’

‘De Heer Fleck alwijders aan de ondergeteekende Commissarissen te kennen gegeeven hebbende dat de Burger Pieter Theron die zig bij besluit van den 27:e November a:o p:o op zeeker uitgebragt berigt over de bevinding van de klagten door de gemelde Theron teegens de Commissaris van Civile en Huwelijkse zaaken Jacobus Arnoldus van Reenen ingebragt, had gecondemneert gevonden omme de kosten in deeze zaak gevallen te voldoen, zig niet had ontzien eenige expressien omtrend zijn Ed: te uitten, zeer lecief en dus aanloopende teegens de betamelijkheid en ‘t Respect aan een persoon van een publiecq Collegie verschuldigd, zo neemen Commissarissen de vrijheid UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: onder overlegging van twee onderhandsche verklaringen door de Secretaris vant Colegie van Burgerraaden Daniel Petrus Haupt, en den Burger Gert Gertze ten dien einde verleend, en door voorschr: Heere Fleck aan Commissarissen gesuppediteerd, te verzoeken ter voorkooming van een diergelijke behandeling voor ‘t vervolg Ja tot maintien van de goede ordre en ondergeschiktheid, de voorschr:e Heer Fleck zodanige Satisfactie te willen doen wedervaaren als UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: naar hoogstderzelver wijsheid in deezen zullen oordeelen te behooren.’

‘Door de meede geteekende Hendrik Justinus de Wet in deszelfs qualiteit van administrateur over S’ Colonies Graanmagazijnen verzoek gedaan zijnde, dat aan de Boekhouder eerste en tweede Botteliers van gemelde Magazijnen uit hoofde van de ijver en trouwe waarmeede deeze hunne bedieningen kwaamen waar te neemen en uit aanmerking van de Sobre inkomsten welke zij daar voor genieten, aan eerstgem:e een maandelijks douceur van Rd:s 6 aan de tweedengem:e Rd:s 4 - en laatstgemelde Rd:s 3 - mogt worden toegelegd, zo hebben Commissarissen aan dat verzoek gedefereerd, en wel in zo verre dat zij het zelve thans aan UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: koomen voor tedragen - gelijk zij meede voordraagen dat door den Burger Frans Smith aan hen gedaan, om uit hoofde van zijne armoedige toestand en ter Subsistencie van zijn huisvrouw en kinderen tot aanspreeker te mogen worden aangesteld.’

‘En neemen Commissarissen nog de vrijheid UwelEdele Groot Achtb: en E Achtb: ter voldoening aan hoogstderzelver geEerd besluit van den 22:e Januarij de nominatie van Wykmeesters door gecommitteerde Leeden uit hun midden geformeerd, ter electie te presenteeren, waaraan zij kortsheidshalven de vrijheid gebruiken zig te refereeren.’

‘Waarmeede Commissarissen d’ Eer hebben met de uitterste agting te zijn.’

‘WelEdele Groot Achtb: Heer en E Achtbaare Heeren’

‘UWer WelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: zeer onderd: & gehoorz:n dienaeren’

’/:get:/ W:m F: V: Reede van Oudtshoorn Joh:s Smuts R: J: V: D: Riet H: J: de Wet C:t Matthiessen J:r Ab:m Fleck J: P: Baumgardt, H: A: Truter’

‘Kaap de goede Hoop den 10:e Feb:y 1794’

uit welk vertoog den Raade voldoende gebleeken zijnde de bittere armoede waarïn den Burger Marten Slabbert Jansz:n zich bevind en dus ook zijn onvermogen om de 12 Jaaren en 5 Maanden achterstallige Recognitie penningen door hem aan de Compagnie verschuldigd te kunnen opbrengen en betaalen, zo is dan ook beslooten den Heere Boekhouder van de Generaale S Lands Inkomsten te qualificeeren zo als zijn Ed: gequalificeerd word bij deeze, om de 12 Jaaren en 5 Maanden achterstallige Recognitiepenningen bij de Boeken af te Schrijven en zal dienvolgens de plaats waarop dezelve zijn hechtende geweest, aan iemand anders op ordonnantie worden verleend

Uit het Rapport door gecommitteerdens uit het Colegie van Commissarissen gedaan en bij ‘t evengemeld vertoog gevoegd, gebleeken zijnde, dat de Strookjes Lands door den Vaandrig der Burgerije Johan George Lochner en de Melkboer Andries Momsen respective in Eigendom verzocht aan hen kunnen worden uitgegeeven zonder eenige præjuditie voor de Compagnie of het algemeen, zo is verstaan het door den eerstgemelde Suppliant gevraagde Erf ter groote van 5 Morgen aan hem in eïgendom te verleenen, onder betaling eener Recognitie van Rd:s 100:- ten behoeve der Compagnie en het door opgemelde Melkboer verzochte Stukje Gronds ter groote van circa een Morgen aan hem aftestaan onder betaaling eener erkentenisse van Rd:s 66 2/3, ‘t een en ander navolgens de Kaarten door den geswooren Landmeeter daarvan geformeerd en onder alle zodanige conditiën, bepalingen en Servituuten als door Gecommitteerde Leeden uit ‘t Colegie van Commissarissen bij hun gemeld Rapport zijn opgegeeven.

Bij ‘t meermeld Rapport alverder ter nedergesteld zijnde dat de brug welke de Baas van S’ Compagnies Wapenkamer Ernst fredrik Heijdenreich ingevolge de Resolutiën van den 17:e Januarij jongstleeden heeft verzocht te moogen leggen over de Sloot beoosten dit Casteel loopenden, zou kunnen worden voltooid mits dezelve niet breeder wierde gemaakt dan 8 Voeten, en voorts aan den gemelde Heïdenreich opgelegd zodanige verplichtingen en het observeeren van alzulke voorzorgen als Commissarissen geschikt hebben gevonden om alle Smokkelhandel te weeten welke andersints door middel van de Brug zou hebben kunnen worden gedreeven, zo is als nu beslooten aan den gezegde Baas van S Comp:e Wapenkamer Ernst Fredrik Heijdenreich te permitteeren, zo als hem gepermitteerd word bij deeze omme de door hem begonne Brug over de Sloot beoosten dit Casteel te mogen voltooïen, doch niet anders dan ter breedte van 8 Voeten, en voorts onder alle zodanige bepaalingen en verplichtingen als Commissarissen uit den Raade van Justitie hebben opgegeeven alle welke dus zo door hem Heïdenreich als de namaalige Bezitters van zyn Tuintje zullen worden achtervolgd, reserveerende deeze Regeering aan zich wel expresselijk omme wanneer door den meergenoemde Heïdenreich ofte de namaalige Bezitters van zijn Tuintje indertijd, deeze bepalingen en verplichtingen mogten worden overtreeden, ofte dat zij mogten gedoogen en de hand leenen dat die door anderen wierden te buiten gegaan, als dan dezelve Brug, voor reekening der Bezitters van gemelde Tuintje te laaten Slechten, en zal voorts van deeze permissie kennisse worden gegeeven aan het officie Fiscaal, met last zorgvuldig te waaken dat de aan dikwerfgenoemde Heïdenreich en de toekomstige bezitters van zijn Tuintje in deeze opgelegde bepaalingen Stipte worden nagekomen en achtervolgd.

Nevens voorschreeven vertoog door Commissarissen uit den Raade van Justitie overgelegd zijnde, de Reekening van de Winsten geduurende het Jaar 1793 behaald op de Tarwe door hen ingevolge de qualificatie van de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal ingeslaagen en wederom verdebiteerd, zo is den Raade daaruit met bijzonder genoegen gebleeken, dat het voordeel van Rd:s 5507:6:- op de administratie der Koornmagazijnen behaald verre Surpasseerd de Winsten welke men hadt bereekend uit deeze inrichting voor de Maatschappij te zullen trekken, en zal dienvolgens aan ‘t Collegie van Commissarissen uit den Raade van Justitie bij Extract deezer worden betuigd S’ Raads Contentement over de volkoomen blijken van ijver mitsgaders van verkleeftheid zoo voor de belangens der Compagnie als die van ‘t algemeen in deeze aan hunne zorg en toevoorzicht betrouwde administratie aan den dag gelegd, en voorts de gezegde behaalde winsten ten bedragen van Rd:s 5507:6:- welke bereids onder Ultimo december jongstleeden op Schriftelijke ordonnantie in s Compagnies Cassa zijn overgebracht, by de Negotieboeken ten voordeele van de Winst Reekening worden ingenoomen.

Uit de neevens meermeld Vertoog gevoegde Verklaaringen door den Secretaris van ‘t Collegie van Burgerraaden Daniel Petrus Haupt en den Burger Gerrit Gerritsen ter requisitie van den Burgerraad Abraham Fleck verleend, aan den Raade tot byzondere ontstichting gebleeken zijnde, dat door den Burger Pieter Theron, ten opzichte van gemelde Burgerraad Fleck zijn gebeezigd, eenige uitdrukkingen, aanloopende teegens het respect aan een Lidt van een publiecq Colegie verschuldigd, zo is ten deeze aanzien best gedacht en dienvolgens beslooten, Extract uit het meermeld vertoog van Commissarissen uit den Raade van Justitie beneevens Copias’ authentiecq van de daarbij overgelegde Verklaringen beneevens Extract deezer ter hand te doen Stellen aan den ad interim fiscaal Willem Stephanus Van Rijneveld, met last hierinne zodanig te handelen als hij overeenkomstig de pligten van zijn ampt zal vinden te behooren. Commissarissen uit den Raade van Justitie bij voorschreeve Vertoog alverder verzocht hebbende dat aan de Boekhouder van S Colonies Graanmaguazijnen mogt worden toegevoegd een maandelijks douceur van Rd:s 6:- aan de Eerste Bottelier Rd:s 4:- en de tweede Bottelier Rd:s 3:- zo is uit aanmerking dat de genoemde Suppoosten door hunne trouw, ijver en goed opzicht, gewisselijk hebben gecontribueerd om de Winsten, der gemelde Magazijnen boven de verwachting te doen koomen, goedgevonden, en verstaan aan dat verzoek in zo verre te condescendeeren dat aan Commissarissen voormeld qualificatie zal worden verleend, gelijk hen verleend word by deeze, omme ter belooning van de ijver door opgemelde Suppoosten betoond, en in verwachting dat dezelve daardoor meer en meer zal worden opgewakkerd, provisioneel en wel geduurende dit loopende Jaar 1794, toeteleggen de door Commissarissen na maate van hunnen qualiteiten bepaalde douceure ten eerste daardoor zo deeze Regeering als het Colegie van Commisarissen uit den Raade van Justitie in Staat te Stellen, bij expiratie van dit Jaar te kunnen beoordeelen of zij de prolongatie van dit gunstbewijs verdienen dan niet.

Ook is op de voordracht door Commissarissen uijt den Raade van Justitie bij hun meergenoemd Vertoog gedaan goedgevonden den Burger Frans Smith aan te Stellen tot Aanspreeker zo als dezelve daartoe aangesteld word bij deeze, echter zonder consequentie voor ‘t vervolg, en vervolgens uit de Nominatie door gecommiteerde Leeden uit meermeld Colegie geformeerd ter aanstelling van Wijkmeesteren, omme in deeze functie op te volgen zodanige Burgerofficieren, Brandmeesters en andere persoonen als ter Sessie van den 22:e Januarij laatstl: zijn ontslaagen de volgende electie en aanstelling van Wykmeesteren gedaan, als

In de Wijk N:o 3

Den Burger Johan Hendrik Loedolff

In de Wyk N:o 5

Den Oud Onderkoopman Jan Hoetz

In de Wyk N:o7

De Burger Christiaan Krieger

In de Wijk N:o 8

De onderafgeschreeven gagie gestelde Opperziekevader in S Comp:s Hospitaal Godlieb Willem Bruckner en de Burger Casper Morgendaal

In de Wijk N:o 9

De geadmitteerde procureur Bernardus de Vaal

In de Wijk N:o 10

De Diacon der Luthersche Kerk Johannes Freislich

In de Wijk N:12

De onderafgeschr: gestelde Oppermeester Anthonij Blisefkij

In de Wijk N:o 13.

De Burgerchirurgijn Carel Fredrik Voigt.

In de Wijk N:o 14.

De Burger Floris Visser.

In de Wijk N:o 18.

De Burger Joachim Muller

In de Wijk N:o 19.

De alhier remoreerende Carel Marthese.

In de Wijk N:o 21

De Burger Gustaaf von Bratt. en

In de Wijk N:o 22.

De onderafgeschreeven gagie gestelde Baas der Huistimmerlieden Johannes Petrus Rademan.

en daar als nu volkoomen effect kan sorteeren het besluit deezer Regeering ter Sessie van den 22:ste Januarij jongstleeden genoomen, zo zullen zo de daarbij vervatte alteratien ampliatiën en veranderingen in de bevoorens gearresteerde Instructie voor Wykmeesteren gemaakt als de thans gedaane aanstelling van Wijkmeesteren bij publicatie en affixie van Billetten aan het publiecq kennelijk worden gemaakt en het Colegie van Commissarissen uit den Raade van Justitie worden gelast van de ontslagenen Wijkmeesteren af te vorderen de Copia’s Instructien hen ter hand gesteld beneevens de Bordjes aan hunne huizen aangeslaagen, omme dezelve Bordjes en Instructiën te doen toekoomen aan den thans ter plaatsvulling van de ontslaagene nieuw aangestelde Wykmeesteren, en teffens omme zo aan deeze als aan de in hunne functiën gelaaten Wykmeesteren te doen geworden ieder een Copia authentiecq van de publicatie vervattende de alteratiën ampliatiën en veranderingen in dezelve Instructien gemaakt, en welke Copia’s ten dien eïnde aan Commissarissen voormeld van de Secretarij van deezen Raade zullen worden bezorgd.

Dan nadien zints eenige tijd en nu wederom bij ‘t zo evengemelde vertoog, door Commissarissen uit den raade van Justitie aan deeze Regeering zijn toegezonden onderscheidene Rapporten door Gecommitteerdens uit hun midden aan hen ingedient over deeze en geene verrichtingen ingevolge de Last door deezen raade aan ‘t Colegie gegeeven aan hen opgedraagen, zonder dat Commissarissen daarbij voegen hunne consideratien over dezelve Rapporten, waartoe zij nochtans gehouden zijn, nadien de verrichtingen aan hen door deeze Regeering gedemandeerd wordende, niet aan twee Leeden, maar aan alle colegialiter worden opgedraagen, zo is ten deezen aanzien goedgevonden en verstaan, Commissarissen uit den Raade van Justitie te recommandeeren en te gelasten, zo als dezelve gelast en gerecommandeerd worden bij deeze, omme voortaan omtrent alles waar van hen door deezen Raade zal worden gerequireerd, ook den Raade colegialiter te berichten, onverminderd nochtans de faculteit welke deeze Regeering aan hen is toekennende om de verrichtingen deezer of geenen zaaken, voornamentlijk oculaire inspectie door Gecommitteerdens uit hun midden te laaten dien en deeze daarvan aan ‘t Colegie te doen dienen van Rapport, doch welke Rapporten als dan door Commissarissen bij de berichten door het Colegie aan deezen Raade gericht wordende zullen kunnen en moeten worden vehandeld.

Door dikwilsgemeld Colegie van Commissarissen uit den Raade van Justitie nog aan deeze Regeering geaddresseerd geworden zijnde het volgend Vertoog.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands india en Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c: &c: &c: beneevens den E Achtb: Heer Gezachhebber en WelEdele Heeren Raaden van Politie

‘WelEdele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren!’

‘Commissarissen uit den raade van Justitie neemen de Vrijheid UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: reverentelijk ter kennisse te brengen.’

‘Dat in steede van het calculatief vertier van 30‘000 mudden Tarwe in den gepasseerde Jaare 1793 uit S’ Colonies Graanmagazijnen zijn verstrekt geworden 35000 mudden, zo als UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: nader blijken zal uit de deeze verzellende Specificque Reekening.’

‘daar Commissarissen hierdoor in het onzekeren zijn gebracht, of by den ontfangst van dit Jaar zij zig zullen moeten bepaalen tot de quantiteit van 40‘000 mudden, in welk geval zij ingevolge het voorschr: bevonden vertier onder Ultimo december aanstaande niet meerder als 5000 muddens restant zoude hebben, dan wel tot 45000 muddens ten eïnde onder evengemelde datum tot den voorraad van 10‘000 mudden te geraaken, zo verzoeken Commissarissen UwelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: onderdanigst hen hoogstderzelver intentie daaromtrend kennelijk te willen doen worden.’

‘De Heer de Wet als administrateur van S’ Colonies Graanmaguazijnen en ter kennisse van ‘t Collegie hebbende gebragt, dat de ruimte tot het ontfangen van 18000 mudden Tarwe aan Commissarissen afgestaan met betrekking tot de pakhuizen aan ‘t Hospitaal de ondervinding had geleerd dat in den gepasseerden Jaare daarinne niet meerder als 15000 muddens hadden kunnen worden geborgen dus 3000 mudden minder als men by eene bereekening aan Heeren Commissarissen Generaal heeft opgegeeven gehad, zullen Commissarissen van UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: dienen te worden gequalificeerd /: zal men het koorn behoorlijk bergen:/ tot het inhuuren van de nodige bergplaats van particulieren, omme die onkosten te voldoen uit de winsten op het te verkoopene koorn voor d E Comp:e te behaalen, en nog zig dienen te voorzien van zo veel ruimte meerder als nodig zijn en vereischt worden zal tot 5000 muddens, wanneer UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: zouden kunnen goedvinden hen te gelasten met den ontfangst tot 45000 muddens te continueeren.’

‘De onderweg van agteren ‘t Casteel tot naar ‘t Ronde Boschje van weegens Commissarissen in die Staat zijnde gebragt, dat thans met zeer veel gemak kan worden bereeden, doen de ondergeteekendens UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb:s daarvan plichtschuldig verslag, hun verzoek bij deeze herhaalende, omme nu de bovenweg door middel van Slagtboomen te moogen Sluiten tot de winter, en zo ook regulier in t vervolg des Somers, zoude aan het publiecq bij kennisgeeving hiervan naar ‘t begrip van Commissarissen almeede dienen te werden verbooden het drijven van Los Vee door dezelve, geduurende de tijd dat de weg zal zijn geslooten, alzo de ondervinding heeft doen zien, dat zulks niet weinig tot de verslegtering der weegen Contribueert.’

‘Het vet zints weinige daagen gesteegen zijnde zo vermeenen Commissarissen, zulks te moeten attribueeren aan een aanzienlijke quantiteit, die daarvan mogelijk mag zijn afgescheept, dan wel aan het vooruitzicht die de Slagters hebben, omme zulks in het vervolg te kunnen doen; En daar dit de Ingezeetenen in ‘t Generaal en de Schamele gemeente in t bijzonder tot geen gering beswaar verstrekt; zoo Suppliceeren Commissarissen UWelEdele Groot agtb: en E Achtb: ootmoedigst den uitvoer van Staart en nier Vet, mitsgaders gemaakte kaarssen, provisioneel te willen interdiceeren en verbieden, ende wel tot tijd en wijlen, dat met relatie tot het niervet het zelve voor 8 Rd:s de 100 lb en zoo ook bijde de overige articulen naar advenant voor minder als jeegenswoordig zullen kunnen werden verkreegen.’

‘Hebbende Commissarissen inmiddels de Eer zig met verschuldigd respect te onderteekenen.’

‘WelEdele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren’

‘UWerWelEd: Groot Achtb: en E Achtb: zeer onderd:e gehoorz:e dienaaren’

’/: geteek:/ W: F: V: Reede van Oudtshoorn Joh:s Smuts C:t Matthiessen j:r H: J: De Wet A:m Fleck J: P: Baumgardt H: A: Truter’

‘Kaap de Goede Hoop den 14:e feb:y 1794’

Zo is na aandachtige deliberatie over de onderscheïdene poïncten bij dat vertoog voorkomende aanvankelijk beslooten, Commissarissen voormeld te qualificeeren met den ontfangst van Tarwe in deezen jaare voort te vaaren tot op 45000 Mudden, ten einde onder Ultimo December eerstkomende, de bepaalde en zo noodzaaklijke voorraad van 10‘000 Mudden voor de gezamentlijke ingezeetenen deezer plaatse aan handen te kunnen hebben.

En nadien door deeze qualificatie in de Maguazijnen aan Commissarissen tot den opleg van koorn afgestaan geene genoegzaam ruimte zal worden gevonden om de Tarwe welke in dit tegenswoordig voorjaar nog mogt worden ontfangen, op te leggen, zo is als een gevolg van dezelve qualificatie goedgevonden Commissarissen te authoriseeren, zo als dezelve geautoriseerd worden bij deeze, om bij particulieren tot de minstmogelijke prijs in te huuren zo veel Pakhuizen als benodigd zullen weezen om de Tarwe welke zij zullen mogen en kunnen ontfangen op te leggen en te bergen.

Uit laatstgemeld Vertoog, alverder gebleeken zijnde dat de onderste weg van achter dit Casteel tot aan het Rondeboschje leidende, van weegens Commissarissen in die Staat was gebracht, dat thans met zeer veel gemak kan worden bereeden, zo is als nu goedgevonden en verstaan Commissarissen te qualificeeren en te authoriseeren, zo als dezelve geauthoriseerd en gequalificeerd worden bij deeze, omme voortaan de zogenaamde nieuwe of bovenweg van achter het Casteel tot aan het Rondeboschje leïdende, en wel bepaaldelijk tot aan de overkant van de laatste brug aan deeze zijde van het Huis de drie Koppen , geduurende de zomermaanden ofte van primo October tot Ultimo Maart jaarlijks zodanig met Slagboomen af te Sluiten dat langs dezelve geene Wagens ofte andere Rijtuigen van wat zoort die ook zijn moogen, noch te Rijpaarden kunnen worden gevoerd; zullende dus bij Publicatie en afixie van Billetten aan alle In-en-Opgezeetenen deezer Colonie, mitsgaders alle andere persoonen zonder onderscheid, worden geinterdiceerd en verbooden om de gemelde Weg met wagens, andere Rijtuigen ofte Rijpaarden te berijden ofte laaten berijden, mitsgaders omme langs dezelve eenig los Vee ‘t zij Paarden Ezels, ossen, Schaapen ofte Bokken te laaten loopen, zullende dus zo alle Wagens als andere Rijtuigen, Rijpaarden en los Vee, langs de benedenste ofte onderweg, geduurende de voormelde Zomermaanden moeten worden vervoerd alles op eene boete van twintig Rijksdaalers, te verbeuren by de geene die tot den een of andere der voorsz:e eïndens de gezegde bovenweg zal hebben gebruikt, of laaten gebruiken, van welke boete een derde zal koomen ten profijte van den Aanbrenger, een derde voor den officier en een derde ten voordeele van de Burgercassa.

Commissarissen uit den Raade van Justitie bij het Slot, van hun Laatstgemeld vertoog den raade ter kennisse gebracht hebbende dat de prijs van het Vet zints weinige dagen was gesteegen, ‘t welk door hen word geattribueerd of aan den afscheep van eene aanzienlijke quantiteit, of aan het vooruitzicht dat de Slachters hebben om zulke afscheepingen bij ‘t vervolg te kunnen doen, zo wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade gecommuniceerd dat de eerste dier opgegeevene oorzaaken gewisselijk buiten grond kwam te zyn, nadien zijn Ed: geene andere permissie tot den afscheep van Vet hadt verleend dan alleen 2000 lb Talk om in het toscaansch Schip Le Marchand Toscan te worden afgelaaden en naar de Etablissementen der Maatschappij of die der Engelschen te worden vervoerd, en nadien dus de verhooging der prijs van ‘t Vet aan den laatst opgegeeven oorzaak zou kunnen worden geweeten, zo is goedgevonden en verstaan, bij Publicatie en afixie van Billetten te interdiceeren, en te verbieden dat niemand wie hij zijn mooge provisioneel en tot dat dit verbod wederom zal weezen opgeheeven, eenig Niervet ofte Staartvet dan wel gemaakte kaarssen zal mogen afscheepen, het zij naar Scheepen van onze eïgene, dan wel naar die van vreemde Natien, zonder eenig onderscheid, op poene dat de geene die langs clandestine weegen mochten trachten Vet af te Scheepen en daaröp worden achterhaald, niet alleen zullen verbeuren, al het Vet met de Fusten t welk zij zullen hebben getracht af te scheepen, maar nog bovensdien vervallen zullen weezen in eene boete van Een Hondert Vijftig Ryksdaalers, waarvan een derde zal zijn voor den aanbrenger, een derde voor den Officier en een derde voor de diaconie armen der hervormde Gemeente van deeze plaatse.

Vervolgens is geleezen de reekening der Armepenningen van de diaconie aan het Zwartland welke was luidende


Reekening nopens den Staat der Arme Cassa in het Zwartland gehouden Ultimo December 1793.
Ultimo December was het Restand der in Cassa gebleevene Contanten ƒ1986:12
In dit Jaar bijgekomen Aan Aalmoesen d:o 599:-
Kerke geregtigheeden en vrijwillige giften d:o 450
  Maakt zaamen ƒ3035:12
Hieraf gereekent het geene van het Capitaal dat deeze kerk volgens Scheepekennissen aan die van Cabo de GoedeHoop Schuldig is, afbetaald zynde de Somma   d:o 1000:-
Gaat verder af diversse Onkosten tot het repareeren der kerk Predicants, dominees en kosters wooning alles volgens overgeleeverde Reekening, mitsgaders aan eenige andere benodigtheedens   d:o 540:12
 
dus blyft onder dato deezer p:r Restand in Cassa   ƒ1495:-
Daarentegen is deeze diaconie Aan die van Cabo de Goede Hoop volgens diversse Scheepen kennissen Schuldig de Somma ƒ27000:-
Waarvan blijkens quitantie is afbetaald de zomma d:o 1000:-
Nog hiervan gesubstraheerd de bovengemelde nu per restand blyvende Contanten Zomma d:o 1495:-
Zo dat deeze kerk nog debet blijft   d:o 24505:-
Ofte aan hollands Courant geld   d:o 19604:-

Reekening nopens den Staat der Arme Cassa in het Zwartland gehouden Ultimo December 1793.
Ultimo December was het Restand der in Cassa gebleevene Contanten ƒ1986:12
In dit Jaar bijgekomen Aan Aalmoesen d:o 599:-
Kerke geregtigheeden en vrijwillige giften d:o 450
  Maakt zaamen ƒ3035:12
Hieraf gereekent het geene van het Capitaal dat deeze kerk volgens Scheepekennissen aan die van Cabo de GoedeHoop Schuldig is, afbetaald zynde de Somma   d:o 1000:-
Gaat verder af diversse Onkosten tot het repareeren der kerk Predicants, dominees en kosters wooning alles volgens overgeleeverde Reekening, mitsgaders aan eenige andere benodigtheedens   d:o 540:12
 
dus blyft onder dato deezer p:r Restand in Cassa   ƒ1495:-
Daarentegen is deeze diaconie Aan die van Cabo de Goede Hoop volgens diversse Scheepen kennissen Schuldig de Somma ƒ27000:-
Waarvan blijkens quitantie is afbetaald de zomma d:o 1000:-
Nog hiervan gesubstraheerd de bovengemelde nu per restand blyvende Contanten Zomma d:o 1495:-
Zo dat deeze kerk nog debet blijft   d:o 24505:-
Ofte aan hollands Courant geld   d:o 19604:-

‘Aldus gedaan, gereekend en geslooten ten Kerkenvergadering gehouden in hert Zwartland op datum als boven’

’/:geteek:/ P: J: van der Spuij v:d: M: J: Slabber Samuel A: Walters Amos Lambrechts Albertus Loubser Pouwel Jordaan Johannis Louw’

en beslooten dezelve reekening neevens het generaal verslag van zaaken ten deezen Gouvernemente aan de Hooggebiedende Heeren Majores te doen toekoomen

De Heere Gezachhebber ingevolge en ter voldoening aan het besluit deezer tafel van den 22:ste Januarij jongstl: vervaardigd en heeden overgelegd hebbende eene Reekening van alles wat op Reekening van het Regiment van Wurtemberg ten deeze Gouvernemente verstrekt en wat daarop door den Colonel Von Hughel betaald geworden, mitsgaders te kwaad gebleeven is, bij welke Reekening komt te blijken dat ‘t zelve Regiment nog weegens die verstrekkingen aan de Maatschappij te kwaad is eene Somma van Rd:s 9077:36 zo is verstaan omme dezelve Reekening by eertsvoorkomende geleegendheid in duplo te doen toekoomen aan de Hooge indiase Regeering te Batavia, met eerbiedig verzoek de opgemelde Somma van den Colonel Commandant van ‘t Regiment van Wurtemberg de Heer Deobald Von Hughel, en na dies ontfangst dit Gouvernement ten goede te laaten brengen.

Hieröp is getreeden ter resumptie van eene Missive door den Landdrost van Stellenbosch en Drakenstein Hendrik Lodewijk Bletterman aan den Edelen Heer Commissaris geschreeven met een bijgevoegd relaas der executie van de Slaaff Abraham luidende dit een en ander als volgd.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad Ordinair van Nederlands India, mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c:a &c:a &c:a

‘WelEdele Groot Achtb: Heer!’

‘Gisteren morgen na het afzenden van mijn nedrig Rapport van den ontstaanen Brand aan het Woonhuijs van den oud burger Luitenant Matthiam Hoffman, en het verder daarbij voorgevallene, op declaratie van de Chirurgijns dat voorm Hoffman door zijn Slaaff Abraham toegebragte wonden niet buiten gevaar was zijn leeven te zullen verliezen, zo wel van denzelven als van zijne beïde Zoons de nodige Relaasen hebbende ingewonnen; is voormelde Slaaff Abraham S’ namiddags ten vijf Uuren in het gebergte agter de Hofsteede van gemelde Hoffman gevangen genoomen, en in Een lap Zijldoek herwaards overgebragt; wanneer ik dadelijk alle de naastbijwoonende præsente Heemraaden heb geconvoceert, en bij derzelver komst de wonden aan voorm:e Slaaff Abraham toegebragt, door de Chirurgijns Briers en Nielen doen visiteeren en Examineeren, en op declaratie van dezelve Chirurgijns dat twee van die wonden van dien aart waaren, dat dezelve niet alleen persé dodelijk waaren, maar de dood zelfs zeer waarschijnlijk Spoedig zou volgen, en dat voorm:e Slaaf Abraham volstrekt niet te transporteeren zou zijn zonder te risqueeren dat de Dood inmediatelijk volgde; heb ik den gev: Slaaf Abraham als doodelijk zwak zijnde, ten overstaan van de bij een Vergaderde Heemraaden afgevraagd: of hij het Woonhuis van zyn Lyfheer in de Brand had gestooken? en hierop door hem beleeden zijnde van Ja! en wel zulks opzettelijk door hem te zijn gedaan om zijn Lijfheer buiten het Woonhuis te hebben ten eïnde denzelven om het Leeven te willen brengen gelijk hij verder Confesseerde zijn oogmerk bereikt hebbende, met door den ontstaanen Brand zyn Lijfheer buitens Huis te doen komen, denzelven Twee wonden had toegebragt, zo wel as deszelfs Zoon Josias verscheïdene wonden waarmeede hij zig vergenoegd en bevredigt had gevonden, alleenlijk door ingeeving van den Duijvel ook de zoon van zijn Lyfheer in naame Dirk een Steek te hebben toegebragt; des ik voorm:e gev: Slaaff Abraham toeziens in kragten afneemende, uit kragte van het besluit bij den WelEdele Gestrengen Heere Gouverneur en Edelen Achtbaren Raade van Justitie in dato 22:e Julij 1728 genomen, en aan den Landdrost Pieter Laurentsz: als toenmalige Secretaris ter observance toegezenden, met de presente Heemraaden het Crimen van den gev: Slaaff Abraham de Dood waardig geoordeelt hebbende, de klocke even na Ses voormelde Slaaff Abraham alhier voor ‘t gevangenhuis ten overstaan van Heemraden doen Leedebraaken met de Slag van gratie, en van dit alles zo omstandig als de tijd permitteerde proces Verbaal geformeerd, waarvan UWelEdele Groot Achtb:e neevens deezen de vrijheid neeme Copia authentiecq te laaten geworden, terwijl het origineel met d’ ingewonne Relaasen aan den E Achtbaaren Heere Præsident beneevens den Edelen Achtbaaren Raade van Justitie heb toegezonden: in die verwagting dat UWelEdele Groot Achtb: het een of ander defect in het te werk leggen en executeeren der voorschr: Zaak in het voorsz:e verbaal voorkomende met een gunstig oog zal gelieven te beschouwen.’

‘Van welk een en ander UWelEdele Groot Achtbaare pligtschuldig kennisse geevt, die met den meesten Eerbied de vrijheid neemt zig te noemen.’

‘WelEdele Groot Achtb: Heer’

‘UwelEdele Groot Achtb: ootm: Dienaar’

’/: get:/ H: L: Bletterman’

Stellenbosch den 25:e Januarij 1794.’

‘Vrijdag den 24:e Januarij 1794.’

‘In de gepasseerde nagt omtrend de klokke Twaalff Uuren bij den Luitenant der Burgerije Matthiam Hoffman ‘t woonhuis in den Brand bevonden zijnde, is uit de ingewonne Relaasen gebleeken, dat bovengemelde Hofman door deszelfs Slaav Abraham van Madagascar, Een Steek met een Mes aan de Rechter zijde van de hals en een d:o kleijne aan de Linkerzijde was toegebragt, dat de Zoon van Voorm:e Hofman, in naame Josias, door denzelven Abraham een Steek in het Linker Schouder blad, omtrend een hand breed diep, voorts Twee ligte wonden, waarvan de Een over de rechter Schouder en de andere beneeden de navel waaren toegebracht, mitsgaders nog twee wonden in de Linkerhand, en dat Eindelijk hij Abraham nog een Steek met ‘t mes aan de Derde Zoon van gem:e Hoffman in naame Dirk boven op de Linkerarm heeft gegeeven, en dat uit alle de verdere omstandigheeden aan de ondergeteekendens voorgekoomen zijnde, zo als door gemelde Hoffman en zijne beïde voorm:e Zoons gepræsumeerd werd, het woonhuis door voorschr: Abraham opzettelijk in de Brand te zijn gestooken.’

‘Dat bovengemelde Slaav Abraham alhier in het gebergte boven de Woonplaats ontdekt, gevangen genoomen, en vervolgens door de toegebragte Schoot en Twee Wonden op het Hoofd, doodelijk Zwak kwam te zijn, naar herwaards heeft moeten worden gedragen, zo als denzelven ook indiervoegen alhier overgebragt zijnde aan dezelve bevonden is, de Pars Articulationes et radices en Ulna met de daaronder leggende Spieren van de linkerarm te zijn verbrijzeld, presumptief door een Schoot Hagel, voorts op ‘t Hooft Twee wonden waarvan de eene op ‘t onderste gedeelte van ‘t Hoofdbeen omtrend de Hoekrand bevonden word, met breuk van de onderleggende been, en de andere aan de Linkerzijde omtrend de Schubnaad met quetzing van de muscules Temporales, welke beijde Eertsgemelde wonden, door de Chirurgyns S:r Petrus Franciscus Melchior Briers en Jan Christiaan Nielen volstrekt doodelijk zijn bevonden, dat voorm:e gevangenen Slaav Abraham als toen ten overstaan van den Eerstgeteekenden Landdrost en de naastbij wonende meede geteekende Heemraaden afgevraagt zijnde: of hij het woonhuis van bovengem:e Hoffman in de Brand had gestooken? denzelven Abraham, geantwoord heeft van Ja! en wel opzettelijk om zijne Lyfheer voorm:e Matthiam Hoffman buitens huis te hebben, ten einde denzelven om ‘t Leeven te brengen, terwijl dezelve van hem Abraham had begeert dat hij meerm: Hoffman groeten zoude wanneer hij thuis kwam; zo als hij Confesceerde de dak van het Huijs van de buitenkant boven de keuken in de Brand te hebben gestooken, en vervolgens zich naar de kant van de voordeur had begeeven, om zijn Lyfheer aldaar op te wagten; dag dat deszelfs Zoon Dirk ‘t eerst buiten gekomen zijnde, hij gevangene als van den Duijvel geplaagd denzelven een Steek had toegebracht, en vervolgens op bovengemelde Josias Hoffman afgegaan die hem gevangene de beneedenkant van de Linkerarm met een Snaphaan gelaaden met Hagel heeft afgeschooten, wanneer hij al worstelende denzelven Josias verscheidene Steeken met ‘t mes heeft toegebracht, zonder te weeten hoeveel, om dat hij gevangene zegt: dat voorm:e Josias oorzaak is zijn Lijfheer zodanig met hem te hebben gehandeld, als met een Stok hem op ‘t hoofd te Slaan.’

‘Dat hem gevangene al verder door zijn Lijfheer Twee houwen met een Sabel of Pallast, toegebragt zijnde, hij gevangene als toen denzelven een Steek aan de Regter, en zo voorts ook een Steek aan de Linkerzijde van den Hals had toegebracht, zig voorts van daar naar ‘t gebergte agter de woonplaats van gemelde Hoffman geleegen, had begeeven, zich als toen vergenoegt vindende, dat hy gevangene de voorschr: wonden, aan zijn Lyfheer had toegebragt.’

‘En naardien de bovengemelde Chirurgijns Briers en Nielen bleeven persisteeren, dat niet alleen de wonden aan voorm:e gevangenen Slaav Abraham toegebragt volstrekt doodelijk kwaamen te zijn, maar dat de Dood apparent Spoedig volgen zoude en de gevangene zich volstrekt buiten Staat bevond van te kunnen werden getransporteerd; Hebbende ondergeteekendens ingevolge het besluit van den WelEdele Gestr: Heere Gouverneur en den E Achtb: Rade van Justitie in dato 22:e Julij 1728 genoomen, het Crimen van voorm:e gevangene Slaav Abraham de dood Straffe meede brengende, tot maintien van de Justitie, rust en Vreede der goede Ingezeetenen, goedgevonden voorm:e Gevangenen Slaav Abraham voor ‘t gevangenhuis alhier te doen Leedebraken, met de Slag van Gratie.’

‘Aldus Gedaan ter Drostdije aan Stellenbosch den 24:e Januarij 1794. des avonds te Ses Uuren /: was geteekend:/ H: L: Bletterman, P: G: Wuim, J: Eksteen, J: Groenewald, C:t Joel Ackerman. /: Lager/ Mij present /: geteekend:/ J:s Weege Secretaris.’

‘Accordeert /:get:/ J: Wege Secretaris’

over welke Missive met al den aandacht die het gewicht van de daarbij verhaalde zaak komt te vorderen gedelibereerd geworden zijnde en daarbij voornamentlijk overwoogen, dat of Schoon het gedrag door Landdrost en Heemraden gehouden in het executeeren van de Slaaff Abraham geheel overeenkomstig is, met het besluit aan hen door den Heere Gouverneur Noodt als præsident van den Raade van Justitie en den gemelde Raade op den 22:e Julij 1728 ter observance voorgeschreeven en dienvolgens buiten berisping komt te zijn, de veranderde omstandigheeden deezer Colonie nochtans in een tijdvak van meer dan zeeventig Jaaren in’t algemeen, en bijzonder de overgroote uitbreïding deezer Colonie, waardoor Magistratures hebben moeten worden opgericht in de verafgeleegendste districten, Schijnen te vorderen, dat deeze ordre, die in alle gevalle door het lichaam der Regeering hadt behooren te worden gegeeven, worde ingetrokken en buiten effect gesteld, te meer daar in de verafgeleegene Contrijen daaruit droevige onheilen voor Slaaven en Hottentotten zouden kunnen ontstaan, en het in een welingerichte Maatschappij na de regulen van menschlievendheid ja met die van Stipte rechtvaardigheid, præferable moet zijn een Schuldigen zijn welverdiende Straffe waarvan het gevoel van Wonden hem door zich zelfs of andere toegebracht, hem toch de Smarten beneemen, ten deele te doen ontgaan, dan een enkel individu, onder voor zijnen competenten Rechter te recht te zyn gesteld en door dezelve tot ‘t verliezen van zijn leeven gecondemneerd met al die plechtigheid welke aan Misdadigers de rechtvaardigheid hunner Straffen moeten doen gevoelen en een afschrik voor euveldaaden in ander verwekken, door onderhoorige Officiere en civile Rechters te doen Straffen met andere dan wel zwaarder Straffe als door den Raade van Justitie hem zomtijds zouden zijn opgelegd geworden - zo is dan ook by den Raade unanime beslooten, omme de voorschreeven ordre door den Heere Gouverneur Noodt als præsident van den Raade van Justitie en den gemelde Raade op den 22 Julij 1728 gegeeven, waaraan noch de politiecque Overigheid noch de Hooggebiedende Heeren Majores noch de Hooge Indiase Regeering ooit haare Sanctie heeft gehecht, in te trekken en vernietigen en buiten effect te Stellen, zoo als dezelve buiten effect gesteld, vernietigd en ingetrokken word bij deeze, en zal van dit besluit ten Spoedigste kennisse worden gegeeven zo aan den Raade van Justitie en ‘t Officie Fiscaal aan Landdrost en Heemraaden van Stellenbosch en Drakenstein , en zo meede aan die van de Coloniën Zwellendam en Graaffe Rijnet , ten eïnde zich bij ‘t vervolg daarna Stipte en zonder eenige de minste afwijking te gedraagen.

Hieröp wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat voor eenige daagen door een Aanspreeker aan zijn Edele was bekend gemaakt het overlijden van den Secretaris te Graaffe Reinet Jacobus Stanhoffius ‘t welk reeds eenige weeken geleeden zou zijn voorgevallen, zonder dat tot nu toe van den Landdrost dier Colonie daaromtrent bij zijn Ed: eenig naricht was ontfangen, en is daaröp beslooten de gemelde Landdrost ten eerste aan te Schrijven den Raade met alle Spoed te berichten wat van dit gerucht komt te zijn, onder Serieuse recommandatie om in alle opzichte zorgvuldig te waaken dat van alles wat in zijne Colonie voorvald, zonder eenig verzuim door hem aan deeze Regeering, dan wel aan den Hoofdgebieder volgens zynen plicht en gehoudenisse Rapport word gedaan.

Voorts geleezen zijnde het onderstaand verzoekschrift door den Heere Cassier Bergh aan deezen Raade geaddresseerd.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India, mitsgaders Commissaris over t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den ressorte van dien &c:a &c:a &c:a benevens den WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber en de WelEdele Heeren Raaden van Politie.

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E: Achtb: Heeren!’

‘Wanneer Heeren Commissarissen Generaal bij hoogstderzelver Missive van den 16:e Maart 1793 den Raade hebben gelieven aan te Schryven, ende te gelasten, dat van alle losse Goederen, welke dit Gouvernement bij publiecque verkooping werden geveild, zoude moeten werden geformeerd, behoorlijke vendu Brieven op zeeguls geschreeven, is op den 20:e daaraanvolgende wel beslooten geworden, dat, ten einde den vendumeester, Sequester, Secretaris der Weeskamer, Negotie overdrager, Curator ad lites en Vendumeester van de Bank van Leeninge, te bekwaamen, om aan deezen Last pligtschuldig te kunnen voldoen aan dezelve Successivelijk teegens quitantie uit S Comp:s Cassa zoude werden afgelangt, zo veele Zeeguls als zij van tijd tot tijd tot ‘t vervaardigen der voorschr: Vendubrieven zouden komen te benodigd, en dat ‘t bedragen van dien vervolgens door hun in de gemelde Cassa der E Comp:e voldaan zoude moeten werden, na maate dezelve Vendubrieven zouden werden betaald en afgelast, met uitzondering nochtans van den Negotieoverdrager, als welke zoude kunnen volstaan met op de Lijsten der verkoopingen, voor S Maatschappij’s reekening gehouden, bekend te Stellen het bedraagen der door hem tot die vendutiën verbruikt zeeguls ten einde dat bedraagen nevens het rendement der verkogte Goederen, in s Comp:s meergeciteerde Cassa te werden overgebragt; dog heeft men ‘er by die geleegentheid niet aan gedagt gehad, dat, nadien tweemaalen in ‘t Jaar, te weeten onder Ultimo Februarij, mitsgaders onder den laatsten Augustus, worden opgemaakt de Reekeningen der zeeguls, welke in de eerste en laatste zes maanden van elk Boekjaar zijn verkogt een uitterlijk Termijn diende te werden bepaald, binnen welke een ygelijk aan wien ingevolge de voorsz:e Resolutie eenige zeeguls teegens quittantie waaren afgegeeven, dezelve zeguls behoorlyk moesten verantwoorden, en de daarvan verkogte voldoen.- dewyl by ontstentenisse van de nodige voorzieningen hieruit onder anderen meer nu ook zoude moeten voortvloeïen, dat de zeguls in ‘t eerste half jaar verkogt, by de reekening van Februarij, en die in de laatste Zes maanden van de hand gezet by die van Augustus niet zouden kunnen werden opgebragt waaruit ligtelijk confusie en erreuren zouden kunnen koomen t’ ontstaan; zo verzoekt den Onderget:e Cassier UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: onderdaniglijk, dat tot voorkoming der voorsz:e anderzints te dugtene verwarringen en abuizen, op ‘t Stuk der aflanging van zeguls tot de vendubrieven aan de resp:e Vendumeesters zo alhier aan de Kaap, als in de resp:e buitendistricten, den Sequester, Secretaris der Weeskamer Negotieoverdrager, Curator ad lites, en vendumeester van de bank van Leening, die nadere bepaaling mooge werden gemaakt, dat alle dezelve Bediendens gehoudens ende verpligt zullen zijn tweemaalen ‘S Jaars, dat is voor ‘t uiteïnde van Februarij en December in s Comp:s Cassa zelve in persoon dan wel door ijmand van hunnen ‘t weegen daartoe gequalificeerd, niet alleen verantwoording van de te teegens quitantie aan hun verstrekte zeeguls te koomen doen, maar ook teffens te betaalen ‘t geen bij die geleegendheid bevonden zal werden door hun van de gemelde zeguls te weezen verbruikt’

‘In ‘t Casteel de Goede Hoop d:n 17:e feb:y 1794.’

’/: was get:/ E: Bergh’

zo is daaröp beslooten, omme ter voorkooming van verwarringen en abuizen die uit het aflangen van zeguls tot ‘t Schrijven van vendubrieven zouden kunnen ontstaan, te bepaalen, zo als bepaald word bij deeze, dat de respective Vendumeesters zo hier aan de Kaap als in de Buitendistricten, de Sequesters Secretaris der Weeskamer, Negotie overdrager, Curator ad lites en vendumeester van de bank van Leening tweemaal S’ Jaars, ofte onder Ultimo februarij en Ultimo Augustus, door iemand van hunnen ‘t weegen in s’ Compagnies Cassa aan den Heer Cassier verantwoording zullen moeten laaten doen van de zeguls welke zij tot het Schryven van Vendubrieven teegens quitantien zullen hebben ontfangen en als dan teffens laaten betaalen het geen bevonden zal worden door hen van die zeguls te zijn verbruikt, waardoor dus den Heere Cassier in de gelegendheid zal worden gesteld het Generaal provenue der verkogte Zeguls te kunnen verefffen, en wederom vertoonen het waar restant van zeeguls, ‘t welk zoo onder zyn Ed:e als de Vendumeesters en verdere hiervorengenoemde bediendens zal weezen berustende.

