Skip to content

C223 C224 v1.20

C. 223, pp. 311-329 en C. 224, pp. 2-5.

Woensdag den {17940521} 21:ste Mei 1794,

‘S voormiddags, present de edelen Heer Commissaris, beneevens de Heere Gezachhebber en de Heeren Leden Le Sueur, de Wet en Bergh.

Aanvankelijk geresumeerd zijnde de Resolutien op eergisteren genoomen wierd vervolgens door den edelen Heer Commissaris den Raade gecommuniceerd de behouden aankomst op gisteren in Baaïfals van’t permanent Fregatschip de Meermin en s’ Compagnies uitkoomend Hoekerschip de Standvastigheid , welk laatste op den 16:e November anno passato van Helvoetsluis is vertrokken en zonder dooden doch 7 Impotenten en overigens in zeer goede Staat is aangeland.

Met laatstgemelde Bodem geene andere papieren ontfangen zijnde, dan een Missive door de WelEdele Groot achtb: Heeren Bewindhebberen ter kamer Rotterdam, sub dato 14:e October jongstleeden, aan dit Gouvernement geschreeven tot bijgeleide van gezegd Schip, zo is verstaan aan al het geen daarbij is voorgeschreeven naar Schuldigen pligt te voldoen.

Nog geliefde den edelen Heer Commissaris den Raade te bedeel dat almeede op gisteren in Baaïfals behouden waaren geariveerd ‘S Compagnies bataviase RetourScheepen de Africaan en de Enckhuizer Maagd , de eerste met 4 dooden en 11 zieken, en laatstgemelde met 3 Overleedenen en 8 Impotenten.

Hierna is door den edelen Heer Commissaris ter tafel geproduceerd eene Missive door de Hooge indiase Regeering Sub dato 24:e Januarij deezes Jaars aan dit Gouvernement gericht, beneevens het daarbij gevoegd Register en eenige wedergades der Bylagen die bij de Brief der Hooge indiase Regeering Sub dato 7:e November anno passato per de door de fransche veroverde Pacquetboot de Expeditie zijn afgezonden geworden, alle welke Stukken geleezen zijnde, zo is aanvanklijk beslooten omme van alle de daarbij vervatte ordres en beveelen Extracten te doen afgeeven aan alle die de executie en observance daarvan aangaat, met last en bevel zich daarna Stipte te gedraagen, zullende voorts in eerbiedig antwoord op dezelve Missive de WelEdele Groot achtb: Heeren der Hooge indiase Regeering plichtschuldig worden bedankt voor de herwaardszending van een gedeelte der Articulen voor dit Gouvernement van Batavia geeischt en voor de huishouding alhier onontbeerlijk.

Voorts zullen welgemelde Hunne HoogEdelheedens eerbiedig worden verzeekerd dat bij verzending naar Batavia van de gepetitioneerd wordende Provisiën met alle mogelijke attentie en zorge zal worden gewaakt dat dezelve de verëischte goede qualiteiten koomen te bezitten

De Eisch van dit Gouvernement voor Batavia voor deezen Jaare geeïscht aan den Heere Gezachhebber ter hand gesteld zijnde, zo zal zijn Ed: Extract deezer worden gerecommandeerd te zorgen dat alle de daarbygevraegde Articulen, voor zo veel maar immer mogelijk zal zijn naar gedachte Hoofdplaatse worden afgezonden.

Van de ontfangene factuuren van aanreekening zal voor zo verre het geen uit de nalatenschap van wijlen den edelen Heer Raad extraordinair de Bruin aan de Compagnie moet worden voldaan, Extract worden afgegeeven aan de testamentaire Executeurs van den Overleedene ad interim fiscaal deezes Gouvernements M:r Jacob Pieter de Neijs, die geweest is de laatstovergebleevene testamentaire Executeur van wijlen welgemelde Heere de Bruin, met last en bevel de aangereekende Somma van ƒ3172:13:6: volgens de gewoone bereekening alhier in S Comp:e Cassa te betaalen.

