Skip to content

C224 v1.20

C. 224, pp. 6-30.

Vrijdag den {17940530} 30:ste Meï 1794

‘S voormiddags, present de edelen Heer Commissaris, beneevens de Heere Gezachhebber en de Heer Le Sueur.

Na resumptie der Resolutien op den 21:ste deezer genoomen, wierd ingevolge de daarvan gedaane Advertissementen geprocedeerd tot de aanbesteeding vant Kruitmagazijn, dat ingevolge de Qualificatie door de Hoogedele Heeren Commissarissen Generaal ten deezen Gouvernemente aan den Heere Commissaris gegeeven in Baaïfals moet worden geextrueerd, en is na dat de Conditie waaröp deeze aanbesteeding moest geschieden aan de Gegadingdens waaren voorgeslaagen, van den opbouw van gedacht Magazijn, met de leverantie van alle de daartoe vereischt wordende Materialen, aannemer gebleeven den onderafgeschreeven gagie gestelde Baas Metzelaar Antonij Schoonhuizen, die voor de prompte nakooming der by hem aangegaane Conditiën tot Borgen heeft gesteld den oud Commissaris van civile en huwelijkse zaaken Jacobus Johannes Vos en den Luitenant der Burgerije Abraham de Smidt.

Vervolgens wierden door den edelen Heer Commissaris ter tafel geproduceerd de Eisschen van behoeftens voor S Comp:s Retourscheepen de Enckhuizer Maagd , de Schelde en de Africaan en die voor de uitkoomende Pacquetboot de Zeemeeuw , met communicatie, dat zijn Ed: die Eisschen in Baaifals ontfangen hebbende, na over dezelve het bericht van den Equipagiemeester Jan Arnoud Voltelen te hebben afgevorderd en ontfangen conform dat bericht de verstrekkingen hadt laaten geschieden.

Bij eene door de opper-en-deksofficieren van het Schip de Schelde ter requisitie van den Capitijn Jochem Westvaal verleende en door deeze overgelegde verklaring geattesteerd geworden zijnde, dat door hen ter Rheede van Wampho in China by het ontlossen van het Voorschip 85 Zakken ofte 8500 lb Rijst die bij de koker van de fokkemast en beetingspennen hadt geleegen, geheel nat en bedorven waaren bevonden, en als geheel onbruikbaar over boord hadden moeten worden geworpen, zo is na deliberatie goedgevonden en verstaan de gemelde quantiteit van 8500 lb Rijst, door andere Randsoenen van Brood, Gort ofte iets anders te laaten Suppleeren, doch onder overzending van Copia Authentiecq van de gemelde Verklaring aan de WelEdele Groot Achtb: Heeren Bewindhebberen ter kamer Zeeland eerbiedig gedefereerd te laaten de gezegde minderheid te passeeren dan wel door de Scheepsoverheeden te doen vergoeden.

Voorts wierd door den edelen Heer Commissaris den Raade kennisse gegeeven, dat den geweezen Gezachhebber van S’ Compagnies gestrand Hoekerschip de Sterrenschans Cornelis van dijk, in Baaifals , aan zijn Ed: gepræsenteerd hebbende een Request door hem in duplo gericht aan de WelEdele Groot - achtb: Heeren der Hooge indiase Regeering om te erlangen ontheffing eener belasting van ƒ2353:6:8 over door hem te min uitgeleeverde 32269 lb Rijst en 77 lb Waschkaarsen, met verzoek dat dezelve Requeste onder ‘S Comp:e Papieren ten Spoedigste naar Batavia mogt worden verzonden, zijn Ed: aan dat verzoek hadt gedefereerd en dienvolgens het gemeld Request neevens S’ Raads Missive per de Pacquetboot de Zeemeeuw hadt afgezonden aan de Hooge indiase Regeering en bij Post scriptum hoogstdezelve verzocht, omme uit hoofde van de allesints droevige omstandigheeden waarïn den Suppliant zich door ‘t Stranden van voormeld Hoekerschip de Sterrenschans komt de bevinden, op zijn Suppliecq een gunstig regard te willen slaan.