Hierop is geleezen een Request door den oud Commissaris van civile en Huwelykse zaaken Jacobus Johannes Vos, als een der Rhêders en Eïgenaars van ‘t particulier Scheepje de Dankbaare Africaan aan deeze Regeering gericht, luidende als volgt.

Aan den WelEdele Groot Actb: Heer Abraham Josias Sluijsken, Raad ordinair van Nederlands India en Commissaris over het Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c:a &c:a &c:a beneevens den WelEdelen Achtb: Heer Gezachhebber en de verdere Edele Achtb: Raade van Politie

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E: E: Achtbaare Heeren!’

‘Geeft met verschuldigde Eerbied te kennen Jacobus Johannes Vos, een der Rhêders en Eijgenaars van het deeze dage van Batavia hier aangeland Particulier Schip de Dankbaare Africaan .’

‘Dat de Suppl:t ingevolge en ter voldoening aan het gestatueerde bij het noopens de particuliere vaart op den 21:e November 1792, geemaneerd placaat aan het Officie fiscaal alhier, dadelijk door den Schipper een Specificque opgaaff van de Lading van het gem:e Schip de dankbaare Africaan heeft doen ter hand stellen, zodanig en indiervoegen als het 34:e articul komt te dicteeren.’

‘Dat de Suppl:t zyn gemelde Bodem hebbende willen doen lossen zig ten dien eïnde heeft vervoegd by den Heere Fiscaal Willem Stephanus van Ryneveld, dewelke daarinne egter niet heeft willen toestemmen ten zij den Suppl:t, ingevolge het 35:e Art:l van gedagten Placaatealvoorensde inkomende Rechten der in zijn Bodem gelaadene goederen kwam te voldoen.’

‘Dat hoe zeer den gemelde prointerim fiscaal den Suppl:t heeft overtuigd van deszelfs volstrekte onbevoegdheid om in deezen eenige Conniventie te gebruiken of op de gestatueerde wetten dispensatien te verleenen, en den Suppl:t op zig zelve de Stipte handhaaving der placaaten nimmer kan misprijzen, en daarom ook ingevolge dezelve het van hem gevorderde inkoomend recht heeft voldaan, den Suppl:t egter op de voorsz:e voet en wijze tot de ontlossing van zijn meerm:e Bodem niet heeft kunnen overgaan, zonder ten opzigte van het meerm:e 35 Art:l van het placaat omtrend de particuliere Vaart en handel, zijne /: zo als hij met eerbied vertrouwd:/ billyke bezwaaren aan UWelEdele Groot Achtb: en E E Achtb: te hebben opengelegd, als.’

‘1:e Dat den Suppl:t niet weeten kan of de laading van zijn Schip eenig bederf heeft ondergaan.’

‘2:o Dat de vaartuigen welke tot het ontlossen en naar den Wal transporteeren der geciteerde goederen worden geemploïeerd welligt op deeze zo gevaarlyke Rheede eenig ongeval kunnen bejeegenen.- en door het verlies der in die vaartuigen gelaadene Goederen de Suppl:t importante Schaade worden toegebracht, in welke beïde gevallen het ten uitterste hard zoude zijn dat den Suppl:t niettemin de voldoening der inkomende Rechten op zyngeheele Ladinggenoodzaakt wierd te præsteeren.’

‘Daar nu de Suppl:t met eerbied vertrouwd, dat vermits Hun HoogEdelheedens de Heeren Commissarissen Generaal, in allen opzigte blijken hebben aan den dag gelegd, van de bloeï en welvaard deezer Colonie en haare ingezeetenen, waarlijk te bevorderen, en ook gemanifesteerd hoogstderzelver geneïgdheid om de Particuliere vaart als tot die eindens in het byzonder moetende meede werken te faciliteeren en een iegelyk daartoe aan te moedigen, uit dien hoofden ook hoogstderzelver intentie bij het emaneeren van den voorschr: placaate nimmer kan zijn geweest om de Rheeders of Eigenaars van Scheepen in de beide voorengemelde gevallen, de inkoomende rechten te laaten betaalen, van goederen welke zij niet hebben genooten, en waarvan dan ook het gevolg zoude moeten zijn, dat in Cas eenS hier ter rheede het een of ander particulier Schip, met deszelfs geheele Lading kwam te stranden /: het geen God egter verhoede:/ de rheeders of eïgenaars des niet teegenstaande ook de voldoening der Inkomende Rechten zouden gehouden blijven.’

‘Zoo heeft den Suppl:t in deezen Raadzaamst geoordeelt zig te keeren tot UWelEdele Groot Achtb: en E: E: Achtb:s eerbiedig verzoekende, dat het van derzelver welbehagen zijn mooge het zij te permitteeren, dat dadelijk na dat de ontloste goederen aan de Wal zullen zyn gebracht, door de Suppl:t de inkoomende rechten, volgens de daarvan zijnde bepalingen, worden betaald; dan wel bij interpretatie van het voorsz:e 35 Articul van het Placaat op het Stuk der Particuliere Vaart geemaneert te verklaaren, dat Stand houden de voldoening der inkoomende Rechten na de termen van het gemelde Articul voor de ontlossing der goederen, egter bij het exteeren van de hiervoren opgenoemde gevallen, van het betaalde inkoomend regt aan den Suppl:t zoo veel zal worden gerestitueert, als het inkomend Recht voor dezelve bedorvene bevondene of ook door ongelukken vermist geraakte goederen, zal komen te bedraagen, en in dat kas altoos als te veel betaald behoord te werden aangemerkt, ofte dat UWelEdele Groot Achtb: en E E Achtb: in deezen zodanige andere dispositie gelieven te neemen, als hoogstdezelve tot verhoeding van Soortgelijke Schaade voor hen die zig op den particulieren Vaart en handel in deeze Colonie trachten toe te leggen, in billykheid zullen oordeelen te behooren.’

‘’T welk doende &c:a’

’/:geteek:/ J:s J:s Vos’

en is na lectuure van dezelve Requeste en bij overweeging van de allezints plausible reedenen door den Suppliant gealegueerd om voortaan bij aanbreng van Goederen per Scheepen tot de particulieren vaart en handel bestemd, bevrijd te zijn om het bepaald inkoomend recht voor de ontlossing te betaalen goedgevonden en verstaan te bepaalen zo als bepaald word bij deeze, dat by aankomst van Scheepen tot de particuliere vaart en handel gebruikt wordende, door dies Rhêders ofte de geenen aan wien de Scheepen mogten weezen geconsigneerd, wel directe aan den Fiscaal deezes Gouvernements zal moeten worden inhandigd de Carga’s dier Bodems met dies waare inkoopskostende welk een en ander door den gemelde Fiscaal behoorlijk zal worden gesecreteerd, doch dat de betaaling der inkoomende rechten niet eerder zal behoeven te geschieden dan na de compleete ontlossing en niet anders als van zodanige Goederen die gaaf en onbeschadigd aan wal zullen weezen gebracht, zullende echter ten eïnde alle fraudes in deeze te kunnen weeren, de Rhêders van particuliere Scheepen verplicht en gehouden zijn omme wanneer eenige Goederen geavarïeerd dan wel bedorven aan wal mogten worden gebracht, daarvan directe kennisse te geeven aan het officie Fiscaal ten einde dezelve beschadigde Goederen te kunnen examineeren, terwijl van de minderheeden welke bij ‘t opslaan der aangebrachte Goederen zich op dezelve mogten ontdekken, door de Rhêders aan den Fiscaal Specificque Schriftelijke opgaave zal moeten worden gedaan, om dezelve opgaave des gerequireerd wordende met Solemneele Eeden te Staaven.

Na dit een en ander geliefde den Edelen Heere Commissarissen den Raade te bedeelen, dat de Capiteins Militair Johannes Zorn en Johan Christiaan Fredrik von Hughel, respectivelyk commandeerende de depots ten deeze Gouvernemente van de Regimenten de Meuron en Wurtemberg aan zijn Ed: reeds voor eenige tijd hadden vertoond, dat het grootst gedeelte van de gemeene tot hun depots gehoorende, en wel van eerstgemelde Corp 39 en van het Regiment van Wurtemberg 18 Man zo tot de Garnisoens dienst als op de quartierwachten worden geemploïeerd, even en inzelvervoegen als de Soldaaten van het nationaal Battaillon hunnen dienst verrichten, zonder daarvoor iets anders dan hunne gagie en kostgeld te genieten, met verzoek dat gemelde hunne onderhoorige Manschappen in’t genot van Serviesgelden met de Soldaaten van het nationaal bataïllon gelijk mogten worden gesteld.- over welk verzoek gedelibereerd, en daarbij in consideratie genoomen zijnde, dat men bij gebrek aan geleegendheid om de recruiten van beïde voornoemde Regimenten naar de Plaatsen hunner destinatie te verzenden, daarvan gebruik heeft moeten maaken om de zwaare diensten van het zwak Guarnisoen alhier zoo veel mogelijk te verzachten, en te verligten, mitsgaders dat dewijl die menschen buiten hun toedoen worden aangehouden, om gelyke diensten te presteeren als de Soldaaten van het Garnizoen, het verzoek om aan hen gelyke Serviesgelden toe te leggen als deeze genieten niet alleen volkoomen is Strookende met alle Regulen van billijkheid maar ook volkoomen overeenkomstig met den inhoud der Capitulatien met de Maatschappij getroffen en geslooten, volgens het [.....] en [.....] Articul respective van dezelve zy gerechtigd zijn tot alles wat den nationale Soldaat geniet, zo is dan ook unanime beslooten omme aan de voornoemde gemeene Soldaaten van de Regimenten de Meuron en van Wurtenberg voor zo verre dezelve tot den Guarnisoensdienst zullen worden gebruikt toe teleggen dezelve Serviesgelden als door de Soldaaten van het nationaal Bataillon ingevolge de beveelen door de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal gegeeven, geduurende den teegenswoordigen oorlog moeten worden genooten.

De Capitein der Burgercavallerie Pieter de Waal, by requeste verzoek gedaan hebbende om de eïgendom van een Strookje Gronds ter groote van 4 Morgen 308 quadraat roeden en 18 gelyke voeten, geleegen annex zijn woonplaats aan de Wynbergen, zo is verstaan dezelve requeste te Stellen in handen van Commissarissen uit den raade van justitie, ten eïnde ten overstaan van den ad interim fiscaal te examineeren of het verzochte Land kan worden uitgegeeven, zonder aan de belangen der Compagnie of aan die der Ingezeetenen præjuditie toe te brengen en vervolgens te tauxeeren hoe veel dies verkryging tot eene Recognitie zou behooren te worden voldaan.

Wijders geleezen zijnde een Request van weegens den Burger ISaac de Villiers Abrahamsz aan deezen Raade gericht, luidende met dies Bijlaag als volgt.

Aan den WelEdele Groot agtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris van Caab de Goede Hoop en den ressorte van dien &c:a &c:a &c:a beneevens de Edele Achtb: Heer Gezachhebber en WelEdele Heeren Raaden van Politie

‘WelEdele Groot Achtb Heer! en Edele Achtb: Heeren!’

‘Geeft met de vereïschte Eerbied Uwer WelEdele Groot achtb: en WelEdele achtb: te kennen den ondergeteekende in qualiteit als gemagtigde van den diacon der Zwartlandsche gemeente ISaac de Villiers abrah:z:-‘

‘Hoe ‘t UWerWelEdele Groot Achtb: en WelEdele Achtb:e behaagt heeft des Suppl:ts qq in dato 10 December A:o p:o gepresenteerd Request /:tendeerende om te mogen hebben eene Erfgrond brief volgens de laatste meeting van zeekere plaats genaamt Clovenburg aan bovengem:e des Suppl:t PP:l toebehoorende, waar van de Suppl:t qq de nieuw geformeerde Caart heeft gesuppediteerd:/ te Stellen in handen van Landdrost en Heemraaden om daarop te dienen van berigt.’

‘Dat Landdrost en Heemraaden tot naarkoming van aan hun gedemandeerde Last, den tijd heeft gestipuleerd op den 17:e deezer maand februarij, en van des Suppl:ts PP:l gerequireerd te Seponeeren eene Somma van een Honderd en veertig Rijksd: voor de kosten.’

‘Des Suppl:ts P: P:l zig hier over beswaard vindende, vermits men zijn Eigendoms land zoude wardeeren en Tauxeeren, except de door de verandering bygekoomen 7 Roeden.- neemt derhalven de vrjiheid zig andermaal tot UwerWelEdele Groot agtb: en WelEdele Achtb: te wenden, mitsgaders hierneevens te annexeeren eene door den gezworen Landmeeter gegeevene Certificaat.- met verzoek dat aan des Suppl:ts PP:l t Land, volgens de laatste meeting mag gegeeven en de nodige Erf grondbrieven verleend worden’

‘’T welk doende’

’/: get:/ D: J: Aspeling qq’

‘Certificeere ik ondergeteekenden dat ik op verzoek van den Diacon der Zwartlandsche gemeente Isaak de Villiers Ab:z: deszelfs Plaats Clovenburg aan ‘t Riebeeks Casteels gebergte geleegen, zoude meeten geen bakens kunnende vinden blykens de ter mijnen requisitie door de naaste buuren gegeevene verklaringen als toen van een Fontein waarop de plaats aangelegt is beginne te meeten dan ziende niet te kunnen reuseeren met de beïde valleïen die volgens de oude kaart Scheen ingemeeten te zijn er in te krijgen: goedgevonden met voorkennisse van den WelEdele Groot Achtb: Heer M:r Abraham Josias Sluisken de hoeken te veranderen, zo als te zien is in de nieuwe kaart ten eïnde de beïde valleïen, mitsgaders ‘t bebouwde Land er in te brengen, zijnde de plaats in zijn groote naar de oude kaart gebleeven, en dus komt ‘t bijgevoegde Strookje Land dat door de verandering der hoeke in de Caart bij en van ‘t oude afgelaaten is tot niemands præjuditie te Strekken.’

‘Waarvan bij deeze de gerequireerde Illucidatie geeven’

’/:get:/ J: W: Wernich gesw: Landmeeter’

‘Cabo de Goede Hoop den 3:e Februarij 1794.’

zo is bij overweeging dat het Strookje Gronds ter groote van 7 Roeden door de Suppl:t ter Sessie van den 10:e December anno passato in eigendom verzocht, geenzints is Strekkende om de plaats door hem thans bezeeten wordende te vergrooten, maar alleen om aan dezelve plaats waarvan de baken niet konden worden gevinden, te doen behouden de groote die de Erfgrondbrief kwam aan te toonen, goedgevonden en verstaan de opgegeeven 7 Roeden Lands aan de gezegde de Villiers in eigendom te vergunnen zo als dezelve vergunt werden bij deeze zonder voor deeze verkrijging eenige betaling aan de Compagnie te presteeren werdende dus in zo verre geresilieerd van het besluit ter deezer tafel ter Sessie van den 10:e December jongstleeden op de requeste van voornoemde de Villiers genoomen en zal daarvan kennisse worden gegeeven aan Landdrost en Heemraaden van Stellenbosch en Drakenstein met last en bevel om het geen hen dienaangaande bij voornoemd besluit is gedemandeerd voor vervallen te houden.

Van wegens den Landbouwer Hermanus Scholts by requeste verzoek gedaan zijnde, dat 10 p:s trekossen door den gemelde Scholts aan S Compagnies Post de Clapmuts geleeverd, blijkens bijgevoegde quitancie door den Baas aldaar J: L: Loock Sub dato 26 December anno passato verleend, mogten Strekken in mindering van de door hem verschuldigde Achterstallige Recognitie op de door hem bezeeten wordende Leeningsplaatsen, zo is goedgevonden en verstaan, omme alvorens op dat verzoek te disponeeren, de gemelde Loock te gelasten aan deeze Regeering op te geeven wanneer de voorsz:e 10 Ossen by hen zyn ontfangen, mitsgaders of en op welke wijze dezelve door hem zyn verantwoord

Hierop is geleezen een Request door den Burger Barend Fredrik Liebenberg aan deeze Vergadering gericht, luidende met dies bijlaag als volgt.

Aan den WelEdele Groot achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlandsch India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaab de Goede Hoop en den Ressorte vandien &c:a &c:a &c:a, beneevens den WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber en WelEdele Heeren Raade van Politie

‘WelEdele Groot Achtb:e Heer en E: E Achtbaaren Heeren!’

‘Geeft met verschuldigde Eerbied te kennen Uwer WelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: zeer onderdanige en gehoorzaame dienaar Barend fredrik Liebenberg, in huwelijk hebbende Magdalena Johanna Mouton weduwe wylen den Burger Joseph de Clercq.’

‘Dat gemelde zijnen vrouw M: J: Mouton na ‘t overlijden van wijlen haar gezegde man uit de boedel p:r publiecque vendutie gekogt heeft zeekere plaats genaamd de Voogelvalleï bij de roode zands Clooff voor eene Somma van ƒ 29000: waarvan hij Suppl:t gaarne wenschte Transport en opdracht te ontfangen.’

‘En na dienvolgens de deezen in allen Eerbied verzellend Extract uit ‘t mutueel Testament voor zeeven getuigen opgericht des Suppl:ts vrouw M: J: Mouton Erfgenaame komt te zijn van de boedel van wylen haare man waardoor dan ook maar de plaats van de man op de vrouw overgaat, zoo keerd hy zich tot UWelEd: Groot Achtb: en E Achtb: ootmoedigst verzoekende ontheeven te mogen zijn van de betaaling van S Heeren gerechtigheid.’

‘’T welk doende &c:a’

’/:get:/ Barent fredrik Liebenberg’

‘Extract uit het Mutueel Testament, door wijlen den Burger Joseph de Klerk ende deszelfs overgebleevene Weduwe Magdalena Johanna Mouton in dato 2:e December 1790, voor Zeven getuigen opgerecht.’

‘Waarop tot verkiezinge van Erfgenaamen treedende verklaard den Testateur daartoe te Roepen en aan te stellen, zyne huisvrouw de Testatrice in deeze met ende beneevens &c:a &c:a’

‘Accordeert voor zoo verre ‘t geExtraheerde betreft met deszelfs Origineel, ter weeskamer aan kaap de Goede Hoop berustende.’

‘T:G: Blanckenberg gesw:e Clerq’

Zo is uit aanmerking dat de plaats van welkers kooppenningen de Suppliant verzocht bevrijd te moogen zijn van de betaling van S Heeren Gerechtigheid niet aan zijne Huisvrouwe is gelegateerd ofte vermaakt, maar door haar by publiecque vendutie is ingekogt, ten voordeel van den gemeenen boedel, goedgevonden en verstaan het verzoek by gezegde Requeste gedaan te declineeren, zo als ‘t zelve gedeclineerd word bij deeze.

De Adsistent ten Negotie Comptoire Nicolaij Boyens by requeste verzoek gedaan hebbende, om uit hoofde van een verzwakking aan het gezicht van deeze zijnen dienst te worden ontslaagen; zo is verstaan aan dat verzoek in zo verre te defereeren dat de gemelde Boijens word gesteld onder afgeschreeven Gagie, om als dusdanig alhier te verblijven, tot zo lange er zich geleegendheid zal opdoen dat hij van hier zal kunnen vertrekken.

De onderafgeschreeven gagie gestelde Broodbakker der Compagnie Johannes Wrench al wederöm bij requeste verzoek gedaan hebbende om in Burgervrijdom te worden gesteld, niettegenstaande zyn voorig verzoek dienaangaande ter Sessie van den [.....] jongstleeden is gedeclineerd geworden, zo is verstaan op zijn heeden ingedient Request tot appostille te verleenen dat zyn verzoek door deeze Raade word geweezen van den hand, met ernstige recommandatie deeze vergadering niet meerder lastig te vallen met verzoeken om in Burgervrijdom gesteld te worden.

Vervolgens is geleezen een Request door Catharina Casten weduwe wijlen den Burger Jan Christoffel Dell aan deeze vergadering geaddresseerd, ‘t welk bevonden wierd van volgend inhoud

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer! Abraham Josias Sluijsken, Raad ordinair van Neerlands India en Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c &c &c beneevens d’ E: Achtb: Heer Gezachhebber en WelEd: Heeren Raaden van Politie.

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E: Achtbaare Heeren!’

‘Met verschuldigde Eerbied geeft te kennen UWer WelEdele Groot Achtb: en E Achtb: zeer onderdanige en gehoorzaame dienaaresse Catharina Carsten wed:e Willem Jan Christoffel Dell.’

‘Dat zij Suppl:ts zig geaddresseerd hebbende aan UWelEdele Groot Achtb: en E E: Achtb: ten eïnde haaren zoon Albert Dill die zig op S Comp:s Schip Constantia als Jong mattroos bescheiden bevond uit den dienst der E Comp:e te mogen worden ontslagen en in burger vrijdom gesteld, hoogstdezelve hadden gelieven goed te vinde dit verzoek te agreeren.’

‘Dat zij Suppl:te tot haare uitterste leedweezen moet ondervinden dat gem:e haaren zoon door een losbandig en onbetamelijk gedrag zig deeze hooge gunst heeft onwaardig gemaakt, bij welkers voortgang kwaade gevolgen zullen te dugten zijn.’

‘Reedenen waaromme de Suppl:te zig tot UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: is keerende met ootmoedige bêde dat het hoogstdezelve mooge behaagen gemelde haaren zoon wederom in den dienst der E Comp:e te trekken en met de eerste Scheepsgelegendheid in zijne voorige qualiteit van hier te laaten vertrekken.’

‘’T welk doende &c:a’

’/:get:/ Catharina Carsten wed:e Jan Christoffel Dill’

en daaröp beslooten, dezelve Requeste te Stellen in handen van Burgerraaden deezer Steede, met last den Raade te dienen van hunne consideratien en bericht of en in hoeverre aan het daarbij door de Suppliante gedaan verzoek om haare zoon Albert Dill, welke op haar met veel aandrang gedaane Sollicitatien onlangs uit S Compagnies dienst is ontslaagen in zijne burgervrijdom gesteld, wederom in zijne vorige qualiteit van Matroos in den dienst der Compagnie te trekken en van hier te verzenden, zou behooren te worden voldaan.

Door den Burger Godfried Ifland bij requeste verzoek gedaan zijnde om zijne Slavinne in naame Spasie van de Kaap uit Slaafsche dienstbaarheid te ontslaan en te Stellen in vrijdom, zo is zulks aan hem gepermitteerd onder conditie dat door hem niet alleen aan de diaconie armen der hervormde Gemeente zal worden betaald de bepaalde Somma van Rd:s 50:- maar ook gesteld de vereischte borgtocht dat dezelve Slavinne in den tijd van 20 Jaaren niet tot lasten van de gemelde diaconie zal koomen vervallen.

De Apothecar in s Comp:s Hospitaal Fredrik Smit, bij requeste verzoek gedaan hebbende om op zijn eige kosten en in een daartoe te huuren Huis ten gerieve van de In-en-opgezeetenen deezer Colonie een Apotheecq op te richten, zo is by overweeging dat dit verzoek van gedachte Smit niet alleen is Steunende op de vergunning aan alle zijne predecesseuren zints onheugelijke tijden gegeeven maar ook dat door hem ter Suppletie van zijne geringe gagie en Emolumenten geen ander middel van bestaan dan de oprichting van een apotheecq is te vinden, goedgevonden en verstaan hem de verzochte permissie ter oprichting van een Apotheecq te verleenen, zo als dezelve hem verleend word bij deeze.

Hierna wierd door den Heere Gezachhebber voorgedraagen, dat zijn Ed: ingevolge de authorisatie van den Edelen Heer Commissaris de zolders van het Huis waarïn hij ten deeze Casteele is woonende met zeildoek hadt laaten beleggen en zoo wel de zolders als het verder zich daarin bevind Houtwerk hadt laaten Schilderen door den kladschilder Lucas Stokbroo, met verzoek dat de Reekening der Onkosten, daartoe aangewend, door den gemelde Stokbroo ten bedraagen van Rd:s 195:3:- aan zijn Ed: overhandigd uit S Comp:s Cassa mogt worden voldaan, en is bij examinatie van ged:e Rekening en bij overweeging dat de gedaane reparatien door de Heeren Leeden des Raads welke S Compagnies Gebouwen hebben geexamineerd noodzaaklijk zijn geoordeeld, blykens het door hun Ed: ingedient en bij de resolutien van den 31:e October jongstleeden geinsereerd Rapport, goedgevonden en verstaan de voorm:e Reekening ten bedragen van Rd:s 195:3:- aan gezegde Stokbroo te laaten voldoen en betaalen.

De aanhanden geweest zynde voorraad van Olijvenolij ten eenemaale verstrekt geworden zijnde, zo is goedgevonden en dienvolgens beslooten om in steede van Olijvenolij aan S Comp:ie Bodems Boter tot Randsoen te laaten verstrekken bereekend 4 lb Boter voor een kan Olyvenolij.

Laatstelyk is goedgevonden om uit hoofde dat de repartitie over de in S Comp:e Cassa ter remise naar Nederland opgegeeven Gelden nog niet heeft kunnen worden gemaakt de beïde telling der gelden respective veertien dagen te verschuiven zullende dus de penningen voor de remises betaalbaar na ‘t afloopen der najaarse Verkooping van dit Jaar, in S Comp:e Cassa moeten worden gebracht voor den 15 Maart eerstkomende en die welke moeten worden voldaan na het afloopen der voorjaarse verkooping van 1795 voor den 15 April aanstaande.

Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop Ten daage en Jaare voorschreeve.

[Signed:] A: J: Sluijsken

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Sueur

[Signed:] O: G: De Wet

[Signed:] W: F: V: Reede Van Oudtshoorn

[Signed:] E: Bergh

[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s

C. 222, pp. 200-248.

Dingsdag den {17940304} 4:e Maart 1794.

‘S voormiddags, alle present, behalven den Heere Gordon.

Aanvankelijk geresumeerd geworden zijnde de Resolutien op den 17:e der jongstverloopen Maand februarij genoomen, wierden vervolgens door den Edelen Heer Commissaris ter tafel geproduceerd twee berichten aan zijn Ed: ingedient door den Equipagiemeester Jan Arnoud Voltelen over de examinatie der Eisschen door den Gezaghebber van ‘t Permanent Fregatschip de Meermin geformeerd, zo over de gewoone als extraordinaire verstrekkingen ten behoeve van gedachte Bodem welke berichten bevonden wierden van volgende inhoud.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heere A: J: Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c:a &c:a &c:a

‘WelEdele Groot Achtb: Heer!’

‘Den Ondergeteekende de hier by g’annexeerde Eisch van benodigdheeden voor Een Ronde Jaar voor het permanent Schip de Meermin door deszelfs Gezachhebber de Capt:n Luitenant J: P: de Baer zijnde ter hand gesteld, heeft de Eer UWelEdele Groot Achtb: ingevolge gevenereerde ordres te berigten, dat aan ged:e Bodem, onder gunstig welduiden diende verstrekt te worden.’

‘Hiermee verhoopt den ondergeteekende aan UWelEd: Groot Achtb: zeer gevenereerde ordres te hebben voldaan en laat dit dienen tot berigt.’

‘Cabo de Goede Hoop d:n 27:e Februarij 1794.’

’/:geteek:/ Jan A:t Voltelen.’

Aan den WelEd: Groot Achtb: Heere A: J: Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris deezes Gouvernements en den Ressorte van dien &:a &:a &c:a

‘WelEdele Groot Achtb: Heer!’

‘Den ondergeteekende Capt:n Luitenant en Gezachhebber van het Permanent Colonie Schip de Meermin neemt de Vrijheid UWelEd:e Groot Achtb: hieronder aan te bieden zijne Jaarlijkse Eisch, bestaande in:’

‘Met verzoek dat zulks aan hem mag werden verstrekt, waarmeede de Eere heeft met het diepste respect zich te teekenen’

‘WelEdele Groot Achtb: Heer!’

‘UWelEdele Groot Achtb:e onderdanigste dienaar’

’/: was geteekend:/ J: P: de Bäer’

‘Cabo de Goede Hoop den 24 Feb:y 1794.’

Waaröp beslooten is de door den Equipagiemeester opgegeeven benodigde Equipagie goederen en andere behoeftens aan het Schip de Meermin te laaten verstrekken; en nadien die Bodem daardoor in Staat zal worden gebracht deeze rheede te verlaaten, zo zal dezelve ingevolge het besluit deezer Regeering van den 31:e december Jongstleeden belaaden met al ‘t geen ter verlenging van het Zeehoofd in Baaifals word vereïscht en de benodigde provisiën voor de aldaar gedetacheerde Militaire en bescheidene Zeevarenden geduurende de aanstaande kwaade Moussson ten Spoedigste naar gemelde Baai worden afgevaardigd.

Bij deeze geleegendheid wierd door den Heere Brandt, Rezident der Baaifals overgelegd, eene Notitie der benodigtheeden tot de extructie van een Ammunitie - en Wachthuis bij de Tweede Batterij in Baaifals , mitsgaders over het vereischt wordend Beddegoed om 60 Man Militaire in de gemelde Baaï aan te houden, luïdende deeze Notitie als volgt.

Benodigtheeden tot het opbouwen van Een Ammunitie en Wachthuis by de tweede Batterij alhier


100 Sparren   van de Witteboomen
100 voeten muurplaaten  
12 kapstijlen lang 14 v:t
12 Haase balken
130 voeten gordings
40 d:o Nok
7 Stukken Swaar hout lang 20 V:t ieder tot legbalken
3 greene planken van 3 d:m tot 2 deuren en 3 vengsters
5 d:o Ribben d:o 5/7 d:o 2 d:o d:o 3 d:o Coezijnen lb Yzer tot Ankers, duijmen en hengsels
d:o Spijkers tot 't maken van voorsz:e deuren en Vengsters; d:o mitsgaders voor 't opslaan van den Kapstijlen en Sparren tot Riete dak.
d:o Bosse Riet, kalk, wagenvragten met klippen en kleij Tot het Suppleeren voor 60 man Militaire zal men de volgende Beddegoed komen benodigt te hebben, te weeten.
24 Matrassen
3 Hoofdkussings
60 deekens, alzoo de 35 p:s die zig nog alhier komen te bevinden, alle ten eenemaalen onbekwaam zijn,

100 Sparren   van de Witteboomen
100 voeten muurplaaten  
12 kapstijlen lang 14 v:t
12 Haase balken
130 voeten gordings
40 d:o Nok
7 Stukken Swaar hout lang 20 V:t ieder tot legbalken
3 greene planken van 3 d:m tot 2 deuren en 3 vengsters
5 d:o Ribben d:o 5/7 d:o 2 d:o d:o 3 d:o Coezijnen lb Yzer tot Ankers, duijmen en hengsels
d:o Spijkers tot 't maken van voorsz:e deuren en Vengsters; d:o mitsgaders voor 't opslaan van den Kapstijlen en Sparren tot Riete dak.
d:o Bosse Riet, kalk, wagenvragten met klippen en kleij Tot het Suppleeren voor 60 man Militaire zal men de volgende Beddegoed komen benodigt te hebben, te weeten.
24 Matrassen
3 Hoofdkussings
60 deekens, alzoo de 35 p:s die zig nog alhier komen te bevinden, alle ten eenemaalen onbekwaam zijn,

Siemons Baaij den 21:e februarij 1794’

’/:get:/ C: Brandt’

en is daaröp goedgevonden en verstaan de door den Heere Brandt gevraagde goederen te laaten verstrekken, om per gedachte Bodem te worden getransporteerd naar Baaifals , en aldaar tot de opgegeeven eïndens te worden geemploïeerd

Gemelde Heere Brandt nog overgelegt hebbende de ondervolgende Inventaris en verkoopreekening der Goederen welke tot S Compagnies Tuin in baaïfals gehoord hebben, en die als van te weinig aanbelang zijnde om de onkosten eener publiecque vendutie goed te maaken op last van den Edelen Heer Commissaris door hem uit den hand zijn verkogt.

‘Inventaris der goederen dewelke zig van S Comp:e weegen in S E Comp:s Thuin in de Baaïfals bevinden als,’


2 Emmers Voor de Somma van Rd:s 4:- verkogt
4 Graaven
1 Schaar
3 Yzere haaken
1 d:o Pan
46 p:s Anteel bokken a 16 Stv: 't p:s verkogt d:o 15:02:04:-
Somma Rd:s 19:02:04:-

2 Emmers Voor de Somma van Rd:s 4:- verkogt
4 Graaven
1 Schaar
3 Yzere haaken
1 d:o Pan
46 p:s Anteel bokken a 16 Stv: 't p:s verkogt d:o 15:02:04:-
Somma Rd:s 19:02:04:-

Simons Baaij Ult:o Septbr: 1793’

’/:get:/ C: Brand’

Zo is verstaan het geen door den Heere Brandt in deeze is verricht volkoomen te approbeeren, en zal dienvolgens het rendement der verkogte Goederen ten bedragen van Rd:s 19:2:4: door zijn Ed: in s Comp:s Cassa moeten worden overgebracht om by de Negotieboeken deezes Gouvernements ingenomen te worden

Hierop is geleezen een Request door den Gezachhebber van het Schip de Meermin Jan Pieter de Baër en de Luitenant Gerbrand Herklots aan deeze Regeering gericht, luidende als volgt

Aan den WelEdele Groot Agtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c:a &c:a &c:a beneevens den WelEdele Achtbaare Heer Gezachhebber en de WelEdele Heeren Raaden van Politie.

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E Achtbaare Heeren!’

‘Geeven met den meeste Eerbied te kennen UwelEdele Groot Achtb:e en E Achtb:e onderdanige dienaaren Jan Pieter de Baer en Gerbrandt Herklots, hoe dat zij, d’ Eerstgem:e als Gezachhebber en de Tweede als Eerste Officier aan boord van het Permanent Colonies Schip de Meermin bescheiden, uit de Baaïfals naar de Mosselbaaï en van daar met Graanen belaaden naar herwaards de Reïse hebben gedaan.’

‘dat zy ter erlanging van derzelver maandgelden zig onlangs ten guarnisoen Comptoire alhier hebben begeeven, en als toen met het grootste leedweezen hebben vernoomen dat derzelver reekeningen weegens te kort gekomen Tarwe uit voorsz:e Laading zijn belast geworden, des Eerste geteek:s met ƒ160:- en des 2:de geteekendens met ƒ80:-‘

‘Daar zulks de onderget: ten hoogsten ter harte gaat en zij binnen zig zelven verzeekerd zijn, dat de te kort komende op de Lading aan hun niet is te wyten, neemen zij de vrijheid UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: aller ootmoedigst voor te dragen, dat deeze te kortkoming aan niets anders dan aan de Slegtheid der Zakken kan werden toegeschreeven’

‘Gemelde zakken zijn vervaardigd van de Coffij zakken, der alhier weegens haverij ontloste Retourscheepen, die door Lekkkagien, reeds ten meesten gedeelte waaren verrot, dus wierden deeze zakken aan Een van verscheide lappen te zaamen gebragt, om dat men de beste gedeeltens moest uitsnijden, ten eïnde hiervoor bij gebrek aan anderen te kunnen dienen.’

‘D’ Eerstget:e heeft wel alhier, bij het inneemen van de Lading voor de Baaïfals , wanneer hij meede in dezelve zoort van zakken Erwten en Boonen heeft ontfangen, weegens derzelver Slegtheid ingewend, dat hij voor de te kortkooming niet wilde of konde verantwoording zijn, maar heeft toen ten antwoord bekoomen dat ‘er geene andere aan handen waaren ook zijn ‘er ook in der daad bij de uitleevering in de Baaifals eenige mudden Erwten en boonen te kort geschooten’

‘UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: deeze bijgebragte reedenen goedgunstig in overweegen gelievende te neemen, vertrouwen de geteekendens Eerbiedig dat UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: geen Zwaarigheid zal vinden om hun van opgem:e belastingen te doen ontheffen.’

‘De ondergeteek: kan teffens niet nalaaten zig de Vrijheid te neemen UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: met den meesten Eerbied voor te draagen hoe hard het hen zoude vallen om zonder Schuld of derzelver toedoen verscheide maandgagien te moeten verbeuren daar zij niets anders genieten ofte van iets derzelver Subsistentie kunnen hebben.’

‘De ondergeteek:s vertrouwen dat UwelEd: Groot Achtb: en E Achtb: op dit voortgebragte goedgunstig zodanig reguarde zal gelieven te Slaan als naar hoogstderzelver wijsheid en billijkheid geoordeeld zal worden te behooren.’

‘’T welk doende &c:a’

’/:get:/ J: P: de Bäer G: Herklots g: z:’

over welke Requeste met aandacht gedelibereerd zijnde, zo is, uit aanmerking dat de Heeren Van Rhêde van Oudtshoorn en Brandt zich volkoomen verzeekerd vonden dat de zakken welke men bij gebrek aan beetere heeft moeten gebruiken om het Schip de Meermin te laaden en te ontlossen, zeer Slecht en beschadigt zyn geweest en dat dus aan de kwaade gesteldheid dier zakken, veeleer dan aan pligtverzuim van de gemelde Gezachhebber de Baer en Luitenant Herklots moet worden geweeten de minderheid gevallen op de Graanen welke door hen in de Mosselbaai zijn ingenoomen en alhier uitgeleeverd, goedgevonden en dienvolgens beslooten, om de aan hen uit hoofde dier minderheeden opgelegde belasting bij Resolutie deezer tafel van den 23:e October jongstl: breeder omschreeven, te houden voor vervallen, zullen dus zo de Soldij reekening van den Gezachhebber deBaer als die van den Luitenant Herklots daarvan moeten worden ontheeven en het te min uitgeleeverde op Winst en Verlies worden afgeschreeven.

de Gebroeders Johannes Gijsbertus en Sebastiaan Valentijn van Reenen als met de Compagnie gecontracteerde Slachters aan deeze Raade gericht hebbende het volgend Request:

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris over dit Gouvernement en den Ressorte van dien & & & beneevens den WelEdelen Achtb:e Heer Gezachhebber en WelEdele Heeren Raden van Politie

‘WelEdele Groot Achtb: Heer en E Achtbaare Heeren’

‘Geeven met alle verschuldigde Eerbied te kennen Uwer WelEdele Groot Achtb: en E Achtb: zeer gehoorzaame en onderdanige dienaaren Johannes Gijsbertus en Sebastiaan Valentijn van Reenen gecontracteerde Slagters de Compagnie, dat de Supplianten in den Jaare 1792 uit S Compagn:s Cassa ontfangen hebbende eene Somma van Rd:s 25000:- bij anticipatie op de Leverantien die zij aan de Maatschappij zouden doen, deeze Somma zich thans blijkens de deeze verzellende quitantie van den Heer Cassier ten volle vind geliquideert en vereffend.’

‘Reedenen om welke de Supplianten zich zijn keerende tot UWelEdele Grootachtb: en E: Achtb: met ootmoedig verzoek dat het van hoogstderzelver welbehagen zijn mooge de Supplianten wederom bij anticipatie op hunne leverantien aan de Comp:e te willen adsisteeren met een Somma van Rd:s 25000 ten voldoening van welke zij bereid zijn de nodige en voldoende borgtocht te stellen.’

‘’T welk doende etc:e’

’/: was geteek:/ J: G: van Reenen S: V: V: Reenen’

zo is bij overweeging dat de gemelde gecontracteerde Slachters door het achterblijven van S’ Compagnies zoo uitkoomende als repatrieerende Scheepen in de onmogelijkheid zijn gesteld om de door hen ter verstrekking aan die Boodems gedaane ruime inkoopen van Vee ten gelde te kunnen maaken, mitsgaders dat zij ze ten aanzien van de Compagnie als van ‘t algemeen zich toeleggen op eene goede behandeling en het Vleesch voor de Schamele gemeente tot eenen zeer mediocre prijs hebben gebracht, goedgevonden en dienvolgens beslooten omme aan hen wederom uit S Compagnies Cassa te laaten opschieten eene Somma van Vyf- en- twintig duizend Rijksdaalers ende zulks bij anticipatie op de leverantien van Vleesch, levendig Vee en Vet die zij aan de Compagnie zullen doen, omme bij de Negotieboeken deezes Gouvernements voor de gezegde Somma van Rd:s 25000:- te worden gedebiteerd en wederom gecrediteerd voor ‘t geen zij aan de Compagnies zullen leeveren, tot dat de genoemde Somma volkoomen zal weezen geliquideert en vereffend, zullende zij voorts voor de gemelde Somma voor gecommitteerde Leeden uit den Raade van Justitie moeten passeeren eene Schuldbrief in behoorlyke forma waarbij boven en behalven de twee gemelde debiteuren volgens hunne opgaave aan den Edelen Heer Commissaris gedaan, zich nog als Borgen onder de gewoone renuntiatien zullen verbinden de Burgerraad Abraham Fleck, de Oud Commissaris van civile en huwelykse zaaken Jacobus Arnoldus van Reenen mitsgaders de Burgers Johannes Gijsbertus Franck en Johan George Henning.

Vervolgens is geleezen een Request door den alhier remoreerende Jan Jacob de Ziegelaar aan deezen Raade gericht tot bijgeleide van een door hem ontworpen plan tot de oprichting van een School voor twaalf kinderen, luidende dit een en ander als volgt.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c:a &c:a &c:a benevens de WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber en WelEdele Heeren Raaden van Politie

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E: Achtb: Heeren!’

‘Met verschuldigde Eerbied geeft te kennen UWelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: onderdanige en gehoorzaame dienaar Jan Jacob de Ziegler, alhier remoreerende.’

‘Dat den Suppl:t gaarne zoude wenschen ten deezer Hoofdplaatse Een privaat School voor eenige Jongelieden op te richten ten einde dezelven in de Nederduitsche en fransche Taalen, mitsgaders in eenige nutte weetenschappen te onderwijzen.-‘

‘dat de Suppl:t ten deezen belange heeft geformeerd Een plan hoedanig die School zal werden opgericht - welk Plan den Suppl:t eerbiedig de vrijheid gebruikt deeze te annexeeren.’

‘En daar den Suppl:t door het oprichten van dit Instituut niets anders bedoeld als om daardoor die kinderen dewelke hem zal werden aanbetrouwd op te leïden tot nuttige Leeden van de Maatschappij zo is het ook om die reedenen dat hij zich onderdaniglijk wendt tot UwelEdele Groot Achtb: en E Achtb: Eerbiedig verzoekende dat het hoogstdezelve mogte behaage het voorschr: Plan goedgunstig te approbeeren, en uit dien hoofde aan hem te permiteeren deeze Privaate School alhier te mogen oprichten.’

‘’T welk doende &c:a’

’/:get:/ J: J: De Ziegler.’

‘Plan tot oprichting van een Privaat School voor Jonge Lieden van Fatsoen door J: J: D Ziegler.’

‘Daar verscheide der Fatsoenlijkste Ingezeetenen van deeze Colonie reeds lange den wensch geuit hebben, om aan den bovengeteekende hunne kinderen aan te vertrouwen; zo heeft hij eïndelijk besloten een privaat School voor niet meer als omtrend twaalf Jonge lieden van 8 tot 12 Jaaren Oud onder volgende voorwaarden op te richten.’

‘1.) Zal hij de kinderen alle dagen Vijf Uuren lang, niet alleen in de Neederduitsche en Fransche Taal, /: daar misschien de weinigste van de Leerlingen de Latijnsche Taal, voor ‘t eerst te weeten nodig hebben; zo zal de bovengeteekende aan de geenen, die ‘er lust daartoe hebben, Extra lessen op bijzondere Uuren van den dag daarin geeven, om den algemeenen onderrigt in de Fransche en Nederduitsche Taal daardoor niet te belemmeren:/ maar ook in de geographie, Historie en in de eerste grondbeginselen der Natuur- en Wiskunde &c:a met alle mogelijke Vlijt en Zorgvuldigheid onderwijzen; echter met de uitdrukkelijke voorwaarde dat de ouders hem eene volstrekte en onbepaalde Vrijheid laaten, om daarbij die Methode te volgen, van welks gelukkigen uitslag hij reeds alhier voorbeelden kan aantoonen.’

‘2.) kinderen, die in dit Institut aangenomen worden moetenten minstenhunne moederspraak vaardig kunnen leezen, en tevens reeds in Staat weezen iets dat hun dicteerd word, zonder voorschrift te kunnen Schrijven.’

‘3.) Zullen de Ouders moeten zorg dragen, dat hunne kinderen dagelijks op de gezette uuren, namentlijk S’ octhens van 8 tot 11 Uuren, en S’ Namiddags van 2. tot 4: uuren, bij hem aan huis komen, om het nodige onderwijs in de bovengenoemde Talen en wetenschappen te erlangen, en nooit zonder de dringenste reedenen hunne Lessen het zij gedeeltelijk of geheel verzuimen; want hij in zulk een geval geensints zoude kunnen instaan voor ‘t gelukkig gevolg zijner onderrichtingen, en liever geheel daarvan ontslagen zijn, als door zorgloosheid dergeenen aan die de kinderen toebehooren, zijn Eer en Credit te verliezen.- van zijn kant zal hij ook niet zonder gewigtige Reedenen eene der bepaalde uuren verzuimen, maar alle dagen zonder onderscheid, behalven Zon-en-Feestdagen, onderricht geeven, zich echter het recht voorbehoudende van nu en dan een enkelde dag tot zijne uitspanning te neemen, het geen hem verstandige Ouders, die de moeïelijkheeden en zorgen waarmeede de opvoeding der Jeugd verzelt gaat, weeten te wardeeren, gaarne zullen toeStaan.’

‘4.) Hoopt hij, dat de geenen, die hem hunne kinders ter opvoeding en onderwijzing aan vertrouwen, de geringe onkosten niet zullen ontzien, om de nodige Leerboekenzo Spoedig als mogelijkuit Europa te ontbieden, daar een Ijder wel weet, dat zonder dezelven een Leermeester, zo min iets rechts uitvoeren kan, als een kunstenaar zonder werktuigen.-‘

‘5.) Daar de ondervinding van alle tijden leert, dat Slagen en andere geweldige middelen, waarmeede Schoolpedanten zich gemeenlijk ontzag en oplettendheid bij hunne Leerlingen zoeken te verwerven wel ver van dit doelwit te bereïken, dikwerf veel meer daartoe Strekken, om de Jonge harten met haat en afkeer zo wel teegen de persoon des Leermeesters als tegen de dingen zelfs, die zij leeren moeten, te vervullen, zo zal de bovengeteekende alle diergelijke onnatuurlijke dwinglandij uit zijn School verbannen, en daarentegen zijne discipelen liefde en Eerbied jegens zijn persoon mitsgaders eene welgeregelde eergierigheid trachten in te boezemen, als de eenigste en kragtigste middelen, om bij Jongelingen van een eedele Inborst en onbedorven hart zijne Lessen te doen Slagen.’

‘En ten einde die zo nuttige dryfveer der Eergierigheid bij hen gestadig gaande te houden; zal hij eene Soort vanMerite Tafelgebruiken, op welke hij dagelijks de blijken van Vlijt of onoplettendheid en Stoutheid zal aanteekenen, kunnende de ouders ten einde van elke week deeze Tafel bij hem laten afhalen en hunne kinderen ingevolge dezelve belonen of Straffen. Ook verwagt hij,en maakt het zelfs tot eene der eersten voorwaarden van zijn accoord: dat hij niet alleen den Vrijen toegang tot hunne Huisen zal hebben, maar aldaar ook met alle de achting en beleefdheid, die een fatsoenlijk man toekomt zal ontfangen worden van tijd tot tijd met de Ouders, die hem hunne kinderen hebben aanvertrouwd, weegens derzelver handelingen en gedrag mondelijks te kunnen Spreeken, het geen veeltijds niet weinig tot wederzijdsche verligting in het zo moeïelijk werk der opvoeding dienen kan.’