Voorts zullen de met de Compagnie voorheen gecontracteerd geweest zynde Slachters worden gelast en bevoolen, zo als dezelve bevoolen en gelast worden bij deeze, omme ingevolge de dispositie van de Hoogedele Heeren Commissarissen Generaal als nu ten Spoedigste aan de Compagnie te vergoeden en te betaalen de Schade aan dezelve ten bedragen van ƒ1844:15:8 door de leverantie van 9298 lb Slegt Roet of Talk aangebracht.

Uit een aan den edelen Heer Commissaris door den Equipagiemeester Jan Arnoud Voltelen en den Gezachhebber van de Pacquetboot de Star Cornelis van Dijk ingedient Schriftelijk Rapport gebleeken zijnde, dat aan boord van de Pacquetboot de Zeemeuw bedorven is geraakt 600 lb Hardbrood, zo is goedgevonden dit bedorven Brood in zee te doen werpen, en aan dat Vaartuig wederöm een gelijke hoeveelheid Hardbrood te doen verstrekken.

Gemelde Equipagiemeester Voltelen den edelen Heer Commissaris bericht hebbende op den Eisch van Equipagiegoederen door den Capitijn A: Hillebrandt ten behoeve van de Pacquetboot de Zeemeeuw geformeerd, zo is verstaan omme conform dat bericht aan dat Scheepje te doen verstrekken, een bovenlijzeil, een bramlyzeil, zes gesorteerde Nagels en Zes Ijzere kousen.

Door den Heere Gezachhebber in zijn Ed: qualiteit als Hoofdadministrateur ingedient zijnde de twee volgende Memoriën.

‘Memorie van zodanige greene balken als gediend hebben tot Stellingen in ‘s Compag:s Wynkelder; volgens g’annexeerde verklaaring van Gecomitteerdens, te weeten.’


16 p:s gr: Balken van 9 en 11 d:m, als
Inneemen 7 p:s nog eenigzints bruikbaar
Verkoopen 9 d:o geheel vervuurt en Onbruikbaar

16 p:s gr: Balken van 9 en 11 d:m, als
Inneemen 7 p:s nog eenigzints bruikbaar
Verkoopen 9 d:o geheel vervuurt en Onbruikbaar

‘Int Casteel de Goede Hoop d:n 21:e Meij 1794’

’/:was getek:/ J: I: Rhenius’

‘Memorie van’t nabesz:e vaatwerk in S Comp:s Wijnkelder defect bevonden; volgens g’annexeerde verklaring van ordinaire gecommitteerdens; te weeten’


Verkoopen 48 p:s heele Leggers als geheel onbruikbaar
  16 p:s vant schip Leiden
  10 d:o d:o d:o de Meermin
  4 d:o d:o de Metzelaars werkende aan defortific:n
  3 d:o d:o Lieni
  15 d:o d:o de Wynkelder
10 p:s halve Leggers; Namentlijk
  2 p:s vant' schip Leide
  3 d:o d:o d:o de Meermin
  2 d:o d:o de pacquetboot de Kraaij
  3 d:o d:o d:o d:o d:o d:o d:o Star

Verkoopen 48 p:s heele Leggers als geheel onbruikbaar
  16 p:s vant schip Leiden
  10 d:o d:o d:o de Meermin
  4 d:o d:o de Metzelaars werkende aan defortific:n
  3 d:o d:o Lieni
  15 d:o d:o de Wynkelder
10 p:s halve Leggers; Namentlijk
  2 p:s vant' schip Leide
  3 d:o d:o d:o de Meermin
  2 d:o d:o de pacquetboot de Kraaij
  3 d:o d:o d:o d:o d:o d:o d:o Star

‘In ‘t Casteel de Goede Hoop d:n 21:e Meï 1794’

’/:was get:/ J: I: Rhenius’

zo is goedgevonden en verstaan met de bij gezegde Memorie opgegeeven 16 p:s greene Balken, 48 heele en 10 halve leggers te handelen zo als in margine van dezelve Memorie is aangeteekend.