Nog wierd door den edelen Heer Commissaris den Raade gecommuniceerd dat de Capiteijn Luitenant der Artillerie Adrianus de Vogel aan den Major Johannes Fischer op den 15:e deezer loopende maand rapport gedaan hebbende te vermissen een Vat van het Buskruit ter zijner verantwoording zich bevindende op de batterije Amsterdam , de gemelde Majoor de Ammunitie van gedachte Batterije door twee Officieren hadt laaten opneemen en daarvan ontfangen het volgend Bericht.

‘Aan den WelEdele Manh:ee Heer! Johannes Fischer Major en Chef vant Corps Artillerie deeses Gouvernements’

‘WelEdele Manhafte Heer!’

‘Ingevolge van UWelEdele Manh: ordres, om de Ammunitie der Batterije Amsterdam na te zien, om reeden dat den Capitein Lieutenant de Voogel op den 15:e deezer loopende Maand /: als staande deeze Ammunitie onder deszelfs verantwoording :/ aan UWelEdele Manh:e had Rapport gedaan, dat een Vat krùit vermiste; zo hebben de onderget: zig na de voorn:e Batterije begeeven met zig neemende den Inventaris door den Capitein Luitenant de Voogel zelfs geteekend, zijnde deeze Inventaris op den 20:e DeC:r 1793 gedateerd, en na dat den Eerst ondergeteekende het kruit het welk na de Teekening is verschooten afgetrokken had zo bevonden we het volgende te manqueeren namentlijk’

‘De Restand onder dato deezes moest zijn’

‘Vijf Vaaten en een Restant Bevonden’

‘Vermeenende hier door aan UwelEdele Manh:e Ordres te hebben voldaan zo laaten wij deeze dienen voor Eerbiedigst Rapport’

‘Cabo de Goede Hoop den 21:e Meï 1794’

’/:was getek:/ G: C: Kuchler P: H: Fischer’

dat dit bericht door den genoemde Majoor Fischer aan zijn Ed: ingedient geworden zijnde, zijn Ed:e vervolgens van den voormelde Capitijn Luitenant de Voogel omtrent de minderheid van’t Buskruit aan zijne onmiddelijke zorge toebetrouwd geweest, hadt ontfangen het volgend declaratoir.

‘Declaratoir van den ondergeteekende Capitein Luitenant der Artillerie Adrianus de Voogel.’

‘Hoe hij ondergeteekende declareerd gelyk hij declareerd en Certificeerd bij deezen, van op den 13:e deezer loopende maand meï ordres te hebben ontfangen omme zig op den 14:e daaraanvolgende by ‘t doen van Zein Schooten uit ‘t grof geschut van 24 lb met een Bombardier en vier Cannonniers zig te moeten begeeven op de Batterije Amsterdam , aldaar gekoomen zijnde en zig begeeven hebbende naar ‘t kruitmaguazijn alwaar de patroonen in t Maguazijn berustende dezelve geopend hebbende bevonden; waarop den ondergeteekende ontwaard hebbende als dat ‘t middelste Luik open bevond, waarna den onderget: het buitenste luik heb laaten openen, alwaar den Canonnier die ‘er præsent bij is geweest gezien hebbende dat er kruit tusschen de Eerste en tweede Luik was gestort, naar het openen van ‘t Eerste Luik is den onderget: gewaar geworden door ‘t ligt te krijgen van ‘t openen van gemelde Magazijn, waaröp gezien hebbende dat de haire deekens over de handkisten gespreid zynde, en over de Vijf kruitvaaten open bevonden, en insgelijks na de visitatie bevonden, dat er een van de kruitvaaten absent is geweest, zo dat hij onderget: aan zijne onderhebbende manschappen gezegd heeft mijne Kaereltjes ziet u wel wat hier te doen is, waarop den ondergeteekende zijne handkist genoomen en de deuren van het Magazijn wederöm heeft geslooten, en weder naar zijne post gemarcheert te hebben omme de behoorlijke Salut schooten te doen en naar dat de Exercitie geindigt was wederom de handkist in ‘t maguazijn geborgen, waarop den onderget:e alles wederom in behoorlijke ordre te hebben geslooten en de deeken laaten leggen, zo als hij ‘t zelve heeft bevonden, waarop na de gedaane exercitie behoorlijk Rapport te hebben gedaan van’t voorgevallene aan den Majoor en Chef der Artillerie Johannes Visser, en teffens verzogt hebbende aan gemelde Heer Majoor omme eene Commissie te beleggen omme Reedenen dat den ondergeteek: niet bewust was dat de ‘t gemelde Vat met kruit absent was, ‘t welke gemelde Majoor op zijne verzoek den 22:ste daaraanvolgende den Capitijn Kuchler en den Capt:n Luit:t Visscher aldaar gecommitteerd hebbende omme ‘t zelve nauwkeurig te examineeren omme van hunne bevinding behoorlijk Rapport te doen, waarop den Capitijn kuchler een hangslot met een overslaande Ijzer aan de ingang van de tweede deur die anders met een Wurfel geslooten is geworden.’