‘6, Om zijn pligt zo veel te beeter waar te kunnen neemen, en bij gevolg tot aanmerkelijk voordeel dier kinderen, die hem aanvertrouwd worden, zal de bovengeteekende derzelver getal op niet meer als omtrend Twaalff bepalen, en yder zyner discipelen voor voormeld onderwijs jaarlijks betalen 200 Rijksd:s Ind: Valual: en zulks op 4 Termijnen waarvan altijd drie maanden vooruit moeten betaald worden.- voor ‘t overige zal het den ouderen vrijstaan hem hunne kinderen weder te onttrekken, wanneer het hen gelieft, mits dat zij hem 3 maanden te vooren waarschouwen, of indien zy de kinderen zonder te waarschouwen wegneemen men een Termijn van 3 Maanden /: te reekenen van den dag dat zij weggenoomen worden:/ betalen.’

‘Alle de geenen die op deeze voorwaaarden voor een of meer kinderen het accoord willen ingaan, gelieven dezelve met hunne gewoonlijke handteekening te onderschrijven.- De bovengeteekende zal dan ook, zo draa het gem:e getal van discipelen eenigzints vol is, een bekwaam en welgeleegen huis huuren om zo Spoedig als mogelijk met zijn Institut een begin te kunnen maken.’

‘Cabo de Goede Hoop d:n 20:e Januarij 1794.’

’/:get:/ O: G: de Wet, Gordon, J: J: Le Sueur, J: C: Cruiwagen, wed:e de Neijs, E: Bergh, L: J: van Schuler, Douarriere van Aarssen Beijnon, J: P: Baumgard, J: F: Kirsten, W: F: van Reede van Oudtshoorn, Anthonij Berrangé.’

na lecture van welke Stukken door den Edelen Heer Commissaris aan den Heere Gezachhebber en de Heeren Leeden des Raads wierd afgevraagd derzelver advijzen, of de aart van het gedaan verzoek niet vorderen dat het voormeld Request wierd gesteld in handen van de Eerwaarde Scholarchen deezer Steede, omme daarover te dienen van hunne consideratiën en bericht, met welk voorstel den Heere Gezachhebber zich geconformeerd hebbende, zo adviseerde den Heere Le Sueur, dat de weijl voorheen nimmer de consideratiën of berichten van Scholarchen waaren gevorderd om permissie te verleenen tot ‘t houden van fransche Schoolen, zijn Ed: dus ook vermeende dat den Edelen Heer Commissaris en Raad directe op het verzoek van de Ziegeler zouden kunnen disponeeren, zonder daarover het bericht van Scholarchen te vorderen.

De Heere de Wet betuigde zijn Ed: gevoeligheid over de zwarigheid om de kinderen na behooren te kunnen onderwijzen en tot nutte leeden van de Maatschappij te vormen;- dat ook tot nu toe geene Schoolen alhier worden gevonden waarin zodanige onderwijzingen worden gegeeven als de geene tot welkers oeffening thans de oprichting van een school word gevraagd; dat hoe zeer het ontwerp tot de verbeetering van ‘t Schoolweezen in ‘t algemeen en de inrichting van een publiecq instituut in ‘t bijzonder door Scholarchen deezer Steede voorgedragen, door de Regeering geapprobeerd en door de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal grootmoedig begunstigd, ook het deeze allezints gerechtige en voor alle rechtgeaarde ouderen zeer belangrijke Eindens zou kunnen Strekken het echter den Hemel was bekend wanneer dit instituut tot zodanige volkoomendheid zou kunnen worden gebracht, om zonder verwaarloosing der tedere verplichtingen die op alle Vaderen omtrent hunne kinderen rusten, dit tijdstip der hunner educatie, die eens verzuimd niet weder is te verwerven, af te wachten; dat ook de School tot welkers aanleg thans verlof was verzocht niet als eene publiecque maar als een privaate School moest worden geconsidereerd, en dat zijn Ed: dus om deeze en andere reedenen vermeende dat op het request van den voorwaardsgemelde kon worden gedisponeerd zonder het bericht van de Eerwaarde Scholarchen deezer Steede te vorderen.

De Heer Van Reede Van Oudtshoorn was van gedachten, dat dewijl de School welke de Ziegler hadt verzocht te mogen oprichten niet tot præjuditie van de publiecque School konde Strekken, zijn verzoek zou kunnen worden toegestaan, onder bepaling dat hij in zijn School geen Latijn zal onderwijzen.

De Heere Brandt betuigd, dat dewijl zijn Ed: onbewust is of ooit het advijs van de Eerwaarde Scholarchen is gevraagd over de oprichting van fransche Schoolen, ook te vermeenen, dat niet omtrent de inStructiën in de fransche taal, maar alleen over ‘t onderwijs in de Hollandsche Spraak de consideratiën van Scholarchen behoorden te worden gevraagd.

De Heer Bergh adviseerende, betuigde van gevoelens te zijn; dat dewijl het publiecque Instituut nog niet tot Stand was gebracht, en zyn Ed: dus met veele andere Ingezeetenen zich in de grootste verlegendheid bevonden om hunne kinderen behoorlijk te laaten onderwijzen dus ook op het verzoek van de Ziegler favorabel zou kunnen worden gedisponeerd, Schoon zijn Ed: niet alliëën was om het request te Stellen in handen van Scholarchen, ten fine van bericht, dewijl als dan zo het Request als Bericht zou kunnen worden toegezonden, of aan de Illustre vergadering van Zeeventienen, of aan de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal met verzoek hoogstderzelver finaale dispositie daaromtrent te mogen erlangen.

Na dat alle deeze advijzen waaren uitgebracht, wierd door den Edelen Heer Commissaris gedeclareerd, dat zijn Edele /: als niet kunnende instemmen met het gevoelen der meerderheid der Heeren van de Vergadering, met betrekking tot het al of niet invorderen van het bericht van Scholarchen over de voorschr: Requeste:/ zich om reedenen genoodzaakt vond, om de finaale dispositie hieromtrent tot eene nadere geleegendheid te verschuiven.

Ingevolge het besluit deezer tafel van den 4:e februarij jongstleeden de nodige billetten afgezonden en toebereidzelen gemaakt zijnde om de betaling van het amptgeld voor ‘t afgeloopen Jaar 1793 te doen presteeren door de geene welke tot dies opbrenging gehouden zyn, zo wierd alvoorens tot den ontfangst zelve te procedeeren door den Heere Gezachhebber betuigd, dat zijn Ed: onkundig van ‘t geen hem te beurt zou vallen uit den verkoop van zeguls ook geene juiste bepaaling hadt kunnen maaken van ‘t geen door zijn Edele voor Amptgeld moest worden opgebracht doch dat zijn Ed: zulks zo na mogelijk hadt gecalculeerd en aannam om bij bevinding dat zijn Ed: te min mogt hebben betaald, ‘t geen zyn Ed thans zoude opbrengen daarmeede te zullen Suppleeren.

De Heeren Le Sueur en de Wet declareeren dat dewijl de Boeken hunner administratien ingevolge de ordres geslooten moeten worden onder Ultimo Augustus van ieder Jaar, hun Ed: dus ook geen verdere bereekening hunner Inkomsten en van de daaruit voorkomende betaaling van het Amptgeld hadden kunnen maaken als tot Ultimo Augustus Jongstleeden, en dat om dus het Ambtgeld voor vier volle Jaaren te betaalen, wanneer in hunne tegenswoordige respective bedieningen van præsident van de Bank Van Leening en Boekhouder van de Generaale S’ Lands Inkomsten bleeven continueeren, na nog drie Jaaren een zuiver vierde gedeelte hunner Inkomsten aan de Compagnie te hebben opgebracht, bereekend van primo September tot Ultimo Augustus van ieder Boekjaar, by de betaaling van het Amptgeld in ‘t Jaar 1798 door een ieder hunner aan de Compagnie zou worden betaald een zuiver vierde gedeelte van ‘t geen door hun Ed: uit hoofde en ter contemplatie van dezelve ampten van Primo September ot Ultimo december 1796 zal weezen genooten.

De Heer Bergh betuigde geene vaste bepaling te hebben kunnen maaken over de Inkomsten welke zijn Ed: in den voorleeden Jaare als Vendumeester hadt genooten en zo meede over het geene zijn Ed: Staat te genieten van het opgeld der zeguls, door hem in zijn tegenswoordige Ampt als Cassier gesleeten doch dat zijn Ed: de calculatie zo ruim hadt genoomen, dat zich volkoomen verzeekerd hield de Compagnie te hebben verkort.

De Heer van Reede van Oudtshoorn gaf meede by deeze geleegendheid te kennen, dat of Schoon zyn Ed: in den voorleeden Jaare bij de betaling van het Amptgeld den Eed hadt gepresteerd om ‘t zelve nog drie Jaaren te betaalen, zijn Ed: echter vermeende dit eene reëele hardigheid voor hem te zullen zijn, na dien zijn Ed: in deszelfs voorige administratie van dispencier teffens is geweest Administrateur van s Compagnies Graanmaguazijnen, en dat dus zyn Ed: niet van bediening is veranderd, maar door van dezelve de administratie van het dispens af te neemen alleen is verbleeven administrateur van S Comp:s Graanmagazijn, Een dienst welke hij reets Zederd den Jaare [.....] heeft gehad, en heeft den Edelen Heer Commissaris aangenomen deeze gegronde beswaaren van den Heere Van Oudtshoorn te brengen ter kennisse van de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal ten eïnde hoogstdezelver intentie daaromtrent te verneemen, zullende intusschen den Heere van Oudtshoorn eenlyk den Eed presteeren dat door zyn Ed: een zuiver vierde gedeelte zyner inkomsten van ‘t gepasseerde Jaar word opgebracht, zonder te belooven die betaaling nog twee volgende Jaaren te zullen presteeren.

En wierd ten aanzien der betaling van ‘t amptgeld nog door den Heere Le Sueur als præsident van de Weeskamer kennisse gegeeven, dat Weesmeesteren voor als nog onvermogend waaren te voldoen het Amptgeld ‘t welk door hen als Executeurs des boedels en Nalatenschap wijlen den Secretaris der Weeskamer Tobias Christiaan Ronnenkamp moet worden opgebracht, nadien ‘er nog onderscheidene Boedels onvereffend hebben moeten blyven waarvan het Salaris ten voordeele van den Boedel van gedachte Rönnenkamp moet worden gebracht, en ook nog niet heeft kunnen worden geapprecieerd ‘t geen uit die Boedel moet worden vergoed, met verzoek dat dus deeze betaaling mogt worden uitgesteld, tot dat ‘t generaale Rapport over de Staat der Weeskamer zal weezen ingekoomen; welk verzoek billijk bevonden en dienvolgens geaccordeerd geworden zijnde, wierd vervolgens de betaling van het amptgeld in de daartoe ter Raadzaale geplaatste geslooten kist, gepresteerd door den Heere Gezachhebber, beneevens alle de Leeden, en de Secretaris des Raads, en zo meede door den ad interim fiscaal Willem Stephanus van Rijneveld en de Secretaris van den Raade van Justitie Johannes Andreas Truter, en na deeze betaaling door een ieder hunner de gewoone en bij ‘t placaat over ‘t amptgeld bepaalde eeden gepresteerd.

Hierna verscheen ter vergadering den koopman titulair Cornelis Cruijwagen, als een der testamentaire Executeurs des Boedels van wijlen den ad interim Fiscaal M:r Jacob Pieter DeNeijs, dewelke zo voor zich als zijne meede executeuren en de weduwe van gedachte de Neijs, aan den Edelen Heer Commissaris inhandigde eene Notitie der Inkomsten welke gemelde Deneijs zedert primo Januarij des voorleeden Jaars tot zijn overlijden toe uit hoofde en ter contemplatie van dat ampt heeft genooten, zo aan Gagie kostgeld en Emolumenten als weegens het tractement hem door de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal en ‘t geen door hem voor het heffen der Douane uit S Comp:e Cassa was ontfangen, te zamen bedragende eene Somma van Rd:s 4039:- met verzoek om daar dit een en ander de eenigste inkomsten van gezegde De Neijs hebben uitgemaakt en moeten uitmaaken een zuiver vierde gedeelte daarvan ofte Rd:s 909: 6:- in de kist te moogen overbrengen, en is na examinatie van dezelve Notitie unanime beslooten aan dat verzoek te defereeren en dienvolgens door de gemelde Cruiwagen de gedachte Somma van Rd:s 909:6:- in de kist overgebracht.

De meermelde geslooten kist hierop geöpend zijnde wierd daarinne bevonden eene Somma van Rd:s 8977:24 dewelke in Compagnies Cassa zullen worden overgebracht omme in opvolging der ordres by de Negotieboeken te worden ingenoomen, en na dat van wegens den voormelde overleeden Secretaris ter Weeskamer Tobias Christiaan Rönnenkamp het verschuldigd amptgeld zal weezen voldaan, neevens het geen daarvoor in den voorleeden Jaare is ingekomen het Hoofdcomptoir Batavia ten goede te worden gebracht.

Na dat dit een ander aldus was verhandeld, wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat den Burger Abraham a de Haan als Pachter van de Zoutpannen, aan zijn Ed: hadt te kennen gegeeven dat de Gebouwen aan s Compagnies Post de Groenekloof Staande, tot welkers reparatie hij zich volgens het besluit deezer Regeering van den 27:e September jongstleeden hadt verbonden in behoorlyke Staat waaren gebracht, en is ten dien aanzien verstaan de Heeren Leden des Raads Christoffel Brandt en Egbertus Bergh te committeeren, zo als hun Ed: gecommitteerd worden bij deeze, omme zich te begeeven naar S Compagnies voormelde post en aldaar te examineeren of door de gemelde de Haan in de reparatiën aan de aldaar staande Gebouwen navolgens het geene waartoe zich heeft verbonden gehad is voldaan geworden, en teffens welke Gebouwen zich op die Post bevinden en in welke Staat dezelve koomen te zijn, om over dit een en ander deezen Raade te dienen van bericht.

Ook geliefde den Edelen Heer Commissaris den raade te Communiceeren, dat de daken van S Compagnies Slachthuis de daarannexe wooning van de Boekhouder en een gedeelte van de Kuiperswinkel dewelke zich volgens het Rapport van de Heeren Van Reede van Oudtshoorn en Bergh over de examinatie der Gebouwen ingedient en bij de Resolutien van den [.....] jongstleeden geinserreerd, reeds in zeer Slegte gesteldheid bevonden van dag tot dag zodanig waaren verergerd dat het onverantwoordelijk zoude zijn dezelve in die Staat te laaten vooräl daar dezelve, wanneer buiten reparatie wierden gelaaten in de aanstaande kwaade Mousson door de geduurige reegens en Stormwinden, gevaar zouden loopen ten eenemaale in te Storten, en is uit aanmerking dat de vereischte reparatiën aan de gemelde Daken van al te weïnig aanbelang zijn om dezelve publiecq aan te besteeden, goedgevonden en verstaan den Heere Le Sueur te qualificeeren zo als zijn Ed: gequalificeerd word bij deeze, omme deeze reparatien onder zijn Ed: opzicht op de meestmogelyke Spaarzaame wijze door particulieren te laaten verrichten, en wanneer dezelve behoorlyk zullen weezen geeffectueerd, van zijn Ed: handelingen in deeze aan den Raade verslag te doen.

Hierop is geresumeerd de Specifiecque Reekening der Douane door den overleedenen ad interim Fiscaal M:r Jacob Pieter de Neijs als door den tegenswoordige ad interim fiscaal deezes Gouvernements Willem Stephanus van Rijneveld ingevorderd uit welke reekening den Raade ten genoege gebleeken zijnde dat zedert de maand Meï anno passato tot Ultimo Februarij Jongstleeden voor inkoomende en uitgaande rechten is ingevorderd eene Somma van Rd:s 9513:-:5 zo is beslooten de gemelde Somma zo bij de Cassa als bij de Negotieboeken deezes Gouvernements te laaten inneemen.

Wijders gaf den Edelen Heer Commissaris kennisse dat de geene onder wiens beheering het weïnig Vee der Compagnie is verblyvende zijn Ed: hadden verzocht te moogen weeten voor wie de verklaaringen van het Vee ‘t welk komt te verrekken voortaan zouden moeten worden gepasseerd, om vervolgens voor Gecommitteerde Leeden uit den Raade van Justitie te worden beeedigd, en ingevolge de ordres naar Batavia te worden verzonden en is uit aanmerking dat of Schoon deze verklaringen voorheen altoos zijn gepasseerd geworden voor de geswoore Clercquen ter Secretarij van deezen raade, als het Notaris ampt geexcerceerd hebbende, en dus ook thans voor de aangestelde publiecque Notarissen zouden kunnen worden verleeden, ‘t echter aan de eene zijde onbillijk zoude zijn van deeze beämpten die geene Soldijen van de Compagnie genieten te vorderen dit werk zonder betaling te doen en aan de anderen kant een beswaar voor de Compagnie om hen daarvoor te betaalen, goedgevonden en verstaan de geswoore Clercquen ter politiecken Secretarij te gelasten en te qualificeeren zo als dezelve gequalificeerd ende gelast worden bij deeze, omme voor hen te passeeren alle Verklaringen van gestorven Lijfeïgenen, verrekt Beestiaal en alle andere declaratoiren over S’ Compagnies zaaken of in alle gevallen waarmeede haare belangens zullen weezen gemoeid.

De Heer De Wet als Boekhouder van S’ Lands Generaale Inkomsten, aan den EdelenHeer Commissaris verzoek gedaan hebbende om den onder afgeschreeven gagie gestelde Adsistent Michiel Coenraad Gie te plaatsen op het Comptoir van S Lands Generaale Inkomsten, zodanig dat deeze plaatsing ofte aanstelling niet zou koomen te Strekken tot eenig beswaar voor de Compagnie, en dat zijn Ed: hieräan wel hebbende willen defereeren, de gemelde Michiel Coenrad Gie wederom in dienst der E Compagnie hadt getrokken in zyne vorige qualiteit van Adsistent onder een nieuw vyfjarig verband met de gagie van ƒ24 per maand, uit aanmerking dat dezelve Gie een verband van Vijf Jaaren met de gagie van ƒ20:- ten Negotie Comptoire heeft uitgediendt, en zal om deeze aanstelling geensints te doen Strekken tot beswaar van de Compagnie, ingevolge de offerte van den Heere De Wet zelfs gedaan, door zijn Ed: jaarlijks onder Ultimo Augustus aan de Compagnie worden gerembourseerd en vergoed het geen door den gemelde Gie uit haare Cassa aan Gagie Kostgeld en Emolumenten zal weezen genooten.

Voorts geliefde den Edelen Heer Commissaris den Raade te communiceeren, dat zijn Ed: op het desweegens gedaan verzoek van den Boekhouder van ‘t Hospitaal Arnoldus Maasdorp, denzelven Maasdorp van deeze bediening hadt ontslaagen en wederöm onder zijne winnende gagie en loopend verband als ordinair Clercq ter politiecque Secretarij geplaatst terwijl zijn Ed: ter plaatsvulling van gedachte Maasdorp tot Boekhouder in ‘t Hospitaal ter preuve hadt geplaatst de adsistent ten Hospitaalscomptoir Martinus Eckert, met de gagie van ƒ30:- per maand en onder een nieuw verband van drie Jaaren.

Nog gaf den Edelen Heer Commissaris kennisse dat de bezigheeden welke den Adsistent ter weeskamer Andreas Godfried Watermeijer aldaar moet verrichten, hem buiten Staat Stellen om ingevolge de last deezer Regeering vervat bij Resolutie van den 19:e Maart anno passato de Cartonne Munten van Rd:s 60: tot Rd:s 40: te beschrijven, en dat zyn Ed: daartoe voor ‘t vervolg had gecommitteerd den adsistent ter Weeskamer Hendrik Coenraad Maurits Bartels , waarvan dus bij Extract deezer aan de Gecommitteerdens tot ‘t teekenen der gemelde Munten kennisse zal worden gegeeven.

Laatstelijk wierd door den Edelen Heere Commissaris den Raade bedeeld, dat de Capityns der Burgerije zijn Ed: hadden verzocht om ten behoeve der jaarlijkse ingeschreeven wordende jonge Burgers te worden voorzien van een genoegzaam getal goede en geschikte Snaphaanen om zo tot de jaarlijkse exercitien als tot de defensie deezer Colonie te worden gebruikt, en is bij overweeging dat door het verbod van aanbreng van Schietgeweer in deeze Colonie geene andere geleegendheid komt te zijn om de Burgers van Snaphaanen te voorzien dan dezelve uit Nederland te petitioneeren, goedgevonden en verstaan, den Heere Colonel Gordon als Chef van s Compagnies Militie ten deze Gouvernemente en præsident van den Burgerkrijgsraad te injungeeren en te gelasten, zo als zyn Ed: geinjungeerd en gelast word by deeze, omme aan den Raade te berichten, hoe veele Snaphaanen zouden worden vereischt om ter voorziening van de Burgerij zo hier als in de Buitedistricten daarvan eene genoegzaame voorraad aan handen te hebben, daarbij teffens overleggende eene descriptie dan wel model hoedanig de gemelde Snaphaanen behooren te zijn, om in alle gevallen daarvan het vereischt gebruik te kunnen maaken, zullende dit een en ander ingekoomen zijnde, de Hooggebiedende Heeren Majores by de eerst afgaande Eisschen van behoeftens voor dit Gouvernement eerbiedig worden verzocht het benodigd getal Snaphaanen herwaards te willen doen afzenden, zodanig als den Heere Gordon zal hebben opgegeeven met Eerbiedig verzoek aan hoogstdezelve dat uit consideratie deeze geweeren alleen zullen moeten dienen om daarmeede de Burgers welke dezelve benodigen zullen ten dienste en tot verdediging deezer Colonie te wapenen aan deeze Regeering mag worden toegestaan omme dezelve Snaphaanen vervolgens van tijd tot tyd vanS Compagnies Wapenkamer voor den Inkoopsprijs met de vragt te laaten verstrekken aan zodanige als volgens opgaave van de Capitijns der onderscheidene Compagnien dezelve absolut zullen nodig hebben.

Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In’t Casteel de Goede Hoop Ten daage en Jaare voorschreeven.

[Signed:] A: J: Sluijsken

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Sueur

[Signed:] O: G: De Wet

[Signed:] W: F: V: Reede Van Oudtshoorn

[Signed:] C: Brandt

[Signed:] E: Bergh

[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s

C. 222, pp. 249-287.

Woensdag den {17940305} 5:e Maart 1794.

‘S voormiddags, alle Present, behalve de Heeren Gordon en Van Reede van Oudtshoorn.

Den Raade haare deliberatien van gisteren heeden morgen vervat hebbende, zo zijn aanvankelijk geresumeerd Zes Rapporten ingedient door Gecommitteerdens tot ‘t teekenen der cartonne Muntstukken van 48 tot 6 Stuivers, waaruit gebleeken zijnde dat wederöm in gereedheid waaren gebracht.

4000 p:s a 24 Stuivers ieder

2000 d:o d:o 12 d:o d:o en

6000 d:o d:o 6 d:o d:o

Zo is verstaan alle dezelve cartonne Muntstukken met een bedraagen van 2266 2/3 ducatons ofte Rd:s 3400:- zo by de Negotieboeken als bij de groote Geldcassa te laaten inneemen.

Hierna gaf den Heere Le Sueur te kennen, dat zijn Ed: bij de bereekening van ‘t amptgeld op gisteren door hem betaald had vergeeten daarbij te voegen een vierde van ‘t geen zijn Ed: uit deszelfs ampt als Præsident van Commissarissen van de Bank van Leening hadt genooten met verzoek dat dit bedraagen ter Somma van Rd:s 57 1/2 dewelke zijn Ed: kwam overteleggen mogt worden gevoegd bij ‘t geen zijn Ed: op gisteren hadt betaald; aan welk verzoek verstaan is te defereeren, en zal dienvolgens het op gisteren betaald amptgeld met een Generaal bedragen van Rd:s 9033:- by s Comp:e Cassa worden ingenomen.

Vervolgens gaf den Edelen Heer Commissaris kennisse, dat zijn Ed: op den 5:e Februarij Jongstleeden uit de Cassa der Compagnie had gevraagd en ontfangen eene Somma van Vyftien duizend Guldens holl: courant, ofte Rd:s 6250:- a 48 Stuivers ieder omme vermits alhier van geen Contanten voorzien is te Strekken tot de uitgaaven die zijn Ed: gehouden is alhier te doen, en voor welke Somma zijn Ed: zich provisioneel by de Negotieboeken hadt laaten debiteeren.

De Oud Secretaris der Colonie Graaffe Rynet Jan Jacob fredrik Wagener aan wien bij besluit deezer tafel van den 11 Junij anno passato op bevel van de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal is toegelegd geworden deszelfs gagie zeedert den 20:e Maart tot den 20:e december 1789 ofte geduurende den tocht door hem ter bevrediging van de Caffers gedaan, aan den Edelen Heer Commissaris verzoek gedaan hebbende dat bij die Gagie, door hem nog niet ontfangen mogt worden gevoegt het kostgeld en de Emolumenten door hem bevorens in zijnen qualiteit als Secretaris van Graaffe Reinet genooten, en dit verzoek door den Edelen Heer Commissaris gebracht zijnde ter kennisse van den Raade, zo is bij overweeging dat de gemelde Gagie door de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal zeer aparentelijk is toegelegd uit de overtuiging dat de Gagie van den gemelde Wagener die bij voortgang in den dienst der Compagnie wierd geemploijeerd niet had behooren te worden afgeschreeven maar ter contrarie continueeren tot den dag dat hij van zijne Commissie is te ruggekoomen, mitsgaders dat het kostgeld en de Emolumenten der dienaaren geevenreedigd aan hunne qualiteiten en gagie als een Sequeele van dezelve gagie moet worden aangemerkt, op propositie van den Edelen Heer Commissaris goedgevonden en verstaan aan dezelve Wagener neevens de hiervorengemelde Gagie ook te laaten moeten de daartoe gehoord hebbende Emolumenten, zedert den 20:e Maart tot den 20:e December 1789 en hem het een en ander uit S Compagnies Cassa te laaten ontfangen.

Nademaal van tijd tot tijd is ontwaard dat uit de bepaalingen gemaakt bij placaat deezer Regeering van den Eersten Junij 1790. om door de opgezeetenen die verre Landwaarts in woonachtig zijn te werden geobserveerd, alvoorens zij zich ter ondertrouw kaapwaards begeeven, nu en dan word afgeleid dat geene persoonen in de Buitendistricten woonachtig, voor het Collegie van Commissarissen van huwelijkse zaaken ter ondertrouw zouden moogen verschijnen als na dat dit hun voorneemen drie achtereenvolgende Zondagen ‘t zij in de kerk waartoe zy gehooren dan wel aan de drostdye onder welke zij zich ter woon bevinden zou weezen bekend gemaakt, ende zulks strijdig met de intentie deezer Regeering bij voornoemde placaate, die nimmer andere Oogmerken heeft gehad als om de verre Landwaards woonende opgezeetenen die hun voorneemen om te huwelijken drie Zondagen na den anderen zouden hebben bekend gemaakt; directe na hun ondertrouw aan deeze Hoofdplaats in ‘t Huwelijk te laaten bevestigen en om in de districten waar zich geene kerken bevinden, door deeze bekendmaakingen aan een iegelijk die reedenen mogt hebben den ondertrouw van deeze of geene te Stuiten, daartoe tijd en geleegendheid te geeven; zo is bij den Raade beslooten, omme bij interpretatie van de voornoemde Placaate van den eersten Junij 1790. te Statueeren en te bepaalen, dat wel alle opgezeetenen der Buitendistricten in de nabijheid der Pastorijen woonachtig verpligt en gehouden zullen zyn, omme alvoorens in het huwelijk te kunnen worden bevestigd, de gewoone drie zondagse proclamatiën in de Kerk waartoe zij gehooren te laaten doen en zo meede die welke in districten woonen waar zich geene kerken bevinden, drie zondagse bekendmaakingen van de drostdije, doch dat allen zonder onderscheid vrijheid zullen hebben om alvoorens deeze proclamatien ofte bekendmakingen te laaten doen, zich kaapwaards te begeeven, om na bekoomen consent van den Hoofdgebieder deezes Gouvernements in ondertrouw te treeden, onder deeze bepaling nochtans, dat wanneer na gedaane examinatie door Commissarissen van Huwelijkse zaaken aan hen de gewoone drie Huwelijkse proclamatiën zullen weezen verleend, zij niet eerder nochte anders in den huwelijken Staat zullen kunnen of moogen worden bevestigd, als na dat aan den Predikant aan wien zij zullen verzoeken deeze bevestiging te doen, zal zijn gebleeken, dat de gezegde Proclamatiën zo in de kaapse kerk als in de kerk dan wel ter drostdije waartoe de ondertrouwden gehooren, onverhindert zyn gepasseerd;- van welke een en ander bij publicatie en afixie van Billetten aan het publiecq de nodige kennisse zal worden gegeeven, en van dezelve publicatie een afschrift aan iëder der eerwaarde Predikanten zo hier aan de Hoofdplaatse als in de buitendistricten en zo meede aan de respective Landdrosten worden toegezonden, ten eïnde zich dezelve ieder in den zijnen te laaten Strekken tot derzelver naricht en informatie, met last zich na dezelve publicatie Stipte te gedraagen.

Vervolgens gaf den Edelen Heer Commissaris den Raade kennisse dat het Hospitaal zich thans ten eenemaale door middel van palissaaden vond omheind, zodanig dat geene der in dat Gebouw gehuisvest wordende persoonen zich buiten ‘t zelve kunnen begeeven als door de groote Poort op het plein uitkoomende, en dat zijn Ed: om in deeze alle desordres voor te komen van dezelve Poort Slechts twee Sleutels hadt laaten maaken en daarvan eenen hadt doen ter hand Stellen aan Heeren Regenten van het Hospitaal om daarvan het vereischte gebruik te kunnen maaken, en de tweede aan den tweede opperchirurgijn deezes Gouvernements Johan Godlieb Mader, in het Hospitaal woonachtig, omme wanneer deeze des nachts mogt worden vereischt om bij justitieele Schouwingen te adsisteeren zich van en naar zijnen wooning ter kunnen begeeven.

De Burger Abraham a de Haan als Pachter van de zoutpannen in de Groenekloof en in de kaapse Vlakte geleegen aan deeze vergadering hebbende ingedient het volgend Request

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer & M:r A:m J:s Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India mitsgaders Commissaris van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c: &c: &c:a beneevens den Ed: Achtbaare Rade van Politie deezes Gouvernements

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en Edele Achtb: Heeren’

‘Geevende met den vereischten Eerbied en behoorlijke Submissie de ondergeteekende Suppliant Abraham â de Haan als pagter der zoutpannen in de Caabsche Vlakte en de Groeneklooff reverentelijk te kennen.’

‘Dat vermits den Pagter der Soutpannen ingevolge ‘t 4:de articul der reeds verstreekene pagt conditie onder deeze verpligtinge heeft geleegen, omme intijds d E Comp:ie van ‘t benodigd zout te voorzien, al was ‘t ook tot de voorraad die d E Comp:e oordeelen zal aan handen te moeten houden, Mitsgaders ‘t zout tot S Compagnies omslag in Baaïfals en dat bij nalatigheid, versuim, of traagheid van dien d E Comp:ie het regt zal hebben, omme ten kosten van den Pachter het benodigde zout te doen afhaalen, uit alle zodanige Plaatsen, daar ‘t zelve zal weezen opgeslagen of geborgen en wijders ten belange van ‘t 9:de Articul in eevengem:e pagtConditie, de reegeringe meede ‘t regt aan zig behoud, omme wanneer den pagter het gerief der ingezeetenen belemmert of eenig gebrek aan zout onder de ingezeetenen magten worden gedugt of voorzien, met advis van Heeren Commissarissen uit den Raad van Justitie daartegen alle zodanige voorzorgen en maatregulen zoude beraamd en bij de hand genoomen werden als na de voorkomende omstandigheeden van tijden oïrbaar en dienstig zullen werden geoordeelt.’

‘Dan om reedenen het gebrek aan zout bij hem Suppliant word geducht voornamentlijk in de Zoutpannen van de Groene Cloof veroorzaakt geworden door ‘t laate Winter Saisoen des Even afgeweeken Jaars 1793 en het welke bij den Suppliant gevreest werd dat geene der pannen aldaar opdraagen zullen:’

‘Den Suppliceerder zig uit dien hoofde in de noodzakelijkheid bevindende hem Eerbiedigst tot UWelEdele Groot Agtb: en E Achtb: te wenden met aller onderdanigst en nedrigst verzoek terwijl de in ougst aan ‘t benodigst zout bijna verstreeken zijnde en de Winter weder op handen Staat, zo dat genoegzaam, niets zal ingeougst werden en weïnig voorraad van zout bij den geweezen pagter van dat perceel is geweest, dat het van UWelEdele Groot agtb: en Ed: Achtbarens hooggunstig welbehagen zyn mooge een Commissie na de in de Groene Cloof geleegene pannen te Committeeren - om eene Schouwinge te doen en op ‘t ingekomen berigte gratieuselijk de nodige Schikkinge hieromtrent te beramen terwijl den Suppliant zeer ongaarne d E Comp:e en de ingezeetenen in verleegendheid zoude willen gebragt zien. mitsgaders den Suppliant voor ‘t gemis der te raapene zout uit de tot nog toe onbruikbaare zoutpannen, tot Soulaas van zijn pagtpenningen in dit Loopende Jaar en verder niet. het zij door een publiecque verkoopinge prijzen van een ieder mud zout te bepalen, of zo als UWelEdele Groot Achtb:en Ed Achtb: ten algemeene nutte, als ter Schaavergoeding van den Suppliant zullen goedvinden te behooren.’

‘’T welk doende etc:a’

’/:get:/ Ab:m â de Haan’

zo is na lecture van dat verzoekschrift en deliberatie over ‘t zelve, goedgevonden en dienvolgens beslooten, omme alvoorens op de daarbij voorkomende beswaaren en verzoeken finaal te disponeeren, dezelve Requeste te Stellen inhanden van de Heeren Leeden des Raads Christoffel Brandt en Egbertus Bergh, met last omme by geleegendheid dat hun Ed: zich ingevolge het aan hen bij besluit van gisteren gedemandeerde naar de Groenekloof zullen begeeven om te examineeren de zich aldaar bevindende Gebouwen mitsgaders of de voornoemde de Haan omtrent de reparatie aan die Gebouwen aan zijnen verpligting heeft voldaan, als dan teffens na te gaan, of en in hoeverre de bij voormelde Requeste voorkomende beswaaren gegrond zijn dan niet, en zo meede hoe dezelve best uit den weg zouden kunnen worden geruimd, omme over dit een en ander den Raade te dienen van derzelver consideratiën en bericht.

Vervolgens geleezen zijnde het ter Sessie van den 10:e februarij jongstl: ingedient en als toen in rondleezing genoomen vertoog door ‘t Eerwaarde Colegie van Weesmeesteren deezer Steede aan deeze vergadering gericht, zo wierd het zelve bevonden van volgende inhoud.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer M:r Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlandsch India, mitsgaders Commissaris van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien beneevens den WelEdele Achtbaare Heere Gezachhebber en den verderen Edelen Achtbaaren Rade van Politie

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E Achtbaare Heeren!’

‘Vertoonen Reverentelijk Weesmeesteren deezer Steede.’

‘Dat de vertoonders ingevolge en ter voldoening aan de zeer gerespecteerde ordres van Hun HoogEdelheedens de Heeren Commissarissen Generaal over geheel Nederlandsch India en Kabo de Goede Hoop onder anderen ook ter Weeskamer getreeden zijnde tot de Examinatie des Boedels van den in A:o 1777 alhier overleedene Burger Jan Martin Vogel zeedert bij Weesmeesteren geadministreerd, en op den 22:e Augustus 1792 geslooten; ter dier gelegentheid hebben ontwaard dat deszelfs fideï Commissaire Erfgenamen, zijnde de Burgers Johannes Fredrik Bierman /: thans deszelfs zoon / Jacobus Augustus Bierman, Anna Alida Bierman huisvrouw van Petrus Hiebner en Martha Maria Bierman thans gehuuwd met Jacob Philip Alleman aan welken volgens Testamentaire dispositie van 21 Junij 1776.- het Usufruct van de zuivere helft der Nalatenschap van ged:e Vogel is besprooken, in de renten hen Jaarlijks Competeerende, merkelijk waaren gepræjudiceerd, en mitsdien nog uit dien hoofde een aanzienlijk bedragen van de Weeskamer hadden te prætendeeren.’

‘Dat de Vertoonders, hierover door dezelve g’interesseerdens reeds te meermalen aangesprooken ook niet hebben nagelaaten alle de Boedelpapieren nauwkeurig na te gaan en ter zaake voorsz:e te doen formeeren eene accurate Reekening, waarby dan is gebleeken, dat de gezegde fideï-Commissaire Erfgenaamen desweegens nog van de Weeskamer hadden te vorderen eene Somma van Rd:s 14605:12:- zo als nader blijken kan uit de bereekening zelve deezen onder N:o 1 geadjungeerd.’

‘Dat hoe zeer het ook bij een nader onderzoek op wien eigentlijk de vergoeding dier penningen zoude behooren neer te komen, wel is geconsteerd dat daartoe een gedeelte door de Reekening van Intressen zoude behooren te worden gefourneerd, voor zo verre de Renten zouden uitmaaken van het geen Jaarlijks uit gemelde Boedel ter Weeskamer meerder in Cassa is geweest, als de Som bedroeg welke voor het afsluiten des Boedels, ten behoeven der gezegde fideï-Commissaire Erfgenaamen bij de Boeken was ingenoomen, en waarvan hen alleenlijk de Renten Jaarlijks zijn ten goede gebracht en uitgereikt geworden; de Vertoonders egter bij dat onderzoek te gelijk hebben ontwaard, dat het grootste gedeelte die vergoeding zig zoude moeten bepalen tot de resp:e Secretarissen der Weeskamer dewelke tot den Jaare 1792 toe buiten de algemeene Kas of administratie van de Weeskamer privaat onder zig hebben gehouden zodanig bedragen van Rd:s 16457:22:- als reeds in den Jaare 1783:- in den boedel van gezegden Vogel hadden behoren te worden opgebragt en verantwoord; - als zijnde by nauwkeurige examinatie van de Stukken en Documenten tot gemelde Boedel Specteerende aan de Vertoonders komen te blijken.’

‘Dat wanneer den Boedel van ged:e Vogel in den Jaare 1777.- bij de Weeskamer ter Reddering is aanvaard, den burger Jacobus Laurenz Bierman uit kragte van Zeekere onder de boedelpapieren gevonden onderhandsch briefje van voorsz:e Vogel, waarbij op eene zeer onverstaanbaare en defectueuse wijze de plaatsen in de Houtbaaï geleegen met derzelver ap- en- dependentie voor eene Somma van ƒ30‘000:- aan hem Bierman zoude zijn gelegateerd, gerechtelijke interdictie heeft doen beleggen teegens den verkoop, welke des tijds van de voorsz:e goederen en effecten in de Houtbaaij geleegen, door Weesmeesteren stond gehouden te worden; Terwijl gemelde Bierman voorts ook ter zaake van het voorsz:e briefje, en tot præstatie van het daarin voorkomend Legaat jeegens Weesmeesteren in Regten heeft koomen te ageeren.’

‘Dat als toen, uitwyzens de Bijlage deezen onder N:o 2:- geannexeerd, tusschen gem:e Bierman en Weesmeesteren ter voorkominge van de Schade welke ‘er uit het onverkogt laten van dezelve plaatzen en effecten, geduurende den loop dier proceduures, zoude kunnen ontstaan, is getroffen eene Conventie en dienvolgende voor Gecommitteerdens uit den Raade van Justitie gepasseerd eene acte van Compromis; waarbij dan hoofdzakelijk is overeengekomen dat de Weeskamer hangende de voorsz:e procedures, evenwel met de verkoping der quæstieuse Effecten in de Houtbaaij zoude voortgaan, en dat de penn:e daaruit geprovenieerd zouden worden beschouwd als gesubintreerd, te zijn in de plaats van dezelve verkogte goederen; Voorts dat die penningen zouden worden en blijven geconsigneerd onder den Secretaris der Weeskamer, te einde na de decisie der voorsz:e proceduures, of aan de Erfgenamen van gerepten Vogel of aan voorsz: Bierman voor zodanige Somma te worden afgeStaan en overgegeeven als bij uitterlijk gewijsde zoude worden verstaan te behooren.’


Dat dan ook de goederen en effecten in de Houtbaaij op den 28:e April 1777.- te gelde gemaakt zijnde, aldaar bl: koop-Conditie en Vendurol, hebben uitgeleeverd een Montant van Rd:s 16457:22:-
Waarbij gereekend wordende het provenue van een in de Maand Maij 1777. alhier aan de Caab verkogte, dog meede tot de effecten der Houtbaaij gehoorende Slaaff 187:11:-
Maakt zulks te Samen eene Somma van Rd:s 16644:33:-

Dat dan ook de goederen en effecten in de Houtbaaij op den 28:e April 1777.- te gelde gemaakt zijnde, aldaar bl: koop-Conditie en Vendurol, hebben uitgeleeverd een Montant van Rd:s 16457:22:-
Waarbij gereekend wordende het provenue van een in de Maand Maij 1777. alhier aan de Caab verkogte, dog meede tot de effecten der Houtbaaij gehoorende Slaaff 187:11:-
Maakt zulks te Samen eene Somma van Rd:s 16644:33:-

‘Van welk Montant zig alleenlijk de voorschr: Somma van Rd:s 187:11: onder het provenue der aan de Kaap verkogte goederen en efffecten, in den boedel van gerepten Vogel heeft opgebracht gevonden terwijl het resteerende bedragen van Rd:s 16457: 22:- ingevolge de getroffene overeenkomst, en de gemelde Resolutie van Weesmeesteren d: d: 24 April 1777 onder den Secretaris is geconsigneerd gebleeven.’

‘Dat vervolgens gemelde Jacobus Lourentz Bierman zig ter Weeskamer geaddresseerd en verzoek gedaan hebbende dat het meerder Rendement der goederen en Effecten in de Houtbaaij als de Som van ƒ30‘000:- welke daarop in allen gevalle zoude behooren te worden uitgekeerd bedroeg, aan hem onder Sufficante Cautie de Restituenda mogt worden afgegeeven; zulks aan hem ook bl: Resolutie van 25 October 1777.- is g’accordeerd mits niet alleen Stellende behoorlijke Zeekerheid, maar ook passeerende eene acte van Non præjudice, zodanig en indiervoegen als dezelve Resolutie deezen onder N:o 3:- bijgevoegd breeder komt te dicteeren; dog welke meerder bedragen ter Somma van Rd:s 6644: 33:- in Steede van gedecorteerd te zijn geworden van het provenu der Houtbaaij , abusivelijk den Boedel van gerepte Vogel is ten lasten gebragt en daarop uitwyzens de bylage N:o 4:- onder den 6:e Januarij 1778.- afgeschreeven; zo dat het voorsz:e geheel bedragen van het rendement der houtbaaij ter Somma van Rd:s 16457:22:- onder de Secretarissen respectivelijk zijn geconsigneerd gebleeven.’

‘Dat intusschen het proces over het Briefje in questie en het daarbij besproken Legaat, geprosequeerd zynde, het gevolg daarvan is geweest dat Weesmeesteren zo wel ter eerster Instantie als daarna, wanneer zij op uitdrukkelijke begeerte der resp:ve uitlandige Erfgenaamen zijn gekomen in appel aan den E: Achtb: Rade van Justitie des Casteels Batavia zijn koomen te Succumbeeren, gelijk nader Consteerd uit eene Copie van het vonnis ter tweeder instantie geveld onder N:o 5 ten deezen g’annexeerd.’

‘Dat het gem:e Vonnis in den Jaare 1783 bij de Weeskamer alhier ontfangen zijnde; dus ook niets natuurlijker is geweest, als dat het voorschr: Montant van het provenue der Houtbaaij dadelijk door den Secretaris, onder wiens consignatie ‘t zelve tot dien tijd was verbleeven, in den Boedel wierd overgebragt, en verantwoord.’

‘Dat des niettegenstaande egter het voorschr: montant van Rd:s 16457:22:- is gebleeven onder de particuliere beheering van den Secretaris der Weeskamer de Heer Tobias Christiaan Rönnenkamp die bij de overgaaf zijner administratie in den Jaare 1786 aan zijn opvolger de Heer Christiaan Ludolph Neethling, bij de verantwoording van de Contanten der Weeskamer, uitwijzens de Origineele Reekening ter Weeskamer berustende, en het Extract deezen N:o 6:- bygevoegd, een Restant heeft opgegeeven van Rd:s 22308:41:- en het provenue der Houtbaaij , zonder eenige kennisse van Weesmeesteren, als dewelke in den Jaren 1777 en 1778, ter Weeskamer geene Cessie gehad hebbende ook van de geheele directie door den Heer Rönnenkamp in den boedel van Jan Marten Vogel gehouden, volkomen ignorant zijn geweest, privaat of onder de hand overgegeeven aan en verreekend met zijn gemelde vervanger Neethling blykens deszelfs eigenhandige Nota deezen onder N:o 7: in originali geannexeerd; en heeft denzelven Neethling die penningen ook alzoo overgenoomen, zonder daarvan aan den toen in functie zynde Præsident off Leeden van het Collegie van weesmeesteren eenige de minste ouverture te doen;’

‘Welken daarna ook, wanneer ingevolge de dispositiën der Illustre Vergadering van 17:e wederom als Secretaris des Raads van Justitie heeft moeten te rug treeden, hiermeede inzelvervoegen is te werk gegaan, als blykende uit deszelfs Reekening en Verantwoording der Contanten van de Weeskamer onder Ultimo Junij 1788 vidé Extract N:o 8.- het restant te bdraagen eene Somma van Rd:s 2389:27:- en dat ook buiten deeze verantwoording der Contanten, volgens de eigenhandige Nota van den Heer Neethling Sub N:o 9, insgelijks het Rendement der Houtbaaij ten montante van Rd:s 16457:22:- door denzelven Neethling alzoo privaat of onder de hand wederom aan den Heere Rönnenkamp, als destijds meede tot deszelfs dienst als Secretaris der Weeskamer te rug treedende, is overgegeeven geworden.’

‘Zijnde die penningen wederom zeedert dien tijd onder de particuliere berusting van den Heere Rönnenkamp verbleeven, tot in de maand September van het Jaar 1792, wanneer de Vertoonders op de aanschrijving der Illustre Vergadering van 17:e d:d: 22:e December 1791.- met betrekking tot den gem:e Boedel van Jan Marten Vogel waarvan aan hen Extract is bedeeld, dien Boedel ter Examinatie hebben doen bij derhand neemen, en deszelfs lopende Reekening doen afsluiten; ter welker geleegentheid het Rendement der Houtbaaij ter Somma van Rd:s 16457:22: ook door den Heere Rönnenkamp, met namentlijk diverse Schuldbrieven, welke ten zijnen behoeve de gewoone Renten van 1/2 p:rC:t S Maands hebben, opgeworpen, te transporteeren, ter Weeskamer is ingebragt en geliquideerd geworden.’