Bij besluit deezer tafel op den 9:e der loopende maand genoomen, aan den Landdrost der Coloniën Stellenbosch en Drakenstein Hendrik Lodewijk Bletterman gelast geworden zijnde zich te verantwoorden op zeekere beschuldigingen door den Capitijn Baudin gevoerd hebbende het aan Zoetendaalsvalleï gestrand keizerlijk Schip La Jardiniere bij een aan deeze Regeering gericht en bij gemeld Besluit geïnsereerd geschrift op hem gelegd, zo is door den gezegde Bletterman hierover aan deeze Regeering geaddresseerd de ondervolgende Missive.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien etc: etc: etc: beneevens den WelEdelen Achtbaaren Heer Gezachhebber en de WelEdele Heeren Raaden van Politie.

‘WelEdele Groot Achtbaare Heer! en E: E: Achtbaare Heeren!’

‘De ondergeteekende, bij UWelEdele Groot Achtb: en E E Achtb: zeer gerespecteerde Missive van den 9:e deezer gelast zijnde, op ‘t geen bij extract eener Missive, aan UWelEdele Groot achtb: en E: E: Achtb: door den Cev:r Baudin Capitein van ‘t keïzerlijk Schip La Jardiniere geschreeven, ten lasten van den onderget:e is geposeerd, zig voldoende te moeten verantwoorden, Vermeent ter Eerbiedige opvolging van de voorsz:e zeer geeerde orde van UWelEdele Groot Achtb: en E E Achtb: te moeten openleggen d’ ordre door hem dadelijk bij zijn komst aan ‘t Strand van de Zoetendaalsvalleï , alwaar ‘t boovengem:e Schip verongelukt is, gesteld en al ‘t geen geduurende zijn aanweezen aldaar ter zijner kennisse is gekoomen, mitsgaders de maatregulen welke de onderget: daaromtrend heeft genoomen, en hij vleid zig daarmeede op eene voldoende wijze te zullen verantwoorden’

‘De onderget: dan WelEdele Groot achtb: Heer en E: E: Achtbaare Heeren bij zijn komst aan’t bovengemelde Strand na van den voorm:e Capitain de Paspoorten van’t Schip opgeeïscht en na ‘t verdere nodige zig te hebben geinformeerd, den Veldwachtmeester Matthijs Johannes Laurens, die ‘t placaat teegens de rooverijen der goederen van gestrande Scheepen gearresteerd, reeds op een plank aan een paal bevestigd geaffigeerd had, hebbende gelast om met de door hem gecommandeerde manschappen tog zorgvuldig te waaken, dat buiten die geene welke tot het voorsz:e Schip behooren, niemand wie hij ook zij aldaar aan’t Strand koome, buiten Speciaale Schriftelijke Consent van den onderget: te vertoonen, tot daags voor en geduurende de verkoopdaagen, wanneer aan de aldaar koomende menschen konde permitteeren om op eene behoorlijk distancie agter de Tenten dog vooral niet te nabij bezijden dezelve, veel minder aan ‘t Strand zelve met hunne Wagens te koomen, heeft denzelven Wagtmeester neevens zijne manschappen zig ook Compleetelyk naar die ordres gedraagen en tot den dag dat de slaaven en goederen aldaar verkogt waren, zig ook van hun pligt gekweeten.’