‘en vermits diergelijke gevallen aldaar meerder is gebeurd zo als op den 29:ste October des Jaars 1792 door den Luit: der gemelde Artillerie Marnits reeds is gerapporteerd, heeft den onderget: ook niet in gebreeken kunnen zijn daarvan te formeeren een ampel declaratoir dewelke geschied bij deezen’

‘Kaap de Goede Hoop d:n 28:e Meï 1794.’

’/:get:/ A: D: Voogel’

welke beïde Stukken geleezen en daarover met alle aandacht gedelibereerd geworden zijnde, zo is, uit aanmerking dat de gedachte Capitijn Luitenant Adrianus de Voogel niet alleen niet voldoende bewijst van tijd tot tijd en wel zo als de ordres en zynen pligt zulks vereischen het onder zijn onmiddelijk toevoorzicht geweest zijnde Buskruit op de Batterij Amsterdam te hebben nagezien en dus behoorlijk gadegeslaagen, maar door zijne allegatie dat slechts een Vat Pulver heeft gemisd, genoegzaam ja volkoomen aan den dag legd niet na behooren te hebben nagegaan ‘t geen waarvoor hij responsabel moet worden gehouden, goedgevonden en dienvolgens beslooten om het op de Batterij Amsterdam te min bevonden Buskruit door den meermelde de Voogel uit hoofde van zijne behoeftige omstandigheeden teegens inkoops prijs aan de Compagnie te laaten vergoeden en betaalen in maniere als volgd, Namentlijk.

dus in alles 963 lb

buskruit a 6 3/4 Stuivers het pond uitmaakende Rd:s 135:3:2 waarvoor den gemelde Capitein Luitenant de Voogel op zijne Soldijreekening zal moeten worden belast voorbehoudens zodanige Militaire Straffe als hem ter corrigering van zijne Negligentie door den Heere Commissaris zal worden opgelegd.

Wijders geliefde den edelen Heer Commissaris ter tafel te produceeren, een Extract uit de Missive door de Hoogedele Heeren Commissarissen Generaal over geheel neerlands India Sub dato 15 Januarij jongstleeden van Batavia aan zijn Ed: geschreeven, welk Extract bevonden wierd van volgend inhoud.

‘Extract uit de Missive van de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal over geheel nederlandsch Indiën, geschreeven aan den Edelen Heer A: J: Sluijsken Commissaris over dit Gouvernement en den Ressorte van dien, gedagteekend te Batavia den 15:e Januarij 1794.’

‘Erntfeste, Manhafte, voorzienige Discreete!’

‘§ 1. De belangens der Maatschappij &c:a’

‘§ 2 Dat UE: &c:a’

‘§ 3 De bedeeling der rescriptie &c:a’

‘§ 4. Wij approbeeren voorts de door UE: beraamde Schikkingen ter voorkoming van gebrek aan Slagtvee ‘t welk men door de weïgering der Landlieden om geen Vee aan S Comp:e en particuliere Slagters te willen verkoopen te zeer apprehendeerde. - En qualificeeren UE: bij deezen om de door UE: in Commissie gestelden oud Secretaris van Graaf Reïnet , Wagener, voor de prompte executie van zijnen Last ons bijzondere genoegen te betoonen; verwagtende niet te min dat de gepleegde misbruiken van S komp:s gecontracteerde en andere gepriviligeerde Slagters in’t vervolg efficacieuselijk zullen worden teegen gegaan.’