‘Bij het onderzoek dan hoedanig en op welke eene wijze de Weeskamer zoude behooren te worden Schadeloos gesteld, omtrend de vergoeding der gemelde Somma van Rd:s 14605:12:- aan de Resp:e fideï Commissaire Erfgenamen van Jan Marten Vogel weegens derzelver te min genotene Renten uitgekeerd; hebben de vertoonders, onder de g’ Eerde approbatie UWer WelEdele Groot agtb: en E Achtb: geen andere weg gevonden, als om de resp:e Secretarissen hunner kamer, te debiteeren met de Renten van alle zodanige penn:e als weegens den voorsz: Boedel van Jan Marten Vogel onder derzelver particuliere beheering zyn verbleeven geduurende al dien tijd, dat dezelve volgens den aard der Zaake en het hiervoren omschreevene, in den boedel zelve hadden behooren te zijn gebracht, en dus ten behoeve der resp:ve fideï Commissaire Erfgenaamen de renten hadden behooren uit te leeveren;’

‘Ingevolge van welke de vertoonders onder anderen den Boedel van wijlen den Heer Tobias Christiaan Rönnenkamp hebben gedebiteerd’


1) Voor zeeven Jaren en Ses maanden Renten van eene Somma van Rd:s 10000:- welke, gelijk hiervoren gezegd is, na den ontfangst van het in Appél geveld vonnis met Ultimo Junij 1783 weegens het prælegaat van J: L: Bierman reeds op den boedel had behooren te worden opgebracht, en evenwel al dien tyd onder den gem:e Secretaris Rönnenkamp is verbleeven, bedragende de Somma van Rd:s 4500:-:-
2:o,) 12 Jaaren Renten van zodanige Somma van Rd:s 6457:22: als wegens het meerder Rendement der penningen uit den verkoop der goederen in de Houtbaaij geprovenieerd, volgens Weesmeesteren Resolutie van 25:e October en 2:e Decenber 1777 aan evengem:e Jacobus Lourentz Bierman zijn uitbetaald, en welke penningen in Steede van gedecorteerd te worden*van het voorsch*: onder den Secretaris geconsigneerde provenue der Houtbaaij , abusivelijk den boedel zij ten lasten gebracht, welke post alzoo tot de Generaal liquidatie toe op den Boedel is blyven Continueeren, bedragende d:o 4649:18:-
  dus te Zaamen Rd:s 9149:18:-

1) Voor zeeven Jaren en Ses maanden Renten van eene Somma van Rd:s 10000:- welke, gelijk hiervoren gezegd is, na den ontfangst van het in Appél geveld vonnis met Ultimo Junij 1783 weegens het prælegaat van J: L: Bierman reeds op den boedel had behooren te worden opgebracht, en evenwel al dien tyd onder den gem:e Secretaris Rönnenkamp is verbleeven, bedragende de Somma van Rd:s 4500:-:-
2:o,) 12 Jaaren Renten van zodanige Somma van Rd:s 6457:22: als wegens het meerder Rendement der penningen uit den verkoop der goederen in de Houtbaaij geprovenieerd, volgens Weesmeesteren Resolutie van 25:e October en 2:e Decenber 1777 aan evengem:e Jacobus Lourentz Bierman zijn uitbetaald, en welke penningen in Steede van gedecorteerd te worden*van het voorsch*: onder den Secretaris geconsigneerde provenue der Houtbaaij , abusivelijk den boedel zij ten lasten gebracht, welke post alzoo tot de Generaal liquidatie toe op den Boedel is blyven Continueeren, bedragende d:o 4649:18:-
  dus te Zaamen Rd:s 9149:18:-

‘Terwijl voorts ten lasten van den gem:e Secretaris Christiaan Ludolph Neethling heeft moeten verstrekken, Een Jaar en Zes maanden Renten van voorschr: Somma van Rd:s 16457:- 22:- gereekend zeedert Ultimo December 1786, tot Ultimo Junij 1788.- dat gemelde Neethling in deszelfs functie als administratie der Weeskamer en gem:e penningen invoegen voorschr: onder zig heeft gehad; uitmakende een bedragen van Rd:s 1481:8:-‘

‘Dat om ter recuperatie deezer Somma van penningen den minnelyksten weg in te Slaan, de vertoonders aan derzelver Gecommitteerdens hebben op gedragen om den adsistent der E Comp:ie Nicolaas van Eps, als in huwelyk hebbende Juff:w Maria Magdalena Storm weduwe en Boedelhoudster van wijlen den gem:e Secretaris Christiaan Ludolph Neethling voor zig te doen ontbieden en in der minne tot de voldoening dier penningen aan te Spreeken.’

‘Dat denzelven daarop verlangd hebbende eene Schriftelyke opgaaf van de Reedenen en motiven op welke die belasting gem:e Neethling was opgelegd en dus dat geld uit zijn boedel gevordert, dezelve Gecommitteerd:s hieromtrend aan zijne begeerte hebben voldaan door hem ter hand te doen Stellen eene memorie, waarvan Copia onder N:o 10:- deezen verzeld; zonder dat egter daarop, of op de verdere minnelyke interpellatiën de Restitutie is gevolgd.’

‘Gemelde adsistent van Eps: inteegendeel ter vergadering van de Vertoonders hebbende doen presenteeren een Request ofte Memorie, neevens Twee daarbij geannexeerde munimenten, welke de vertoonders meede de Eer hebben UWelEd: Groot Achtb:e en E: E Achtb:e onder de bijlagen van dit Vertoog Sub N:s 11, 12, & 13.- Reverentelijk aan te bieden, heeft denzelven op de gronden bij die Memorie aangeroerd, gesustineerd dat de voldoening van de voorsz:e Somma van Rd:s 1481: 8:- niet uit den boedel van den Secretaris Neethling maaruit die van deszelfs vervanger Rönnenkamp zoude behooren te geschieden.’

‘Dog welke daarbij aangevoerde gronden de vertoonders de vrijheid zullen neemen, als in hunne qualiteit verpligt zijnde voor de belangen des Boedels van wijlen de Heer Tobias Christiaan Ronnenkamp, thans onder hunne administratie Staande, te moeten vigileeren, in dit vertoog eenigzints nader te Examineeren, en daarbij hunne Consideratiën op dezelve aan UWelEd: Groot Achtb: en E E: Achtb: in allen Eerbied open te leggen.’

‘In ‘t algemeen hebbe de vertoonders zig verbeeld nimmer bij de Erfgenaamen of g’ interesseerdens in den Boedel van wijlen de Heer Tobias Christiaan Ronnenkamp te kunnen verantwoorden, om naar het gevoelen van gem:e Van Eps, buiten UWelEdele Groot Achtb: en E E Achtb:s expresse qualificatie, den gemelde boedel met de questieuse Som van Rd:s 1481:8:- te belasten, als zijnde eene vergoeding van interessen weegens eene Capitale Som van Rd:s 16457:22:- welke den Heere Neethling geduurende zijne functie als Secretaris even zo onbevoegd en ongequalificeerd onder zijne private berusting heeft gehouden, als door den Heere Ronnenkamp geduurende den tijd dat denzelven den dienst als Secretaris der Weeskamer heeft waargenoomen, is geschied, en waardoor zijn Boedel reeds met een bedragen van Rd:s 9149:18:- is belast, - Behalven dat het aan de Vertoonders ook is te vooren gekoomen, dat deeze vergoeding van interessen aan de fideï Commissaire Erfgenaamen van vogel zijnde voortgevloeid uit de ordres en dispositiën van Heeren Commisarissen Generaal bij missive van 26 februarij J: L: met betrekking tot de Weeskamer beraamd en vastgesteld, men ook naar aanleïding van die ordres wel de voorschr: geheele vergoeding zoude hebben gebracht ten lasten van de Reekening van Intrest, ingevalle de meergementioneerde Somma van Rd:s 16457:22:- zo als behoorde, in den Jaare 1783 - was overgebracht en verantwoord geworden aan de Cassa der Weeskamer; dog dat in teegendeel daar dit bedragen van den Jaare 1783 tot 1786 mitsgaders van 1788 tot 1792 is verbleeven onder den Secretaris Ronnenkamp en van A:o 1786 tot 1788 onder den Secretaris Neethling, het regt zo wel als de billikheid dan ook meede brengt, dat die geene welke door eigen verzuim hiertoe oorzaak heeft gegeeven, en de penningen onder zig gehouden, de daaruit voortgevloeïde Schaden vergoede.’

‘Betrekkelyk nu WelEdele Groot Achtb: Heer en E E Achtb: Heeren! de gronden op welke ged:e van Es bij zijne voorsz:e Memorie of beswaaren vordert, dat men de ten lasten van den Secretaris Neethling gebrachte Som van Rd:s 1481: 8:- zoude moeten afschrijven op den Boedel van den Secretaris Rönnenkamp dezelve zullen UWelEd: Groot Achtb: en E E: Achtb: bevinden hoofdzaaklijk hierinne te bestaan.’

‘1:o) “Dat den Heere Neethling zyne administratie behoorlijk aan den Heere Rönnenkamp zou hebben overgegeeven, voornamentlijk met betrekking tot de particuliere afreekening en de Som van Rd:s 16457:22:- en denzelven daardoor de verantwoording zou hebben op zig genoomen.”’

‘2:o) “Dat uit gebrek aan Contanten de voorsz:e onder den Heere Ronnenkamp berustend geweest zijnde Somma van penningen niet dadelijk na de overgaav der kamer aan den Heere Neethling Contant zou zijn voldaan of gerefundeerd, en dat denzelven ten behoeve van de Heere Neethling zoude hebben verleeden eene onderhandsche obligatie groot Rd:s 10‘000.”’

‘3,) “Eindelijk: dat door den Heer Neethling nog aan voorsz:e Heer Ronnenkamp zoude zijn overgegeeven eene Somma van Rd:s 4782:4:- welke bij zij afscheid als Secretaris in de Cas der Weeskamer meerder zoude zijn bevonden als dezelve volgens de Boeken moest inhouden.”’

‘Welke Motiven en gronden de Vertoonders bij nauwkeurige overweeging niet hebben gevonden van dat gewigt dat zij propria authoritate aan de Sustenu en het voorstel van ged:e van Es, bij zyne meergem:e Memorie voorkomende, hebben kunnen defereeren, om reedenen’

‘Dat ‘er /: met Relatie tot het eerste poinct:/ ter Weeskamer wel legaal Consteerd eene behoorlijke overgaave en verantwoording tusschen de Heeren Neethling en Rönnenkamp, vice versa van de penningen volgens de Boeken tot de Cas behoorende, dog geenzints van derzelver, buiten eenige voorkennise van het Collegie onder de hand, zeer onbevoegdelijk gehoudene partikuliere afreekening waarin de voorschr: Somma van Rd:s 16457:22:- is begreepen;’

‘Dat voorts, wanneer het overneemen door den Heer Rönnenkamp van de partikuliere administratie der gementioneerde Somma, bij den Heer Neethling als Secretaris der Weeskamer gevoerd, ook de verantwoordelykheid uit dien hoofde op den Heere Ronnenkamp zoude moeten doen redundeeren, het natuurlijk gevolg van een diergelijke Stelling dan ook zoude meede brengen, dat den Heer Neethling op die zelve voet en wijze de administratie van den Heere Ronnenkamp, meede met de betrekking tot de partikulere afreekening en de Som van Rd:s 16457:22:- in den Jaare 1786 - alzoo overgenoomen hebbende, dan ook voor de nadeelen daaruit voor dien tijd ontstaan, zoude moeten worden Responsabel gesteld; - welke Reede mitsdien in zig zelve te absurd is, dan dat het nodig zij hierover verder uit te wijden.’

‘Dat ten aanzien van het 2:e poinct den Heere Neethling verpligt zynde geweest de penningen gehoorende tot den boedel van wijlen Jan Marten Vogel Contant te ontfangen en in de algemeene Cas der Weeskamer over te brengen, ten eïnde voor de fideï Commissaire Erfgenaamen behoorlijk renten te kunnen doen, zijn Ed: dus geene bevoegdheid heeft gehad over die penningen eigener authoriteit ten behoeve van anderen te disponeeren.’

‘Dat het voorts ook Consteert dat den Heere Neethling weegens de penningen tot den gemelde Boedel van Jan Marten Vogel gehoorende, niet is ignorant geweest dat de zelve dadelijk in den Boedel moesten worden gebracht, en aan de Generaal Kas der Weeskamer verantwoord, daar zijn Ed: eigenhandig eene formeele boedel Reekening van gezegden Jan Marten Vogel ter Weeskamer in het klad heeft opgemaakt, en bij dezelve Reekening de voorsz:e post den Houtbaaij behoorlijkNB: onder de maand Januarij 1784. /: uitwijzens het Extract N:o 14;/ insgelijks ïegenhandig opgebragt, zonder egter dezelve Reekening te hebben afgeslooten, zo als uit het origineel ter weeskamer berustende, nader kan worden beoogd; apparent, om dat zijn Ed: zig niet heeft in Staat bevindende gemelde privaat overgenoomene Somma van Rd:s 16457:22:- welke natuurlijk bij het afsluiten der Boedel Reekening zoude hebben moeten worden gefourneerd dadelijk te voldoen.’

‘En had zijn Ed:, van op en aanspraak deswegens in tijd en wijlen bevrijd willende zijn, zig door geene kwalijk geplaatste Complaisance of inSchikkelijkheid voor den Heere Rönnenkamp behooren te laaten te rug houden van zijne onvermijdelijke verpligting om ter Stond, na het overneemen dier partikuliere afreekening, het College daarvan de nodige kennisse te geeven en hierdoor de gevolgen voor hem of zijn boedel uit die zaake ontstaan, op eene gepaste wyze te prævenieëren.’

‘Dat ten opzigte van het derde poinct, alwaare het ook volkoomen beweezen, dat door den Heere Rönnenkamp revêra een bedragen van Rd:s 4782:4:- van zijn prædecesseur Neethling meerder aan Contanten was ontfangen als de Cas der Weeskamer volgens de Boeken en Cassa Reekening had bekoomen uit te leeveren, dan nog, het overgeeven dier penningen wel de gevoelens van gem:e Heer Neethling aan den dag legd, om zig namentlijk, zo als ijder eerlijk man past, niet te verrijken met geld welke hij overtuigd was hem niet toe te koomen, en mitsdien ook hierdoor te meer word bevestigd het Credit en Vertrouwen welke gem:e Heer Neethling zijn leeven lang bij een ijder heeft gehad, als zijnde een voorbeeld van eerlijkheid en accuratesse in de differente posten door hem in deeze Colonie tot algemeen genoegen bekleed; Dog dat deszelfs verantwoordelijkheid met betrekking tot de penningen welke tot den boedel van Jan Marten Vogel behoorden, hierdoor niet kan worden weggenoomen, veel min die verantwoordelykheid en de vergoeding welke daaruit voortvloeïen moet,uit dien hoofdegetransfereerd op den Boedel van den Heer Rönnenkamp; om dat voorsz:e bedragen van Rd:s 4782:4:- als een Surplusop de Generaale Cas der weezengeen de minste Relatie heeft tot de meergem:e particuliere afreekening, of onder den Heere Neethling privaat verbleevene penningen des Boedels van Vogel;’

‘Zijnde het ondertusschen /: zo als vertoonders onder Eerbiedige Correctie vermeenen:/ zo wel van den Heere Neethling als Ronnenkamp eene onvergeeflijke onachtzaamheid, om van het voorschr: Surplus op de Cas aan het Colegie van Weesmeesteren geene de minste Ouverture te doen, waardoor dus ook is veroorzaakt, dat bij Weesmeesteren omtrend deeze penningen geenzints zodanige dispositien hebben kunnen worden genoomen, al het belang harer kamer en den Aard der zaake destijds wel hebben gevordert.’

‘De Vertoonders hebben zig niet te min verpligt geacht als nog weegens deeze zaak de nodige Recherches te doen, en ten dien eïnde niets geschikter geoordeeld als van de Bediendens der Weeskamer, welke hieromtrend eenige kennis mogte dragen, in te winnen behoorlyke beEedigde verklaringen, zo als zij dan deEer hebben zodanige depositien van den gesw:e Clercq Johannes Gijsbertus Blankenberg en den kaamer Bode Jurriaan Marthinus Prins ten deeze onder N:o 15 & 16:- UWelEd: Groot Achtb: en E E Achtb:e te Suppediteeren, Uit welke verklaringen aan UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: wel zal komen te Consteeren dat de deposanten kennis hebben gedragen, dat ‘er door den Heer Neethling ruim 4000 Rijksd:s aan Contanten aan zijn vervanger den Heer Tobias Christiaan Rönnenkamp meerder, als ‘er zich in de Weeskamers kas moeten bevinden zoude zijn overgegeeven, het geen waarschijnlijker zoude kunnen worden, uit de omstandigheeden welke den laatstgemelde deposant ‘er nog heeft bijgevoegd.’

‘Dan in hoe verre men deeze Stukken het zij op zig zelve, het zij met appui van de door den meergem:e Secretaris Neethling nagelatene eïgenhandige missive waarvan een Extract onder N:o 12 - bij de Memorie van den adsistent van Es is gevoegd; voor een volleedig Bewijs in deezen zoude kunnen aanmerken, zullen de vertoonders, hoe waarschijnlijk hen zulks ook mogte voorkomen, egter liefst aan de wijze beoordeeling UWer WelEdele Groot Achtb: en E E Achtb: overlaaten, en Hoogstderzelver gerespecteerde beveelen ten dien opzichte, in het bijzonder blijven afwagten, alleen vinden de Vertoonders zig nog gehouden, ten deezen onder N:o 17:- overteleggen een aanteekening of Nota, zijnde het zeer wel bekende Schrift van wijlen den Secretaris Neethling, ter Weeskamer gevonden, in een gesloten Tafel Lade, door den Secretaris Rönnenkamp altoos tot berging van Secreete Papieren gebeezigd, waarbij een Specificque optelling van de geld Speciën, welke het meerm:e Surplus van Rd:s 4782:4:- zoude Uitmaken, word aangeteekend gevonden.-‘

‘Ondertusschen bij de Vertoonders in overweeging zijnde genoomen waaraan, eens gesteld zijnde dat ‘er in der daad een diergelijke meerderheid van penningen aan den Secretaris Rönnenkamp was overgegeeven /: aan ‘t welke zij bij ‘t inzien van alle omstandigheeden nauwlijks kunnen twijffelen:/ die met de meeste apparentie zoude kunnen worden toegeschreeven is het aan hen te voren gekomen, dat wanneer men gade Slaat de gantsche inrichting en administratie van zaaken en vooral van de Contanten ter Weeskamer gehouden, eene misSlag van dien Aard voor een man, van accuratesse gelijk den Heere Neethling, bijna niet mogelijk Schijnt; te minder daar zyn Ed: een met zeer veel nauwkeurigheid gehoudene dagelijksche Cassa Boek ter Weeskamer heeft nagelaten, en men ook nog bij de Boeken nog bij de Boedels, door zijn Ed: geadministreerd, ietwes heeft gevonden, ‘t geen dat different uit eenige ontfangst of uitbetaling op de Boedels of Boeken zoude hebben kunnen doen ontstaan;’

‘Dog zo veel attentie als daar bij Steeds Schijnt geobserveerd te zijn, zo weïnig daarenteegen kom ‘t de vertoonders te vooren dat men het Oog heeft gevestigd gehad op de Reekening der Vendupenningen tusschen de Secretarissen respectivelijk met den KamerBode gehouden als op welke Reekening Steeds de Contanten door den Bode in mindering van zyn debit aan vendupenningen ingebracht zyn afgeschreven geworden, zonder dat zulks met de handteekening van den Secretaris is bekragtigd, ja zonder dat aan den Bode daarvan immer eenige quitantie is verleend of eenig ander bewijs afgegeeven, als alleen dat het inbrengen van zodanige Sommen, ook inzelver voegen op een onder den Bode berustende zogenaamde Contra-Boek is afgeschreeven geworden.’

‘Wanneer men nu daar bij reflecteert, dat de Vendu-Brieven onder den Bode Jurriaan Marthinus Prins berustend geweest, door den Heer Rönnenkamp van den Heere Neethling zonder dezelve behoorlijk na te zien of te Confronteeren, zijn overgenoomen; Dat men naa den Ontfangst der g’ Eerbiedige Ordres van Heeren Commissarissen Generaal, de vendubrieven van den Bode Prins Stuk voor Stuk opgenomen en met deszelfs Reekening geconfronteerd hebbende een verbazend deficit van Rd:s 8202:16:- heeft ontwaard.- Dat den Bode bij die gelegendheid onder anderen heeft gedeclareerd, dat het te meermaalen was gebeurd dat zijn zogenaamd Contra Boek wel 8 a 14 dagen na den anderen ter Weeskamer was blyven leggen; en dat hy ter goeder trouw in het denkbeeld verseerende dat hij nimmer opzettelijk zoude worden benadeeld ook daarop nooit veel acht had geslagen.’

‘Dat men zig verder uit de volkomene overtuiging van de Eerlijkheid en goede Trouw van den gem:e Bode Prins, toen reeds heeft verzeekert gehouden, dat het voorschr: deficit zijner vendupenningen nimmer aan eenige opzettelijke Oorzaaken, maar enkel en alleen aaneen Reeel abuis ofte omissie, ten zijnen opzigte begaan, was te attribueeren; waardoor de Vertoonders dus zijn bewoogen geworden bij het vertoog ten dien opzigte in dato Ult:o April 1793 ter vergadering UWer WelEdele Groot achtb: en E Achtb: ingediend te verzoeken dat het van UWerWelEdele Achtb: welbehagen zyn moge, uit hoofde van de daarbij breedvoerig ter nedergestelde Consideratiën den gem:e bode Prins, onvermindert de mesures ten aanzien der te kort bevondene Vendupenn:e genomen, in zijn dienst te Continueeren, ten eïnde hem niet van eene noodzakelijke broodwinning te ontbloten, en zyne Vrouw en kinderen van dergelijke begane omissien of abuijze de ongelukkige Slagtoffers te doen worden.- welke verzoek ook bij Resolutie van 10 Maij jongstl: gracieuselijk is ingewilligd’

‘Dan /: zeggen de vertoonders:/ zoude men bij de betrachting van alle deeze te zamen lopende omstandigheeden, al ras vallen in het begrip dat het meergem:e door den Heer Neethling op de Cas der Weeskamer bevonden Surplus aan Contanten, naar alle apparentie, nergens anders als aan een weezendlijk abuis ofte omissie door zijn Ed in het Crediteeren van den boode Prins weegens de door denzelven ter Weeskamer ingebragte Vendupenningen begaan, kan worden geattribueerd.’

‘De vertoonders zich echter nog in het een nog in het ander bij dit Vertoog ter nedergesteld, bevoegd hebbende geacht om tot het neemen van een finaal besluit over te gaan, hebben integendeel de noodzakelijkheid ingezien, om zig hierover directelijk aan UWelEdele Groot Achtb: en E E Achtb: te addresseeren, alzo Heeren Commissarissen Generaal bij Hoogstderzelver uitvoerige ordres, vervat in de missive van 26:e Februarij JL: zonder eenige Rechterlyke tusschenkomst, dadelijke voorzieninge hebben gedaan, in alles wat tot het in order brengen van de zaaken der weeskamer wierd vereischt; en dat ook betrekkelijk het geen in deezen ten aanzien van der Vertoonders geweezene Ministers Neethling en Ronnenkamp voorkomt, tot geene Rechterlijke poursuites zoude kunnen worden recours genoomen, om dat dezelve zig niet alleen in hunne functien als Secretarissen aansprakelijk hebben gemaakt, waardoor zij of hunne Nalatenschappen ook aan de onmiddelijke Ordres der Politieke Overheid Subject zijn, zo als Heeren Commissarissen zulks in Hoogstderzelver dispositien ten opzigte van den Secretaris Rönnenkamp en den adjunct Secretaris van der Riet, Ja ten opzigte van Weesmeesteren zelve hebben gemanifesteerd; maar dat ook door dien weg de verdere Compleete volbrenging der heilzaame beveelen van Heeren Commissarissen Generaal omtrend de zaken der Weeskamer aan veele inconvenienten zoude worden onderheevig gemaakt.’

‘Weshalven de vertoonders de vrijheid neemen al het vorenstaande door deezen te brengen onder het doorzigtig Oog Uwer WelEdele Groot Agtb: en E Achtb: met Eerbiedig verzoek, dat het van derzelver welbehagen zijn moge, den gemelde onder afgeschreeven gagie Staande adsistent Nicolaas van Es als in huwelijk hebbende de Weduwe en boedelhoudster van wijlen den Secretaris der Weeskamer Christiaan Ludolph Neethling de voldoening der ten zijnen lasten gebrachte Som van Rd:s 1481:8:- op te leggen.’

‘Dan wel bij bevinding dat den geweezen Secretaris Neethling daarvoor niet aansprakelijk is, en dat in teegendeel ingevolge de Sustenue van ged:e van Es, den boedel van wijlen den Secretaris Ronnenkamp daarvoor zoude behooren te worden belast, de vertoonders in dat geval tot het afschrijven dier Som op den Boedel van gezegde Rönnenkamp de nodige qualificatie te verleenen;- mitsgaders eindelijk de Vertoonders te ordonneeren hoedanig zij zig hebben te gedragen ten opzigte der voorschr: Somma van Rd:s 4782:4:- door den Secretaris Neethling bij de overgaaf der Camer onder Ultimo Junij 1788 meerder in Cassa bevonden, dan wel wat de vertoonders hieromtrend verder zullen hebben in het werk te Stellen.’

‘’T welk doende &c:a &c:a’

’/: was geteekend:/ J: J: Le Sueur P: Laurensz Cloete A: V: Bergh H: J: Fehrszen W S Van Oosterzee A: Berrangé’

‘Ter Weeskamer Aan Cabo de Goede Hoop den 30:e Januarij 1794.’

na lecture van welk vertoog en aandachtige deliberatie over het zelve door den Edelen Heer Commmissaris is geproponeerd geworden, dat terwijl uit het voorm:e Vertoog van de Weeskamer met waarschijnlijkheid kan worden afgeleid, dat den boedel van wijlen den Secretaris ter Weeskamer Christiaan Ludolph Neethling aansprakelijk zou kunnen worden gehouden, voor de Intressen van het Capitaal van Rd:s 16457: 22: geproflueerd uit den Boedel en Nalatenschap van wijlen den Burger Jan Martin Vogel en door hem geduurende hij het Ampt van Secretaris ter gemelde Weeskamer heeft bekleed onder zijne particuliere beheering gehouden, deezen Raade ook de Weeskamer behoorde te qualificeeren, om haare actie desweegens op ende jeegens de Erfgenaamen van voorn:e Neethling te institueeren voor den Competenten Rechter, zijnde den Raade van Justitie deezes Gouvernements.

De Heere Gezachhebber en alle de Heeren Leeden des Raads zich met deeze propositie van den EdelenHeer Commissaris geconformeerd hebbende, zo is dienvolgens beslooten ‘t Colegie van Weesmeesteren te qualificeeren zo als ‘t zelve gequalificeerd word by deezen, omme ter zaake voorschreeven tegens de Erfgenaamen van wijlen den Secretaris van hun Colegie voor den Raade van Justitie deezes Gouvernements zodanige actie te institueeren en te vervolgens als zij navolgens hunnen pligt en gehoudenisse zullen vinden te behooren, terwijl ten aanzien van de Somma van Rd:s 4782:4:- welke blijkens voormeld vertoog in de Cassa der Weeskamer meerder zijn bevonden dan de Boeken kwaamen aan te toonen en die door den gemelde Secretaris Neethling aan zijnen opvolger de Secretaris Tobias Christiaan Rönnenkamp is overgegeeven, den Raade zich reserveerd daarover te disponeeren zodra het generaal Rapport over de Weeskamer, het geen men eerstdaags te gemoet ziet het ontwerp haarer deliberatiën zal worden.- en heeft den Heere Le Sueur als præsident van de Weeskamer zich geexcuseerd hierinne te voteeren.

Na dit een en ander wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade gecommuniceerd, dat den provisioneel Landdrost van Graaffe-Rijnet Honoratus Christiaan David Maïnier op gisteren aan de Kaap gearriveerd aan zijn Ed: Rapport hadt gedaan dat den Secretaris van gemelde Colonie Jacobus Stanhoffius op den 17 Januarij jongstleeden was komen te overlyden, weshalven dan ook beslooten is het Hoofd en Visitateur der Soldijen te gelasten zo als dezelve gelast word bij deeze, de Soldy reekening van den gemelde Secretaris Stanhoffius op voorsz:e datum te doen afsluiten.

Laatstelyk geliefde den Edelen Heer Commissaris den Raad te bedeelen dat zijn Ed: in deszelfs qualiteit als Commissaris over dit Gouvernement ingevolge het geen zijn Ed: zich bij ‘t uitbrengen der advijsen op de Requeste van Jan Jacob de Ziegler, ter vergadering van gisteren hadt voorbehouden, de Eerwaarde Scholarchen deezer Steede hadt gelast zijn Edelen te berichten, zo ‘er eenige gegronde reedenen zouden kunnen zijn, welke deeze Regeering behooren te rug te houden tot ‘t verleenen van de verzochten permissie om twaalf Jongelingen van 8 tot 12 Jaaren oud te onderwijzen in de nederduitsche en fransche taalen de Geographie, Historie en in de eerste grondbeginselen der Natuur- en- Wiskunde, ofte des noodzaaklijkheid zoude kunnen in twijffel trekken.

Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In’t Casteel de Goede Hoop Ten daage en Jaare voorschreeve.

[Signed:] A: J: Sluijsken

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Sueur

[Signed:] O: G: De Wet

[Signed:] C: Brandt

[Signed:] E: Bergh

[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s

C. 222, pp. 288-316.

Maandag den {17940310} 10:e Maart 1794

‘S voormiddags, present de Edele Heer Commissaris, beneevens den Heere Gezachhebber en de Heeren Leeden Le Sueur, de Wet en Brandt, demptis de Heeren Leeden Gordon, van Reede van Oudtshoorn en Bergh.

Aanvankelijk wierd door den Edelen Heer Commissaris kennisse gegeeven van de aankomst op den 6:e deezer van de Pacquetboot ‘T Haasje waarmeede geenen papieren zijn ontfangen dan den Factuure en Cognoscementen van ‘t gelaadene voor dit Gouvernement in dat Kieltje en het verwacht wordend uitkoomend Schip Vredenburgh , mitsgaders van het arrivement op eergisteren van de Scheepen Washington en de Hertog van Brunswijk waarmeede eenlyk is ontfangen eene Missive door de WelEdele Groot achtb: Heeren Bewindhebberen en Gevolmachtigde uit de vergadering van 17:e tot den directe Vaart en Handel op China Sub dato 4:e October anno passato uit S Gravenhagen aan dit Gouvernement geschreeven, houdende bevel omme ingevolge de herhaalde ordres ten dien eïnde gegeeven, de Scheepen naar het Rijk van China gedestineerd, werwaards beïde gemelde Bodems zijn bestemd, ten allerspoedigste te doen reisvorderen en te zorgen dat alle retardementen met de meeste zêle en vigilantie uit den weg worden geruimd.- Waarop gedelibereerd en in aanschouw genoomen zynde, dat het, hoe zeer men anders ook in Staat zoude zijn, de voormelde Scheepen datelijk haar reïze te doen vervorderen, met alle regulen van verschuldigde voorzigtigheid Strijden zoude, om dezelve van hier te laaten vertrekken aangezien de zeekere tijdingen welke men alhier heeft bekoomen van het meer en meer toeneemend getal van Fransche kapers waaronder zelfs eenige van 40 Stukken a 12 a 18 lb Bals, van dezelve in de zeëen van Indiën tot zelfs voor en in Straat Sunda mitsgaders de akelige ongerustheid waarin deeze Regeering door het achterblijven der Retourbodems en zelfs van de Pacquetbooth de Expeditie die volgens berigten eenige dagen na den 4:e December van de hoofdplaats naar herwaards stond te worden g’ expedieerd bij aanhoudendheid verseerd over de Staat der zaaken aldaar, zo wierd goedgevonden en beslooten om met de depeche en voortzending der gemelde Scheepen en ten eïnde deselve aan geen al te waarschijneliijke gevaaren bloot te Stellen vooreerst te Supercedeeren en te wagten, tot men eenige tijdingen van Batavia zal hebben ontfangen, of tot dat alle dan wel eenige der nog verwachtwordende Acht uitkoomende Bodems zullen weezen aangeland ten eïnde daarna in overweeging te neemen op welke wijze men deeze aanzienlijke Vloot, het zij alle gecombineeerd dan wel in twee Smaldeelen verdeeld van hiernaar Batavia zal kunnen laaten reise vorderen, terwijl den Heer Hoofdadministrateur zal worden gerecommandeerd om alle zorge te gebruiken ten eïnde meergedagte Scheepen ingereedheid zijn om op de eerste ordre te kunnen vertrekken.

Hierna is geresumeerd eene Missive door ‘S Compagnies Ministers te Houghlij , Sub dato 29 december des voorleeden Jaars 1793 aan deeze Vergadering geschreeven per het Deensch Schip de Johanna en Maria alhier ontfangen tot bijgeleide van een Eisch van eenige Tuinzaaden en nadere behoeftens voor hunne directie, waaröp beslooten is de weïnige daarbij gevraagde hierlandsche producten ingevolge het verzoek der gemelde Ministers bij voorkomende geleegendheid met een Vreemd Schip directe naar Bengaale te verzenden.

Landdrost en Heemraaden van Stellenbosch en Drakensteïn aan wien bij besluit van den 10:e December anno passato is gedemandeerd de examinatie en tauxatie van zeeker Stukje Lands door den Burger Petrus van der Merwe Carelsz: in eïgendom verzocht, over hunne verrichtingen in deeze ingedient hebbende het volgend Bericht.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer! Abraham Josias Sluijsken, Raad ordinair van Neerlands India, mitsg:s Commissaris over het Gouvernement van Caap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c:a &c:a &c:a benevens den WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber en WelEdele Heeren Raden van Politie.

‘WelEdele GrootAchtb: Heer! E: E: Achtbaare Heeren!’

‘Ingevolge en ter plichtschuldige voldoening aan de Zeer gerespecteerd ordre Uwer WelEdele Groot Achtb: en E Achtb: vervat bij Extract Resolutie de dato 10:e December des Jaars 1793 het door den burger Petrus van der Merwe Carelsz, in Eigendom verzogt Stukje lands geleegen aan de zogenaamde rhêboks Cloof , ten overstaan van den Eerst ondergeteekende Landdrost en door gecommitteerde Heemraaden geinspecteerd en de geexamineerd zijnde, hebben dezelve bevonden ‘t zelve zonder ymands preejudice te kunnen werden uitgegeeven, mits dat voorschr: van der Merwe en de namalige bezitters gehouden en verplicht zullen zijn, om het water dat booven uit de Cloof afkomt, en over het door hem Van der Merwe verzochte en thans gemeeten land deszelfs loop heeft, vrij en onbelemmert te moeten laaten lopen naar de onder deszelfs voorsz:e Erf geleegene Plaatz, thans bezeeten wordende door den burger Francois du Toit Fransz: genaamt de RheeboksCloof , terwijl het zelve Stuk land volgens opgaav van den landmeeter ruim drie en een halve morgen groot bevonden zijnde, door ons gewaardeert is op Twee hondert en tien Gulden Indische valuatie.’

‘Waarvan de onderget: de vrijheid neemen deezen te laaten dienen voor nedrig bericht; Terwijl met dieps Respect zig noemen’

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! E: E: Achtbaare Heeren!’

‘UwerWelEdele Groot Achtb: zeer onderd: en Gehoorz: dienaaren’

’/:geteek:/ H: L: Bletterman P: G: Wium S: W: V: D: Merwe J:B Eksteen Pieter Roux A: C: V: D: Bijl J: de Villiers jpz: S: J: Cats A: de Villiers J:n Z:n’

‘In Heemraads Vergadering aan Stellenbosch d:o 3 Maart 1794.’

Zo is goedgevonden en verstaan zich met dat bericht volkoomen te conformeeren, zullende dienvolgens het door opgenoemde Van der Merwe verzochte Stukje gronds ter groote van ruim drie en een halve morgen aan hem in eïgendom worden vergund en afgestaan, zo als ‘t zelve aan hem afgestaan en vergund word bij deeze, onder alle zodanige bepalingen en servituuten als door Landdrost en Heemraaden zijn opgegeeven en voorts onder betaaling eener recognitie van ƒ210:- kaaps ofte Rd:s 70:- ten behoeve van de Compagnie.

Voorts zijn uit de Nominatie door Landdrost en Heemraaden van Graaffe Rynet geformeerd ter aanstelling van nieuwe leeden voor hunne Vergadering, tot Heemraaden aldaar verkooren en aangesteld Johannes Jacobse en Barend Johannes Burgerd Barendsz: welke persoonen dus na dat de Eed tot deeze bediening Staande zullen hebben gepresteerd, in plaatse van de afgegaane Josia Joubert Fransz:e en David Schalck van der Merwe, den tijd van twee Jaaren zullen moeten dienen.

Vervolgens is geresumeerd de Reekening der Arme penningen van de diaconie te Graaffe Reijnet , luidende als volgt.


Cassa Reekening der Armen Gelden zo als bij het Sluiten der Reekening onder onderstaande Datum bevonden is
Debet
Over onkosten weegens transport van Predikants goederen blyk: quit:e Rd:s 46:-:-
d:o Een kerk Leesenaar blyk: d:o d:o 4:-:-
d:o Huishuur voor de Coster d:o 32:-:-
d:o Kerken boeken d:o 47:-:-
d:o Een Vergadering tafelkleed d:o 6:-:-
Somma Rd:s 135:-:-
Afgetrokken van't nevenstaande Credit Rd:s 1424:01:05:
So resteerd t Capitaal der Armen Rd:s 1289:01:05
 
Credit
Aan liberaale giften Rd:s 25:-
d:o d:o d:o tot den opbouw der kerk d:o 830:-
d:o Colecte onder den Godsdienst van den 11 Nov: 1792 tot Ult:o
December 1793 d:o 557:01:05
D:o kerkhoffs gerechtigheeden d:o 12:-:-
Somma Rd:s 1424:01:05
Afgetrokken van 't nevenstaande debit d:o 135:-:-
Zo Resteerd 't Capitaal der armen Rd:s 1289:01:05:

Cassa Reekening der Armen Gelden zo als bij het Sluiten der Reekening onder onderstaande Datum bevonden is
Debet
Over onkosten weegens transport van Predikants goederen blyk: quit:e Rd:s 46:-:-
d:o Een kerk Leesenaar blyk: d:o d:o 4:-:-
d:o Huishuur voor de Coster d:o 32:-:-
d:o Kerken boeken d:o 47:-:-
d:o Een Vergadering tafelkleed d:o 6:-:-
Somma Rd:s 135:-:-
Afgetrokken van't nevenstaande Credit Rd:s 1424:01:05:
So resteerd t Capitaal der Armen Rd:s 1289:01:05
 
Credit
Aan liberaale giften Rd:s 25:-
d:o d:o d:o tot den opbouw der kerk d:o 830:-
d:o Colecte onder den Godsdienst van den 11 Nov: 1792 tot Ult:o
December 1793 d:o 557:01:05
D:o kerkhoffs gerechtigheeden d:o 12:-:-
Somma Rd:s 1424:01:05
Afgetrokken van 't nevenstaande debit d:o 135:-:-
Zo Resteerd 't Capitaal der armen Rd:s 1289:01:05:

‘Aldus Gedaan in de Kerkvergadering aan Graaffe-Rijnet’

‘Den 31:e December 1793.’

’/: get:/ H: Manger V: D: M: M: W: pretorius J:o Jacobs B: J: Burger Nicolaas Smit’

Welke reekening verstaan is neevens het generaal verslag van zaaken ten deeze Gouvernemente aan de Illustre Vergadering van XVII toe te zenden.

De Eerwaarde Predikant der gemeente te Graaffe Reijnet neevens kerkenraaden tot bijgeleïde van de voorschr: reekening aan deeze Regeering gericht hebbende de volgende Missive.

‘Cabo de Goede Hoop.’

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer! Abraham Josias Sluijsken Raad Ordinair van Nederlands India mitsg:s Commissaris over het Gouvernement van Caap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c:a &c:a &c:a beneevens den E Achtb: Politicque Raade.

‘WelEdelen Groot Achtb: Heer! en E Achtb: Heeren’

‘Daar de ondergeteekendens niets onbeproeft gelaaten maar in teegendeel Steeds alle mogelijke middelen in ‘t werk gesteld hebben, om de Ingezeetenen blijkens /: de Brieven dienaangaande Successivelijk aan de Veldwagtmeesters geschreeven, en waar van wij in alle eerbied de vrijheid gebruiken de Copia’s deeze onder L:a A: te annexeeren:/ aan te maanen tot het inteekenen van een genoegzaam fonds, ter opbouw eener kerk, Predikants, voorleezers, en andere wooningen, waar toe dezelve zich, wanneer door UWelEdele Groot Achtb: en E E Achtb: aan haare herhaalden instantien om alhier een Prædikant en openbaare Godsdienstoeffening te moogen hebben, goedgunstiglijk mogte werden voldaan, zoo plegtig aan Hoogstdezelve hebben verbonden; en er egter ongeacht alle deeze aangewenden moeïte tot heeden door de voorschr: Veldwachtmeesters geene Lijsten van inteekening ingebracht zijn mitsg:s Slechts tot voorschr: werk eene Somma van R:s 830: is gefourneerd geworden.- Zo Suppliceeren de ondergeteekendens Uwe WelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: allerootmoedigst! alzoo de ondergeteek:s te gemoed zien dat een groot gedeelte der Ingezeetenen om zig aan deeze hunne verplichting te onttrekken de tusschen hen en de Caffers g’exteerd hebbende Oorlog, zullen komen voor te wenden; hieromtrent zodanige middelen te willen beraamen als UWer WelEdele Gr: Achtb: en E Achtb: volgens hoogstderzelver wijsheid zullen vinden te behooren; en geschikt zullen zijn om dit gewichtig werk hoe eer hoe liever een begin te doen neemen: als meede, dat het van UWe WelEdele Gr: Achtb: en E Achtb: welbehagen zijn moogen vermits ‘er waarschijnelijk nog een geruimen tijd zal verloopen eer ‘er eene genoegzaame Somma Gelds zal werden gefourneerd om ‘t voorsz:e geprojecteerd Werk een gewenscht beslag te kunnen doen Erlangen; en den Predikant intusschen van een Wooning en andere prerogativen altoos aan de Pastorije gehegt verstooken blijft; de onderget: goedgunstiglijk te willen permitteeren in afwachting van een Sufficieerend fournissement om alhier een kerk te kunnen opbouwen, met het vervaardigen van de nodige wooningen voor den Prædikant een begin, mitsgaders van de voorschr: reeds ingekoomene zoo wel als van de Successivelyk nog inkoomende penningen daartoe gebruik te moogen maaken, Terwijl men intusschen den Godsdienst in zeeker Colonie’s gebouw het welk door den Heer Landdrost Maijnier, met alle het geene dat tot voorschr: dienst nodig is, uit zijne Ed: privé beurse daartoe geschikt en tot heeden toe is onderhouden geworden zal blijven Continueeren.’

‘En daar den Predikant nu reeds 15 Maanden den Godsdienst alhier heeft gepresteerd en tot heeden toe vergeefs gewagt heeft op de volbrenging der voorsz:e door de Ingezeetenen aan Uwe WelEdele Gr: Achtb: en E Achtb: gedaane beloften, om hem blykens ‘t Extract resolutie almeede onder L:a B: hierneevens gevoegd, bij deszelfs komst te deezer Plaatze van de nodige wooninge te zullen voorzien en hij Steeds zijn intrek van zijn eerste aankomst alhier bij welgem:e Heere Landdrost heeft moeten neemen en dus genoodzaakt is geworden de voltooijing van voorsz:e Gebouwen tot zyn merkelijk nadeel af te wagten; verzoeken d’ ondergeteek:s uwe WelEdele Gr: Achtb: en E Achtb: aller ootmoedigst, alzoo ‘t hun onder eerbiedige Correctie billijk voorkomt, dat zijn WelEerwaarde eenigzints gededomageerd en te gemoed gekoomen werden: dat het Hoogstdezelve almeede geliefde te behaagen zijn WelEdele:s Zedert zijne komst alhier, tot de voltooijing dier gebouwen toe, een billijk huishuur uit de Kerke Casses alhier te willen doen uitbetalen.’

‘De ondergeteek:e gebruiken al meede de vrijheid Uwe WelEdele Gr: Achtb: en E Achtb: hiernevens te Suppediteeren eene Cassa reekening der Arme penningen alhier terwijl dezelve overigens d’ Eer hebben naar UW WelEdele Gr: Achtb: en E Achtb: dierbaare Persoonen in de bescherminge des Allerhoogsten aanbevoolen te hebben met het diepst respect te verblijven.’

‘WelEdele Groot Achtbaren Heer!! en E Achtb: Heeren.’

‘UWerWelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: zeer ootmoedige en getrouwe dienaaren’

’/: was geteekent:/ H: Manger V: D: M: M: W: Pretorius J: Jacobs B: J: Burger Nicolaas Smit’

‘Graaff Rijnet, den 4:e Februarij 1794.’

zo is na aandachtige deliberatie over dezelve Missive, en bij overweeging dat hoe zeer de opgezeetenen van de Colonie Graaffe Reijnet zich ook verplicht moeten achten om hunne belofte tot fournissement van een toereikend fonds ter opbouwing van een kerk Predikantshuis en Voorleezerswooning, na behooren na te koomen, vooräl zij die zich daartoe onder hunne handteekening hebben verbonden, den Raade echter nimmer zoude kunnen overgaan middelen van contrainte te laaten aanwenden om de beloofde giften die toch altoos als vrijwillig moeten worden geconsidereerd, in te vorderen, gemerkt de omstandigheeden en onvoorziene derangementen welke in huisgezinnen en private persoonen kunnen voorvallen, en waarvan niemand gehouden is aan wie hij zijn mooge opening te geeven, of reekenschap te doen, de Inteekenaaren in weerwil van hun zelfs buiten Staat zouden kunnen Stellen hunne gedaane beloftens te volbrengen zo is dan ook bij den Raade bestgedacht en dienvolgens beslooten, den eerwaarde Prædikant beneevens Kerkenraaden der Gemeente te Graaffe-Reijnet te qualificeeren en te autoriseeren, zo als dezelve geauthoriseerd en gequalificeerd worden bij deezen, omme met het reeds aanhanden hebbend fonds ten Spoedigste een begin te maaken met den aanbouw ‘t zij aan de kerk dan wel het Predikantshuis ofte de voorleezerswooning, doch op de eenvoudigste wijze ten eïnde de Gemeente mooge blijken dat de liberaale giften welke door haar bereids zijn gegeeven en verders zullen werden gegeeven niet worden aangewend tot het maaken van prachtige Gebouwen, welke nergens nodeloozer en aanstootelijker dan ter drostdije Graaffe-Rijnet zoude kunnen zijn, maar tot de extructie van een eenvoudig kerkgebouw en even eenvoudige Woning voor den Leeraar en Voorleezer, als wanneer den Raade zich vleïd dat de Leeden der Gemeente zich zullen voelen genoopt om met blymoedigheid en liefde dit Godsdienstig en noodzaaklijk eïnde ‘t zij door het geeven van Gelden dan wel het verleenen van adsistentie bij den opbouw of het aanmaaken fourneeren en aanrijden van Materialen na best vermoogen zullen meede werken, terwijl intusschen deeze Regeering om alles aantewenden wat haar invloed en gezach vermoogen om de Opgezeetenen daartoe aan te spooren, van haarentweegen zal laaten vervaardigen een genoegzaam aantal opene Brieven omme aan ieder der Veldwachtmeesters van de Colonie Graaffe Reïnet een te kunnen worden toegezonden, waarbij de gezamentlijke opgezeetenen dier Colonie onder het Oog zal worden gebracht hunne duure verplichting omme daar zij zo lange Jaaren reïkhalsende zijn geweest om in het van alle kerken verwijderd district hunner wooning een Godshuis en dus ook een Leeraar te mogen hebben ten eïnde zij zelfs en hunne kinderen met meerder gemak zouden kunnen worden geoeffend in de heilrijke leere der Waarheid en gebruik maaken van de daaruit voortvloeijende bediening der Bondzegulen, en dit hun zo Godsdienstig als rechtmatig verlangen door de vaderlijke zorge van onze Hooge Gebiederen door de uitzending van eenen prædikant voor hunne Colonie ten deele is vervuld geworden, thans in het geen van hen moet afhangen om dit voor hen en hunne nakomelingen zo gewichtig werk volkoomen tot stand te brengen en bestendig te doen blyven, namentlijk de extructie van een eenvoudig Godshuis en daaraangeëvenreedigde Gebouwen als Predikants- en- voorleezerswooning met alle hunne vermogens meede te werken, en vervolgens met allen ernst en nadruk worden vermaand, om het geen een ieder hunner vrijwillig heeft aangebooden tot de oprechting der gemelde Gebouwen te willen fourneeren, en het geen een ieder na maate van de vermoogens waarmeede de voorzienigheid hun heeft gezeegend daartoe verder zou kunnen toebrengen met blymoedigheid en liefde te geeven en aan te wenden, overdenkende dat ‘t zelve ten hunnen dienste en nutte zal worden besteed tot een Godshuis en daartoe noodzakelijke Gebouwen, die altoos hun eïgendom en dus ook het erfdeel hunner kinderen zullen zijn, terwijl wanneer door hunne karigheid het voorgenoomen godvruchtig werk niet mogt kunnen worden voltooid, bekwaame Leeraaren afkeerig zouden worden gemaakt zich tot hunne Gemeente te begeeven en zij zich verstooken kunnen vinden van eenen Godsdienstoeffening die hoe langer zij dezelve zullen moogen genieten, hen meer en meer dies gemis zou doen beklagen.