‘Dat eenige daagen voor de vendutie, vermits de Indispositie van voorm: Capitain Baudin, door den Heer Pelgrom, die met voorkennisse en permissie van de WelEdele Groot Achtb: Heere Commissaris aldaar ter adsistentie van gemelde Capitein Baudin was aangekomen, een Slaaven Jongen van den Burger La Harp, in den Tent, waarin zig alle de ontpakte Lywaaten en andere losse goederen bevonden ter bewaking van die goederen gesteld, en in een tweede Tent, waarin zig een paar klyne kassen en andere kleinigheeden bevonden de onderofficieren en mattroosen ter bewaaking gesteld zijnde, en alleenlijk de Pakken Lywaaten, welke wijd en zijds langs ‘t Strand verspreid lagen en door behulp van den Veldwagtmeester en zijne manschappen digt aan dezelve tweede tent waaren getransporteerd, neevens ‘t vaatwerk ter presentie van den Ondergeteekende aan voorm:e Veldwachtmeester overgeleeverd zijnde, heeft aan dezelve aan den evengemelde Veldwachtmeester overgeleeverde goederen ook niets gemanqueerd, terwijl hij voor ‘t geen door de mattroosen en voorm:e Slaave Jongen in de voorm:e Tenten zou kunnen gestoolen zijn niet responsabel konde zijn.’

‘Dat vervolgens den tweeden dag der verkooping gelijk alle publiecque verkoopingen zommige honnette lieden om de goederen van na bij te zien, in den tent der verkooping ingedrongen zijnde heeft de onderget:e zig bij Continuatie buiten en rondsom de Tent ophoudende om te kunnen zien wat er omging, op verzoek van gem:e Heer Pelgrom in den tent begeeven en de voorm:e Persoonen verzogt zig van daar te begeeven, gelijk dezelve ook gedaan hebben, zonder dat als toen of daarna door voorm:e Capitain Baudin gemelde Heer Pelgrom ofte ïemand anders aan den onderget:e is gezegt, iets van die goederen gestolen te zijn, of de dader ofte daders daarvan opgenoemd of aangeweezen zijn, van welke goederen ook niet wel ‘t geringste geduurende de gehoudene verkooping heeft kunnen worden gestoolen als door de mattroosen van’t Schip, om dat die goederen de bij de eerste verkoop daagen ter presentie van voorm:e Capitain, gemelde Heer Pelgrom en den Burger La Harp in den derden en vierden dag ter presentie van beïde laatstgem:e in den tent waar de verkooping wierd gehouden door de Mattroosen en onderofficieren uit de pakken gehaald, en als aan ten verkoop aan de Bode zijn overgeleeverd, uitgezondert die koopmanschappen, welke men goedgevonden heeft voor zig uittehouden, alleenlijk dienzelfden avond door voorm: Heer Pelgrom discoursive in Substantie gezegt zijnde “die menschen steelen daaronder malkanderen dat ‘t een Plaisier is, en door boovengemelde La Harp daarbij gevoegd zijnde, Ja van die arme Juffrouw Wium heb ik gehoord dat al haare kleederen gestoolen zijn, en dan van nog een man zijn goed dat hij gekogt heeft heeft den Ondergeteekende hiervan geene directe kennisse hebbende bekoomen echter wel zijdelijks geinformeerd zijnde dat van de huisvrouw van den Oud Heemraad Eduard Wium twee Rokken en Een Mantel gestoolen zou zijn, geantwoord: daarvan ook zoo iets te hebben vernoomen, zijnde dat dan ook ‘t geen voorm:e Heer Pelgrom den Onderget:e heeft doen opmerken, gelijk den onderget: dan ook bij nadere onderzoek geinformeerd is, dat van gem:lde huisvrouw slegts een zwart casante rok waarin twee brooden waaren en een oude mantel, en van den Oud Substituut Andriessen een Stuk Linnen zou gestoolen zijn, wanneer den Onderget: aan voorm:e Veldwachtmeester en eenige andere persoonen heef gezegt wel om Thien ducatons te wenschen dat zoortgelijke dieven geattrappeerd wierden, of Schoon voor zoortgelijke dieverijen, aan Particulieren gepleegd, te zorgen een wagt zelfs van Vyftig mannen niet voldoende zou zijn, in Consideratie dat volgens de zeekerste berigten ten minsten Twee Hondert en Veertig Wagens met Christenen Hottentotten en Slaven gints en herwaards verspreid aldaar zig hebben bevonden.’