‘§ 5. Het was ons aangenaam te verneemen de herstelde Rust onder de Colonie Graaf Reïnet , mitsg:s het vooruitzicht dat de opstand der Caffers een eïnde zoude hebben genoomen. - Dan wij kunnen ons ongenoegen niet verbergen over de iedele en ongegronde vrees die zommige ingezeetenen der buiten districten teegens een opstand der naturellen Hottentotten hadden bevangen, en het Strafwaardig gedrag van Wagtmeesters en Boeren omtrend de mishandeling aan die lieden gepleegd. - wij keuren de Schikkingen door UE daarteegens bewerkstelligd volkoomen goed, en hoope dat diergelijke Excessen voor het vervolg geen plaats meer zullen hebben.’

‘§ 6. Wij approbeeren insgelyks &c:a’

‘§ 7. De verkoop van S’ Comp:s Schip Zeeland aan den Lieutenant ter Zee de Vries onder zeekere beding bij de conditien van verkoop, verdiend niet minder onze goedkeuring.’

‘§ 8. Wij zijn egter gevoelig getroffen over de vrugtelooze opspeuring van ‘t Retourschip Demerarij , waarvan thans alle hoop moet worden opgegeeven; en hoe zeer het ons tot genoegen moet Strekken, dat op die togt door den Capitein Lieutenant Van Dijk twee Fransche Visschers Scheepen met derzelver Ladingen zijn genoomen en ter kaapsche Reede opgebragt, valt egter op ‘t gedrag van voorm:e van Dijk te remarqueeren, dat hij niet heeft voldaan aan zijne Instructie voor zoo verre dezelve hem voorschreef om zijne reize direct naar herwaards te vervorderen: wy zullen egter zulks om reedenen passeeren, en keuren goed de door UE: gevraagde dispositie der vergadering van XVII omtrend de genomen prijzen, dewelke UE als nu zullen moeten afwachten .’

‘§ 9 Wij vertrouwen volkomen dat in de noodzakelijkste Reparatie of milioratie van S Comp:s gebouwen volgens Rapport van gecommit:s uit de politiecquen Raad de meeste Spaarzaamheid zal werden betragt, en kunnen UE de menage op dit Stuk niet genoeg recommandeeren.’

‘§ 10 Het goed getuigenis dat UE van de goede observantie der nieuw g’introduceerde Schikkingen en de bevonden zinnelijkheid in S Comp:s Hospitaal geeft, was ons byzonder Welgevallig, zo meede de nieuwling door UE: geordonneerde opmetzeling van een dun muurtje tot geheele afsluiting van dit Kostbaar gebouw.’

‘§ 11. Niet twijffelende aan het goed en zuinig overleg weegens de voorgeslaagen Schikkingen om een gedeelte van S Comp:s Stalling te laaten approprieeren ten gebruike van den Hoofdgebieder indertijd qualificeeren wij UE: daar toe over te gaan. - en laaten aan het goedvinden van den Hoofdgebieder over, om de Hoofdadministrateurs die daarom verzoek zullen doen, al of niet daarvan te laaten profiteeren voorts approbeeren wij volkoomen de noodzakelijke aanbouw van een magazijn tot berging van kruit &c:a in de BaaïFals en zulks bij aanbesteeding’

‘§ 12. Wij hoopen dat de gefixeerde verkoop der meerdere paarden en Ossen dan volstrekt nodig bevonden zijn, uit hoofde van de teegenswoordige oorlog te moeten aanhouden op zijn tijd zal zijn geschied, en verwagten dat na’t eïndigen van dien, de als nog aan handen zijnde, insgelijks zullen worden verkogt.’

‘§ 13. Ten belange der gevraagde informatiën voorkomende bij § 21 en 22. - hebben wij begreepen dat de Boekhouders van S Lands Generale inkomsten zullen genieten de 4 p:rC:t zoo wel van het zuiver bedragen der inkoomende en uitgaande Regten &c als van de 10:de der Tarwe die in natura aan de Kompagnie word geleeverd.’

‘§ 14. Wij approbeeren dat UE aan den eersten oppermeester Leuver, op zijn verzoek heeft toegelegd een maandelijkse toelage van 50 Rd:s extra uit S Comp:s Cassa, in ‘t vertrouwen dat deeze dispositie gegrond is, op de belofte van hem oppermeester om zig die byzondere gunst door een allesints pligtmatig gedrag en zuinige besparing in zijn departement waardig te zullen maaken.’