Den Raade afwachtende de goede uitwerkselen, die deeze zo dringende vermaaningen op de gemoederen der Opgezeetenen van de Colonie Graaffe-Reïnet zullen hebben, zo zal intusschen den Kerkenraad te Graaffe Rijnet worden geauthoriseerd en gequalificeerd, zoo als dezelve gequalificeerd en geauthoriseerd word bij deeze, omme aan den Eerwaarden Prædikant hunner Gemeente uit het fonds dat zij aanhanden hebben tot Huishuur te betaalen Rd:s 15:- S Maands, tot zo lange zijnen Wooning zal weezen opgebouwd, met recommandatie zo aan den gemelde Leeraar als aan Kerkenraaden omme alles aan te wenden wat strekken kan om de noodzaaklijke Gebouwen te extrueeren, tot dat eïnde de andere Leeden der Gemeente met Liefdegaaven, na maate van hunne vermoogens met goede exempelen voorgaande.

Vervolgens is geleezen een bericht door den Equipagiemeester Jan Arnoud Voltelen ingedient over de examinatie van de Eisch door de Gezachhebber van de Paquetboot ‘T Haasje vervaardigd weegens behoeftens voor die Bodem, luidende dat bericht, als volgd.

Aan den WelEdelen Groot Achtb: Heer A:m J:s Sluijsken Raad Ordinair van Nederlands India mitsgaders Commissaris deezes Gouvernements en den Ressorte van dien &c&c&c

‘WelEdele Groot Achtb: Heer!’

‘Den Ondergeteekende heeft de Eer UWelEdele Groot Achtb: te berigten, dat op den Eisch van den Capt:n Luitenant en Gezachhebber van s E Comp:e pacquetboot het Haasje diendt verstrekt te worden.’

‘Hiermeede hoopt den Ondergeteekende aan UwelEdele Groot Achtb: zeer gevenereerde ordres te hebben voldaan, en laat dit dienen tot berigt.’

‘Cabo de Goede Hoop den 10:e Maart 1794.’

’/: geteek:/ Jan A:t Voltelen.’

Waarop beslooten is de door den Equipagiemeester opgegeeven behoeftens voor de Pacquetboot T Haasje aan dezelve te laaten verstrekken.

Den onder afgeschreeven Gagie alhier remoreerende Capitein Luitenant ter Zee Sijbrand Waarland aan deezen Raade geaddresseerd hebbende het onderstaand Request.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinaire van Nederlandsch India mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c: &c: &c: beneevens den WelEdele Achtbaare Heere Gezachhebber en WelEdele Heeren Raaden van Politie.

‘WelEdele Groot Achtbaare Heer! en E: Achtbaare Heeren!’

‘Den onderafgeschreeven Gagie gestelden Capitein Luitenant ter zee in dienst der E Comp:e Sijbrandt Waarland geeft UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: met alle verschuldigde Eerbied te kennen, dat den Suppliant na permissie geobtineerd te hebben om alhier te blijven remoreeren en zich in ‘t huwelijk te begeeven den aankoop heeft gedaan van een Huis en Erf in der Tafelvallei ; ten einde door geoorloofde handelingen voor zich zelfs en zyn Huisgezin een bestaan te vinden, dat den Suppliant onder het genot van Gods zeegen en het observeeren der Stipste pligten van eerlijkheid en overleg daarinne zoo gelukkig heeft moogen Slaagen dat zich niet alleen van eenige Slaven heeft kunnen voorzien, en een tamelijke Winkel van allerhanden waaren oprichten maar ook een gedeelte der kooppenningen van zyn Huis en Erf moogen aflossen, dat hoe aangenaam deeze vorderingen door den Suppl:t ook waaren, en hoe zeer hij zich ook vleïden met er tijd in staat te geraaken de Schuld van drie- en- twintig duijzend Guldens op zijn Huis-en Erf gevestigd Successivelijk afte doen, dit alles eensklaps is vereïdeld, nadien eene allerijselijksten Brand S’ nachts tusschen de 24 en 25:ste der Jongstverloopen maand Februarij tot zijnent ontstaan, zyn Woonhuis geheel en al in de assche heeft gelegd, met zodanige woede en in zulke eenen korte tijd dat den Suppl:t zonder iets van zijne koopmanschappen ofte Meubelen te kunnen bergen met de zijnen bijna geheel naakt en in ‘t grootste gevaar de vlucht hebben moeten neemen: dat hoe onzeeker den Suppliant ook is over de oorzaak dier felle brand welke nog drie andere Huize in Puinhoopen heeft verkeerd, hij nochthans zeeker is dat dezelve aan geene achteloosheid van hem of de zynen kan worden geweeten, en dat hij zich dus buiten zijn toedoen van alles beroofd in de allerbitterste armoede vind gedompeld, en voor het door hem verschuldigd Capitaal van ƒ23000:- niets ander bezit dan de puinhoopen van een Gebouw dat gewisselijk veel meerder dan zijne Schuld waardig was; dat hoe zeer den Suppl:t reeds heeft mogen ondervinden en verder hoopt te ondervinden de mildadigheid en adsistentie van zijne meede ingezeetenen om zijne afgebranden Wooning weederom op eene eenvoudige wijze op te bouwen, daarinne als eene onvoorkoomelyke zwarigheid word ontmoet het groot gebrek en de daaruit gevolgde hooge prijs van zodanige Houtwaaren, als daartoe worden vereïscht, en waarvan zelfs eenige ter deezer plaatse niet anders dan in de Magazijnen der Compagnie zyn te vinden; dat den Suppliant in deeze akelige omstandigheeden niets anders overig is gebleeven dan zyn vertrouwen op het Vaderlijk meededoogen door UWelEele Groot Achtb: en E Achtb: zoo vaak betoond aan de geene die buiten hun toedoen ongelukkig geworden zijn, waardoor hij met alle eerbied de vrijheid neemt zich te wenden tot UWelEd: Groot Achtb: en E Achtb: ootmoedig Smeekende dat het van hoogstderzelver welbehagen zijn mooge aan den Suppliant uit de Magazijnen der Compagnie Hooggunstig te willen laaten verstrekken de volgende Houtwaaren, als’


6 p:s Zwaare Geelhoute Balken
46 d:o geelhoute balken van 7 en 9 d:m
31 d:o d:o d:o d:o 5 d:o 7 d:o
112 d:o d:o Planken van 1 1/2 d:m
14 d:o d:o d:o d:o 2 d:o
2000 d:o grauwe moppen, klinkers of andere vaderlandse Steenen, en
600 d:o Steenen op het Robben Eïland gezaagd

6 p:s Zwaare Geelhoute Balken
46 d:o geelhoute balken van 7 en 9 d:m
31 d:o d:o d:o d:o 5 d:o 7 d:o
112 d:o d:o Planken van 1 1/2 d:m
14 d:o d:o d:o d:o 2 d:o
2000 d:o grauwe moppen, klinkers of andere vaderlandse Steenen, en
600 d:o Steenen op het Robben Eïland gezaagd

‘alles teegens zodanige prijzen als UwelEdele Groot Achtb: en E Achtb: na maate van de droevige omstandigheeden van den Suppl:t zullen vinden te behooren.’

‘’T welk doende &c:a’

’/:get:/ Sijbrand Waarland’

zo is bij overweeging dat al het geen den Suppliant bij zijne gemelde Requeste heeft geallegeerd volkomen overeenkomstig de waarheid komt te zyn, en dat hij zich dus buiten zyn toedoen in den bitterste armoede vind gedompeld, mitsgaders dat denzelve Waarland zich zo door een Stil als eerlijk gedrag geduurende zijn verblijf in deeze Colonie gehouden, in zijne teegenswoordige jammerlijke toestand, het meededoogen van alle Ingezeetenen deezer plaatse en dus voornamentlijk van deeze Regeering heeft waardig gemaakt, en zo meede dat de door hem opgegeeven Houtwaaren en Steenen niet alleen onvermijdelijk worden vereischt om zijn afgebrand huis op de eenvoudigste ja zelfs op een gebrekkige wijze wederom op te bouwen, maar dat ook ‘t een en ander niet anders aan deeze hoofdplaatse dan in de Magazijnen der Compagnie te vinden is, unanime beslooten de bij voorsz:e Requeste verzochte Materiaalen aan den Suppliant uit S Compagnies Houtmagazijnen te laaten verstrekken, onder deeze bepaling dat de gevraagde Houtwaaren als alle hierlandsche zijnde, en zo meede de geringe quantiteit Vaderlandsche Steenen zullen worden bereekend met 20 p:rC:t avans op den inkoop, doch de gevraagde Estrikken met een Capitaal verhooging zullen moeten worden betaald.

Voorts Communiceerde den Edelen Heer Commissaris dat zijn Ed: ter plaatsvulling van den overleedene Secretaris te Graaffe Reïnet Jacobus Stanhoffius, wederom ter preuve aldaar als Secretaris had geplaatst den geadmitteerd Procureur Jacobus Vercueil, voorheen Adsistent in dienst der Compagnie, en dat zijn Ed: ten dien eïnde de gemelde Vercueil wederom hadt aangenoomen in den dienst der Maatschappij als Boekhouder met de gagie van ƒ30:- per maand en de daartoe Staande Emolumenten.

Hierna wierd door den Edelen Heer Commissaris ter lecture geproduceerd eene Missive door den Heere A: W: C: Baron van Nagel, Ambassadeur van haare Hoogmogende aan het Hof van Engeland aan zijn Ed: geschreeven, houdende aanbeveeling van den Heere Pringle die voorneemens was om in dienst van de Engelsche Compagnie enige tijd alhier te verblijven en zodanige provisien te koopen als voor de Koninglijke en S Compagnies Troupes noodzaaklijk zouden zijn, waarbij de Edelen Heer Commissaris communiceerde dat den gemelde Heere Pringle alhier was gearriveerd, en dat zijn Ed: aan hem hadt gecommuniceerd hem niet anders dan als een particulier persoon kon den of mogt doen erkennen en dien conform de Missive van den Heere Baron van Nagel had beantwoord, onder verzeekering dat zijn Ed: aan de Vlooten van zijnen Groot Brittanische Majesteit mitsgaders aan de Scheepen van de Engelsche Compagnie alle mogelijke adsistentie in de verkrijging van de nodige provisien en anderzints geeven zal, ende zulks zo verre als de eige benodigdheeden van dit Etablissement eenigzints zal permitteeren.

Ook wierd door den Edelen Heer Commissaris ter lectuure overgelegd de Instructie ontworpen door den Heere de Pelgrom, om door den Capitijn en Supercargas van ‘t toscaansch Schip Le Marchand toscan te worden geobserveerd, waarbij hen wel uitdrukkelijk is voorgeschreeven, alle menschelijke vermoogen aan te Spannen om te zorgen dat het gemeld Schip niet in handen der franschen komt te vervallen mitsgaders geordonneerd om de Steeven directe te wenden naar Colombo en aldaar aan het Gouvernement te doen hebben de voorkeur tot den inkoop van de geheele dan wel een gedeelte der Lading, zo wanneer die mogt benodigt zijn, tot alzulke prijzen als daarvoor elders op de Cust zouden kunnen worden bekoomen;- en gaf den Edelen Heer Commissaris kennisse dat zijn Ed: de Capitein en beide Supercargas van gemeld Schip Le Marchand Toscan , ten deeze Casteele hadt doen apoincteeren omme bij handtasting, in gemoede en op hun woord van Eer te belooven de voorschr: Instructiën in alle deelen te zullen opvolgen.

Laatstelyk is geresumeerd en geteekend eene Missive door deeze Regeering geschreeven aan den Heere Gouverneur en Raad te Ceilon , waarbij hun Ed: kennisse word gegeeven van de præferentie waarvan hun Ed: Gouvernement zal moeten jouisseeren in de inkoop der geheele dan wel gedeeltelijke lading van het Schip le Marchand toscan ten eïnde te Strekken tot hun Ed: naricht en informatie.

Aldus Geresolveerd ende G’arresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop Ten daage en Jaare voorgeschreeve:

[Signed:] A: J: Sluijsken

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Sueur

[Signed:] O: G: De Wet

[Signed:] C: Brandt

[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s

C. 222, pp. 317-326.

Dingsdag den {17940311} 11:e Maart 1794

Bij omvrage

Door den oud Commissaris van Civile en huwelykse zaaken Jacobus Johannes Vos, als meede rheder en Boekhouder van ‘t particulier Scheepje de Dankbaare Africaan aan den Edelen Heer Commissaris overgelegd zijnde het onderstaand Request aan deeze Regeering gericht.

‘WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlandsch India mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c:a &c:a &c:a beneevens den WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber en WelEdele Heeren Raade van Politie.’

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E: E: Achtbaare Heeren!’

‘Geeft met de Verschuldigde Eerbied te kennen Uwer WelEdele Groot Achtb: en E Achtb: zeer Gehoorzaame en onderdaanige dienaar Jacobus Johannes Vos een der Rhêders Eigenaars en Boekhouder van het particulier Brigantijn Scheepje de dankbaare Africaan ; dat den Suppliant te raade is geworden gezegde Bodem van hier afte vaardigen naar St Helena , belaaden met alzulke hierlandsche producten als op het neevens deeze gevoegd Project der lading Staat bekend, Weshalven hij de Vrijheid neemt UwelEdele Groot Achtb: en E Achtb: te Solliciteeren hem tot den afscheep van die producten permissie te willen verleenen, zo wel als tot den afscheep der benodigde provisien op aan deeze geannexeerde lijst gespecificeerd.’

‘Wijders verzoekt den Suppliant UWelEdele Groot Achtb: en E achtb: dat de gezegde Bodem worden voorzien van de nodige Zeebrieven en het Paspoort om die Reize van hier naar S:t Helena en te rug te kunnen aanvaarden en volbrengen.’

‘En aangezien de Matroosen Heijn Scholle van Amsterdam, Jan Piet van Amsterdam, Andries Jansen Brink van Sonderen, mitsgaders Carel Willem Hendriks, Coenraad Claassen, David Bruel, Philip Brier, en Jacobus Bock alle van de Kaap de Goede Hoop, en zo wel als de drie eerstgemelde op evengenoemd Scheepje bescheiden geweest, en daarmeede van Batavia alhier aangeland zich niet wederom tot de voorhanden zijnde reize hebben willen engageeren; zo verzoekt den Suppliant UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: almeede dat de drie eerstgemelde, beneevens den Matroos; Carel Willem Hendriksen van Kaap de Goede Hoop; wederom in den dienst der Compagnie moogen worden getrokken en dat ter gedeeltelijke plaatsvulling de voornoemde perzoonen en van den alhier’

‘gedeserteerde Matroos Antonie Griguard uit S’ Compagnies dienst moogen worden ontslaagen en gepermitteerd om in die van den Suppliant over te gaan de volgende Matroosen; als Oloff Usterblad van Noordkoppen, Johannes Haltop ter Heijde van Eberschutt, david Maas van Dantzich, Leendert Robbertzen van Ter Goes, Christiaan Schultz van Haskburg, Nicolaas van der Plas van Catwijk op Zee, Andries Maas van ter Veere, Bernard van Rijselberg van Gent, Pieter Finggerhout van Amsterdam, welke alle in de termen vallen van hier te kunnen en te moeten repatrieeren, doch geneegen zijn om de reize naar S:t Helena en te Rug met meergenoemd Scheepje te doen.’

‘En dewijl de Suppliant in het gerust vertrouwen verseerd dat dit verzoek hem Hooggunstig zal worden toegestaan, zo neemt hij de vrijheid UwelEdele Groot Achtb: en E Achtb: nog neevens deeze aan te bieden de Monsterrolle der Equipagie waarmeede het Scheepje de dankbaare Africaan van hier Staat te vertrekken met verzoek dat zo de officieren als onder officieren en Gemeene de gewoone Eed mogen presteeren,’

‘Nog neemt de Suppliant de Vrijheid by deeze ter voegen de acte van borgtocht door hem en den Secretaris UWer WelEdele Groot Achtb: en E Achtb: vergadering George fredrik Goetz gepasseerd ten bedraagen van drie duijzend Rijksdaalers dat de perzoonen tot de Equipagie van het Scheepje de Dankbaare Africaan gehoorende, wanneer verminkt mogten geraaken nimmer tot lasten van iemand anders dan de Suppliant zullen koomen.’

‘Dan nadien bij het placaat door de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal omtrend de vrije Vaart en handel geemaneert wel Expresselyk verbooden word van S:t Helena eenige Coopmanschappen te rug te brengen en er nogthans door de onstaane Oorlog in deeze Colonie de algemeene Schaarsheid aan de Noodzaakelijkste, en onontbeerlijke behoeftens komt te heerschen, zo verzocht den Supl:t UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: hem hooggunstig te willen permitteeren omme wanneer zich te S:t Helena daar toe geleegendheid mogt opdoen voor ‘t provenue der vervoerde hierlandsche producten te moogen inkoopen een partij Ijzer, Smeekoolen, zeildoek en zodanige ander Articulen, als in deeze Colonie tot voortzetting van den Landbouw niet te ontbeeren zijn’

‘’T welk doende &c:a’

’/:get:/ J: J: Vos.’

zo is op propositie van Welgemelde Heere Commissaris goedgevonden en verstaan alle de daarbij voorkomende en op de ordres en placaaten door de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal Steunende vezoeken aan den Suppliant te accordeeren, zo als dezelve hem geaccordeerd word bij deezen, zullende dienvolgens aan den gemelde Vos weezen gepermitteerd, het Scheepje de Dankbaare Africaan naar S:t Helena afte zenden, belaaden met alzulke producten als door hem nevens zijn Request Specifiecq zijn opgegeeven, ten welke eïnde aan hem Sub dato deezer in behoorlijke forma zal worde verleend het gewoon paspoort en de geusiteerde Zeebrieven, en zal wyders aan hem zijn toegestaan de benodigde provisien voor de Equipagie te mogen afscheepen terwyl de Matroosen Hendrik Scholte van Amsterdam, Jan Piet van Amsterdam, Andries Janssen Brink van Tonderen en Carel Willem Hendriksz van Kaap de Goede Hoop, die hun ontslag uit den dienst van den Suppliant hebben genoomen, in dienst der Compagnie weder zullen worden ingetrokken, zo als geschied bij deeze, waarenteegen de Matroosen Oloff Usterblad van Noordcöpping, Johannes Haltopterheide van Eberschuts, david Maas van Dantzich, Leendert Robbertsen van ter Goes, Christiaan Schultz van Hasburg Nicolaas van der Plas van Catwijk op zee, Andries Maas van Ter Veere en Pieter Fingerhoed van Amsterdam als alle hunnen tijd uitgedient en in de termen vallende van te kunnen repatrieeren, uit den dienst der Compagnie zullen worden ontslagen, om in die van den Suppliant over te gaan, onder zodanige bepaalingen als bij het placaat door de HoogEdele Heeren Commisarissen Generaal geëmaneerd zijn vervat.

De nevensgemelde Requeste gevoegde acte van Borgtocht voor de zeevaarenden die in dienst van gemelde Vos verminkt mogten raaken, geapprobeerd geworden zijnde, zo is verder goedgevonden, omme, uit hoofde van de excessive Schaarsheid en daaruitgevolgde duurte van alle vaderlandsche behoeftens in deeze Colonie, maar voornamentlijk aan die welke tot voortzetting van den Landbouw worden vereischt, en waarvan den aanbreng uit Nederland in deeze jammerlijke tijden van Oorlog zeer onzeeker is, aan den gemelden Vos, in dit Singulier geval te permitteeren, om in ruiling van de door hem naar S:t Helena afgezonden wordende voortbrengsels deezer Colonie, wederom van daar alhier aan te brengen een partij Ijzer, Smeekoolen, Zeildoeken en zodanige andere Koopmanschappen als waarvan den invoer met particuliere Scheepen is gepermitteerd.

Verders is op het desweegens bij request gedaan verzoek en op propositie van den Edelen Heer Commissaris, aan de Capiteins ter Zee Jan Olhoff, en Gualterus Adrianus van Velsen respectivelijk voerende de Scheepen de Hertog van Brunswijk en Washington en den Gezachhebber van de Pacquetboot ‘T Haasje , Arij Smitskamp, mitsgaders aan de onderhorige Officieren op deeze Bodems bescheiden, gepermitteerd om de Goederen door hen in gemelde Bodems op vracht afgeladen, dan wel ingevolge de gepermitteerde Recognitie of Vrijlijsten afgescheept, alhier het zij geheel dan wel ten deele te mogen ontlossen, onder deezes mits en bepaaling dat door den adinterim fiscaal deezes Gouvernements aan den voet der Manifesten Reglementen of Cognoscementen onder zijn handteekening zal worden bekend gesteld, welke Goederen door hen zullen worden gelost, en dat de recognitie der gepermitteerde Cassen en Pypen alhier ins’ Compagnies Cassa zullen worden betaald, om het Hoofdcomptoir Batavia ten goede te worden gebracht, en zal van dit een en ander kennisse worden gegeeven aan de Hooge indiasche Regeering, mitsgaders Extract deezer worden afgegeeven aan den adinterim Fiscaal Willem Stephanus van Rijneveld ten eïnde te strekken tot zijn informatie en naricht.

Laatstelijk is aan den per het Schip Brunswijk alhier gearriveerde Predikant D:o Michiel Christiaan Vos gepermitteerd uit de gemelde Bodem te moogen lossen Zes Cassen met diversse Meubilen en andere noodwendigheeden voor zijne huishouding die blijkens het Cognoscement door hem vertoont, onder betaling van de gewoone Vracht in nederland zijn afgelaaden, doch waarvan geen Manifest alhier is ontfangen.

Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop Ten daage en Jaare voorschreeve.

[Signed:] A: J: Sluijsken

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Sueur

[Signed:] O: G: De Wet

[Signed:] W: F: V: Reede Van Oudtshoorn

[Signed:] C: Brandt

[Signed:] E: Bergh

[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s

C. 222, pp. 327-364.

Vrijdag den {17940314} 14:e Maart 1794

‘S voormiddags, present den Edelen Heer Commissaris, beneevens den Heere Gezachebber en de Heeren Leeden Le Sueur, de Wet en Bergh demptis de Heeren Gordon, van Reede van Oudtshoorn en Brandt.

Wierd door den Edelen Heer Commissaris aan den Raade gecommuniceerd, dat de Gezachhebber van S Compagnies Pacquetboot T Haasje aan zijn Ed: verzoek gedaan hebbende te moogen worden voorzien van nog twee Canons a 4 lb zijn Ed: dezelve uit hoofde van de gevaaren waaraan dat vaartuig voor de fransche kapers tusschen de Kaap en Batavia zal weezen geexponeerd, deeze verstrekking hadt laaten doen; mitsgaders dat denzelve Gezachhebber aan zijn Ed: hadt te kennen gegeeven, dat voorschreeven Pacquetboot zich te zwaar belaaden vond om dezelve in cas van onverhoopte attacque teegens den vijand te kunnen verdeedigen en dat zijn Ed: dienvolgens uit dat kieltje hadt laaten ligten 10 14/36 Hoed Koolen als een articul waaraan ten deeze Gouvernemente groot gebrek komt te zijn en ordre hadt gesteld om wederom daarin af te laaden 2500 lb kaapse boter ter gedeeltelijke voldoening van het geen daarvan op den Eisch voor den Jaare 1793 niet heeft kunnen worden verzonden, en dat ook den Oppermeester van gezegde Pacquetboot aan zyn Ed: verzocht hebbende om met eenige weïnige Medicamenten te worden voorzien, zijn Ed: op het desweegens door de Eerste Opperchirurgijn deezes Gouvernements gedaan bericht en uit consideratie dat het zelve kieltjen bereets Zeven maanden uit Nederland is geweest de gevraagde Medicijnen hadt laaten verstrekken beneevens twee Stukken Linnen tot verband, dewelke in Nederland niet waaren ontfangen geworden.

Vervolgens geresumeerd zijnde de twee volgende berichten door den Equipagiemeester Jan Arnoud Voltelen ingedient over de Eisschen van s Comp:e Scheepen Washington en de Hertog van Brunswijk , luidende als volgd.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India mitsgaders Commissaris deezes Gouvernements en den Ressorte van dien &c: &c: &c:

‘WelEdele Groot Achtb: Heer’

‘Den ondergeteekende heeft de Eer UwelEdele Groot Agtb: te berigten, dat onder gunstige Welduyden op den Eysch door den Capityn ter Zee J: A: van Velsen Commandeerende ‘t O: I: Comp: Schip Washington konde werden verstrekt het navolgende, als’

‘Een Yzertros van 11 p:r in Steede voor ‘t tot Boeijreeps op de Geldkisten in Texel verbruikte’

‘Een halve Stuurreeps Tros’

‘Zes Enkelde blokken’

‘Achtt TweeSchijfde Jijn bloks’

‘Twee drie Schyfde d:o d:o’

‘Zes haaken en kouzen’

‘Twaalf gezorteerde Nagels’

‘Twaalff gezorteerde Nagels’

‘Twaalf d:o Schyven’

‘Vier Rauwe Huijden’

‘Een Cajuitsbalkje van 7 en 8 d:m tot Een bote Loeff’

‘Een Pond Cardoes gaarn’

‘Een halve Riem Cardoes papier’

‘Een Masthout van 9 p:m in Steede der volgens verklaaring verloorine.’

‘Dertig ponden Roedt of Smeer.’

‘het repareeren en vertinnen van het kombuijs goed.’

‘Hiermeede hoope den ondergeteekende aan UWelEdele Groot Achtb: zeer gevenereerde last te hebben voldaan laat dit dienen tot bericht’

‘Cabo de Goede Hoop den 11 Maart 1794.’

’/:get:/ Jan A:t Voltelen’

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands Indiën Mitsgaders Commissaris deezes Gouvernements en den Ressorte van dien &c: &c: &c:a

‘WelEdele Groot Achtbaare Heer.’

‘Den ondergeteekende heeft de Eeer UWelEdele Groot Acht: te berigten dat op den Eijsch van den Capitein ter zee J: Olhoff, Commandeerende S E: Comp:e Schip d’ Hertog Van Brunswijk diendt verstrekt te werden.’

‘Twee Marse Rhaes in Steede der volgens verklaaring op de Reïze gebrookene.’

‘Twaalf Schyven gesorteerd.’

‘Vier-en-twintig Nagels gesorteerd’

‘Twaalf Enkelde Bloks d:o’

‘Acht Jyns d:o d:o’

‘Dertig ponden Roet.’

‘Vier p:s rauwe osse huiden’

‘Het repareeren en Vertinnen van’t Combuis goed’

‘Hiermeede hoopt den Onderget: aan UWelEd: Groot Achtb: zeer gevenereerde last te hebben voldaan en Laat dit dienen tot bericht’

’/:get:/ Jan A:t Voltelen’

Waarop beslooten is de door den Equipagiemeester opgegeeven benodigheeden voor beide gemelde Scheepen te laaten verstrekken.

Hierna wierd door den Edelen Heer Commissaris ter kennisse van den Raade gebracht, dat niet alleen de Pacquetboot ‘T Haasje zich Slechts bij zijn vertrek uit Nederland voor vier Maanden van Gort hadt geproviandeerd gevonden, maar dat dies Gezachhebber aan zyn Ed:e hadt gedeclareerd zich geinformeerd en verzeekert te houden dat alle uitkoomende Scheepen van dit alleronontbeerlijkst Articul voor niet langer zouden zijn voorzien, weshalven dan ook om zich in Staat te Stellen de reïze der verwachtwordende Bodems bij gebrek aan Gort en zo meede bij gebrek aan Rijst die anderzints in dies plaatse zou kunnen worden verstrekt, niet te behoeven te vertraagen goedgevonden is den Heere Van Reede van Oudtshoorn te qualificeeren zo als zijn Ed: gequalificeerd word bij deeze tot den inkoop van nog duijzend Mudden Garst tot de minstmoogelijke prijzen, om dezelve Garst vervolgens onder het opzicht van den Dispencier tot Gord vermaalen aan s Compagnies Bodems te verstrekken.

De Luitenant van de Pacquetboot T Haasje Johannes Christiaan Winterheim door zwaare indispositie buiten Staat zynde de reïze met gedachte Bodem naar Batavia te doen, zo is verstaan dezelve tot zijne herstelling toe alhier te laaten verblijven, en zal ter plaatsvulling van deeze op dat Vaartuig moeten overgaan de Luitenant van het Schip de Hertog van Brunswijk Joris Schut.

Uit eene Memorie door den Heere Gezachhebber in zijn Ed: qualiteit als Hoofdadministrateur geformeerd en daarbij gevoegde Verklaaring van de ordinaire Gecommitteerdens, gebleeken zijnde, dat door de Overheeden van de pacquetboot ‘T Haasje niet is uitgeleeverd een Cas inhoudende.

10 p:s Verhandelingen over de Zeemans almanack of de lengte, en

10 d:o Verhandelinge over de Sextant en Octant, ten gebruike van de geene die de Methode om de lengte te bereekenen moeten aanleeren.

zo zal dezelve Memorie in Copia authentiecq worden toegezonden aan de Hooge indiase Regeering, met eerbiedig verzoekt, omme wanneer bij de ontlossing van gedacht Vaartuig dezelve Cas mogt worden gevinden die als dan herwaards te willen doen zouden, dan wel wanneer de meermelde Cas niet in den Bodem mogt zijn, als dan de Scheepsoverheeden voor dies kostende ingevolge de ordres te willen laaten belasten.

Wyders wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat aangezien de Drie Batterijen welke zijn Ed: in de Houtbaaï hadt laaten extrueeren voltooid en twee derzelve behoorlijk gemonteerd kwaamen te zijn, om de Scheepen welke men aldaar mogt laaten ankeren te beveiligen, zijn Ed: de nodige ordres hadt gesteld om de beide franschen prijzen Le Penn en La Levrette met de eerste goede wind, derwaards te doen Steevenen.

Na dat een en ander wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade gecommuniceerd, dat wanneer S’ Nachts tusschen den 24 en 25:ste der Jongstverloopen maand februarij een felle brand was ontstaan ten huizen van den alhier onder afgeschreeven Gagie remoreerende Capitijn Luitenant ter zee Sybrand Waarland, waardoor niet alleen dat gebouw tot volkoomen ruïne van dies bezitter maar nog drie andere Huizen ten eenemaale in puinhoopen zijn verkeerd, zijn Ed: zich directe hadt begeeven ter plaatse waar de brand was, doch aldaar aangetroffen zo veele consternatie en desordres, dat zijn Ed: niettegenstaande alle uitgevaardigde prompte ordres zich genoodzaakt hadt gezien in persoon aan de Commandanten der Spuiten die men nutteloos bij de huizen boven de wind geleegen te beveelen met hunne Spuiten de daaken der Huizen onder de Wind geleegen te bevochtigen en dus het verder overslaan der Brandt zo veel mogelijk te Stuiten, dat zijn Ed: ook, met innig Leedweezen hadt gezien en moeten ondervinden niet alleen dat door de Slegte gesteldheid der Slangen en de onachtzaamheid bij dies legging eenige Spuiten niet hebben kunnen worden gebruikt, maar ook dat de noodzaaklijkste Werktuigen kwaamen te ontbreeken om de brand door ‘t instorten der Muuren te dempen, en dat de weinige waarmeede men dat werk wilden verrichten in de allerslegste gesteldheid waaren, waaraan ten deele kan worden geattribueerd, dat een der geene welke de Brand wilden blusschen door het buitenwaards Storten van een Gêvel elendig is omgekoomen, en twee anderen doodelijk zijn gekwest; dat zijn Ed: uit overtuiging van de dringende noodzaaklijkheid om in een zaak van dat aanbelang zodanige Maatregulen te neemen en te doen observeen, als waardoor de totaale ondergang der goede Ingezeetenen, ja van de gegoedste zelfs zouden kunnen worden voorgekoomen en geweerd; dat tot deeze heilzaame eindens noodzaaklijk behoorden te worden ontworpen een gepast en weluitgewerkt Reglement, om aan de gezamentlijke bewooners van dit Vlek bij ‘t ontstaan van brand, onder zwaare pœnaliteiten te worden geobserveerd, doch dat zij Ed: uit overtuiging van de dringende bezigheeden waarmeede alle de daartoe geschikte dienaaren tegenswoordig zijn geobrueerd, het doen ontwerpen van een zodanig Reglement hadt moeten verschuiven tot dat daartoe tijd en geleegendheid zal zijn, doch dat zijn Ed: inmiddels van den Equipagiemeester Jan Arnoud Voltelen als Præsident van Brandmeesteren hadt gelast de Brandspuiten zo van de Equipagiewerf als van de Arthillerie mitsgaders die van de Kerk en van de Burgerij te visiteeren, om vervolgens aan zijn Edele op te geeven of en welke gebreeken ‘er zo aan die Spuiten als aan de daartoe en bij gehoorende Werktuigen kunnen te zijn, en over dit een en ander van den gemelde Equipagiemeester hadt ontfangen het volgend bericht.

‘Memorie aan den WelEdelen Groot Achtbaaren Heer! Abraham Josias Sluijsken Raad ordinaire van Neerlands India mitsg:s Commissaris deezes Gouvernements en den Ressorte van dien &c: &c: &c:’

‘WelEdele Groot Achtbaare Heer!’

‘Het behaagde UWelEdele Groot Achtb: mij te gelasten, naa dat ik de Brandspuiten zoo van d’ Equipagiewerf, het Casteel, die der Artillerij, van de Kerk & der Burgerij gevisiteerd had, UWelEdele Groot Achtb: op te geeven of ‘er gebreeken mogte zijn, zoo aan dezelve als aan de daartoe en bij behoorende werktuigen.’

‘ten dien einde neem ik de Vryheid aan UWelEdele Groot Achtb: voor te dragen en ter kennis te brengen.’

‘Dat wat de Spuiten der Equipagiewerff aanbelangt dezelve beïde goed zijn, alleen diende ‘er een nieuw Zyldoeksche aanbrenger gemaakt te worden: die Uit ‘t Casteel zoo ook van d’ Artillerij manqueeren niets.- de Kerk Spuit diend noodzakelijk, van Een Nieuwe Zijldoekse Slang voorzien te worden; dewelke de helft Langer als d’ oude dient te zijn.- de Spuiten der Burgerij zijn bij visitatie meede wel bevonden.’

‘Ten opzigte der werktuigen zijn den volgende gebreeken, zoo te vooren als bij de laatste brand veroorzaakt: als’

‘Van d’ Equipagiewerff’

‘4 Groote Leeren’

‘3 Brandhaaken’

‘dewelke dienen vernieuwd te worden en bij de Burgerij alwaar thans maar 2 Leeren van 27 en 2 van 24 voeten lang zijn, uitgenomen 8 klijne haak Leertjes voor de dakken, dienden nog’

‘1 Leer van 30 V:t Lang’

‘1 d:o d:o 24 d:o d:o bij gemaakt te worden en daar ‘er bij opgemelde burger’

‘Spuiten maar een lange en Een korte brandhaak bekwaam bevonden zijn is het noodzaaklijk dat ‘er’

‘2 Lange Brandhaaken en’

‘2 korte d:o d:o worden bijgemaakt’

‘UWelEdele Groot Achtb: duijde het den Ondergeteek: niet kwalijk, dat hij de’

‘Vrijheid gebruikt zegt deze geleegendheid ten nutte te maaken, met UWelEd: Groot Achtb: de noodzaakelijke veranderingen en Verbeeteringen bij de Brand, bij de Spuiten, en wel voornaamste bij die der Burgerij hem voorkoomende, voor te draagen.’

‘1:o bij ieder Brandspuit beneevens de Perspomp of aanbrenger: Een Stel waarlooze Zuijgers.’

‘2:o Eyzere Banden om de wielen van de Spuijten N:o 5 & 6’

‘Zoo ook om de wielen dier aanbrengers, dewijl, zoo ongelukkig de wielen, die zonder banden zijn uit elkanderen kwaamen te vallen, die werktuigen, bezwaarlijk te vervoeren zouden zijn.’

‘3:o bij ieder aanbrenger der PersSpuit nog Een zijldoekse Slang om daardoor de Schaarsheid van water die ‘er plaats heeft als de Brand aan het booven eïnde van het Vlek ontstaat, eenigzints en zo veel mogelijk te hulp te koomen; dan ‘er diend voor al gezorgd te worden dat gemelde Slang de vereijsche wijte heeft g’ Evenredigd naar de kragt der Pomp.’

‘4:o dewijl ‘er bij yder der ordinaire Brandspuiten almede niet meer dan een Waterslang is en waarvan Twee reeds genoegzaame versleeten zijn, dunkt het den ondergeteekende, dat bij ijder Spuit Een waarloo water Slang noodzaaklijk is.’

‘5:o daar het naar binnen Stooten der voorfronten dan wel zijde muuren van de in brand staande huijzen; den Ondergeteekende oneïndig beeter voorkomt, als het met haaken naar zig haalen, dewijl het Eerste practiceerende; men de brand dempt, daarvan het andere gebruik maakende men de Vlam meerder lugt geeft, zoo is het meede noodzakelijk dat het tot de uitvoering daarvan moeten worden gemaakt, 6 Brand Rammen, als.’

‘2 bij de Spuijten der Equipagiewerf en’

‘4 d:o die der Burgerij’

‘6:o en alzoo door onvoorzichtigheid zoo wel als door de duisterheid, ingevalle er S’ nagts brand onstaat, veel al de Slangen gevaar loopen om vertrapt te worden, of door onkunde vol bogten en Slaagen koomen te leggen, het welk oorzaak is dat dezelve moeten breeken of barsten; zoo verzoekt den ondergeteekende dat aan ieder Ingezeetenen, ingevalle van brand, voornamentlijk zij, in wier wijk het is: gelast, mag worden Een brandende Lantaarn met een Slaaf daarbij op de Stoepe van hunne huijzen te Stellen, omme het vereischte ligt daardoor bij de Slangen te kunnen krijgen.’

‘7:o dat meede ieder ingezeetenen verpligt zal zijn vier Brand Emmers in huis te hebben die in tijde van Brand alle vol waater en met twee Slaaven ‘er bij, op de Stoepen hunner huijzen gereed Staan moeten welke Brand Emmers S’ maandelijks door Brandmeesteren, die in hunne wijken de Schoorsteenen visiteeren, meede gevisiteerd kunnen worden.’

‘8:o Zoo ook dat ijder Burger of ingezeetenen verpligt zal zijn zoo veele Slaaven als hij missen kan naar de Brand te zenden, en dat de Patrouilles alle die zij op Straat ontmoeten naar de Brand drijven en binnen het Rinket jaagen ten eïnde men altoos manschappen genoeg kan hebben om elkander bij het Pompen &c:a te verpoozen.’

‘9:o Nog verzoekt den ondergeteekende UWelEd: Groot Achtb: omme de nodige bijstand, zoo met het Sluijten van een Rinket rondom de Brand, dat niemand daar weeder buiten koomen kan ten zij om een of ander noodzaaklijkheid als om werktuigen te haalen &c:a, die als dan altoos van Een Brandmeester zal verzeld zijn.’

‘dat zig niemand binnen de kring bemoeije met zaaken de Spuiten aangaande als die door UWelEdele Groot Achtb: daartoe worden gelast.- en heeft d Eer zig met de verschuldigste Eerbied en hoogagting te noemen.’

‘WelEdele Groot Achtb: Heer!’

‘UWelEdele Groot Achtb: zeer Gehoorz: en D: Vaardige dienaar’

’/:geteek:/ Jan A: Voltelen.’

‘Cabo de Goede Hoop den 11 Maart 1794.’

over welk bericht met alle aandacht gedelibereerd geworden zijnde, zo is goedgevonden en verstaan, den Equipagiemeester Jan Arnoud Voltelen te qaulificeeren en te autoriseeren zo als hij geauthoriseerd en gequalificeerd word bij deeze, omme alle de Gereedschappen door hem opgegeeven, mitsgaders de verbeeteringen aan de Spuiten der Artillerie en Equipagiewerf en dies toebehooren te allerspoedigste in gereedheid te doen brengen, terwijl onder afgaave van de nodige Extracten uit voorschr: bericht en Extract deezer zo de Eerwaarde Kerkenraad der hervormde gemeente als Commissarissen uit den Raade van Justitie ieder in den haare zullen worden gelast bij de Brandspuit der kerk, en zoo meede bij de BrandSpuiten der Burgerij ten kosten van hunnen respective Cassa te laaten aanmaken en in gereedheid brengen alles wat daarbij door den meermelde Equipagiemeester noodzaakelijk is geöordeeld, omme van alle de Brandspuiten zodanig gebruik te kunnen maaken, als tot beveiliging der Goederen van de goede Ingezeetenen deezer plaatse, waarin een iegelijk evenveel belang moet Stellen, mag en moet worden verwacht, en zal van de consideratien door den Equipagiemeester bij zijn inzien voormeld bericht gevoegd over het geen na zijn inzien bij ‘t ontstaan van Brand zou kunnen en dienen te worden geobserveerd bij ‘t ontwerpen van het generaal Reglement om in cas van brand te worden achtervolgd zodanig gebruik worden gemaakt, als dienstig en oorbaar zal worden gevonden.

De Burgers Jacobus de Wet Pietersz:n Cornelis Swart en Johannes Blom de Oude zich bij de onderstaande Requesten ieder gemunieerd met een verklaaring aan deezen Raade geaddresseerd hebbende, om ontheffing te hebben; van de achterstallige recognitie op hunne daarbijvermelde Leeningsplaatsen hechtende.

Aan den WelEdeleGroot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India, mitsg:s Commissaris over het Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &:&:&:

‘WelEdele Groot Achtb: Heer!’

‘Met verschuldigde Eerbied geevt te kennen UWelEdele Groot Achtb: zeer grootmoedige en getrouwe dienaar Pieter Francois le Clus als gemachtigde van den Landbouwer Jacobus de Wet Pietersz:’

‘Dat des Suppl:t pp:l op den 20:e October des Jaars 1781 van de des tijds zijnde Gouverneur deezer plaatse de WelEdele Gestrenge Heer M:r Joachim van Plettenberg goedgunstig in leening heeft verkreegen de Plaats genaamt de kleijne Valleij geleegen over de Leuwerivier aan de Zwarteberg .’

‘Dat des Suppl:ts pp:l dan ook van de gem:de Plaats het gerust gebruik heeft gemaakt tot in de maand October van het Jaar 1783 als wanneer hij van dezelve door de Strooperijen der Bosjesmanshottentotten is verdreeven geworden en van die tijd af tot nu toe van deeze plaats geen gebruik meer heeft kunnen maaken blijkens nevensgevoegde verklaring door twee onpartijdige Lieden aan hem daarvan gegeeven, welke den Suppl:t qq eerbiedig de vrijheid gebruikt UWelEdele Groot Achtb: aan te bieden’

‘Reedenen om welke den Suppl:t qq zich onderdaniglijk wendt tot UWelEdeleGroot Achtb: ootmoedig verzoekende dat het hoogstdezelve mogte behaagen des Supp:ts princip:e van de betaling van de opgemelde Plaats noch hechtende agterstal van Elf Jaaren en Vijf maanden gratieuselijk vrij te kennen, en te permitteeren meermelde Plaats daarna te mogen doen roijeren.’

‘Kunnende den Supp:t qq UWelEdele Groot Achtb: daarenboven plegtig verzeekeren, dat opgemelde zijnen pp:l met vrouw en Negen kinderen in der Bitterste armoede voortleeven. - en zich volstrekt buiten Staat bevind, al was het ook dat hij de voorschr: betaaling moest præsteeren; dezelve aan d’ E Comp: te kunnen doen.’

‘’T welk doende &c:a’

’/: get:/ Pieter f: Le Clus’

Aan den HoogEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neederlandsch India, en Commissaris over Cabo de Goede Hoop &:&:&:

‘Geeve met alle verschuldigde Eerbied te kennen Den Burger Cornelis Swart, dat hij Suppliant zeedert zeeventien Jaaren herwaards van de Ed: Compagie in Leening gehad heeft zeekere Veeplaats genaamt de Bovendrift , geleegen aan de Karsrivier .- welke voorschr: plaats de Suppliant, alle den gemelden tyd bewoond en bebouwd heeft.’

‘Dog dat den Suppliant zeedert al dien tijd, en zelfs van den aanbeginne dat hij de gemelde plaats, in leening gehad heeft, veele grievende ongelukken ontmoed heeft - zo met Sterfte onder deszelfs Vee als andersints het welke actueelijk nog is continueerende, en byna den ondergang van den Suppl:t veroorzaakt hadde.’

‘Dat het vervolgens ongelukkiglijk /: met den hooge watervloed in den Jaare 1791 en wel op den 20 Maart:/ is komen te gebeuren.’

‘Dat de Suppliant op den gemelde dag, zig bijna van alles ontroofd en totaal geruineert zag, door de weg Spoelinge van deszelfs Vee, en Schade aan de gebouwen, als zijnde niet minder dan Vijf Honderd Schapen en eenige paarden verdronken, en twee gebouwen in een puinhoop veranderd.’

‘Zo dat den Suppl:t zig daardoor geheel en totaal geruineert vind, door welke opgevolgde en nog steeds voortduurende armoede, de Suppl:t zig geheel buiten Staat vind omme de achterstallige Recognitie van omtrend Zestien Jaaren aan de Ed: Comp:ie te voldoen.’