‘Dat den volgende morgen vroegtijdig aan den Ondergeteekende door voorm:e Veldwachtmeester berigt zijnde, dat een kist, aan een der mattroosen van ‘t Schip behoorende, en op zeekere distantie van de buitenste, in de eerste duijn van’t Strand Staande Tent, in welke tent geene goederen van ‘t Schip zig bevonden, ook de uitterlijke toezigt van dezelve aan de Wagt niet overgegeeven was, gestaan hebbende, gestoolen was, egter reeds door twee Mattroosen van ‘t zelve Schip leedig uit de duijnen van het beneeden rif was te rug gebragt, en dat hij Veldwachtmeester presumeerde dat, vermits denzelven mattroos den geheelen dag bevorens de goederen uit die kist aan gaande en koomende persoonen ter verkoop geveild had, en dezelve kist door twee Mattroosen ook reets in den vroegen morgen stond van een Plaats was te rug gebragt alwaar iemand, die geen kennisse daar van draagt, dezelve zou hebben zoo direct kunnen vinden, de Mattroosen zelve die kist moeten gestoolen hebben in welk vermoeden voorm:e Heer Pelgrom ook zelfs verseerde heeft de onderget:e gem:e Veldwachtmeester egter gelast om alle vlijt aan te wenden of mogelijk den dader daarvan zou kunnen worden ontdekt; wanneer op de middag die heldere middag waarvan voorm:e Capitain Baudin in zijne missive aan UWelEdele Groot Acht: en E E Achtb: Spreekt, juist op ‘t ogenblik dat de voormiddags verkooping afgeloopen zijnde en de ondergeteekende zig van daar hebbende weg begeeven, op ‘t geroep: Waar is de Landdrost zig omgekeert en te rug naar de tent had begeeven, alwaar door voorm:e Le Harp wierd onderrigt dat een Hottentot van agteren in de voorsz:e tent gekoomen zijnde, de Jas van hem La Harp had willen Steelen, dog daarin door hem, verhindert en gevangen genoomen was, welken Hottentot, de onderget:de vermits /onder Correctie) vermeende de straffe op de misdaden bij ‘t voorn:e placaat bepaald niet applicabel te zijn op ‘t door dien Hottentot gepleegde, t zelve gepleegde egter tot afschrik van anderen zoortgelijke fielten dadelijk behoorde te worden gestraft; terstond strengelijk heeft doen laarsen.’

‘En hiermeede dan d’ ordre door den Ondergeteekende bij zyn komst aan’t Strand gesteld, mitsgaders al ‘t geen ter zijner kennisse is gekoomen, en de maatregulen welke door hem daarop genoomen zijn, aan UWelEdele Groot Achtb: en E E Achtb: hebben den opengelegt; verhoopt dan ook met dit een en ander op een voldoende wijze zich te hebben verantwoord; zig echter nog verplicht agtende omtrend de zwaare kosten welke voorm:e Capitein Baudin heeft opgegeeven, gehouden te zijn voor de voorm:e wagt te betaalen, aan UWelEdele Groot Achtb: en E E Achtb: ook al ‘t geen de onderget:e hiervan bewust is / volgens zyn Eed en pligt / insgelijks naar Waarheid te moeten openleggen.’

‘De ondergeteekende vermeent dan dat die zwaare kosten hoofdzaakelijk hebben bestaan in een accoord door voorm:e Capitein Baudin met de Wed:e Rostok vrijwillig aangegaan, omtrend de bezorging van een aantal van Een Hondert Vijf en Tagtig overgebleevene Slaven welke volgens eigenmondige declaratie door voorm:e Capitein aan den Ondergeteekende gedaan, voor zijn eijge reekening te Mosambique zyn ingekogt, uitgezondert Thien, welke aan Particulieren aan de Caab zoude behooren, en waarvan de overgebleevene nietteegenstaande nog Elf van dat getal voor de eerste dag der gehoudene verkooping afgestorven, en volgens opgaaf van den Oppermeester van’t voorsz:e Schip, en gehouden aanteekening van den ondergeteekende maar Tien gedrost kunnen zijn, waarvan reets Neegen opgevangen en aan hem overgeleevert zijn, op den geheelen Inkoop nog een Capitaal advans hebben opgeleevert, en hij nog veel grooter winst zoude hebben behaalt, eeven als op de verkogte koopmanschappen important gewonnen is, bij aldien de overgebleevene Slaven alle volgens zijn verzoek en geobtineerde permissie van den WelEdelen Groot Achtb: Heer Commissaris publiecq had doen verkoopen; daar er niet meer als Een Honderd drie en Twintig publiecq zijn verkogt, terwijl omtrend de gehoudenisse van den gemelde Capitain Baudin tot de betaaling der voorsz:e Wacht, de ondergeteekende hem hiertoe niet heeft genoodzaakt, veel minder dan’t geringste hiervan geweeten als op ‘t ogenblik van des ondergeteekendens afrijze van de Zoetendaals valleij , wanneer bovengem:e Heer Pelgrom op eene Reekening door den Veldwachtmeester aan zijn E: overgeleevert, weegens geleeverd Vleesch en brood en wat dies meer zij, den Onderget: vertoonde een post van / zoo den onderget: best voorstaat / Twee Hondert en Zeeventien Rijksdaalers, welke de voorm:e Veldwachtmeester voor hem en zijne manschappen, op die reekening meede had bekent gesteld, voor de door hem gehoudene Wacht, en waarop de onderget:e wel uitdrukkelijk heeft verzogt dat niets zou betaalen en hem Heer Pelgrom aan de Caab nader hoopte te Spreeken: voorneemens geweest zijnde de onderg:t bij ‘t presenteeren van zijn eïge Reek:e aan den WelEdele Groot achtb: Heer Commissaris teffens op ‘t Eerbiedigst voor te draagen, of niet ter erlanging van eenig douceur voor voorm:e Veldwachtmeester en zijne manschappen by gemelde Capitein het nodig verzoek zou mogen doen, om dat ten vollen overtuigd is, dat niemand in staat zal zijn te bewijzen dat door hun verzuim eenig Stuk goed tot ‘t voorsz:e Schip behoorende gestoolen veel minder dan geplunderd of gerooft zal zijn, maar wel dat door de bewaaking der goederen dien wacht aanbetrouwd en beweezene hulp en bijstand zoo dikwerf men zulks heeft begeerd ook dat geene is bewaard gebleeven, dat ligt mogelijk door eene dergelyke meenigte van Slaaven en Hottentotten als daar teegenswoordig waaren, gevaar liep van gestoolen te worden gelijk de Sterkste præsumptien daar zijn, dat, schoon de onderget:e geen de minste directe kennise heeft bekomen dat er een enkeld Stuk goed van’t voorsz:e Schip gestoolen is, de mattroosen eenige goederen kunnen hebben gestoolen, want dezelve goederen alle gelyk gezegt den Tenten aan hun en de meerm:e Slave Jongen van voorsz:e La Harp zijn aanbetrouwd geweest, en de ondergeteekende, die maar al te wel de gevolgen en beweegingen welke het willen Stellen van een wacht in de Tenten geduurende de gehoudene publiecque verkooping na zig zoude Sleepen, reets uit de verkooping op den 18 Ap:l 1791. van de goederen van ‘t Schip Eduard gehouden hebbende kunnen afmeeten, en om welke wagt ook niet verzogt is, heeft dezelve ook niet gesteld; zijnde de ondergeteekende in zyn voorneemen om ten bovengem:e einde direct naar zijn aankomst alhier zig Caabwaarts te begeeven door eene aaneenschakeling van pressante dienst zaaken tot hiertoe verhindert geworden.’