‘En omme dus voor te koomen dat de Suppl:t beneevens deszelfs huisvrouw, en neegen bij hem in huwelijk verwekt en nog in leeven zijnde kinderen tot geene verdere deplorablen Staat gebragt werde.’

‘Zo is ‘t dat den Suppl:t zig reverentelijk keere tot U HoogEdele Groot Agtb: ootmoediglijk verzoekende, dat het U HoogEdele Groot Achtb: goedgunstiglijk behagen mogt, den Suppliant /: door deszelfs ongelukkige en allezints deplorablen Staat van het voorsz:e agterweezen te ontlasten, en alzoo de voorschr: ongelukkige, en deplorablen Staat:/ van den Suppliant, door de wijze en gunstige voorzorge van UHoogEdele Groot Achtb: eenigzints te verligten.’

‘Actum aan de Karsrivier den 4:e Maart 1794.’

‘’T welk doende &c:a’

’/:geteek:/ Cornelis Swart.’

Aan den HoogEdele Groot Achtb: Heer A:m J:s Sluijsken Raad ordinaires van Nederlandsch India mitsgaders Commissaris over Cabo de Goede Hoop &c:a &c:a &c:a

‘Geeve met alle verschuldigde Eerbied te kennen.’

‘Johannes Blom de Oude’

‘Dat hij Suppliant zeedert een en Twintig Jaaren herwaards, van de Ed: Compagnie in leening gehad heeft Zeekere Veeplaats, genaamt de Renoster Fontein , geleegen aan de Karsrivier .- welke voorschr: plaats de Suppliant alle den gemelde tijd bewoond en bebouwd heeft.’

‘Dat de Suppliant het meestgedeelte derJaare behoorlijk gezorgt heeft en niet ingebreeken gebleeven is, omme de achterstallige Recognitie penningen van de evengemelde plaats aan de Ed: Compagnie te voldoen.’

‘dat het vervolgens ongelukkiglyk /: met den hoogen Watervloed in den Jaare 1791 en wel op den 20:e Maart / is koomen te gebeuren.’

‘Dat den Suppliant op den gemelde dag zig bijna van alles ontroofd en totaal geruineerd zag.- door de Wegspoelinge van deszelfs Vee, en gebouwen, als zijnde niet minder dan neegen hondert Schaapen op dienzelven tijd verdronken en drie gebouwen in een puinhoop veranderd, waaronder het woonhuis met alle des Suppl:ts goederen meede was.’

‘Weshalven de Suppl:t door de gemelde bijna totaale Ruïne en opgevolgde armoede buiten staat gesteld is, omme de overige agterstallige Recognitie van omtrend agt Jaaren aan de E Compagnie te voldoen.’

‘dierhalven de Suppl:t zig Reverentelijk is keerende tot U HoogEd: Groot Achtb:, ootmoediglijk verzoekende, dat het U HoogEdele Groot Achtb: goedgunstiglijk behaagen mogt, den Suppl:t /: door deszelfs ongelukkige en deplorablen Staat:/ van het voorschr: agterweezen te ontlasten, en alzoo daardoor de voorschreeve ongelukkigen en deplorablen Staat /: van den Suppl:t door de wijze en gunstiglijke voorzorge van U HoogEdele Groot Achtb: eenigzints te verligten.’

‘Actum aan de Kars Rivier den 4:e Maart 1794.’

‘’T welk doende, &c:a’

’/:get:/ Johannes Blom de Oude’

zo is goedgevonden en verstaan dezelve Requesten met dies Bylaagen te Stellen in handen van Landdrost en Heemraaden der distrikten waaronder de Supplianten plaatsen respective zijn leggende, ten eïnde ieder in den haare deeze Regeering te dienen van derzelver consideratien en bericht of en in hoeverre aan de daarbij voorkoomende verzoeken zou kunnen en behooren te worden gedefereerd omme deeze berichten ingekoomen zijnde daarop nader en finaal te kunnen disponeeren.

Van wegens Maria Frank weduwe wijlen den oud Burgerraad Jacobus van Reenen de Oude, aan deezen Raade ingedient zijnde het onderstaand Request.

Aan den WelEdele Goot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlandsch India, mitsgaders Commissaris over dit Gouvernement van dien &c: &c: &c: beneevens den WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber en WelEdele Heeren raade van Politie.

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E E Achtb: Heeren!’

‘Geeven met alle verschuldigde Eerbied te kennen Uwer WelEdele Groot Achtb: en E Achtb: zeer gehoorzaame en onderdaanige dienaaren Johannes Gysbertus van Reenen en Sebastiaan Valentijn van Reenen, als generaale gemachtigdens van hunne Moeder Maria Franck weduwe en Erfgenaame van den Oud Burgerraad deezer plaatse Jacobus van Reenen de oude, hoe wijlen der Suppl:ten Vader in den Jaare 1772 van de Burger Jan Wernich, heeft gekogt de opstallen van drie Leeningsplaatsen genaamt de Avantuur , de Rietfontijn en de Vaderlandsche Rietvalleij ; geleegen onder het district van Stellenbosch , ende zulks voor eene Somma van duijzend Rijksdaalers ofte ƒ3000:- indische Valuatie; dat na alle waarschijnelijkheid der Supplianten Vader verzuimd heeft aan den toenmaligen WelEdele Gestrengen Heer Gouverneur Van Plettenberg verzoek te doen dat dezelve plaatsen door genoemde Wernich mogten worden afgedankt en aan hem in leening gegeeven, en ten minsten zeer zeeker dat de drie voornoemde plaatsen nimmer op naam van der Supplianten Vader zijn gesteld; dat in den Jaare 1779 der Supplianten Vader zich naar Nederland begeeven heeft, om de zo hij vermeende billijke beswaaren zijner meedeburgeren ter kennisse van de Illustre Vergadering van Zeeventienen te brengen, dat Staande het afweezen van der Supplianten Vader en wel in den Jaare 1783 welgemelde Heere Gouverneur van Plettenberg heeft goedgevonden dezelve plaatsen van der Supplianten Vader af te neemen en aan andere op ordonnantie te geeven; dat den tweede Suppliant; als ten dien tijde Generaale gemachtigde van zijnen Vader, over deeze handelingen zijn rechtmaatige beswaaren heeft ingebracht, met verzoek de achterstallige recognitie penningen op gezegde plaatsen hechtende te moogen voldoen, en als dan die plaatsen op zijn Vaders naam op ordonnantie te verkrijgen dat dit beklag en verzoek geen ingang gevonden hebbende de Supplianten Vader zo min als zijne Representatien ooit zijn aangemaand geworden tot de betaaling eener recognitie penningen als nu onlangs en wel na het overlijden van der Suppl:te Vader, als wanneer van het eerwaarde Collegie van Heeren Weesmeesteren deezer Steede, administreerende de Boedel en nalatenschap van der Supplianten Vader door den Heere Boekhouder van S’ Lands generaale Inkomsten is afgevorderd geworden betaaling eener Somma van Rd:s 660:- voor 9 Jaaren en 2 Maanden achterstallige Recognitie penningen op ieder der voorschr: drie plaatsen volgens de WildSchutsboek ten lasten van der Supplianten Vader hechtende, dat der Supplianten Moeder dit vernoomen hebbende vermeend heeft deeze betaaling niet te kunnen of moogen doen presteeren om dat reeds niet alleen een goed ‘t welk aan haaren Man Rd:s 1000:- heeft gekost gehad voor niet aan andere heeft moeten zien overgaan maar zich ook verstooken zien om plaatsen waarvan de opstallen met voorkennisse van den Heere Hoofdgebieder waaren gekogt op ordonnantie te verkrijgen eene permissie welke voor zo verre de Supp:ten is bewust nimmer ofte ooit aan iemand is geweigerd geworden.’

‘Alle reedenen om welke de Supplianten qq zich zijn keerende tot UWelEdele Groot Achtb: ootmoedig verzoekende dat het van hoogstderzelver welbehaagen zijn mooge omme uit aanmerking dat de Schaade welke der Supplianten vader reeds bij het ontneemen der gemelde plaatsen heeft geleeden, verre Surpasseert ‘t geen de Maatschappij voor Recognitie hadt kunnen vorderen en welke Recognitie op het aanbod van den Tweeden Suppliant onder billijke en gewoone bepalingen niet heeft mogen worden betaald en dus aan de Compagnie buiten toedoen van der Supplianten Vader is onthouden de Boedel van der Supplianten Vader te ontheffen van de pretentie van Rd:s 660:- uit hoofde van de meerm:e Recognitie daaröp ten behoeve van de Compagnie geformeerd.’

’’ T welk zijn doende &c:a’

’/:geteek:/ J:s G:s van Reenen qq S:n V:n Van Reenen qq’

zo is na deliberatie over dezelve Requeste door den Edele Heer Commissaris gedeclareerd de dispositie daaröp uitgesteld te zullen laaten tot dat zijn Ed: omtrent de omstandigheeden der daarbij vermelde zaak de nodige informatie zal hebben genoomen.

Nog wierd geleezen een Request door den Capitein Militair Adrianus Gijsbertus van Kervel aan deeze Regeering gericht, luidende als volgt.

Aan denWelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlandsch India Mitsgaders Commissaris van de Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c:&c:&c:

‘WelEdele Groot Achtbaare Heer!’

‘Den Capitein Militair Adrianus Gijsbertus van kervel, UwelEdele Groot Achtb: zeer gehoorzaame en onderdanige dienaar, geeft met Schuldige eerbied te kennen, dat hij Suppl:t het huis in ‘t Casteel, alwaar thans de Bank van Leening gehouden word, tot zijne wooning gehad hebbende, verpligt was, veele noodwendige reparatiën uit zijn eigen Zak te betaalen, als Namentlijk voor Schilderen, het leggen van een nieuwe Haart in de keuken, het zetten van een Vengster in een vertrek, daar geen ligt in was, het vernieuwe van verscheide deuren en Slooten inz: ‘t welk een en ander, den Suppl:t over de 100 ducatons gekost heeft.’

‘Den Suppl:t werd in de maand April A:o p:o bij het oprichten der gemelde Bank van Leening, door den WelEdele Heer Gezachhebber gelast, om uit gemelde zijne wooning te vertrekken, waaraan gehoorzaamd hebbende, heeft hij Suppl:t aan zijn WelEdele per requeste verzocht, om eene vergoeding te moogen genieten, voor de genoemde gedaane onkosten; Aan welk verzoek niet voldaan zijnde neemd den Suppl:t Eerbiedig de Vrijheid UWelEdele Groot Achtb: zeer nedrig te verzoeken, hem eene vergoeding te willen toevoegen, voor die noodwendige gedaane verbeetering in s’ Compagnies Wooning; Hij vleid zig hiermeede, te meer, daar den Capt:n Luit:t Blesser, ter dier tijd in ‘t zelfde geval zijnde en op ‘t zelfde gedaane verzoek heeft genooten eene Somma van 100 ducatons.’

‘’T welk doende &c:a’

’/:get:/ A:s G: van Kervel’

en daarop beslooten dezelve request te stellen in handen van Commissarissen van de Bank van Leening, om den Raade te berichten of de positive door den Suppliant bij zijne Requeste gealegueerd op waarheid zijn gegrond ten einde de Raade door dat bericht te bekwaamen of en door wie het door den Supplianten verzocht dedomagement zou behooren te worden betaald.

De Prædikant en verdere Leeden van den Kerkenraad aan drakenstein aan deeze Vergadering geschreeven hebbende de Volgende Missive

‘Kaap de Goede Hoop’

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer M:r A: J: Sluijsken, Raad Extraordinair van Nederlandsch India en Commissaris van de Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien benevens den E Achtb: Heer Gezachhebber, en den E Achtb: Politiecque Raad aldaar.

‘WelEdelGroot Achtb: Heer! E Achtbaar Heer en WelEdele Heeren!’

‘Door dien den Schoolmeester Jan van Rhenen voor eenige weeken gestorven en hierdoor de tweede publiecque School in ‘t district de Paerl vacant geworden zijnde, wenscht kerkenraaden, ten einde de jeugd van ‘t zoo nodig onderwijs niet lange gepriveerd blyve, dat deeze vacatuure Spoedig met een bekwaam Subject wederom werde vervuld; tot dat einde maatige kerkenraaden zig de vrijpostigheid aan UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: en WelEd: tot dien post voor te draagen den kaapschen burger en hervormd Lidmaat Moses Davids, met verzoek dat deeze man na voorgaand examen door kerkenraade aan de kaap, tot Schoolmeester in dies overleedenen van Rhenens plaats mag werden aangesteld.’

‘Kerkenraade vleid zig dat UWelEd: Groot Achtb: E Achtb: en WelEdelens op dit haar verzoek welgunstig zullen willen reflexie neemen, in welke verwachting zij zig met alle veneratie noemd.’

‘WelEdel Groot Achtb: Heer E Achtb: Heer en WelEd: Heeren!’

‘UWEd: Groot achtb: E Achtb: en WelEd: zeer onderdanige Dienaaren.’

‘Uit naam en Last ‘s Kerkenraads.’

’/:get:/ R:V: Aling. v: d: m:’

Drakenstein den 8:e Maart 1794.’

Zo is na lectuure van dezelve Missive goedgevonden en verstaan Copia daarvan te Stellen in handen van de Eerwaarde Scholarchen deezer Steede, met last omme te onderzoeken en te examineeren of den persoon van Moses Davids de vereischte capaciteiten komt te bezitten en geschikt is om de Jeugd te onderwijzen in zodanige weetenschappen als in de publiecque Schoolen alhier moeten worden geleerd, omme daarover den Raade te dienen van hunne Eerwaardens consideratie en bericht.

Voorts wierd door den Edelen Heer Commissaris de Raade gecommuniceerd dat eenige der Opgezeetenen omstreeks de Saldanhabaaï en S:t Helenbaaï woonachtig aan zijn Ed: hadden vertoont, dat zij uit ‘t aanschrijven deezer Regeering bij de ontfangst der tijding van den tegenswoordigen Oorlog, aan de posthoudende Sergeants van beide gemelde Baaïen respectivelijk gedaan, en door deeze aan hen meede gedeeld, waarbij bevoolen is te zorgen dat zo wanneer eenige Scheepen in de Baaïen of langs de Custen mogten verschijnen welke vlaggen die ook mogte vertoonen, de opgezeeten, met al hun Vee, te weeten, Paarden, Beesten, Schaapen; Varkens &c:a Landwaards in zouden moeten trekken, als meede alle de op haare plaatsen gevonden wordende eetwaaren van daar weg te voeren, op pœne dat die hierinne nalaatig mogt worden gevonden met de dood zouden worden gestraft, hadden opgemaakt de intentie der regeering te zijn, geweest hen van alle burgerlijke diensten, en bij attacque van deeze Hoofdplaatse, van het opkoomen herwaards te ontslaan, ten eïnde voor de naakoming deezer heilzaame beveelen te kunnen zorgen en zich aan de daarop voor de overtreeders gestelde doodstraffe door ijver en goed beleid niet Schuldig te maaken, dat zij in dit begrip zich ook bij de laatste wapenoeffeningen in de maand October jongstleeden gehouden niet onder hunne Standaarts hadden begeeven, doch daarover waaren opgeroepen voor den krijgsraad met verzoek te moogen weeten hoe zich daarinne voor ‘t vervolg zouden hebben te gedraagen, over welk verzoek gedelibereerd en daarbij ingezien zijnde de resolutie deezer tafel van den 30:e April anno passato, waaruit de gemelde aanschrijvingen zijn voortgevloeid, zo is goedgevonden en verstaan bij interpretatie van de gemelde Resolutie te bepaalen en te verklaaren, zo als verklaard en bepaald word bij deeze, dat wanneer zich Scheepen in de Baaïen gehoorende tot S Compagnies possesSien aan deeze uithoek, dan wel langs de Custen mogten vertoonen, de Opgezeetenen als dan wel gehouden en verpligt zullen zijn, op pœne van de Straffe des doods, momentlijk met al hun vee, als Paarden, Beesten, Schaapen Varkens &c:a landwaards in te trekken doch zij wanneer ter gelijkertijd Seinen tot hun opontbod aan deeze hoofdplaatse worden gedaan zich directe Kaapwaards, onder hunne Standaarte of Vaandels zullen moeten vervoegen, en als dan en zo meede wanneer zij tot de wapenoeffeningen worden opgeroepen, de zorgen voor het opserveeren van gezegd bevel en dies executie zullen moeten opdraagen aan die geene hunner huisgenooten in wien zij het meeste vertrouwen kunnen stellen, om daarvan altoos getrouwe en behoorlijke, verzeekeringen te kunnen geeven, ten einde de overtreeders hunner ordres gesprooten uit de heilzaame beveelen door deeze Regeering ten nutte van ‘t algemeen gegeeven de pœnaliteiten voor de overtreeders gesteld en dus het loon hunner trouwloosheid te kunnen doen ondergaan.

Voorts communiceerde de Edelen Heer Commissaris dat den Capitein en beide Supercargas van het toscaansch Schip Le Marchand toscan , na het Scheide der jonste vergadering deezes Raads, op den 10:e deezer gehouden, de articuls hunner Instructien waarin dit Gouvernement belang kan Stellen voor zijn Ed: den Heere Gezachhebber en den Heere Le Sueur bij handtasting, en gemoede en op hun woord van eer hadden beloofd in alle deelen te zullen naa koomen.

Terwijl zijn Ed: eindelijk nog kennisse gaf, dat genoodzaakt was zig voor eenige dagen van de kaap te moeten absenteeren ten eïnde in persoon de gesteldheid van de Hout- en Simonsbaaïen na de aldaar opgerigte batterijen, te gaan bezigtigen

Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop Ten dage en Jaare voorschreeven

[Signed:] A: J: Sluijsken

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Sueur

[Signed:] O: G: De Wet

[Signed:] E: Bergh

[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s

C. 222, pp. 365-368.

Dinsdag den {17940318} 18:e Maart 1794.

Bij omvraage.

Den Edelen Heere Commissaris om des mogelijk in het volstrekt gebrek aan meest alle Soorten van Touwwerken maar voornamentlijk aan zwaare touwen te voorzien, den Equipagiemeester Jan Arnout Voltelen gelast hebbende op te geeven welke assortementen van Touwwerken uit de aanweezende Scheepen de Hertog van Brunswijk en Washington noodzaakelijk zoude dienen te worden geligt, zo is ter voldoening daaraan door den gemelde Equipagiemeester aan zijn Ed: ingedient het volgend Rapport

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India, mitsgaders Commissaris van dit Gouvernement en den Ressorte van dien etc: etc:

‘WelEdele Groot Achtbaare Heer!’

‘Door UWelEdele Groot agtb: gelast zijnde op den ondergeteekende verzoek omme uit de Scheepen de Hertog van Brunswijk en Washington te moogen Ligten uit de lading van die bodems voor Batavia van ijder Een Swaartouw, en eenige andere EquipagieGoederen die hij noodwendig nodig had, aan UwelEd: Groot achtb: daaromtrend in te leeveren Eene Memorie met bekendstelling welke reedenen hem daar toe mogte moveeren ten fine waarvan hij de Eer heeft dit in deeze UWelEdele Groot agtb: voor te draagen - als.’

‘dat op heeden niet meer als twee zwaare touwen in deszelfs pakhuis zig bevonde, en ook geen huijzing, en men niet weete konde hoe langer nog ontstooke zoude zijn kunnen van de touwen die door het Schip Vreedenburg stonde aangebragt te worden waaromme verzogt gedagte touwen en huizing, als 1 Zwaar touw van 18 d:m uit de Hertog van Brunswijk en 1 d:to touw van 17 d:m uit de Washington met Een Vat waar in 22 bosse geteerde Huizing uit laatstgemelde Bodem te mooge ligten.’

‘Hiermeede hoopt den Ondergeteekende aan UWelEdele Groot Achtb: zeer geEerd intentie voldaan te hebben laat dit dienen tot Memorie.’

‘Cabo den 12:e Maart 1794.’

’/:geteek:/ Jan A:t Voltelen’

en dat Rapport ter ordre van den Edelen Heere Commissaris in omvraage gebracht zijnde, zo is op propositie van zijn Ed: goedgevonden en dienvolgens beslooten, om uit de lading van het Schip de Hertog van Brunswijk te ligten een zwaar touw van 18 duim, en uit de Generaal Washington een zwaar touw van 17d:m mitsgaders nog uit eerstgemelde Bodem een Vat waarin 22 bossen geteerde Huizing, van welke een en ander aan de Hooge indische Regeering kennisse zal worden gegeeven, onder eerbiedige verzeekering dat zodra de Eisschen van Touwwerken voor dit Gouvernement zullen worden voldaan, deeze Regeering niet zal nalaaten het thans geligt wordende, wederom uit het alhier aangebragt india’s Hoofdplaatse te doen toekomen.

Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop Ten daage en Jaare voorschreeve.

[Signed:] A: J: Sluijsken

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Sueur

[Signed:] O: G: De Wet

[Signed:] W: F: V: Reede Van Oudtshoorn

[Signed:] E: Bergh

[Signed:] C: Brandt

[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s

C. 222, pp. 369-411.

Vrijdag den {17940321} 21:e Maart 1794.

‘S voormiddags, present de Edele Heer Commissaris, de Heere Gezachhebber en de Heere Le Sueur demptis de Heeren Gordon, de Wet, van Reede van Oudtshoorn, Brandt, en Bergh.

Na resumptie der Resolutien den 4, 5, 10, 11, 14 en 18 deezer genoomen, wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat zijn Ed: ingevolge het genoteerde bij de Resolutien van den 14 deezer, zich naar de Houtbaaij en Baaifals begeeven hebbende, van daar op laatsleeden Maandag was gereverteerd, dat zyn Ed: de drie Batterijen welke in eerstgemelde zijn geextrueerd geworden, ter beveiliging van de Scheepen die men mogt genoodzaakt zijn derwaards te zenden volkoomen voltooid en in volmaakte ordre hadt bevonden, dat zijn Ed: dezelve Batterijen hadt genaamd Sluijsken , Gordon en klein Gribaltar , mitsgaders dat de eerste en tweede dier Batterijen volkoomen waaren gemonteerd, terwijl ten behoeve van de Batterije klein Gibraltar ‘t benodigd Geschut zal worden geligt uit de naar de Houtbaaij verzonden wordende Scheepen bij hun aankomst aldaar, dat de beïde Batterijen in Baaifals meede volkoomen voltooïd en in de beste ordre bevonden, door zijn Ed: waaren genaamd Boesselaar en Zoutman, doch dat bij de eerste dier Batterijen nog zou moeten en behooren te worden geextrueerd een Wachthuis en Ammunitiehuis even en inzelvervoegen als de geene die zich bij de Batterij Zoutman bevinden, ten einde van beide het bedoeld gebruik te kunnen maaken.

Vervolgens gaf den Edelen Heer Commissaris kennisse, dat bij ontlossing der Goederen voor dit Gouvernement afgescheept in het Schip de Geertrui en Petronella was bevonden, dat in die Bodem waaren afgelaaden Vijftig duijzend klinkers meerder als het alhier ontfangen Factuur komt aan te toonen; dat zijn Edele in de veronderstelling of mogelijk ook in gedacht Schip Vaderlandsche Steenen voor Batavia waaren afgelaaden het factuur van ‘t in geladene voor indias Hoofdplaatse hadt doen ligten en geöpend, doch daaröp geene klinkers noch Moppen bekend gesteld gevonden hebbende, hadt bevoolen dezelve Steenen voor dit Gouvernement te doen lossen, omme alle dezelve teegens de gewoone en aangereekende prijzen te laaten inneemen.

En nadien zo door de ontlossing der gemelde Steenen, als de andere Goederen door het Schip de Geertruij en Petronella voor dit Gouvernement aangebracht, dezelve Bodem zich ten grootste deelen leedig zal bevinden, zo is beslooten in dezelve wederom voor Batavia te doen aflaaden.

250 Lasten Tarwe waarvan 100 Lasten zullen Strekken ter voldoening van ‘t geen aan de verzending op de Eisch voor ‘t Jaar 1793 nog onvoldaan is gebleeven en 150 Lasten zullen worden verzonden bij anticipatie op de als nog verwachtwordende Eisch voor deeze Jaare mitsgaders.

200 Leggers kaapse wyn en

22500 lb Boter in voldoening van de voorjaarige Eisch alle welke hierlandsche producten, beneevens de 360 Vaten Vaderlandsch Vleesch en Spek, in gemeld Schip de Geertruij en Petronella voor Batavia afgelaaden, zullen koomen te importeeren, de zwaarte en beslag van 360 Lasten waarvoor die Bodem bij de Compagnie is ingehuurd en bevracht geworden, en zal den Heere Gezachhebber, in zijn Ed: qualiteit als Hoofdadministrateur worden geinjungeerd, zo als zijn Ed: geinjungeerd word bij deeze omme te zorgen dat alle de voorschr: alhier in te laadene goederen behoorlijk in gereedheid worden gebracht en tot dies afscheep zodanige maatregulen genoomen als vereischt worden om dezelve ten Spoedigste te kunnen effectueeren.

Hieröp geliefde den Edelen Heer Commissaris ter tafel te produceeren eene verklaring door de Overheeden van het Schip de Hertog van Brunswijk overgelegd, weegens de Slegte gesteldheid van het Tuitouw van dien Bodem, beneevens het bericht van Gecommitteerdens die ‘t zelve tuitouw hebben geexamineerd, luidende dit een en ander als volgd.

Aan den WelEdele GrootAchtb: Heer A: J: Sluijsken. Raad ordinair van Neerlandsch India mitsgaders Commissaris deezes Gouvernements en den Ressorte van dien &c: &c: &c:

‘WelEdele Groot Achtb: Heer!’

‘Uit Een verklaaring van den Capitijn ter Zee J: Olhoff commandeerende het O I: Comp:s Schip de Hertog van Brunswijk door den ondergeteekende Equipagiemeester ontwaard zijnde, dat op den 26: December 1793 bij het ophaalen en visiteeren der touwen bevonden was, dat het Tuijtouw van dien bodem Twee Slegte plaatse had, waar verscheijde gaarens gesprongen waaren, en ook gevijld zo dat daar S E Comp:s bodem niet aan te vertrouwen was: dat egter gedagte Capitijn dat Touw niet finaal konde afkeuren, maar des noods voor Waarborg in het boeg Anker had gestooken en het boegtouw voor Een Tuijtouw in gebruik had gebragt.’

‘Dit laatste heeft den ondergeteekende Amptshalven verpligt zig met de Capitijns ter Zee Christiaan Van Veerden en Willem Udemans, te begeeven aan boord van gedagte bodem, ten Einde geciteerde zwaare touw naukeurig te visenteeren, en hebben van derzelver bevinding d’ Eer, hieronder UWelEd: Groot Achtb: kennis te geeven’

‘Wij bevonden op Twee plaatsen eenige buiten gaarens van het Tuijtouw gesprongen en ook gevijld, dog geensints zodanig gesteld dat wij in gemoede dat touw konde afkeuren.’

‘Wij hoopen aan UWelEdele Groot Achtb: Intentie voldaan te hebben en laat dit dienen tot berigt.’

‘Cabo de Goede Hoop d:n 15:e Maart 1794.’

‘Als gecommitteerdens /get:/ C:n Van Veerden W:m Udemans, Junior’

‘ten mijn Overstaan /:get:/ Jan A:t Voltelen’

na welkers lecture goedgevonden zich met het bericht van gecommitteerdens in deeze volkoomen te conformeeren, zullende dienvolgens de gemelde tuitouw in die Bodem moeten verblyven, tot een waarborg, omme in gevallen waar een touw komt te ontbreeken te worden geemploïeerd.

Wijders geliefde den Edelen Heer Commissaris kennisse te geeven, dat den Burger Capitijn Luitenant Jurriaan de Vries aan zijn Edele rapport hadt gedaan dat het Wrak van het gestrand Schip Zeeland door hem gekogt zich tot op het tweede dek gesloopt vond, en is ten deezen aanzien verstaan den Equipagiemeester te injungeeren en te gelasten, zo als hij gelast en geinjungeerd word bij deeze, omme te onderzoeken en op welke wijze uit het gemeld Wrak nog iets ten voordeele van de Compagnie zou kunnen worden gehaald, omme daarover den Raade te dienen van deszelfs bericht.

De Heeren Le Sueur en Brandt welke zich met en beneevens de Keurder der wijnen Ernst Fredrik Schrader naar Constantia hebben begeeven, omme aldaar ingevolge de Contracten met de bezitters zo van groot als klein Constantia geslooten uit te kiezen; te doen verzorgen en herwaards te laaten vervoeren de Constantia wijnen welke in deeze Jaare moeten worden verzonden, over hunne voorzichtingen in deeze ingedient hebbende het volgend Rapport.

Aan den WelEdelen Groot achtb: Heer! M:r Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlandsch India Mitsg:s Commissaris over het Gouvernement van de Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c: &c: &c: - beneevens den Edelen Achtb: Politiecquen Raad.

‘WelEdele Groot Achtb: Heer!’

‘WelEdele Achtb: Heer! en Edele Achtb: Heeren!’

‘De ondergeteekendens ingevolge de hun door Uwe WelEdele Groot Achtb: en Edele Achtb: opgedraage Commissie zig beneevens den keurder der wijnen Ernst Fredrik Schrader hebbende begeeven na de beide plaatsen, Constantia en de Hoop op Constantia , zijn de daarvallende wijnen, zoo door hun als door bovengemelde Keurder der wijnen geproefd, de proefboutelles uit dezelve Leggers gevuld, wel gekurkt, en met het merk der E Comp:ie behoorlijk verzeguld geworden, en vervolgens die geproefde wijnen in wel geprepareerde aamen overgestooken, waarna die vaaten behoorlijk gesponst en met blikken op dezelven voorzien, per as Kaapwaards in s Comp:ie Wijnkelder zijn overgebragt en vervolgens twee dagen daarna wel geconditioneert na boord der Scheepen Leiden en dregterland getransporteerd geworden, om vervolgens na het Patria te worden verzonden.’

‘De onderget: vleïen zig hiermeede aan hunne commissie en de geEerde intentie UWer WelEdele Groot achtb: en E Achtb: te hebben voldaan, en neemen de vrijheid deezen te laaten dienen voor Eerbiedig Rapport.’

‘Kaap de Goede Hoop d:n 14:e Maart 1794.’

’/:get:/ J: J: Le Sueur C:l Brandt.’

‘Mij present /:get:/ E: F: Schrader’

zo is goedgevonden en verstaan het geen door de Heeren Gecommitteerdens in deeze is verricht, volkoomen te approbeeren, zo als ‘t zelve geapprobeerd word bij deeze, en zal Copia Authentiecq van gezegd Rapport, by den afscheep worden gesuppediteerd aan ieder der respective Kameren van de Maatschappij voor wien Constantia wijnen zullen worden afgelaaden.

Vervolgens wierden door den Edelen Heer Commissaris ter tafel overgelegd eenige Lijsten door zijn Ed: zo van den Heere Colonel Gordon als de Majoor der Artillerie FisScher, den Equipagiemeester Voltelen en den opziener van het Ambachtsquartier Kuchler ontfangen over zodanige Infanteristen, Artilleristen, Zeevaarenden en Ambachtslieden als hunnen tijd uitgedient hebbende; zoude kunnen en moeten repatrieeren, doch die door den ontstaanen oorlog verpligt zijnde alhier te moeten verblijven, zich wederöm voor een dan wel drie Jaaren, in den dienst der Compagnie willen verbinden, onder het genot der gewoone premie van Rd:s10 - voor de geenen die nog een jaar willen overblijven en Rd:s 25:- voor de geene die zich voor drie Jaaren verbinden, en is na examinatie van dezelve Lijsten goedgevonden en verstaan alle dezelve te Stellen in handen van den Visitateur der Soldijen Clemens Matthiessen Junior, met Last deeze Lijsten te confronteeren met de Soldijboeken deezes Gouvernements, en bij bevinding dat alle de daarbij vermelde persoonen hunnen tijd hebben uitgediend en dus aanspraak op de bepaalde en door hen gevraagde premiën kunnen maaken, hen dezelve premiën na maate van de tijd van een of drie Jaaren warvoor zij zich wederöm verbinden te doen genieten en geworden.

de Edelen Heer Commissaris zich ter vergadering van den 4:e deezer hebbende genecessiteerd gevonden om de dispositie te verschuiven op de requeste van Jan Jacob de Ziegeler houdende verzoek ter oprichtinge van eene School voor twaalf Jongelingen, bij de Resolutien van dien dag ingeschreeven, en vervolgens hebbende gevorderd het bericht van ‘t eerwaarde Colegie van Scholarchen deezer Steede, bij ordonnantie vermeld bij besluit van den 5:e daaraan, heeft als nu ten deeze aanzien aan den Raade geproponneerd, omme uit consideratie dat Schoon het voorgedraagen van Scholarchen dat er zich goede Schoolen aan de kaap bevinden, waarin de Nederduitsche taal, mitsgaders het Schrijven en cijferen aan de Jeugd kan worden geleerd, niet kan worden ontkend, het niet minder waar is, dat alhier tot nog toe geen gelegendheid is voor de geene welke in de geprojecteerde School voor 12 Jonge Lieden hebben ingeteekent, om haare kinderen in de fransche taal, zoo meede in de vroegste beginselen van de Natuurkunde, Historie en Geographie te doen onderwijzen, en dat Scholarchen niettegenstaande hij Heere Commissaris hun eerwaarden het recht moet en gaarne wil doen om te verklaaren dat geene moeite hebben nagelaaten om het plan ter verbeetering van de Schoolen beraamd, en door de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal met haare goedkeuring bekragtigd, ter Spoedige executie te brengen, door het bekoomen van de nodige goede Meesters, erkennen dat zij daarin niet hebben kunnen slaagen, zo als wel hadden gewenscht, aan gemelde de Ziegeler zoude kunnen worden verleend de toestemminge en permissie deezer Regeering, om de verzochte School voor twaalf kinderen, volgens het gepresenteerd plan te moogen houden, tot zo lange Sholarchen in Staat zullen zijn gesteld en gelegendheid hebben gehad om de publiecque School volgens het gemaakte Plan door de Regeering bevoorens geädopteerd en goedgekeurd, in die ordre te brengen dat daarin meede de fransche taal en de voorzeide wetenschappen zullen kunnen worden onderweezen; terwijl hij Heere Commissaris zich verzeekerd hield dat die geene welke in het gemeld Plan voor haare kinderen geteekend hebben en meest allen zelfs Leeden deeze vergadering zijn, wel de nodige zorge dragen zullen dat het onderwijs in de principiën van den Godsdienst, door deeze Schikking geensints zal worden verwaarloosd; den Raade zich met deeze propositie van den Edelen Heer Commissaris volkoomen geconfronteerd hebbende, zo is verstaan dezelve propositie te converteeren in eene resolutie deezes Raads, zo als dezelve geconverteerd word bij deeze.

Hierna is geleezen eene Missive door Kerkenraaden van Drakenstein aan deeze Regeering geschreeven luidende als volgt.

‘Kaap de Goede Hoop.’

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer M:r A: J: Sluijsken Raad Extraordinair van Nederlandsch India en Commissaris van de Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien beneevens den E Achtb: Heer Gezachheber en den E Achtb: Politiecquen Raad aldaar.

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! E Achtb: Heer! en WelEdele Heeren!’

‘Kerkenraaden te Drakenstein zijn amptshalve in de noodzaaklijkheid gesteld UWelEdele Groot achtb: E Achtb: en WelEds door deeze submisse missive ter kennis te brengen, dat de burger Pieter du Toit Andr: Zoon in ‘t district genaamt de Wagenmakersvalleij , en wel ter plaatse en in het huurhuis van den Oud diacon Daniel Le Roux eigenwilliger wijze eene publiecque School hebbe opgericht, en aldaar met het onderwijs der jeugd zig bezig houde.- Daar echter deeze handelwijze lynrechts militeeren met de hooge ordres en deposities van UWelEdele Groot achtb: E Achtb: en WelEd:s aan kerkenraade in den voorleedenen jaare ter observance gecommuniceerd; zoo hebben Kerkenraaden gecit: Du Toit door den Koster het Schoolhouden laaten verbieden, en hun tevens laten aanzeggen: bij aldien hij zig tot den publiecquen Schooldienst in gemelde district wilde laaten emploïeeren, dat hij zig daartoe vooraf ter behooorlijke plaats hebbe aan te geeven, en zig ‘t examen te onderwerpen.- dan tot verwondering geeft hij, Kerkenraade door den koster ten antwoorde: dat hij, ongeacht dit verbod, met Schoolhouden zal blijven continueeren tot tijd en wijle er zig een beeter middel van bestaan voor hem opdoe, en niet gezind zij de voorzeide Conditien te amplecteeren.- Een antwoord dat kerkenraade zeer dispoticq voorkoomd, en ‘t welk Haares bedunkens, verraad den geringen eerbied en ontzach, die deeze man voor de geheiligde Ordinanties zijnes Souverains in zynen boesem gevoeld; weswegen kerkraaden UWelEdele Groot Achtb: E Achtb: en WelEd:s zeer instantig verzoeken om hun te informeeren, welke middelen zij voorts zullen aangrijpen ter weering van deeze wanordre en ter maintien van UWelEdele Groot achtb:, E Achtb: en WelEd:s gevenereerde resolutie:- in welke nedrige verwachting zij UWelEdele Groot achtb:, E Achtb: en WelEd:s in de gunstige protectie der hooge Godheid aanbeveelen en zig noemen met den volmaaksten eerbied als.’

‘WelEdele Groot Achtbaar Heer E Achtb: Heer en WelEdele Heeren!’

‘UWEd: Groot Achtb: E Achtb: WelEd: zeer onderdanige Dienaaren.’

‘Uit naam en last van Kerkenraden’

’/:get:/ R: V: Aling V: D: M:’

Drackenstein den 17 Maart 1794.’

en na deliberatie over dezelve Missive goedgevonden en verstaan Copia van dezelve te doen geworden aan den Landdrost van Stellenbosch en Drakenstein Hendrik Lodewijk Bletterman, met last en bevel om den Burger Pieter du Toit Andriesz, namens deeze Regeering te verbieden, publiecq School te houden, tot tijd en wijlen hij hiertoe op de gewoone wijze permissie zal hebben verzocht en erlangd, terwijl wanneer den gezegde du Toit dit verbod almeede niet mogt achte en hij dus Strijdig tegens de ordres en reglementen mogt voortgaan om op eene ongequalificeerde manier School te houden denzelven Landdrost tegens hem du Toit zal moeten institueeren zodanige actie als hij ex officio zal vinden te behooren.

Voorts geleezen zijnde de Requeste door Laurent Lusson, Luitenant Ingenieur aandeeze Regeering gericht, luidende als volgd.

A tres haut tres Puissant

‘Seigneur, Monseigneur Sluijsken’

‘Gouverneur et Directeur du Cap’

‘de Bonne Esperance &c:a &c:a &c:a’

‘Monseïgneur’

‘Le Suppliant Laurent Lusson officier Ingenieur depuis 1777, au service de la noble Compagnie prénd trés humblement la liberté et avec tout le Respect qui vous est du Noble Seigneur, d’ exposer ici, sa Situation qui est des plus triste; d’autant plus que par la Guerre presente et les malleurs sans nombre; qui ont fait de Paris une Ville d’ horreurs! Ou il devoit aller recueiller une petite Succession de ses Pere et Mere dont il se privd plusieurs années en faveur d’ une Soeur qui n’ est plus: il se trouve présentement ici arrêté par son ferment de fidelite qui le lie à la Noble Compagnie: Suspendu aussi de Ses gages depuis Sen arrivée ici et son sejour danS cette Colonnie occasionné par une maladie des plus cruelles causée par les Eaux empoisonnées de l’ Isle de Riouw - malaca péndant le tems qu il fortisioit cette Isle mais par la bonté Divine, et les soins assidus de l’ amitie’ la plus désinteressée d’ un de ses amis et qu’ il se retrouve dans sa santé premiere! Il vous Supplie Noble Seigneur si vous Jugiez a propos l’ emploijer et lui accorder ses Gages pour jusqu au temps qu une occasion favorable se puisse présenter pour le repasser à Ceilon , ou il a la sa petite famille qua la généreuse Bienfaisance de Mons:r l’ Opperkopman Burnat son Parent soutient pendant son absence!’

‘Le dit Suppliant tâchera, Noble Seigneur autant par devoir que par Reconnoissance de meriter l’ honneur d’ un tel Bienfait’

’/ was geteekend / Laurent Lusson.’

‘Cap de Bonne Esperance 12 Mars, 1794’

zo is beslooten omme uit hoofde van de droevige omstandigheeden waarin den Suppliant zich bevind, goedgevonden en verstaan aan hem alhier uit S Comp:e Cassa te doen betaalen de Gagie door hem verdient, zedert Ultimo Augustus 1792 tot den 14 Meï anno passato dat per het Schip de Sybilla Antoinetta waarmeede hij behoudens qualiteit en gagie naar Nederland zou hebben moeten vertrekken, alhier door indispositie heeft moeten verblijven, werdende de overige verzoeken door hem bij zijne Requeste gedaan geweezen van de hand, en zal hij dienvolgens per eerst voorkomende geleegendheid op een der t’ huisvaarende Bodems worden geplaatst en als dan zijne Stilgestaan hebbende Maandgelden wederom Cours neemen.

Hierna geliefde den Edelen Heer Commissaris den Raade te bedeelen, dat den Capitijn der Burgercavallerie Andries Stephanus Gousch, zo voor zich as vijf zijner gebuuren aan zijn Ed: hadt te kennen gegeeven dat zij by besluit deeze Regeering van den 13:e Augustus anno passato, onder de verpligting waaren gelegd te betaalen eene Somma van Rd:s 100:5:- voortgesprooten uit de ongelden eener Commissie door gecommitteerde Leden uit ‘t Colegie van Commissarissen uit den Raade van Justitie gedaa[.....] ter examinatie van zeeker stuk Lands door den Heemraad Gerhardus Munnik in eïgendom verzocht met presentatie daarvoor Rd:s 1000:- aan de Compagnie te willen betaalen, doch door de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal aan hem Gousch en zijne voormelde gebuuren ten gebruike gelaaten, zo als Zij ‘t zelve land voorheen gezamentlijk hadden gebruikt, onder voorwaarden echter dat door een ieder hunner Jaarlijks aan de Compagnie tot eene erkentenisse zou worden betaald tien Rijksdaalers en dus te saamen Rd:s 60:-, met verzoek omme uit aanmerking dat de gemelde Commissie niet op hun requisit maar op verzoek van den voorzeide Munnik is geschied, van deeze aan hen opgelegde betaaling te worden ontheeven, en presentatie, omme wanneer deeze Regeeringe mogt goedvinden hen het Land in questie ten gebruike af te staan, onder betaling van de door Munnik geoffreerde Somma van Duijzend Rijksdaalers en hen dus te ontheffen van de betaaling der jaarlijkse recognitie van Rd:s 10:- ieder, als dan ook onder hen de gezegde onkosten te zullen voldoen en betaalen.

Over welke verzoek en propositie gedelibereerd en daarbij overwoogen zijnde, dat de bepaaling door de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal gemaakt om aan den Burger Capitijn Andries Gousch / C: S: / voor het gebruik van ‘t Land in questie op te leggen de betaling eener recognitie van Zestig Rijksdaalers S’ Jaars, geproportioneerd is geworden aan het aanbod van den Heemraad Munnik, omme daarvoor duijzend Rijksdaalers te betaalen, waarvan de gemelde Recognitie juist de gewoone Intressen zijn, en dat dus deeze bepaaling als een faciliteit aan Gousch / C: S:/ toegebracht, geconsidereerd moet worden, zo is dan ook best gedacht en dienvolgens beslooten, omme het aanbod door hem zo voor zich als zijne Gebuuren gedaan, gaave te accepteeren, zo als het zelve geaccepteerd word bij deeze, zullende dus door hen in s Compag:s Cassa moeten worden overgebracht eene Somma van Duijzend Rijksdaalers, omme te strekken insteede der bepaalde Recognitie van Rd:s 60:- S Jaars en dus het Land in quæstie aan hen ten gebruike verblijven, op zodanige wijze als t zelve aan hen door de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal is vergunt, alles echter onder conditie dat door den genoemde Gousch /: C: S: / ook zullen worden betaald de voorschreeve Onkosten welke zo aan Commissarissen uit den Raade van Justitie als dies Secretaris en Bode uit hoofde der geciteerde Commissie zij competeerende

Voorts geleezen zijnde het onderstaand Request door den Luitenant der Stellenbosche Burgerij Wouter de Vos Philipsz aan deezen Raade gericht

Aan den WelEdele Groot achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India, mitsgaders Commissaris over dit Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c: &c: &c: beneevens den E Achtb: Heer Gezachhebber, en de WelEdele Heeren Raaden van Politie.

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E Achtbaare Heeren!’

‘UWer WelEdele Groot Achtb: en E Achtb: zeer onderdanige en gehoorzaame dienaar Wouter de Vos Philipsz: Luitenant der Burgerije aan Stellenbosch , neemt de vrijheid UwelEdele Groot achtb: en E Achtb: zeer needrigte verzoeken, dat het hoogstdezelve behaage mooge, hem Suppl:t te willen bevrijden van de betaling van S Heeren gerechtigheid, over zeekere plaats geleegen aan ‘t Hottentotsholland , door hem uit den Boedel van wijlen deszelfs vader, den Oud Heemraad aan Stellenbosch Philip Wouter de Vos voor ƒ30‘000 wettig gekogt.’

‘’T welk doende &c:a’

’/:get:/ W: De Vos Philipz:n’

zo is verstaan, omme, uit aanmerking dat de plaats in questie niet aan hem is gelegateerd noch vermaakt, maar door hem uit den Boedel van zynen overleedene Vader, publiecq is ingekogt geworden, des Suppliants verzoek te declineeren en te wyzen van den hand, zo als het zelve van den hand geweezen en gedeclineerd word bij deeze.

De vice president van t Colegie van Weesmeesteren Pieter Laurens Cloete en de Medicinae Doctor Christoffel Coenraad Prediger bij requesten verzoek gedaan hebbende, om respectivelijk in eigendom te verkrijgen ieder een Strookje Lands geleegen onder dit kaapse District tusschen de Brouwerij en ‘S Compagnies geweezen Post de Schuur , zo is verstaan beïde deeze Requesten te Stellen in handen van Commissarissen uit den Raade van Justitie, met last omme ten overstaan van den adinterim Fiscaal deezes Gouvernements nauwkeurig te examineeren of het verzochte land zonder aan de Compagnie of aan iemand der ingezeetenen eenige prejudice toe tebrengen kan worden uitgegeeven, teffens bepaalende de conditien en Servituuten waaronder deeze uitgaave zou kunnen geschieden, omme vervolgens te tauxeeren hoeveel door ieder der Supplianten voor dies verkrijging aan de Compagnie tot eene erkentenisse zou behooren te worden betaald, omme over dit een en ander den raade ten Spoedigste te dienen van behoorlijk Rapport in geschriften.