‘De Ondergeteekende dan ook omtrend ‘t voorgeeven van bovengem:e Capitain in de betaaling van voorsz:e aldaar gestelde Wacht aan UWelEdele Groot Achtb: Groot Achtb: en E Achtb: ‘t geen hem daarvan bewust is naar waarheid hebbende opengelegt, en reets vooraf breedvoerig hebbende verantwoord dat niet weet door zijn verzuim of door nalatigheid van de gestelde Wacht een enkeld Stuk goed tot ‘t bovengem:e Schip behoorende, te zijn gestoolen, uitgezonderd de kist van den mattroos welke des avonds bevoorens aan de Wacht niet overgeleevert is, en waarvan men zelfs niet eens verzeekert is of een enkeld Stuk goed daarin zij geweest, en waarvan niet tegenstaande alle aangewende moeijte de dader ofte daders tot nog toe niet heeft kunnen worden ontdekt, hoe zeer ook de waarschijnelijkste presumptiën zijn op de mattroosen van ‘t Schip zelve.’

‘Verzoekt dan ook ootmoedigst dat UWelEd: Groot Achtb: en E E Achtb: in deezen zodanige favorable dispositie gelieven te neemen als tot maintiën en reputatie van zijn Post, welke hij hooger schat als alle belooningen, zullen oordeelen.’

‘Terwijl de ondergeteekende UWelEdele Groot Achtb: en E E Achtb: de bescherminge des Allerhoogsten aanbeveelende, de vrijheid neemt zig met de diepste Eerbied te noemen.’

‘WelEdele Groot achtb: Heer! en E E Achtbaare Heeren!’

‘UWelEd: Groot Achtb: en Edele Achtbaarens zeer ootmoedigen Dienaar’

’/:get:/ H:k L:k Bletterman’

Stellenbosch de 18:e Meï 1794.’

over welke Missive gedelibereerd geworden zijnde, zo is goedgevonden en verstaan te verklaaren zo als verklaard word bij deeze, dat door den gemelde Landdrost Hendrik Lodewijk Bletterman ten Strandplaatse van het voormeld keizerlijk Schip la Jardiniere na maate van de omstandigheeden alles is betracht waartoe hij ambtshalven gehouden is en met mogelijkheid van hem heeft kunnen worden gevergd, waarvan den Capitein Baudin bij Extract deezer zal worden onderricht.

dan nadien uit voorzegde Missive den Raade is koomen te blijken dat door den gemelde Baudin per zijne gestrande Bodem zijn aangebracht en gesalveerd een aantal van 185 Slaaven en Slavinnen, waarvan na aftrek der gestorvene en gedroste 173 koppen zijn overgebleeven of schoon daarvan Slechts 123 koppen publiecq zijn verkocht, zo zal den ad interim Fiscaal Willem Stephanus van Rijneveld worden gelast, zo als dezelve gelast word bij deeze, te zorgen dat ingevolge het genoteerde bij de Resolutien van den 9:e deezer, door meermelde Baudin van alle de gesalveerde en geconserveerde 173 Slaaven het gewoon inkoomend recht van Rd:s 10:- voor ieder aan de Compagnie word voldaan.

De Burgerkrijgsraad by requeste verzoek gedaan hebbende dat tot adsistentie van den Adjudant by de Burger Infanterie Jan Ernst Heydenrijk uit hoofde van de meenigvuldige verrichtinge die in de tegenswoordige critiecque omstandigheeden den gemelde Adjudant moeten worden opgelegd, als tweede Adjudant bij de Burger Infanterie mogt worden aangesteld den oudste Sergeant Andries Christiaan Wydeman zo is bij overweeging van de allezints plausible reedenen waarop den Burgerkrijgsraad dat verzoek heeft gevestigd, goedgevonden en verstaan daaräan te difereeren gelyk daar aan gedefereerd word bij deezen, wordende dienvolgens de gezegde Sergeant Andries Christiaan Wijdeman aangesteld tot tweede Adjudant bij de Burger infanterie alhier, met de rang van Vaandrig.