Door den Burger Tobias Rogiërs almeede bij requeste verzoek gedaan zijnde, om in Erfpacht te mogen verkrijgen een Stuk gronds ter groote van 8 a 10 Morgen geleegen annex het door hem bewoond wordend Erf geleegen aan de diepe Rivier , zo is alverder beslooten dezelve Requeste insgelijks te Stellen in handen van Commissarissen uit den Raade van justitie, met last omme ten overstaan van den adinterim Fiscaal te examineeren of de uitgaaf van ‘t gevraagde Land zou kunnen geschieden zonder nadeel aan de belangens der Compagnie of aan die der Ingezeetenen toe te brengen, omme bij bevinding dat ‘t zelve kan worden afgestaan, dat Land als dan door den gezwoore Landmeeter te laaten meeten en carteeren.- en vervolgens over dit een en ander te dienen van bericht. De Capitijn der Burgerije Jan Andries Horack, in qualiteit als testamentaire Executeur van wijlen den Burger Marthinus Melk bij requeste verzocht hebbende uit Slaafsche dienstbaarheid te moogen ontslaan, vier tot den gemelde Boedel gehoord hebbende Slaaven, genaamd Arend van de Kaap, Kupido van Boegies, Carolus van de Kaap en April van Boegies, zo is zulks aan hem geaccordeerd, en zo meede aan de Burgers Jan Gijsbert Franck, Sijmon van Blerck; en Andries Grové, omme respectivelijk hunne Lyfeigenen in naame Cornelis van de Kaap, Eva van de kaap en Therezia van Bengaalen te moogen emancipeeren, alle onder voorwaarden dat voor ieder der voormelde vrij te geevene Lyfeigenen niet alleen aan de diaconiearmen der hervormde gemeente alhier zal worden betaald eene Somma van Rd:s 50:- maar ook bovensdien gesteld voldoende Cautie dat dezelve Lyfeigenen in den tijd van twintig Jaaren niet tot lasten van dezelve diaconie zullen vervallen.

Voorts is aan Johannes Paulus Eksteen pachter van de Sleet der Wijnen en Brandewijnen aan ‘t Rondeboschje en Baaïfals gepermitteerd om in een daartoe op S Compagnies grond te maaken Pondok aan de overzijde van de zoute Rivier zijne dranken te laaten slyten, onder conditie dat bij expiratie van zijner pacht dezelve Pondok door hen ten eenemaale zal worden geslecht.

Burgerraaden deeze Steede, aan wien bij besluit deezer tafel van den 17 februarij Jongstleeden, is gedemandeerd geworden den Raade te dienen van derzelver consideratien en bericht, over de Requeste door Catharina Carsten weduwe wijlen den Burger Jan Christoffel Dill aan deezen raade gericht, houdende verzoek om haare voor eenige weinige tijd uit S Compagnies dienst ontslaagen Zoon Albrecht Dill wederom in dezelve dienst als jong Mattroos in te trekken en vervolgens naar Batavia te verzenden, over dit een en ander ingedient hebbende het volgend Vertoog.

Aan den WelEd: Groot Achtb: Heer! M:r Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlandsch India mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c:a &c:a &c:a beneevens den WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber en de WelEdele Heeren Raaden van Politie.

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E Achtbaare Heeren!’

‘Het heeft UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: behaagd aan de ondergeteekende Burgerraaden te demandeeren omme te dienen van hun berigt en Consideratie of en in hoe verre zoude kunnen worden voldaan aan het bij UWelEdele Groot acht: en E Achtb: gedaan Supplicq door de Burgeresse Catharina Carsten weduwe Jan Christoffel Dill omme haaren zoon Albrecht Dill weegens zijn Losbandig en onbetamelyk gedrag voor deszelfs oude kwalitijt als Mattroos in S Compagnies dienst te neemen, en van hier te verzenden, Zo hebben de ondergeteekendens de Eer dienaangaande te zeggen.’

‘Dat voor zo verre het hun voorkomt Schijnt te blijken dat gemelde der Suppliante haare zoon Albrecht Dill komt te zijn een allergeschikst Jongman, actief in de waarneeming van zijn dienst en blijken geevende van zeer goede conduites gelyk de ondergeteekendens door bekomene informatien nauwkeurig onderrigt zijn en UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: het een en ander meede zullen kunnen ontwaaren uit de hierneevens gevoegde depositiën van Gabriel Johannes Vos, Jan Coenraad en Coenraad Johannes Ghie aan welke ons refereeren, de ondergeteekendens dus niet kunnen begrijpen welke Reedenen voorschreeve weduwe Dill hebben bewoogen om ten opzigte van meermelden haaren Zoon een diergelijk verzoek bij UWelEdele Groot achtb: en E Achtb: te doen, daar het niet anders komt te weezen als eene animositeit waarmeede die vrouw teegens haar kind is ingenoomen en dit wel de waare oorzaak zijn, moet zo als bij de Comparitie van parthijen ten onderzoek van de zaak voor ons Colegie ten klaarsten is koomen te consteeren de ondergeteekende dierhalven het wel of niet aggreëren van de Suppl:te verzoek aan de desicie van UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: ten vollen is overlaatende.’

‘En hiermeede Vertrouwende aan de g’ Eerde intentie van UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: te hebben voldaan laaten de ondergeteekendens deezen dienen voor Eerbiedig berigt’

’/: onderstond:/’

‘WelEdele Groot Achtb: Heer en E Achtbaare Heeren /:lager:/ UWelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: zeer needrige dienaaren was geteekent:/ Joh:s Smuts, G: H: Meijer, H: de Wet, A: Fleck, H: A: Truter, H: Warnecke /: in margine:/ Cabo de Goede Hoop den 20:e Maart 1794.’

en nadien uit dat vertoog den Raade volkoomen is koomen te blijken, dat niet alleen de gemelde Weduwe Dill deeze regeeringe met onwaarheden is voorgekoomen, maar dat ook haar voorneemen om haare zoon uit zijn Geboorteland te verwijderen enkel en alleen aan animositeit is te wyten, zo is dan ook goedgevonden en dienvolgens beslooten, het door meermelde Weduwe Dill bij haare bij de Resolutiën van den 17 februarij jongstleeden gedaan verzoek te declineeren en te wijzen van de hand zo als ‘t zelve van den hand geweezen en gedeClineerd word bij deeze, zal van dit besluit Extracten worden afgevaardigd zo aan het Colegie van Burgerraaden deezer Steede als aan den Burger Albrecht Dill, en zo meede aan de Suppliante ten eïnde respectivelijk te Strekken tot derzelver informatie

Hieröp is geleezen het onderstaand Request door den Burger Jan Willem Rudolph aan deezen Raade gericht.

Aan den WelEd: Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c: &c: &c: benevens de WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber en WelEdele Heeren Raade van Politie.

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E: Achtb: Heeren!’

‘Geeft UWelEdele Groot Achtb: en Ed: Achtb: met verschuldigde Eerbied te kennen Jan Willem Rudolph burger alhier.’

‘Hoe zijner zoon Johan Fredrik Nicolaas Rudolph oud Zestien Jaaren, door zijn losbandig, ongeregeld en allezints ergerlijke Conduite, zich zomwijlen zodanig te buiten gaat, dat, zo hierinne niet werd voorzien, daaruit groote onheilen zoude gebooren werden, en uit dien hoofde den Suppliant en zijne famille tot groote Schaade zoude verstrekken.’

‘dat den Suppl:t derhalven is te raade geworden om zijnen gemelden zoon in dienst der E Comp:e te doen aanneemen als Jong Mattroos, ten eïnde als zodanig met een der ter Rheede leggende S Comp:ie Scheepen naar Batavia te doen vertrekken om door dien weg te beproeven of niet door een Sterke Subordinatie die aan boord der Scheepen word gevoerd, voorts zijnen zoon zal werden te rug gebragt van zijn Slegten imborst en daardoor bekwaam gemaakt om in der tijd van denzelven iets goeds te verwagten.’

‘Reedenen waarom den Suppliant van UWelEdele Groot Achtb: en Ed: Achtb: ootmoedig verzoekt dat het hoogstdezelve mogte behaagen bovengemelde zijnen Zoon Johan Fredrik Nicolaas Rudolph in dienst der E Comp:ie aan te neemen als Jong Mattroos om in die qualiteit met het ter rheede leggend S Comp:s Schip de Hertog van Brunswijk van hier naar Batavia te vertrekken.’

‘’T Welk doende &c:a’

‘/get:/ J: W: Rudolph’

en daaröp beslooten dezelve Requeste te Stellen in handen van ‘t Colegie van Burgerraaden deezer steede, met last en bevel naauwkeurig te onderzoeken, of en in hoeverre de positiven door den Suppliant gealegueerd om zijnen zoon Nicolaas Rudolph in dienst der Compagnie te doen trekken om naar Batavia te worden verzonden op waarheid gegrond zijn dan niet, en dus meede of aan dat verzoek zou behooren te worden gedefereerd, omme over dit een en ander den Raade te dienen van derzelver consideratien en bericht.

Door den Wijkmeester ISaac Strombom als generaale gemachtigde van den Heere Raad extraordinair van neêrlands India Neun te Batavia aan deezen Raade verzoek gedaan zijnde, om in S’ Compagnies Cassa alhier te moogen tellen eene Somma van Zes duizend Ryksdaalers, omme per assignatie te worden geremitteerd naar Indias Hoofdplaatse en aldaar door opgenoemde Heere Neun te worden ontfangen, zo is verstaan des Suppliants verzoek te wijzen van den hand, alzoo de Regeering zich tot ‘t accepteeren der gemelde penningen ongequalificeerd vind.

Den onderafgeschreeven gagie gestelden Mattroos Lucas Stokbroo aan deezen raade ingedient hebbende het ondervolgend request.

Aan de WelEdele Groot achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken raad ordinair van Nederlandsch India, mitsg:s Commissaris over het Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c: &c: &c: beneevens den Wel Edele Achtb: Heer Gezachhebber en WelEdele Heeren Raaden van Politie

‘WelEdele Groot Achtb: Heer en Edele Achtbaare Heeren!’

‘Geeft met gepaste eerbied te kennen UWelEdele Groot achtb: en E Achtb: zeer onderdanige en gehoorzaame dienaar Lucas Stokbroo van Amsterdam.’

‘Dat de Suppl:t in ‘t Jaar 1789 met het Schip Schaagen als Mattroos alhier g’arriveerd zynde, op den 2:e december des Jaars 1791, op zijn daartoe gedaan verzoek onder afgeschr: gagie is gesteld.’

‘Dat hy Suppl:t gaarne zou wenschen een Eerbiedig verzoekschrift over te zenden aan de WelEdele Hoog Achtb: Heeren Bewindhebberen gecommitteerd ter illustre Vergadering van Zeeventien ter verkrijging van het burgerrecht deezer plaatse. ten welken belange den Suppliant een zodanig verzoekschrift heeft doen vervaardigen, welk hij Eerbiedig de Vrijheid gebruikt UWelEdele Groot achtb: en E: Achtb: in duplo aan te bieden met ootmoedig verzoek dat het UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: hooggunstig mogte behaagen, dat verzoekschrift aan de addresse over te zenden en het zelve met hoogstdezelve gunstige voorschrijvens te achtervolgen.’

’’ T welk doende etc:a’

’/:get:/ Lucas Stokbroo’

zo is uit aanmerking van het allezints ijverig, Stil en deugdzaam gedrag door den Suppliant nu circa vier jaaren in deeze Colonie gehouden dat hij zich met zijn Schildersambacht heeft erneerd, goedgevonden en verstaan aan zijn verzoek te defereeren, zullende dienvolgens de door hem in duplo overgelegde requeste bij eerste geleegendheid worden toegezonden aan de illustre Vergadering van zeeventienen, met eerbiedig verzoek deeze Regeering wel te willen qualificeeren om den Suppliant uit den dienst der Compagnie finaal te ontslaan en op de gewoone wijze in burgervrydom te Stellen.

de ordinaire Clercq ter politiecque Secretarij Willem Ruth van Andringa, bij request verzoek gedaan hebbende om in zijne tegenswoordige qualiteit, behoudens zyne gagie van hier naar Batavia te mogen vertrekken, zo is verstaan hem te permitteeren met een der aanweezende dan wel verwachtwordende uitkomende Bodems van hier naar indias Hoofdplaatse over te vaaren, doch zonder eenig genot van Gagie, zullende dienvolgens zijne Maandgelden Sub dato deezer worden afgeschreeven.

Nog geleezen zijnde een Request door den Organist der hervormde gemeente alhier Frans Grundeler aan deeze vergadering geaddresseerd, luidende als volgt.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raadt ordinair van Nederlands India mitsgaders Commissaris over dit Gouvernement en den Ressorte van dien &c &c &c beneevens den WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber en WelEdele Heeren Raade van Politie.

‘WelEdele Groot Achtb: Heer en WelEdele Achtbaare Heeren!’

‘Met verschuldigde Eerbied geeft te kennen UWelEdele Groot achtb: en E Achtb: zeer gehoorzaame en onderdanige dienaar Frans Grundeler onder afgeschreeven gagie gestelden Soldaat.’

‘Dat den Suppliant in de maand November des Jaars 1790 is aangesteld geworden, om provisioneel den dienst van Organist in de gereformeerde kerk alhier waar te neemen uit hoofde den Organist Jan Modeman weegens continueele indispositie buiten Staat was den gemelde dienst te kunnen waarneemen en waarover den Suppl:t tot een douceur heeft genooten Twintig gulden per maand.’

‘Dat den Suppl:t van voorschr: tijd af tot nu toe reeds drie Jaaren en vier maanden den dienst van provisioneel Organist zo hij vertrouwd ten genoegen te hebben waargenoomen zonder daar voor iets anders dan het gemeld douceur van Twintig guldens p:r maand te hebben genooten - daar den Suppl:t nochtans moet ontwaaren dat den gemelden Effectief aangestelden Organist Modeman wel verre van eenig beterschap in zyne ziekte te ondervinden integendeel hoe langer hoe meer verzwakt en verergerd, zodanig zelfs dat men alle hoop heeft verlooren, dat hij immer wederom tot zijn voorige gezondheid en daardoor in staat zal geraaken om zijn gemelde dienst van Organist wederom te kunnen waarneemen.’

‘En dit zijn de reedenen om welke den Suppl:t van UWelEd: Groot achtb: en E Achtb: ootmoedig verzoekt, dat het hoogstderzelven moge behaagen hem goedgunstig in Steede van meermelde Modeman effectief aan te stellen tot Organist in de Gereformeerde Kerk alhier met de gagie en Emolumenten daartoe staande.’

‘’T welk doende etc:’

’/:get:/ F: Grundeler’

Zo is verstaan dat verzoekschrift te stellen in handen van de eerwaarde kerkenraad der hervormde Kaapse Gemeente, met last nauwkeurig te onderzoeken en den Raade te berichten of en in hoe verre aan des Suppliants gedaan verzoek om effectief als organist te worden aangesteld zou kunnen en behooren te worden voldaan.

Na dit een en ander gaf de Edelen Heer Commissaris kennisse dat zijn Ed: den adsistent ter Secretarij van Justitie Jan Bernard Hoffman, hadt gequalificeerd omme bij absentie ofte occupatie van den Secretaris en geswooren Clercq van den Raade van Justitie, te adsisteeren bij alle justitieele Commissiën, en voorts dezelve Secretaris en geswoore Clercq zoo veel de behulpzaame hand te bieden als de omstandigheeden zullen koomen te vereïsschen. zullende ten dien eïnde de gemelde Hoffman expresse onder Eede worden genoomen, en aan hem toegevoegd den Rang van Boekhouder alles even inzelvervoegen als zulks omtrent den tegenswoordige geswoore Clercq Petrus Diemel bij besluit deezer tafel van den 16:e Februarij 1790 is bepaald geworden; mitsgaders dat zijn Ed: in den dienst der Compagnie als Soldaat aan de penne hadt aangenoomen Willem Theunisse van Kaap de Goede Hoop omme onder een vijfjarige verband, deszelfs dienst ter Secretarije van deezen Raade te presteeren; dat zijn Ed: voorts den Soldaat Augustus Tiberius Neser ten Negotie Comptoire ter preuve hadt geplaatst, en dat zijn Ed: ter plaatsvulling van den onderafgeschreeven gagie gestelden Kladschilder Jan Oostendorp wederom tot kladschilder op het Ambachtsquartier hadt aangesteld de Mattroos Jan Baxino met de gagie van ƒ14:- per maand en onder een nieuw verband van drie Jaaren.

Laatstelijk is den Sergeant Sebastiaan Vend, vermits expiratie van zijn verband in gagie verhoogd tot ƒ24:- per maand onder een nieuw verband van drie Jaaren.

Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop Ten daage en Jaare voorschreeven.

[Signed:] A: J: Sluijsken

[Signed:] I: J: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Sueur

[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s

C. 222, pp. 412-432.

Maandag d:n {17940324} 24:e Maart 1794.

‘S voormiddags present de Edele Heer Commissaris, beneevens de Heer Gezachhebber en de Heeren Leeden Le Sueur en de Wet, demptis de Heeren Gordon, van Reede van Oudtshoorn, Brandt en Bergh.

Aanvankelijk wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld dat den alhier per het Schip de Hertog van Brunswijk aangelande predikant D:s Michiel Christiaan Vos aan zijn Ed: hadt ter hand gesteld de actes waarbij zijn Eerwaarde tot Leeraar in de Kaapse Kerken was benoemd en afgevaardigd geworden, met verzoek omme hoe eerder hoe liever na welgevallen van deeze Regeering te moogen worden geplaatst, ten einde met den meesten Spoed te kunnen arbeiden aan het werk waartoe hij is utgezonden mitsgaders dat den eerwaarde Predikant in ‘t Land van Waveren D:s Johannes Abraham Kuijs direct bij aankomst van gemelde D:s Vos aan hem Edelen Heere Commissaris bij Missive hadt verzocht omme daar deeze Hoofdplaatse nog van geene derden Leerraar was voorzien geworden, door dezelve tot Leerraar in de kaapse Kerk te moogen worden beroepen- over welk een en ander met allen aandacht gedelibereerd geworden zijnde, zo is uit aanmerking, dat ofschoon door de WelEdele Groot Achtb: Heeren Bewindhebberen wel niet directe aan dit Gouvernement is kennisse gegeeven van de aanstelling van gezegde D:e Vos, tot Predikant voor de kaapse Kerken, nochtans onder de papieren per het Schip de Hertog van Brunswijk aangebracht, is ontfangen de gedrukte Instructie denzelven D:o Vos ter observance voorgeschreeven mitsgaders dat uit de examinatie der Classicale en andere actens door Heeren Bewindhebberen onderteekend volkoomen consteerd dat den meermelde D:o Michiel Christiaan Vos is aangesteld tot Predicant ten dienste van de Kaapse Kerken, goedgevonden en verstaan op het verzoek van beide genoemde Leerraaren favorabel te disponeeren, zullende dienvolgens de voornoemde D:o Johannes Abraham Kuijs worden beroepen en aangesteld zo als aangesteld en beroepen word bij deeze, tot Predikant bij de gemeente aan deeze Hoofdplaatse, terwijl ter plaatsvulling van evengemelde eerwaarde prædicant Kuijs, tot Leerraar bij de Gemeente te Waveren zal worden beroepen en geplaatst, zo als geplaatst en beroepen word bij deeze, de meergemelde genoemde D:o Michiel Christiaan Vos, en zal van dit een en ander bij Missive kennisse worden gegeeven zo aan beïde gemelde Eerwaarde Predikanten, als aan de Eerwaarde Leerraaren der kaapse Gemeente mitsgaders zo aan kerkenraaden aldaar, als aan die van ‘t land van Waveren , ten einde dit een en ander te laaten Strekken tot derzelver naricht en informatie, zullende daarbij teffens de eerwaarde Predikanten ter deezer plaatse worden geinformeerd, dat terwijl door deeze Schikking is vervuld de vacature door het overlijden van den Eerwaarden Predikant D:o Helperus Ritzema van Lier voorgevallen; ook zal cesseeren de uitbetaaling der Gagie van de vacant geweest zijnde Leerraarsplaats door beïde hun Eerwaardens ingevolge de gevenereerde beveelen van de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal zedert het overlijden van welgemelde D:o Van Lier, in gelijke portien genooten, zo dra meergenoemde predicant Kuijs alhier g’arriveerd en in zijne bediening bevestigd weezen zal.

Hieröp geexamineerd zijnde het onderstaand bericht door den Equipagiemeester Jan Arnoud Voltelen ingedient, over zijn bevinding van de Eisch door den Capitijn van het Schip Siam geformeerd, wegens benodigdheeden voor die Bodem.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlandsch India mitsgaders Commissaris deezes Gouvernements en den Ressorte van dien &c: &c: &c:

‘WelEdele Groot Achtb: Heer!’

‘Den ondergeteekende door de Zee Capitijn G: P: Gas Commandeerende S: E Comp:e alhier ter Rheede leggend Schip Siam zijnde ter handgesteld, de hier nevensstaande Eisch van benodigdheeden, heeft de Eer UWelEd: Groot Achtb: te berigten, dat ondergunstige welduiding aan die bodem kan werden verstrekt.’

‘1/2 Stuurreepstros’

‘24 gesorteerde nagels’

‘12 d:o Schijve’

‘4 beslaage Geijn bloks met Eijzer nagels, tot Roerligters: in Steede van de op de reize gebrookene’

‘3 Lyzeils Spiere: in Steede der Volgens verklaring op Reijs gebrookene’

‘4 bos bind Rottings.’

‘Hiermeede hoopt den Ondergeteekende aan UWelEdele Groot achtb: Intentie voldaan te hebben en laat dit dienen tot berigt.’

’/:get:/ Jan A:t Voltelen’

Zo is verstaan die door den Equipagiemeester opgegeeven benodigdheeden voor het Schip Siam aan die Bodem te laaten verstrekken.

Ingevolge de advertissementen daaromtrend volgens besluit van den 5 deezer loopende maand aangeslaagen, door eenige persoonen ten Negotie comptoir opgegeeven zijnde welke Goederen zij begeerde om in het aanweezend Retourschip Leide op Vracht naar Nederland af te zenden, zo is de daarvan geformeerde Lijst door den Edelen Heer Commissaris gesteld in handen van den Equipagiemeester Jan Arnoud Voltelen en den Negotieoverdrager Henricus Coens Voget, met last eene juiste verdeeling te maaken over de Goederen welke een ieder na maate van ‘t geen door hem is aangebooden pro rato van de in het Schip Leide zich bevindende ruimte zou kunnen afscheepen, en hieröp door gemelde Equipagiemeester en Negotieoverdrager bericht zijnde, dat alle de opgegeevene Goederen bestaande in

2640 Baalen bourbonse Coffijboonen

1 Cas met Tamarinde

1 d:o d:o Olyfantstanden en

1 Casje met Lijwaaten. in gedacht Schip Leide op vracht kunnen worden afgelaaden, zo is dan ook beslooten de gevraagde afscheep op de bepaalde en gewoone wijze te permitteeren; en zal dienvolgens daarvan een ieder welke Goederen ter afscheep heeft gepresenteerd, kennisse worden gegeeven, met last de door hem, respectivelijk aangeteekende Koopmanschappen en Goederen ten Spoedigsten tot den afscheep in gereedheid te brengen.

Vervolgens wierd door den Heere Gezachhebber aan den Edelen Heer Commissaris en de Heeren Leeden des Raads voorgedraagen, dat wanneer S’ Nachts tusschen den 26:e en 27:e November 1792 in het Hospitaal was ingebrooken geworden, onder anderen ook was gestoolen geworden een Pakje geaddresseerd aan Mejuffrouw I: S: Verspijk, woonachtig te Leide , zoo als zulks volkoomen consteerd uit de Notulen of aanteekening gehouden bij geleegendheid dat op requisit van het Officie Fiscaal op den 27:e November 1792 omtrent deeze inbraak visitatie was gedaan door gecommitteerde Leeden uit den Raade van Justitie, die een Lap gewascht linnen, welke met het voorschr: addres om gezegd Pakkje was geslaagen geweest, in ‘t Gebouw op de Vloer hadden vinden leggen, dat dit Pakkje niettegenstaande alle mogelijke recherches niet wederom te voorschijn gekoomen zijnde, zonder dat van dit geval eenige aanteekeningen bij de resolutien deezes Raads zyn gehouden, den Oud boekhouder Hermanus Augustinus Vermaak als gemachtigde van voormelde Juffrouwe Verspijk hadt verzocht dat hiervan kennisse mogt worden gegeeven aan de Hooggebiedende Heeren Majores, ten eïnde zich desweegens aan zijne principaale altoos te kunnen verantwoorden, waaronder gedelibereerd zijnde, zo is verstaan aan dat verzoek te defereeren, en zal dienvolgens onder overzending der aanteekening by gecommitteerde Leeden uit den Raade van Justitie gehouden, waarbij blijkt dat genoemd Pakje is gestoolen, de Hooggebiedende Heeren Majores kennisse worden gegeeven dat het zelve niettegenstaande alle aangewende poginge niet wederom is te voorschijn gekoomen.

Hierna geliefde den Edelen Heer Commissaris den Raade te bedeelen, dat door de bepaaling bij articul 14 der Instructie voor den Heere Boekhouder van S Lands generaale Inkomsten door de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal gearresteerd, onder anderen inhoudende dat niemand de opstal eener Leeningsplaats aan een ander zal moogen transporteeren, dan na door hem alvoorens zullen zij gezuiverd en voldaan, de achterstallige Recognitie penningen welke op dezelve te kwaad zullen zijn, te meermaale waaren ontstaan gênes om de achterstallen na behooren te kunnen invorderen, nadien het nu en dan gebracht dat eenige een plaats willende afdanken om die op eens anders naam te doen overgaan zich niet in Staat bevindende daarop ten agteren staande Recognitie te kunnen betaalen, daardoor worden aangezet om hunne plaatsen op eene clandestine wijze aan anderen in gebruik te geeven, voor de betaling der jaarlijks daarop voortloopende recognitie, zonder zich te vervolgens te bemoeïen om de achterstallen te voldoen, waardoor dus al meenigwerf plaatsen voorkoomen op de naam loopende van menschen die reeds lange zijn overleeden, en op die van anderen welke betuigen in lange jaaren daarvan geen genot te hebben gehadt, alles tot merkelijk nadeel van de Compagnie en veroorzaaking van veele confusiën; dat zijn Edele overzulks vermeende noodzaaklijk te zijn den Raade te moeten proponeeren om het gezegde 14 Articul der Instructie voor den Boekhouder van S Lands generaale Inkomsten in zo verre te altereeren, dat zo wanneer iemand de opstal eener leeningsplaats verkocht hebbende, dan wel om andere reedenen een plaats mogt willen afdanken om die op naam van een anderen te doen overgaan, zonder de geheele Somma der daaröp hechtende achterstallige recognitiepenningen te kunnen opbrengen en betaalen, zal kunnen volstaan met de betaling van een zodanig gedeelte die achterstal als hij na maate van zijn vermogen of de vructbaarheid de plaatse, dan wel de bedongen koopschat voor den opstal zal kunnen opbrengen, onder expresse voorwaarden echter dat den geene aan wien den afgedankte plaats wederom op ordonnantie word verleend, bij behoorlijk acte, onder zijne handteekening, zal moeten erkennnen bewust te zijn, dat de aan hem op ordinantie gegeeven, wordende plaats aan hem overgaat, beswaard met de daaröp hechtende achterstallige recognitie, en zich teffens moeten verbinden om dezelve achterstallige Recognitiepenningen zo Spoedig mogelijk, en wel jaarlijks twee a drie Jaaren boven en behalven de door hem jaarlijks verschuldigde recognitie, als eige Schuld en zonder eenige de allerminste exceptie aan de Compagnie te zullen opbrengen en betaalen.

Den Raade zich met dit voorstel van den Edelen Heer Commissaris volkoomen geconformeerd hebbende zo is beslooten dezelve propositie in eene resolutie deezer vergadering te converteeren, gelijk dezelve geconverteerd word bij deeze, en zal van dit besluit bij Extract deezer kennisse worden gegeeven aan den Heere Boekhouder van S Lands generaale Inkomsten, ten einde te Strekken tot zijn Ed: naricht en informatie, met authorisatie ook hierinne navolgens het voorschrif van de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal alle mogelijke en geoorloofde consideratien te gebruiken.

Wijders, wierd door den Edelen Heer Commissaris nog den Raade bedeeld dat den Oud Heemraad aan Stellenbosch Gerhardus Munnik zich voor eenige dagen bij zijn Ed: hadt vervoegd met verzoek dat aan hem mogt worden verleend eene ordonnantie van twee duizend Rijksdaalers in voorbetaaling of voldoening van een derde gedeelte der onkosten welke hij zou impendeeren of reets hebben geimpendeerd om de goederen welke zich nog in het wrak van het in de Saldanhabaaï ten deele verbrand en vervolgens gezonken China’s Retourschip Middelburg koomen te bevinden, daaruit te visschen of anderzints te Salveeren, dat zijn Ed: ten hoogsten ontzet over deeze Eisch van Onkosten waarvoor de Compagnie voor haar aandeel niets anders heeft getrokken noch trekken kan, als een derde gedeelte van de uit voorschr: Wrak opgevischte drie goede en twee onbruikbaare Canons, en een gelijke portie van het door hem Munnik daaruit gevischt oud Yzer en onbruikbaare porceleinen kopjes en Schoteltjes, aan den gedachte Munnik daaröver zijne verwondering hadt betuigd, doch dat deeze aan zijn Ed: had vertoont een Extract uit de Resolutien deezer tafel van den 27 Maart 1792 waarbij hem de permissie was verleend om de Goederen uit het Wrak van het gezonken Schip Middelburg op te visschen en andersints te moogen Salveeren, en waarbij de Compagnie zich wel expresselijk hadt verbonden om by goede reussite van de door hem voorgenoomen operatie, het gerechte derde deel der op dezelve onderneeming te loopene onkosten te draagen, zo als by dezelve Resolutie omstandig is beschreeven, over welk verzoek gedelibereerd en daarbij in aanmerking genoomen zijnde, dat de belofte en verbindtenisse van weegens de Compagnie aan hem Munnik gedaan en met hem aangegaan, alleen gevolg zoude neemen, bij goede reussite van de gemelde onderneeming, en dat niet alleen dezelve niet is gelukt, maar ook na alle waarschijnlijkheid, daar reeds twee Jaaren zijn verloopen zonder dat iets naamwaardigst uit het Wrak is gelost, ten eenemaale zal mislukken, goedgevonden en dienvolgens beslooten, te verklaaren zo als verklaard word bij deeze dat deeze Regeering overtuigd dat uit alles wat in deeze door den oud Heemraad Gerhardus Munnik is verricht en nog mogt worden ondernoomen geene goede reussite kan worden verwacht noch gehoopt, haare aangegaane belofte en verbindtenisse conditioneel gemaakt, om bij eenen goede uitslag der onderneeming te worden nagekoomen, afstand doedt van dezelve Conditie en zich van die haare conditioneele aangegaane verbindtenissen en belofte ten eenemaale voor ontslaagen is houdende, zullende echter om den gemelde Munnik die in eenen verkeerde waan mogelijk meerder onkosten heeft aangewend, dan hij bij een recht begrip en bezef van de waare meening deezer Regeering zou hebben gedaan, eenigzints te gemoed te koomen aan hem alleen worden gelaaten het genot van ‘t geen hy reeds met veele moeite uit het Wrak heeft gesalveerd en verder mogt opvisschen, zo nochtans dat zo wanneer het hem mogt gelukken daaruit zodanige Goederen te bergen als waarin de Maatschappij eene uitsluitende handel voor zich heeft gereserveerd, hij gehouden, zal zijn op alle dezelve Goederen aan de Compagnie tot eene billijke prijs over te laaten, werdende dienvolgens in zo verre geresilieerd van het besluit by deezen Raade op den 13:e Jongstleeden genoomen, doch de Resolutie van den 27 Maart 1792 met betrekking tot de betaling of resolutie der aan meermelde Munnik afgegeeven Equipagiegoederen en andere benodigdheeden gelaaten in haar geheel.

de aanhanden geweest zijnde voorraad van Yzer voor noodzaaklijke werken ten nutte van de Compagnie hebbende moeten worden gebruikt en thans eene volkoomen Schaarsheid aan dit onontbeerlijk Articul heerschende, zo is goedgevonden en verstaan den Pakhuismeester Cornelis Cruywagen te qualificeeren en te gelasten, zo als dezelve gelast en gequalificeerd word bij deeze omme tot de minstmogelijke prijzen van particulieren Successivelijk in te koopen zo veel Yzer als tot ‘t voortzetten van S’ Compagnies noodzaaklijkste werken onöntbeerlijk zal worden bevonden.

door den Heere Gezachhebber voorgedraagen zijnde te hebben ontwaard, dat zijn Ed: ten post comptoire alhier Stond gedebiteerd voor eene Sommetje van Rd:s 35: 28:- voor port van Brieven door zijn Ed: zedert den 28:e Julij 1791 en dus geduurende den tijd dat zijn Ed: het gezach heeft uitgeoeffend ontfangen, met verzoek omme dewijl de Hooggebiedende Heeren Meesteren bij hoogstderzelver beveelen omtrent de oprichting van posterijen gegeeven uitdrukkelijk hebben bepaald, dat de Hoofdgebieders van de betaling van port zouden weezen ontheft, van de voorseïde betaling van Rd:s 35:28 ook te moogen worden geexcuseerd, zo is bij overweeging dat dit verzoek allezints billijk komt te zijn en op de ordres is Steunende; goedgevonden en dienvolgens beslooten aan ‘t zelve te defereeren en zal dienvolgens den Heere Gezachhebber worden ontheft van de betaaling der van hem door den Postmeester gevorderde Somma van Rd:s 35:28: zo als zijn Ed: daarvan ontheeven word bij deeze, terwijl wanneer dit bedraagen onder anderen door den Postmeester reeds aan de Compagnie mogt weezen verantwoord ‘t zelve als dan aan den postmeester zal moeten worden gerestitueerd.

Na dit alles wierd door den Edelen Heer Commissaris gecommuniceerd dat zijn Ed: hadt goedgevonden de Adsistent ten Negotie Comptoire Casparus van Eerten Junior, op zijn desweegens gedaan verzoek te verplaatsen ter Secretarij van deezen Raade, omme aldaar onder zijne thans winnende gagie en loopend verband den dienst van ordinaire Clercq te verrichten.

Laatstelijk is door den nieuw aangestelde Secretaris van Graaffe Rijnet Jacobus Vercueil aan handen van de Edelen Heer Commissaris afgelegd de Eed tot deeze zijne bediening Staande, de Eed als Notaris en de Eed van purge, en zo meede door den Adsistent Jan Bernard Hoffman als gequalificeerd geworden om bij justitieele Commissien te adsisteeren gepresteerd de gewoone eed van Secretesse.

Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop Ten daage en Jaare Voorschreeve.

[Signed:] A: J: Sluijsken

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Sueur

[Signed:] O: G: De Wet

[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s

C. 222, pp. 433-485.

Maandag den {17940331} 31:e Maart 1794

‘S voormiddags present de Edele Heer Commissaris, beneevens de Heeren Leeden Le Sueur, de Wet, en van Reede van Oudtshoorn.

Na resumptie der Resolutien op den 21:e en 24:ste deezer maand genoomen is geleezen geworden eene Missive door de WelEdele Groot Achtb: Heeren Bewindhebberen ter kamer Zeeland Sub dato 31:e October jongstleeden aan deezen Raade geschreeven, tot bijgeleide van het Schip de Zeelelij en per die Bodem op gisteren alhier aangebracht in antwoord op welke Missive welgemelde Heeren Bewindhebberen eenlijk zulllen worden verzeekerd, dat de per gezegd Schip alhier aangekoomen recruiten voor de Regimenten de Meuron en Wurtemberg bij eerstvoorkomende geleegendheeden naar Indiën zullen worden voortgezonden.

Vervolgens geliefde de Edele Heer Commissaris den Raade te bedeelen dat dewijl de Hooggebiedende Heere Majores geene extraordinaire ordres herwaards hebben gezonden omtrent de verzending van s Comp:e Bodems van hier naar Nederland, men natuurlijk moet veronderstellen dat hun WelEdele Hoog Achtb: begeeven dat daarmeede zal worden gehandeld op den gewoone Voet; dat hoe zeer zijn Ed: ook hadt verlangd en het vertrek der beïde aanweezende Retourbodems Drechterland en Leide hadt opgeschort om bij dezelve te voegen de Scheepen welke men uit Indien heeft verwacht, zijn Ed: echter vermeende dat na het arrivement dier Bodems niet langer gewacht konde worden op hoop van dezelve neevens beide voorschr: hier geankerde Scheepen in een Vloot te laaten vertrekken, om dat men alhier geene ministerieele of zeekere kennisse heeft of ‘er wel eenige Scheepen van Batavia of Ceilon dit jaar te wachten zijn, en nog minder wanneer van daar zouden vertrekken, waardoor het verbeïden na dezelve zeer onzeeker is te meer daar men uit de Successive uit de West van Indien zo van Bengalen als Bombaij ontfangen nouvelles en uit de hier door americaanse Scheepen ontfangene tijdingen van de fransche Eilanden verzeekerd zijnde dat ‘er reeds een aanzienlijk getal van Fransse Kapers in de Indische zeën, mitsgaders voor Straat Sunda , alwaar zij het Schip Willem de Vierde beneevens een particuliere hollandse Brik genomen hebben, kruissen, en dat den 26:e December laatsleeden nog vier Groote kapers van 40 Stukken 12 - en - 18 ponders van Mauritius na gemelde Straat waaren gezeild men veele reeden heeft te vreezen dat deeze de verzending der Scheepen van Batavia verhinderen of vertraagen zullen - weshalven zijn Ed: de Raade dan ook proponeerde om de Zeildag van voormelde Scheepen Drechterland en Leide te bepaalen op den 18:e der aanstaande maand April, ende zulks meede om dat die Scheepen niet langer kunnen worden aangehouden zonder buiten Staat te geraaken om de reïse te kunnen doen, nadien het laatste ruim 16 Maanden hier heeft geleegen en het eerste genoegzaam een jaar, zonder dat deeze Bodem alhier van een dubbelhuid heef kunnen worden voorzien, en dat de voorseide Bodems in deeze tijd vertrekkende in Europa aankoomen in een jaargetij dat men veronderstellen mag dat de vlooten der verbonde Mogendheeden in Staat zullen weezen de Zeën aldaar van fransche kapers die er volgens de Berigten nu aldaar zelfs weïnig gevonde worde Schoon te houden, zo ‘er al geene Scheepen om op dezelve te kruissen mogten zijn of hebben kunnen worden gezonden; met welke propositie van den edelen Heer Commissaris de Heeren Le Sueur en de Wet zich geconformeerd hebbende, zo betuigde den Heere Van Reede van Oudtshoorn daarïn niet te kunnen concurreeren als vermeenende zyn Ed: dat de beïde Bodems behoorden te worden aangehouden, of tot men omtrent dies afvaardiging uit Nederland met ordres zou weezen gemunieerd, of tot dat de verwachtwordende Retourbodems gearriveerd zouden weezen, terwijl in dit geval het gedrag deezer Regeering door de Hooggebiedende Heeren Majores eenlijk zou kunnen worden gelaakt, daar uit de afzending der twee Scheepen, wanneer door den vijand mogten worden genomen, vergoedingen zouden kunnen volgen, waarïn zijn Ed: niet gaarne zou willen deelen,- en is dienvolgens bij de meerderheid des Raads beslooten om de gedachte Scheepen Drechterland en Leide weer en wind daartoe dienende op den 18:e der eerstkoomende maand April van hier naar Nederland te doen vertrekken.

Voorts geliefde den Edele Heer Commissaris den Raade te bedeelen dat alle de aanweezende uitkoomende Scheepen ter ordre van zijn Ed: in Staat worden gebracht, om op de eerste ordre haare reise na indiën te kunnen voortsetten, doch dat zijn Ed: niet konde afzijn den Raade te proponeeren, om alle dezelve Bodems vooreerst aan te houden tot dat men alhier eenige tijdingen van Batavia zal hebben ontfangen dewijl men zoo als hier vooren reets gezegd genoegzaam zeeker onderricht is dat de franschen van Mauritius den 26:e der maand December jongstleeden vier groote Scheepen van veertig Stukken ieder 18 en 12 ponders naar Batavia hebben afgezonden buiten een groot getal Kaapers welke reeds aldaar kruisten en mogelijk iets nadeeligs op die plaats kunnen hebben ondernoomen, dan wel anders voor af in Straat Sunda kruijssen en aan het welke moet worden toegeschreeven dat de pacquetboot de Expeditie die volgens de tijding per het particulier Scheepje de Dankbaare Africaan alhier aangebracht, weinige dagen na den 4:e december van india’s Hoofdplaatse dit heen zou worden gedepecheerd, tot nogtoe niet is koomen op te daagen.

Den Raade zich met deeze propositie van den Edelen Heer Commissaris volkoomen geconformeerd hebbende, zo zullen dienvolgens alle de aanweezende uitkoomende Scheepen provisioneel worden aangehouden in de hoope dat binnen kort eenige geruststellende tijding van Batavia zal worden ontfangen, en deeze Regeering daardoor kunnen doen besluiten om de aanzienlijke en rijke Vloot welke zich ter deezer Rhêde bevind te doen reisvorderen, terwijl alverder goedgevonden is alle de gezegde uitkoomende Scheepen te doen proviandeeren voor Vier maanden, te reekenen van den 25:e der eerstkomende maand April, als wanneer bij ‘t verder achterblijven der zo lang verwachte tijdingen van Batavia alle de meergenoemde Zeeven uitkoomende Scheepen naar Baaïfals zullen worden verzonden en aldaar zo wel als geduurende hun verblijf ter deezer rheede worden voorzien van zodanige provisiën en benodigdheeden als voor de legdagen zullen worden vereïscht.

En nadien in het Schip Vredenburg zich eene aanzienlijke ruimte komt te bevinden, zo is beslooten dezelve ruimte te doen aanvullen met

125 Lasten Tarw en

75 Leggers Wijn

het een en ander om te Strekken by anticipatie van ‘t een van Batavia bij de nog verwachtwordende Eisch voor den Jaare 1794 zal worden gepetitioneerd.

Vervolgens zyn geresumeerd de Rapporten door de Capitijns van s Compagnies uitkoomende Bodems Vredenburg , Siam , de Hertog van Brunswijk en Washington respectivelijk verleend, over de Staat der Watervaaten en het restant van Water zich in de gemelde Bodems bevindende, welke Rapporten alle in origineel zullen worden toegezonden aan de Heeren Bewindhebberen der Kameren waarvoor de gezegde Scheepen respectivelijk zijn uitgevaaren.

De Edelen Heer Commissaris de Capitijns ter zee Christiaan Van Veerden en Willem Udemans Junior gecommitteerd hebbende om de zwaare touwen van het Schip Drechterland ten overstaan van den Equipagiemeester nauwkeurig te visiteeren, zo is door dezelve Gecommitteerdens daarover heeden ingedient het volgend bericht.

Aan den WelEdele Groot achtb: Heer! Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India mitsgaders Commissaris deezes Gouvernements en den Ressorte van dien &:&:&:

‘WelEdele Groot Achtb: Heer!’

‘Ingevolge UWelEdele Groot achtb: zeer g’Eerd bevel hebben wij ondergeteekendens ons begeeve naar boord van het ter deezer Rheede Geankerd Retourschip Drechterland : en aldaar ten overstaan van den Equipagiemeester deezes Gouvernements Jan Arnoud Voltelen in t bij weezen van den Capitijn ter Zee Cornelis van Eps boovengemelde bodem Commandeerende ten nauwkeurigste gevisiteerd, alle deszelfs zwaaren touwen en bevonden.’

‘ten 1:e het tuij en het Boegtouw goed, de Legger van ‘t daags touw, ten Eenemaal, onbekwaam.’

‘2:o ‘t plegt touw, in die Staat dat wij het zelve niet volstrekt kunnen afkeuren en ook niet tot Een plegtouw kunnen goed keuren: dewijl het zelve vrij Sterk uitgedroogt is en het in Cas van nood als het dagelijks breekt terstond vallen moet, en gevaar zoude loopen van te knappen, kunnende gemelde Touw egter voor Een Legger waarop het zelde zo hard aankomt in steede van de booven geciteerde legger geemploïeerd worden zo dat onder gunstig welduijden deeze bodem: van Een Swaar touw, tot Een plegttouw diend voorsien te worden, waartoe het geligte touw van 18 d:m uit het Schip d’ Hertog van Brunswijk kan geemploïeerd worden.’

‘Hiermeede hoope wij aan UWelEdeleGroot Achtb: zeer gevenereerde Intentie te hebben voldaan en Laate dit dienen tot berigt.’

‘Cabo de Goede Hoop den 28:e Maart 1794.’

‘Als gecommitteerdens /:get:/ C: V: Veerden W:m Udemans Junior’

‘Ten mijnen overstaan /:get:/ Jan A:t Voltelen’

‘Mij present /:get:/ Corn:s van Eps’

waarop beslooten is zich met het gemeld Rapport volkoomen te conformeeren, zullende dienvolgens aan het gemeld Schip Drechterland worden verstrekt een zwaar touw van 18 duijm om tot een plechtouw te worden geemploïeerd, terwijl het daartoe gedient hebbende Touw voor een Legger van het daagstouw zal moeten worden gebruikt:.

De Capitijn Luitenant der artillerie Petrus Ulrich Fischer ingevolge het geresolveerde ter Sessie van den [.....] Jongstl: door den Edelen Heer Commissaris gecommitteerd geworden zijnde aan zijn Ed: te berichten wat vereischt wierd om het kruitmagazijn in den dorpe van Stellenbosch in behoorlijke Staat te brengen, daarover ingedient hebbende het volgende Rapport.

‘Rapport’

Aan de WelEdele Groot Achtb: Heer! Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement aan de Caab de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c: &c: &c:

‘Ingevolge van UWelEdele Groot Achtb: zeer g’ Eerde ordres, heeft den onderget: de Eere te berigten, dat tot Repareeren en in order brengen van ‘t kruijtmaguazijn in de Colonie van Stellenbosch nodig is.’

‘10 p:s gr: Deelen van 2 d:m’

‘eenige Voeten, Jatij hout tot pennen voor de vloer.’

‘20 p:s Stophoute’

‘1 d:o kruitzeil 30 Voet lang en 16 voet breed’

‘4 d:o kopere Sleutels tot de Slooten.’

‘Tot Schilderen van 6 deuren en 6 Luijken ‘t benodigde Olij en Verf.’

‘Verders zyn alle Hengzels en Duijmen aan de Deuren en Luijken van Yzer, dat zeeker oneïgen is, maar vermits de duime, daar de Hengsels op draaïen met kooper bekleed zijn; vermeend de Onderget: niet heel noodzaakelijk te zyn, om tot eene verandering van Ijzer tot kooper over te gaan, het welke niet zonder groote kosten zoude kunnen geschieden, en men ook door ‘t losbreeken van de Hengsels en Duijmen de Deuren en Cousijnen Sterk beschadigen zoude.’

‘Verhoopende hiermeede aan de zeer geEerde Intentie van UWelEdele Groot Achtb: te hebben voldaan, zo laaten deeze dienen voor neederig Rapport.’

‘Cabo de Goede Hoop den 31:e Maart 1794’

‘P: U: Fischer’

zo is na lectuure van het zelve Rapport goedgevonden en dienvolgens beslooten alle de daarbij opgegeeven benodigdheeden om het gemeld kruitmagazijn in behoorlijke staat te brengen en zo meede de vereischte Gereedschappen om het buskruit volgens de ordres daarin te kunnen bergen ten allerspoedigste te laaten aanmaaken en verstrekken, omme wanneer ‘t een en ander zich in gereedheid zal vinden, te worden verzonden naar Stellenbosch , en aldaar gebruikt tot alle Zodanige eindens als den Capitijn Luitenant Fischer bij zijn gezegd Rapport heeft opgegeeven.

De oud Heemraad aan Stellenbosch Gerhardus Munnik als huurder van S Compagnies Thuin Rustenburg aan deezen Raade gericht hebbende het volgend Request.

Aan den WelEdele Grootagtb: Heer! M:r Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands Indien en Commissaris van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c: &c: &c: en den WelEdele Achtb: Heere Johannes Isaac Rhenius gezachhebber ten voorsz: Gouvernemente, beneevens den WelEdele Achtb: politiecque Raade.

‘WelEdele Groot Achtb: Heere! WelEdele Achtb: Heere! en WelEdele Heeren!’

‘Geeft met alle verschuldigde Eerbied te kennen den ondergeteekende Oud Heemraad van Stellenbosch en Drakenstein Gerhardus Munnik’

‘Dat de Suppl:t in den Jaare 1793 tijde wanneer S E Comp:e post Rondebosje metter woon betrokken heeft zig direct in de onvermijdelijke noodzaakelijk heeft bevonden aldaar eenige Reparatiën te laaten doen waarvan de Onkosten ‘t montant der neevensgaande Specificque Reekening bedragen.’

‘Weshalven de Suppl:t op ‘t nedrigste is verzoekende dat de bovengem:e onkosten aan hem in Reekening mogen werden geleeden en goedgedaan’

‘’T welk doende &c:a’

’/:get:/ G:s Munnik’

D’ E Compagnie debet aan den Ondergeteekende weegens noodzaakelijke Reparatien gedaan aan S E Comp:e Post ‘t Ronde bosje ; in den Jaare 1793


3000 bossen Riet a 16 Rd:s de duyzend bossen Rd:s 48:-
27 half aam kalk a 4 S:t de half aam d:o 13:-04:-
3 weeken twee Metzelaars a 12 per maand ijder d:o 18:- :-
1 Dekker 15 dagen a 1 Rd:s daags d:o 15:-:-
Een Bakoven laaten maaken
Aan arbeïdsloon d:o 6:-:-
1000 Caapsche moppen a 2 Rd:s de honderd d:o 26:-:-
de Yzere deur en Cosijn d:o 7:-:-
Somma Rd:s d:o 127:-:-

3000 bossen Riet a 16 Rd:s de duyzend bossen Rd:s 48:-
27 half aam kalk a 4 S:t de half aam d:o 13:-04:-
3 weeken twee Metzelaars a 12 per maand ijder d:o 18:- :-
1 Dekker 15 dagen a 1 Rd:s daags d:o 15:-:-
Een Bakoven laaten maaken
Aan arbeïdsloon d:o 6:-:-
1000 Caapsche moppen a 2 Rd:s de honderd d:o 26:-:-
de Yzere deur en Cosijn d:o 7:-:-
Somma Rd:s d:o 127:-:-

‘Cabo de Goede Hoop den 28 Maart 1794.’

’/:get:/ G: Munnik’

zo is verstaan omme uit hoofde dat de Gebouwen van de gemelde Tuin aan hem door Heeren Gecommitteerden Leeden deezes Raads zyn overgegeeven zonder dat hij toenmaals zo als hij had behooren te doen, daar teegens eenige voordragten of protestatien aan deeze Regeering heeft gedaan, zo als zijne verpligting vorderde hij dus de door hem opgegeeven reparatiën ongequalificeerd heeft gedaan, goedgevonden en verstaan des Suppliants verzoek bij zijne voorschr: request gedaan te declineeren en te wyzen van den hand, zo als ‘t zelve van den hand geweezen en gedeclineerd word bij deeze.

Evengemelde Munnik nog overgelegd hebbende eene reekening groot Rd:s 260:- over Rijloon van 13 Stukken Canon welke hij van ‘t Strand in de Saldanhabaaï heeft getransporteerd naar de aldaar opgeworpen geweest zijnde Schans tot dekking van de Scheepen Drechterland en de Meermin geduurende de kieling van eerstgemelde Bodem aldaar, en voor ‘t transport van gemelde Canons van de gemelde Schans wederom naar Strand, zo is bij overweging dat volgens getuigenis van den Capitijn Van Eps, het Schip Drechterland commandeerende, den gemelde Munnik tot dat moeïlijk werk een groot aantal ossen heeft moeten emploïëeren, waarvan veele zijn koomen te verrekken, terwijl zelfs eene zijner wagens gebrooken was, goedgevonden en verstaan de voornoemde Reekening en bedraagen van Rd:s 260:-:- aan hem Munnik uit S Comp:s Cassa te laaten betaalen omme op reekening van OorlogSonkosten te worden geboekt.

De evengenoemde Munnik nog bij Requeste verzoek gedaan hebbende uit S Comp:s Cassa te moogen worden geadsisteerd met eene Somma van Twee duijzend Rijksdaalers tot ‘t goedmaaken der onkosten welke hij bereids heeft aangewend en verder zoude moeten impendeeren tot ‘t Salveeren en opvisschen van de Goederen welke zich in het Wrak van ‘t in Saldanhabaaï gezonken Schip Middelburg koomen te bevinden, zo is verstaan, omme uit aanmerking dat de Compagnie van haare omtrent deeze operatie conditioneel aangegaane verbindtenissen en beloften heeft afgezien, om zodanige reedenen als bij de op heeden geresumeerd Resolutien en Jongste Sessie deezer vergadering genoomen zijn omschreeven, het gedachte verzoek te declineeren en te wijzen vanden hand zo als geschied bij deeze.

Na dit een en ander gaf den edelen Heer Commissaris kennisse, dat wanneer de achtervleugel ofte uitspringende parthij van het nieuw Hospitaal ten ZW, zo beneeden als boven zou worden gebruikt tot den opleg van Tarwe, men direct hadt bevonden dat de Vloer van de eerste etage moest worden opgenoomen en verhoogd, dat ook het plat moest worden voorzien en onderscheidene andere reparatien aan dat gebouw gedaan om het zelve tot berging van Graanen te approprieeren, dat zijn Ed: om deeze reparatiën met de vereischte Spoed te doen gevolg neemen den Heere van Reede van Oudtshoorn hadde gelast en gequalificeerd om dezelve tot de minstmogelijke prijs door particulieren te laten doen, en dat de gezegde Reparatiën geeffectueerd zijnde zijn Ed: over dies kostende hadt ontfangen de volgende reekening, waarbij teffens is gebracht het bekostigde tot het opmetselen van twee Muurtjes aan de Slachtboom over de weg bezijden dit Casteel.

Tot ‘t Approprieeren van de agtervleugel of de uitspringende Parthij van ‘t Nieuwe Hospitaal ten Z: W: zo beneeden als Boven tot Koornmagazijnen Namentlijk

Voor ‘t opneemen, verhoogen en Wederleggen van een Vloer van Arduijn Steenen in de beneeden zaal

het verzetten van deur en Vengster Couzijnen het voorzien en witten der

Muuren en het Schoonmaaken en Witten der Zolders zoo booven als beneeden

het voorzien van het Plat

het zetten van een deur Couzijn met zijn deur en ringmuur mitsgaders het leeveren van dit een en ander met al zijn toebehoor


Het welk is verdiend aan
10 Metzelaars 12 dagen ieder a 30 Stv:s S daags ieder     Rd:s 75:-
20 handlangers 12 d:o d:o d:o 12 d:o d:o d:o     d:o 60:-
80 halfaamen kalk a 30 Stv:s t half aam     d:o 50:-
6 nieuwe Witquasten a 30 Stv:s ieder     d:o 3:06:-
200 p:s Caabse Moppen a 2 Rd:s tC:t     d:o 4:-
2000 d:o d:o gebakte Steenen a 3 1/2 Rd:s 't duijzend     d:o 7:-
200 vragten puijn tot 't ophoogen vande vloer a 18 st:v rijloon d:o 75:-
76 d:o Zand en kleij 18 d:o d:o 28:04:-
4 d:o gebakke Steenen 18 d:o d:o 1:04:-
1 d:o Moppen tot d:o -:03:-
1 deur met zijn Couzijn en al het Verder toebehooren   d:o 24:-:-
Bezuijden 't Casteel voor 't opmetzelen van 2 Muurtjes aan de Slagboom verdiend  
3 Metzelaars 4 daagen a 30 Stv:s ieder daags     d:o 7:04:-
6 handlangers 4 d:o d:o 12 d:o     d:o 6:-:-
Rijloon van Steenen en Zand gebakken Steenen van d E Comp:e gefourneerd     d:o 3:-
16 halfaamen kalk a 30 Stv:s de half aam     d:o 10:-
Somma     Rd:s 355:05:-

Het welk is verdiend aan
10 Metzelaars 12 dagen ieder a 30 Stv:s S daags ieder     Rd:s 75:-
20 handlangers 12 d:o d:o d:o 12 d:o d:o d:o     d:o 60:-
80 halfaamen kalk a 30 Stv:s t half aam     d:o 50:-
6 nieuwe Witquasten a 30 Stv:s ieder     d:o 3:06:-
200 p:s Caabse Moppen a 2 Rd:s tC:t     d:o 4:-
2000 d:o d:o gebakte Steenen a 3 1/2 Rd:s 't duijzend     d:o 7:-
200 vragten puijn tot 't ophoogen vande vloer a 18 st:v rijloon d:o 75:-
76 d:o Zand en kleij 18 d:o d:o 28:04:-
4 d:o gebakke Steenen 18 d:o d:o 1:04:-
1 d:o Moppen tot d:o -:03:-
1 deur met zijn Couzijn en al het Verder toebehooren   d:o 24:-:-
Bezuijden 't Casteel voor 't opmetzelen van 2 Muurtjes aan de Slagboom verdiend  
3 Metzelaars 4 daagen a 30 Stv:s ieder daags     d:o 7:04:-
6 handlangers 4 d:o d:o 12 d:o     d:o 6:-:-
Rijloon van Steenen en Zand gebakken Steenen van d E Comp:e gefourneerd     d:o 3:-
16 halfaamen kalk a 30 Stv:s de half aam     d:o 10:-
Somma     Rd:s 355:05:-

‘Kaap de Goede Hoop den 31:e Maart 1794.’

’/:get:/ Philip Diehl’

welke reekening geexamineerd en daaruit gebleeken zynde; dat alle de voorschreeven reparatiën op de allermenageuste wijze zijn geeffectueerd;

zo is beslooten de reekening van dies kostende, ten bedragen van Rd:s 355:30:- aan den Burger metzelaar Philip Diehl uit S Comp:s Cassa te laaten voldoen.

Aan Landdrost en Heemraaden van Zwellendam , zo bij Resolutie deezer vergadering als door den Edelen Heer Commissaris gedemandeert geworden zijnde om nauwkeurig te onderzoeken de onderscheidene klachten door eenige opgezeetenen hunner Colonie ingebracht over hun onvermoogen om de door hen verschuldigde achterstallige Recognitiepenningen aan de Comp:e te kunnen opbrengen en betalen, en teffens of en in hoe verre aan hunne verzoeken om van de betaling der gezegde achterstallige Recognitie zou te worden geexcusseerd kunnen en behooren te worden gedefereerd; zo is door gedachte Colegie over dit een en ander aan deeze Regeering gaddresseerd het volgend bericht.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heere M:r Abraham Josias Sluijsken, Raad ordinair van Neerlands India en Commissaris van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c: &c: &c: beneevens den WelEdelen Achtbaaren Heere Gezachhebber, en de WelEdele Heeren Raaden van Politie.

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en Edele Achtb: Heeren!’

‘Daar het den WelEdelen Groot achtb: Heer Commissaris M:r Abraham Josias Sluijsken heeft gelieven te behaagen, omme aan dit Collegie bij Missive van den 4:e November ll: te berigten, dat de weduwe van den Burger Jan Jacob Breedenbag zig bij zyn WelEdele Groot Achtb: hebbende geaddresseerd, haar onvermogen omme de op haar beïde leeningsplaatsen genaamd Welgevonden en Wagenboomsrivier hegtende agterstallige recognitie penningen ten bedragen van ruim 39 jaaren te konnen opbrengen, te kennen had gegeeven, eensdeels om dat zij zig in de uitterste armoede bevind, en ten anderen, om dat bij verkoop der opstallen op haare plaatsen, de daarop hegtende agterstal niet zoude werden behaald, en teevens te gelasten dienaangaande nauwkeurige informatie te neemen en zijn WelEdele Groot achtb: te dienen van berigt; zoo hebben de ondergeteekende Landdrost en Heemraaden deezer Colonie de Eer UWelEdele Groot Achtb: en E: E: Achtb: dienaangaande, needrig te rescribeeren.’

‘Dat na nauwkeurige informatie zoo van den Staat waarin gemelde weduwe als de gesteldheid in welke de twee bij haar in leening bezeeten wordende plaatsen zig koomen te bevinden, het aan de ondergeteekende is koomen te Consteeren, dat de Weduwe zich niet alleen in Zeer armoedige omstandigheeden bevind, als hebbende maar een zeer gering aantal Schapen en 40 Stuks beesten waarvan ‘t grootste gedeelte haare kinderen toebehoord, maar dat ook waarlijk die opstallen op haare plaatsen /: van welke de eene maar een redelyke plaats kan genaamd werden:/ bij verkoop de op dezelve hegtenden agterStal niet zouden opbrengen waar bij nog komt, dat indien dezelve wierden verkogt zy volstrekt van ‘t nodige leevensonderhoud zoude werden verstooken of zig bij haare kinderen, dan wel ‘t geen nog erger is, bij vreemden met ‘er woon moeten begeeven.’

‘Het is dierhalven WelEdele Groot achtb: Heer en E E Achtb: Heeren! dat de ondergeteekenden de vrijheid gebruiken UWEd: Groot Achtb: en E E Achtb: te Solliciteeren met deeze waarlijk ongelukkige weduwe meedelijden te willen hebben en dezelve; ten minsten voor een gedeelte van haare verschuldigde recognitie te ontheffen.’

‘UWelEdele Groot Achtb: en Ed: Achtb: bij Extract Resolutie van den 27:e December anno passato, ons hebbende gelieven aan te schrijven, dat de weduwe wijlen den Landbouwer Stephanus Abraham Cloete had koomen over te leggen een attestaat van den ondergeteekenden Landdrost, Contineerende, dat wijlen haare man in de maand Maart van ‘t Jongstgepasseerde Jaar 1793, met zijn huisgezin voor de Caffers de Vlugt hebbende genoomen, naar den Burger Willem Grobbelaar, dezelve aldaar aangerand en vermoord was geworden agterlaatene gem:e zijne huisvrouw en 5 kleine kinderen, als meede dat de woonplaats van hem Cloete tot den grond toe afgebrand, en ‘t vee geroofd zoude zyn geworden, met verzoek van gemelde Wed:e omme, vermits haar daar door veroorzaakte armoedige omstandigheeden van de betaling der op haar plaats hegtende agterstal ten bedragen van 12 Jaaren en 6 maanden te worden vrijgesprooken.’

‘En daar UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: te gelijkertijd ons hebben gelieven te gelasten omme; alvoorens op dat gedaan verzoek te disponeeren, Hoogstdezelve nopens de omstandigheeden waarin gemelde weduwe is verseerende, te dienen van bericht, zoo hebben wij de Eer UWelEdele Groot achtb: en E Achtb: dienaangaande te Communiceeren, dat niet alleen ‘t Certificaat door den Landdrost verleend, de zuivere waarheid is behelsende, maar dat die vrouw ook zig weezentlijk in zodanige armoedigen Staat bevind, dat zij volstrekt buiten Staat is gesteld, haare agterstallige recognitie penningen te konnen opbrengen, het welk UwelEdele Groot Achtb: en E Achtb: des gelievende zullende konnen bevroeden, als wij hoogstdezelve verzeekeren, dat haare aangehuuwde Broeder de Burger Johannes Hendrik Cloete alhier liefdegiften voor haar inzameld, ten eïnde dezelve in haare drukkende omstandigheeden eenigzints te verligten en te gemoed te koomen.’

‘De Ondergeteekende Landdrost al verder gelast zijnde, zig te informeeren na de omstandigheid van de Weduwe wijlen den burger Jacobus Bruwer, dewelke insgelijks haar onvermogen om alle de op haar plaats ten agteren staande recognitie penningen te konnen betaalen, heeft te kennen gegeeven, zo hebben wij de Eer dienaangaande al meede te berigten, dat hij Landdrost g’adsisteerd door de Heemraaden Pieter du Preez en Laurens de Jager de Jonge beneevens den Secretaris, zig na de plaats van gemelde Weduwe begeeven, naar haare omstandigheeden enquisitie gedaan en van haar Vee inspectie genoomen heeft, en ontwaard, dat die vrouw zig in zodanigen Staat bevind, dat zij om aan de E Comp:ie zijn regt te voldoen, genoodzaakt zoude zijn, haare woonplaats te verkoopen dewelke haar eenigste Secours is, vermits het door haar bezeeten wordende Vee van zoo weïnig importantie is, da zij het zelve tot haar dagelijks gebruik kom te benodigen.’

‘Daar zij echter geneegen en bereïd is om van tyd tot tijd eenige recognitiepenningen op te brengen, en haare woonplaats zoo slegt is, dat dezelve haar en haar huisgezin nauwlijks ‘t nodig onderhoud kan verschaffen; zoo gebruiken wij al meede de vrijheid de ontferming van UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: voor die weduwe af te Smeeken, met imploratie dezelve ten minsten van een gedeelte haarer verschuldigde recognitie te willen vrijspreeken.’

‘Wij hebben de Eer UWelEdele Groot achtb: en Ed: Achtb:e nog al verder te communiceeren, dat de burger Matthijs de Jager zig bij ons vervoegd hebbende berigt gedaan heeft, dat bij zijn laatst aanweezen aan de Caab hij zig per request aan den WelEdelen Groot achtb: Heer Commissaris had g’addresseerd, Contineerende zijn onvermoogen om zijne aan de E Comp:e verschuldigde agterstallige recognitie penningen te komen opbrengen, en dat zijn WelEdele Groot Agtb: hem daar op ten antwoord had gegeeven, dat zoo veel in zijn vermoogen was, zoude moeten afdoen, en vervolgens een berigt van Landdrost en Heemraaden alhier weegens zijne omstandigheeden worden ingeleeverd, mitsgaders dat hij de Jager daarop direct elf Jaaren agterstal /: als buiten de mogelijkheid zijnde om op dat ogenblik iets meerder afte doen:/ had betaald.’

‘Daar wij nu bewust zijn dat die man zig zeeker in geene ruime omstandigheeden kom te bevinden, en hij aan ons heeft overgelegd eene Specificatie van den Staat zijner goederen, zoo neemen wij de vrijheid dezelve ter meerder elucidatie aan UWelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: te Suppediteeren met verzoek terwijl wij niet twijffelen, of die opgaaf is allesints naar waarheid, dat UWelEd: Groot achtb: en E Achtb: van die goedheid gelieven te zijn hem de Jager van een gedeelte der betaaling van zijne verschuldigde Recognitie te willen excuseeren, dan wel vooreerst tot ‘t opbrengen van dezelve niet te constringeeren.’

‘Laatstelijk heeft zig nog bij ons vervoegd de Oud Heemraad deezer Colonie Salomon Ferreira met berigt, dat wanneer zig onlangs aan de Caap kwam te bevinden, hij zig bij den WelEdele Groot agtb: Heer Commissaris had vervoegd, met Sollicitatie dat de achterstallige recognitie penningen op zijne plaatsen Zoet geneugt en Soute fonteïn aan de Zondagsrivier geleegen, aan hem mogten worden geschonken, en de betaling der daarop verder te verloopene recognitie ophouden, tot tijd en wijlen hij van dezelve wederom een gerust genot zoude konnen hebben, en zulks uit hoofde, om dat door de Caffers verwoest en afgebrand zijn, dog dat zijne WelEdele Groot achtb: hem aan dit Colegie had gerenvoïeerd, ten eïnde daaromtrend te dienen van bericht.’

‘Het is dan WelEdele Groot achtb: Heeren en E E Achtb: Heeren dat wij ter obsequentie aan dit Zeer gehonnoreerd bevel, de Eer hebben UWelEdele Groot achtb: en E Achtb: ter kennisse te brengen, dat de omstandigheeden waarin gemelde Ferraire zig bevind, van die aart en natuur zijn, dat wij /:onder Submissie aan ‘t verligter oordeel van UWelEd:e Groot achtb: en E Achtb: / vermeenen dat dezelve zig zeer wel tot betaling zijner achterstallige recognitiepenningen in staat bevind, vermits:/ alhoewel beïde zijne gemelde plaatsen zijn afgebrand:/ zoo verre ons bewust is van hem maar een gering gedeelte Schaapen en bokken door de Caffers is geroofd geworden, terwijl wij echter voor ‘t overige UWelEdele Groot achtb: en E Achtb: needrig Solliciteeren de betaaling der opgemelde plaatsen nog te verloopene recognitie te willen doen ophouden, tot er tijd toe dezelve wederom door hem Ferraira met gerustheid bewoond, en door zijn Vee beweid zullen konnen worden.’

‘De ondergeteekenden hoopen, hier meede aan ‘t zeer gehonoreerd requisit en bevel van UWelEd: Groot Achtb: en E E Achtb: voldaan te hebben, en neemen de Vrijheid deezen voor zeer nedrig berigt te doen dienen.’

Swellendam den 13:e Maart 1794.’

’/:was geteek:/ A: A: Faure P: D: Preez L:s D: Jager P: Pienaar P: H: Ferrijra Hermanus Steijn’

over welk bericht met alle mogelijke aandacht gedelibereerd en daarbij overwoogen zijnde de noodzaaklijkheid om de achterstallige recognitiepenningen met de meeste Spoed te zuiveren van alle zodanige pretensien als door de Compagnie uit hoofde van het onvermoogen der debiteuren toch eenmaal zullen moeten worden gesacrifieerd, te eïnde uit de Boeken van S Lands generaale Inkomsten alle valsche vertooningen te verwijderen en de recognitie der Leeningsplaatsen voorthaan op eene geregulde wijze te kunnen invorderen, zo is dan ook bij den Raade bestgedacht en dienvolgens beslooten, dat van de achterstallige 50 Jaaren en 1 maand Recognitie, door de Wed:e van Jan Jacob Bredenbach verschuldigd uit hoofde van haar allezints behoeftige omstandigheeden zullen worden afgeschreeven 40 Jaaren en Een maand, terwijl van de door haar als dan noch verschuldigde tien Jaaren achterstallige recognitiepenningen Vijf Jaaren zullen worden geboekt ten lasten van de door haar in leening bezeeten wordende plaats Welgevonden en de overige Vyf Jaaren ten lasten van haare plaats Wagenboomsrivier , met last en bevel omme als; nu ook behoorlijk te zorgen, dat de gemelde tien Jaaren noch ten achteren Staande recognitiepenningen aan de compagnie ingevolge de ordres door de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal gestatueerd, behoorlijk worden vereffend en betaald;

Dat voorts de 12 Jaaren en 6 maanden recognitiepenningen welke de weduwe wijlen den Burger Stephanus Abraham Cloete aan de Compagnie Schuldig is op de door haar bezeeten wordende Leeningsplaats genaamt de Biesjesvalleij zullen worden afgeschreeven, en aan gezegde wed:e Cloete geschonken, uit aanmerking van de jammerlijke omstandigheeden, waarin die ongelukkige weduwe zich bevind door het vermoorden van haar Man het rooven van haar Vhee en het verbranden van haar plaats.

Dat wijders uit consideratie van de allezints behoeftigen Staat waarin de weduwe wijlen den Burger Johannes Bruwel zich bevind en waardoor zij onvermoogend is de op haar Vheepost de Zandrivier hechtende 21 Jaaren en 7 Maanden achterstallige recognitiepenningen aan de Compagnie op te brengen, van dezelve Recognietie zal worden afgeschreeven 11 Jaaren en 7 maanden, terwijl de 10 Jaaren welke dus onder Ultimo Augustus jongstleeden, op haare gemelde plaats zijn blyven hechtende, door haar almeede navolgens de beveelen van de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal zullen moeten worden voldaan;

Dat ook van de 28 Jaaren en 10 maanden achterstallige Recognitiepenningen verschuldigt door den Burger Matthijs de Jager, zo uit hoofde van de allezints bekrompene omstandigheeden waarin die man zich bevind, en waardoor hij om de Compagnie te voldoen zich genoodzaakt zou vinden zijn Haven en Vhee te verkoopen, en met de zijne tot een zwervend leeven vervallen, als uit aanmerking van zyne bereidvaardigheid in de betaaling van Elf Jaaren achterstallige recognitie voor eenige weeken betoond, zal worden afgeschreeven de helft ofte 14 Jaaren en 5 maanden onder Conditie dat de overige veerthien Jaaren en 5 maanden voor Ultimo Augustus eerstkoomende behoorlijk zullen worden opgebracht en betaald, waartoe deeze regeering vertrouwd dat hij genoegzaame geleegendheid zal vinden, zo wanneer zijne Crediteuren van hunnen zijde uit hoofde van het belang dat zij moeten Stellen in de afstand door de Compagnie gedaan, coöpereeren om hem daartoe in staat te Stellen, terwijl wanneer hij aan deeze zo billyke en genereuse voorwaarden niet mogt voldoen de opStallen zijner beide plaatsen zullen worden verkogt om uit dies provenue de door hem verschuldigde 28 Jaaren en 10 Maanden achterstallige Recognitiepenningen bij præferentie ten behoeve van de Comp:ie te verhaalen;

dan ten aanzien van het verzoek door den Oud Heemraad der Colonie Zwellendam Salomon Ferraira gedaan, om ontheffing te hebben van de 8 Jaaren en 7 maanden achterstallige recognitiepenningen, hechtende op zijne beïde plaatsen genaamd Zoet geneugd, en de Zoute of Lange fonteïn, is goedgevonden en verstaan ‘t verzoek te declineeren en te wijzen van de hand, zo als geschied bij deeze, zullende dienvolgens de voorzeïde 8 Jaaren en 7 maanden achterstallige Recognitiepenningen door hem moeten werden voldaan, doch zal vervolgens de recognitie der beide opgenoemde plaatsen moeten Stillestaan, tot tijd en wylen den voormelde Ferraira daarvan het gebuteerd gerust genot zal kunnen maaken.

En zal van dit besluit Extract worden afgegeeven aan den Heere Boekhouder van S Lands generale Inkomsten, ten einde te Strekken tot zijn Ed: naricht, en voorts omtrent het een en ander te handelen zo als zijn Ed: navolgens deszelfs Instructiën zal vinden te behooren, mitsgaders meede Extract aan Landdrost en Heemraaden van Zwellendam , om te Strekken tot derzelver informatie.

de opziener van S’ Compagnies Graanmagazijnen in de Mosselbaai Nicolaas Doman, aan wien bij resolutie deezer tafel van den [.....] jongstleeden is gelast zich te verantwoorden over de excessive minderheid van 256 3/4 mudde Tarwe, 21 Mudden Garst, 53 1/8 Mud Erwten en 41 mudden Boonen, gevallen op de graanen en Peulvruchten in de Mosselbaai aan zyne zorge toebetrouwd geweest, hierover ingedient hebbende een ampel vertoog, luidende met de daarbij gevoegde verklaaring als volgd.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India, en Commissaris over het Gouvernement van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien &: &: &: beneevens den E Achtbaaren Heer Gezachhebber en de WelEdele Heeren Raaden van Politie.

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E Achtbaare Heeren!’

‘De Ondergeteekende geordonneerd en gelast geworden zijnde, zig met den allermeesten Spoed bij geschrifte aan UWelEdele Groot achtb: en E Achtb: te verantwoorden over de excessive minderheid van 256 3/4 muddens Tarwe, 21 muddens Garst, 53 1/8 muddens Erwten, en 41 muddens Boonen op de Graanen en Peulvrugten aan zijne zorgen in de Mosselbaaij toebetrouwt geweest, gevallen, en voorts die verantwoording te Staaven met alzulke valabele bewijzen, als waardoor hij ondergeteekende zoude kunnen worden vrijgesprooken van s Comp:s belangen in deezen te hebben verwaarloost - Terwijl de Veerthien muddens Rogge dewelke hij heeft verbruikt door hem aan d E Comp:ie zouden moeten worden vergoed en overigens overgelegt de quitantiën van alzulke graanen en Peulvrugten, als hij op ordre en bevel van den E Achtbaaren Politiecquen Raad aan onderscheidene Landlieden tot zaad heeft geleend gehad, zal met gepasten eerbied in alle onderdanigheid tot zijn verontschuldiging alhier ter nederstellen, dat de excessive minderheid op de Graanen en Peulvrugten gevallen, is veroorzaakt, doordien dezelve ten eenemaale bedurven zijn geraakt en weldermaaten Stinkende en verrot, dat, na alvoorens de Monsters daarvan P:r het Fregatscheepje de Meermin Caabwaards te hebben gezonden, en door den Heer administrateur van s Comp:s Graanmagazijnen geexamineerd en ook als zodanig is bevonden, hij verpligt is geweest, dezelve in zee te moeten doen werpen.’

‘Dat het bederf daaraangekoomen, niet aan onagtzaamheid van de ondergeteekende is te wijten maar alleen veroorzaakt door de aangehouden hebbende Zwaare Regens, in het laatste wintersaisoen in de Mosselbaaï gevallen; waardoor het plat van het magazijn, schoon men uitwendig geene Scheuren ofte anderen teekenen van Leckagie heeft kunnen bespeuren, egter geheel vogtig en doorweekt is geworden, mitsgaders aan Swaare lekkagie is onderheevig geweest, zonder dat men de voorm: graanen en Peulvrugten, nog door het repareeren van het Plat, nog door het bedekken van dezelven in ‘t magazijn met zakken, voor bederf heeft kunnen Conserveeren - zal UWelEdele Groot achtb: en E Achtb: ten duidelijksten blijken, uit de beeedigde Verklaaring ten requisitie van den onderget:en door de manschappen in ‘t graanmagazijn in de Mosselbaaij bescheiden geweest, gegeeven, die hij de Vrijheid gebruikt alhier overteleggen, in de hoope dat dezelve voldoende zullen zijn, om hem daarop van alle pligtverzuim vrij te kennen.’

‘De ondergeteekende de betaaling voor de 14 muddens Rogge bereids in s Comp:s Cassa gepræsteerd hebbende zoo als te zien is uit het deezen verzellende bewijs, vervrijmoedigt zig voor het overigen alhier over te leggen de van hem gevorderde quitantien waaruit zoo wel de quantiteit als de Persoonen, aan wien de graanen en peulvrugten tot zaad geleend, zoo hij vermeend, ten duidelyksten zal kunnen worden nagegaan; dan aangezien 3 quitantien minder door hem thans worden geproduceert, als op de hier bij gevoegde lijst, waarbij dezelve te zaamen zijn getrokken bekend Staan, waarbij dezelve te zaamen zijn getrokken bekend Staan, twijffeld hij egter niet, daar hij die quitantiën heeft verlegt, en gevolglijk buiten Staat dezelve thans hier bij te voegen of den Persoon van Jan Fredrik Rempler, die twee muddens en Jacobus van Zelle en Pieter Strijdom welke ieder een Mud Erwten aan d E Comp:e koomen schuldig te weezen, zullen bij aanmaning van den Heer Landdrost van Zwellendam Antonij Alexander Faure, die de ondergeteekende heeft moogen verneemen, dat met de invordering van ‘t bedraagen voor de geleende graanen en peulvruchten door UWelEdele Groot achtb: en E Achtb: is gechargeerd, de penningen wel voldoen, bij onverhoopte nonbetaaling egter, is hij bereid de Edele Maatschappije daaromtrent Schaadeloos te houden.’

‘Hiermeede aan het geEerd bevel van UwelEd: Groot achtb: en E Achtb: hoopende hebben voldaan permitteerd de ondergeteekende zig inmiddels onderdaniglijk te noemen.’

‘Cabo de Goede Hoop d:n 31:e Maart 1794.’

‘N: J: Domann.’

‘Compareerden voor de ondergeteekende gecommitteerde Leeden uit den E Achtb: raade van Justitie deezes Gouvernements.’

‘Cornelis Cornelissen, Johan Hendrik Pluger, Johan Bram, Johan Willem Lodewijk Jonker, Christiaan Hoet, Johan Hendrik Illig, en Hendrik Wilhelmus alle van Competenten ouderdom, en als arbeidslieden, in S’ Comp:e graanmagazijn in de Mosselbaaij bescheiden geweest, dewelke ter requisitie van den opzigter, over het gemelde magazijn Nicolaas Jacob Doman verklaarde hoe waar is.’

‘Dat de Comparanten zeer wel weeten en Ooggetuigen geweest zijn, dat wanneer in de maand augustus van ‘t laatst gepasseerde Jaar 1793, het Permanent Scheepje de Meermin uit de voorschr: Mosselbaaï met Tarwe gelaaden, naar deeze rheede is gedepecheerd geworden, ter diertijd in het Magazijn Staande in opgemelde Baaï nog een aanzienlijke quantiteit graanen, Peulvrugten garst &c:a zonder dat de Comp:ten de hoeveelheid kunnen opgeeven zijn blijven leggen, welke ten eenemaal bedorven waaren, en vervolgens /: behalven eenige monsters, van ieder zoort die met gemelde Scheepje meede na herwaards zyn gezonden:/ als onbruikbaar aldaar zijn weggeworpen.’

‘Betuigende de Comp:ten zeeker te weeten, dat het voorsz:e bederf geenzints aan eenig verzuim, nalatigheid, of iets diergelijks, maar door de aanhoudende zwaare Stortreegens, die in ‘t laatste winter Saisoen in de voorschr: baaï zijn gevallen, is veroorzaakt, en waardoor het Plat van het zelve Magazijn, of Schoon men uitwendig geen Scheuren of andere teekenen van leckagie kon bespeuren, egter geheel vochtig en doorweekt is geworden, mitsgaders aan gestadige zwaare leckagie is onderheevig geweest zonder dat men de voorschr: graanen, nog door het Repareeren van het plat; nog door het bedekken van het zelve met zakken, voor ‘t opgegeeven bederf heeft kunnen Conserveeren.’

‘Niets meer verklarende, geeven de Compar:ten voor reedenen van wetenschap als in den text; Spreekende tot bevestiging der Waarheid een ijder hunner in’t byzonder de Solemneele woorden.’

‘Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig’

‘Aldus gepasseerd en BeEedigt aan Cabo de Goede Hoop den 21 maart 1794 voor de Heeren Johannes Smuts en Gerrit Hendrik Meijer gecommitt:e Leeden uit den Edele Achtb: Raad van Justitie voorm:d die de minute deezes beneevens de Comp:ten en mij gesw:e Clercq meede behoorlijk hebben onderteekend.’

‘Quad Attestor’

’/:get:/ P: DiemeL gesw:e Clercq’

zo is bij overweeging dat of schoon uit de verklaring ter requisitie van ged:e Doman gepasseerd en beeedigt door Zeeven Arbeiders in gemelde Magazijn bescheiden geweest, wel consteerd dat de minderheeden op de Graanen en Peulvruchten aldaar gevallen, niet aan eenige negligence van hem Doman, maar alleen aan de leckagie van het Magazijn, door aanhoudende zwaare Stortreegens veroorzaakt, moet worden geattribueerd, nochtans bij dezelve verklaring niet is bepaald, hoe veel van ieder der genoemde Graanen en Peulvrugten bedorven is geraakt, goedgevonden en dienvolgens beslooten, om den gemelde Doman, voor gecommitteerde Leeden uit den Raade van Justitie onder Eede te doen verklaaren, dat de bedorven graanen en Peulvruchten hebben bestaan in

256 3/4 Mudden Tarwe

21 d:o d:o Garst,

53 1/8 d:o d:o Erwten, en

41 d:o d:o Boonen.

mitsgaders dat dit een en ander door hem in zee is geworpen of op eene andere wijze vernietigd geworden, ten eïnde deeze verklaring ingekomen zijnde, hieröp als dan finaal te besluiten, zullende intusschen de nevensgemelde verantwoording gevoegde Lijst over 141 mudden Tarwe, 9 mudden Garst en 5 1/2 mud Erwten die door de voormelde Doman op bevel deezer Regeering aan omderscheïdene Landbouwers zijn afgegeeven geworden om tot zaad te worden gebruikt, in Copia authentiecq worden toegezonden aan den Landdrost van Zwellendam Anthonij Alexander Faure, met last en bevel van een ieder der geene die Tarwe, Garst, ofte Erwten hebben ontfangen daarvoor betaaling te vorderen, de Tarwe gereekend a ƒ8:- de Garst a ƒ4:- en de Erwten a ƒ15:- Kaaps de Mud, voor den Ontfangst van deeze penningen voldoende quitantiën passeerende, omme vervolgens ‘t geen door hem ontfangen zal zijn in de Cassa der Compagnie over te brengen.

Voorts is geleezen een vertoog door Commissarissen van de Bank van Leening aan deeze Regeering geaddresseerd, het welk bevonden wierd van volgende inhoud.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India, mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den ressorte van dien &c: &c: &c: beneevens den Wel Edele Achtbaaren Heer Gezachhebber, en de WelEdele Heeren Raaden van Politie.

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E Achtbaare Heeren!’

‘Commissarissen der Bank van Leeninge, neemen de vrijheid, ter kennisse van UWelEdele Groot Achtbaaren en E Achtb: te brengen, dat van weegen der voormelde bank, niet alleen een Capitaal van Rijxdaalers 600‘000 op Interessen is belegd maar dat bovensdien nog door eenige notable Ingezeetenen, nog een Capitaal van Rd:s 36000:- is gevraagd geworden, omme onder goede Hypotheecquen en borgen, meede op renten te neemen: Hoe zeer nu aan Commissarissen, bij het reglement voor de bank van leening, eïgentlijk geen bepaaling is voorgeschreeven, tot welke Som de beleening van Contanten, S Comp:e weegen zoude behooren te geschieden, zoo word echter in het eerste Articul van dat Reglement gezegd: “Aan de bank van Leening zal door de Comp:ie Successivelijk in rouleerend gestempeld Papier, worden opgeschooten, alzulke Sommen alsoirbaaren met S’ Colonies belangen, overeenkomstig bevonden werden zal, dat onder de Ingezeetenen op Intrest worde uitgezet” En kan uit de publicatie, van weegens de HoogEdele Heeren Commisarissen Generaal, bij geleegendheid der oprichtinge van de Bank van Leening aan ‘t gemeen gedaan, genoegzaam worden opgemaakt, de voornaame reedenen van die op richtinge die is geweest, om daardoor meer numerair in circulatie te brengen, welke geheel gestremd was, waardoor de dagelijkse handelingen genoegzaam Stil Stonden, en zelfs lieden van Solide vermogens zig buiten Staat gesteld vonden, om aan derzelver Engagementen te voldoen, of Schoon volgens de bereekening der effecten naar derzelver tegenswoordige waarde, een vermoogen hadden, waardoor de waarde van derzelver engagementen ruim konde werden gepresenteerd, om dus langs die weg de handelingen onder de Ingezeetenen hunnen loop weeder te geeven, en verder verval te prævenieeren; uit welk een en ander Commissarissen, onder Correctie vermeenen, te moogen opmaaken, dat wel hoogstgem:e Heeren Commissarissen Generaal een zeeker Peijl hebben op het oog gehad, tot welke die opschieting van gelden zoude kunnen worden gebragt, en tot welke eïndens dezelve zoude behooren te geschieden:’

‘Dan hierin niets vermoogende te bepaalen, hebben Commissarissen geoordeeld zig reverentelijk aan UWelEdele Groot achtb: en E Achtb: te moeten addresseeren, met nedrig verzoek dat het van hoogstderzelver welbehagen moge zijn, Commissarissen te gelasten, of dezelve met het uitzetten van gelden nog kunnen en mogen continueeren dan wel tot zodanige Somma te bepaalen als UwelEdele Groot Achtb: en E Achtb: met S Colonies belangen overeenkomstig zullen oordeelen.’

‘Commissarissen neemen meede de Vrijheid UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: voor te dragen, dat thans verscheïdene bewoonders en bezitters van leening plaatsen, onder hypotheecq van den daarop staande opstal gelden bij de bank willen opneemen, daar echter de zodanigen geen bewijs van Eïgendom kunnen vetoonen, en den opstal buiten de Landerijen vooral in de verre landwaards geleegen districten dikwils van weinig of geen waarde is, zo verzoeken Commissarissen eerbiedig, dat UWelEdele Groot Achtb: en E Achtbaaren, hun gelieven te injungeeren, hoedanig daarmeede te handelen, en of op Leeningsplaatsen, al of niet geld mag gegeeven werden.’

‘Waarmeede de Eere hebben, ons met verschuldigde Hoogachtinge te teekenen’

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E: Achtbaare Heeren!’

‘UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: onderdanige dienaaren’

’/:get:/ J: J: Le Sueur Joh:s Smuts C:t Matthiessen j:r’

‘Casteel de Goede Hoop den 31:e Maart 1794’

Na lectuure van welk vertoog en overweeging genoomen zijnde, dat off schoon men zich hadt mogen vleïen dat de Somma van Zes maal hondert duijzend Ryksdaalers door middel van de Bank van Leening in circulatie gebracht, in Staat zou zijn bevonden, om aan de handelingen der gezamentlijke Ingezeetenen de nodige vigueur bij te zetten, de ondervinding nochtans doet zien dat het zelve nog niet toereïkende is, dat men dus daar de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal niet hebben bepaald tot welke Somma men aan de Bank zal mogen verstrekken, en alleen maar gelast dat door Commissarissen van de bank wierd gezorgd dat voor de te voorschietene Somme Sufficiente hypotheecquen gesteld wierden, alleen in overweeging moet neemen of de Kassa van de Compagnie kan toelaten, om meerder gelden aan de bank voor te Schieten zonder in de noodzaaklijkheid te koomen om het Een Millioen rijksdaalers papiere geld dat in roulance bepaald is te vergrooten en hier omtrent eene calculatie te maaken de ontfangsten en uitgaaven behoorden te worden geconfronteerd, en bij welke Confrontatie dan zijnde gebleeken dat het ontfangene in de Cassa zoo aan inkomsten als aan gelden op assignatiën geduurende het voorleeden boekjaar 1792 - 3 bedraagen heeft Rd:s 417533:2:- of ƒ10002079:6:- en dat de lasten waarschijnlijk op ƒ800000 zullen gedaald zijn, zulks ‘er dan nog ƒ200‘000 - ter dispositie zoude overschieten, van welke een gedeelte aan de Bank zouden kunnen worden afgegeeven - zo is dan ook bij den Raade beslooten, omme van nu af tot Ultimo Augustus eerstkomende, noch aan de Bank van Leening uit s Comp:ie Cassa te laaten opschieten eene Somma van Vijftig duizend Rijksdaalers, omme wanneer daartoe verzoek zal worden gedaan navolgens hunne Instructiën te worden uitgezet, omme vervolgens onder Laatstgemelde datum bij het Sluiten der Boeken van dit Gouvernement te kunnen nagaan en bepaalen, of overeenkomstig met S’ Compagnies belangens en die deezer Colonie met deeze opschieting behoord te worden gecontinueerd dan niet.

Dan ten aanzien van het verzoek door Commissarissen van de Bank van Leening gedaan, om te moogen worden gelast of en op welke wijze door hen gelden op de opstallen van Leeningsplaatsen zullen kunnen worden geschooten, is na deliberatie goedgevonden en verstaan te verklaaren zo als veklaard word bij deezen, dat dewijl altoos indeeze Colonie ingebruik is geweest, omme even zo als zulks omtrent Huizen en eïgendomsplaatsen word gedaan, penningen te schieten bij acte voor gecommitte:s uit den Rade van Justitie gepasseert, onder Speciaal verband van de opstal van Leeningsplaatsen Commissarissen aan de Bank van Leening ook zullen vermogen Penningen te schieten onder Speciaal verband van de opstallen van Leeningsplaatsen, pro rato van de waarde die Commissarissen voormeld daaraan na maate van den afstand der plaatsen, en den aart der Landbouw die op dezelve word geexerceerd, ‘t door eige kennisse dan wel voldoende informatien daaraan zullen meenen te moogen hechten, altoos echter in het oog houdende dat de achterstallige recognitie op zodanige Leeningsplaatsen hechtende, bij præferentie aan de opstallen van dezelve ten behoeve van de Compagnie moeten worden verhaald, terwijl om Commissarissen van de Bank van Leening voor zo veel mogelijk in staat te Stellen bij diergelijke beleeningen te kunnen ontwaaren of de Compagnie op die opstallen eenige pretensien heeft, de beleening niet anders zal moogen worden gedaan dan onder overlegging van een Copia der ordonnantie bij de wildschutte boeken voorheen ingeschreeven of wel de origineele ordonnantie zo als die teegenswoordig g’expedieerd werd, waarbij de plaats in leening is vergunt, met bijvoeging eener quittantie of verklaaring van den Heer Boekhouder van S Lands generale Inkomsten, dat dezelve plaats geene Recognitie gelden ten agteren is; en zullen Commissarissen voormeld na de beleening in dorso van gezegd Copia moeten laaten aanteekenen, voor hoe veel de plaats bij de Bank van Leening is verbonden, en vervolgens zo aan de Secretarije van deezen Raade als aan den Heere Boekhouder van S Lands generaale Inkomsten van deeze beleeningen opgaave doen, omme ter Secretarije na gewoonte, en ten Comptoire van ‘S Lands generaale Inkomsten te worden geregistreerd; en zal zo aan Commissarissen van de Bank van Leening als aan den Heere Boekhouder van S Lands Generaale Inkomsten mitsgaders aan de respective Notarissen van dit een en ander by Extract deezer kennisse worden gegeeven, ten eïnde respectivelijk te Strekken tot derzelver naricht en observantie, met last aan de Notarissen omme zorgvuldig te waaken dat geene opstallen van leeningsplaatsen door verkoop dan wel afdanking aan anderen werden getransporteerd dan na aan hen zal zijn gebleeken dat de Speciale verbanden ‘t zij te behoeve der Bank van Leening, dan wel andere daarop gelegd behoorlijk zijn geliquideerd en ontheeven.

Na dit alles geliefde den edelen Heer Commissaris den raade te bedeelen, dat het zijn Ed: uit aanmerking van de goede conduites die den door deezen Raade provisioneel benoemde Landdrost van Graaffe Rijnet , Honoratus Christiaan David Maijnier, op de tocht ter bevreediging van de Caffers heeft gehouden, mitsgaders de ijver waarmeede hij dat Ampt provisioneel heeft waargenomen, goedgevonden had denzelven Maijnier op approbatie van de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal te benoemen en aan te stellen tot Landdrost van Graaffe Rijnet , met voordracht ter verkrijging van de tot die bediening staande effective qualiteit en gagie van onderkoopman, en de rang van koopman, mistg:s dat zijn Ed: uit hoofde van de aanhoudende zwaare en gevaarlijke ziekte van den Capitein der Arthillerie en Commies der Maguazijnen Hendrik Willem Rutz, ter voorkoming van alle desordres welke in deeze uitgestrekte administratie anderzints moet plaats vinden, provisioneel tot het waarneemen van het ampt van Commies der Arthillerie magazijnen hadt gequalificeerd den Luitenant der Arthillerie Fredrik Langerman, onder toelaage van de helfte van het douceur van 50 Rijxd:s per maand welke den gezegde Rutz voor deeze administratie S’ maandelyks geniet en betaald word.

Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop Ten daage en Jaare voorschreeve.

[Signed:] A: J: Sluijsken

[Signed:] J: J: Le Sueur

[Signed:] O: G: De Wet

[Signed:] W: F: V: Reede Van Oudtshoorn

[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s