Uit twee Extracten der Notulen gehouden in voornoemde Burgerkrijgsraad op den 26 Maart jongstleeden en 7:e deezer gebleeken zijnde, de volgende door hen provisioneele gedaan aanstellingen van onderofficieren, als

Tot Sergeant onder ‘t VrijCorps De Corporaal Hermanus Barend Keijtel Tot

Tot Corporaals onder het VrijCorps

De Burgers Carel Christiaan Smit en Christiaan Abel Smit

Tot Veldwachtmeester

De Bùrger Jan Visser floriszoon.

Tot Sergeant onder het Corps de Reserve

De Corporaal Gerhardus Nicolaas Jacobse

Tot Corporaals onder laastgemelde Corps

De Burgers Jan Christiaan Dennert en Jan Casper Gie.

zo is verstaan alle deeze aanstellingen te approbeeren gelijk dezelve geapprobeerd worden bij deeze, en zal van dit een en ander aan den Burgerkrijgsraad alhier bij Missive kennisse worden gegeeven.

Wijders is den Cadet bij ‘t nationaal Bataillon Hendrik Wilhelm Borgwedel van deezen Uithoek geboortig uit deeze zijnen dienst ontslaagen en in zijne voorige burgervrijdom hersteld mitsgaders aan de Vlaggeman Jan Pyper toegestaan omme zijne Slavinne in naame Alida Magdalena van de Kaap uit Slavernij te ontslaan en te stellen in vrijdom, mits aan de diaconie armen der hervormde Gemeente deezer steede betaalende eene Somma van Vijftig Rijksdaalers en de gewoone borgtocht stellende dat dezelve vrij te geevene Slavinne binnen den bepaalde tijd van twintig Jaaren niet tot lasten van gemelde diaconie zal vervallen.

Na dit een en ander wierd door den edelen Heer Commissaris den raade bedeeld, dat zijn Ed: op de desweegens aan zijn Ed: gedaane verzoeken, aan den Majoor bij ‘t Regiment van Wurtemberg Von Dehn en den per de door de fransche veroverde Pacquetboot de Expeditie van Batavia vertrokkene Onderkoopman de Raave hadde gepermitteerd omme per het dagelijks verwacht wordend Retourschip Blitterswijk van hier te mogen repatrieeren.

Laastelijk gaf den edelen Heer Commissaris kennisse, dat zijn Ed: in consideratie genoomen hebbende dat ‘er de Maatschappije ten hoogsten aangeleegen is dat de van Batavia reets aangekomene en nog verwachtwordende Scheepen ten Spoedigsten worden in staat gesteld om haare reize te kunnen voortsetten, het besluit genoomen had zich na het scheiden der vergadering naar Baaïfals te begeeven, verzeld van den Secretaris deezes Raads, den ad interim Fiscaal en den Equipagiemeester, ten einde dezelve Retourscheepen, mitsgaders de uitkoomende Pacquetboot de Zeemeeuw ten spoedigste te depêcheeren en op alle in gemelde Baaï voorvallende zaaken, in zijn Ed: qualiteit als Commissaris over dit Gouvernement directe de nodige ordres te Stellen, zullende dus de gewoone zaaken ter deezer hoofdplaatse, geduurende de afweezendheid van welgemelde Heere Commissaris door den Heere Gezachhebber worden behandeld; Egter in alle zaaken van aangeleegendheid, en dezulke die geene spoedige expeditie vorderen, met voorkennis en onder approbatie van hem Heer Commissaris

Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop Ten dage en Jaare voorschreeve.

[Signed:] A: J: Sluijsken

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Sueur

[Signed:] O: G: De Wet

[Signed:] E: Bergh

[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s