‘§ 15 Op den voorgestelden voet berusten wij meede in den door UE: toegevoegde rang van onderkoopman aan den Secretaris van ‘t Collegie van Burgerraden in der tijd met dien verstande, dat zoo min den teegenswoordigen Secretaris Haupt als zijne Successeuren immer of ooit aanspraak zullen vermogen te maaken op meerder rang en nimmer tot Last van de Comp:e zullen moge Strekken.’

‘§ 16 De omstandigheeden der Comp:e voorals nog belettende Extra ordinair toelage aan haaren Dienaaren te doen, kan door ons in de aan UE bij requeste gedaane verzoeken van den Koopman titulair en opziender van ‘t Hout Maguazijn Boonacker, den onderkoopman en Negotie overdrager van Eerten en de beide opperchirurgijns Mader en Sinkantijn niet worden getreeden.- Wij gelasten UE: overzulks de voorsz:e Requesten voor als nog te wijzen van de hand.’

‘§ 17 Het is ons &c:a’

‘§ 18 Wij hebben &c:a’

‘§ 19 Voorts approbeeren wij de door UE genoome maatregulen omtrend het verzoek van den generaale pagter Hugo en verwagten dat daaraan op zijn tijd en prompt zal worden voldaan, aan UE overlatende, om uit bezondere consideratie voor den Suppl:t ten opzigte der gevraagde Remissie, zodanig te disponeeren, als UE: met de weezendlykheid der zaak, en de omstandigheid derComp:e oïrbaar zal vinden’

‘§ 20. Wij zijn byzonder te vreede over den iever welke on - in UW bestier doorstraald, en vertrouwen op goede en overtuigende gronden, dat diezelfde geseleerdheid voor S Comp:ie belangens en welvaard der Colonie aan U goede zorge toebetrouwd, bestendig het voorwerp onser weltevreedenheid zal uitmaaken.’

‘§ 21 Laatstelijk &c:a’

‘Wij beveelen UE: in godes heïlige Protectie en blyven na vriendelijke groetenisse.’

‘Erntfeste, Manhafte, voorzienige Discreete UE Goede Vrienden’

‘De Commissarissen Generaal over geheel Nederlandsch Indiën.’

’/:get:/ S: C: Nederburgh S: H: Frijkenius W:m A:d Alting J: Sieberg’

‘Accordeert C: G: Höhne geh: Schr:’

‘Batavia den 15:e Januarij 1794’

na welkers lecture den edelen Heer Commissaris voor de gegeevene communicatie beleefdelijk bedankt geworden zijnde, zo is verstaan daarvan deeze aanteekening te houden en daarvan Extracte te laaten afgeeven

Vervolgens wierd door den edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld dat de Hoogedele Heeren Commissarissen Generaal hadden gelieven goed te vinden om, ten eïnde aan de kaapse Burgers en Ingezeetenen nieuwe blyken van hoogstderzelver toegeneegendheid te geeven, aan de geenen die geneegen mogten zijn naar de Bothaniebaai ten handel te vaaren daartoe onder zeekere bepaaling vrijheid te verleenen, mitsgaders dat gedachte hunne hoogedelheedens zijn Ed: bij Missive den 15:e Januarij jongstleeden hadden gequalificeerd om dien conform in het Placaat door hoogstdezelve over de vrije vaart en handel ten deeze Gouvernemente Sub dato 21 November 1792 geëmaneerd de nodige alteratie te maaken, en dat zijn Ed: ten dien eïnde heden hadt gearresteerd, om vervolgens te doen publiceeren en afigeeren het volgend Placaat.

‘Abraham Josias Sluijsken Raad van Nederlands India, mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & &. alle de geene die deeze zullen zien ofte hooren leezen, Salut! doen te weeten.’

‘Nademaal de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal over geheel neerlands India, hebben gelieven goed te vinden, om, ten eïnde aan de kaapse Burgers en Ingezeetenen nieuwe blyken van hoogstderzelver toegeneegendheid te geeven, aan de geene die geneegen mogten zijn naar de Bothaniebaai ten handel te vaaren, daartoe vrijheid te verleenen, onder deeze restrictie nochtans, dat zij in de te rugreïze over Timor naar Batavia zullen moeten koomen, zonder eenige andere plaatsen te mogen aandoen, met qualificatie op ons, om dien conform in het Placaat door hunne HoogEdelheedens op den 21:e November 1792 omtrend de vrije vaart en handel geemaneerd de nodige alteratie te maaken’

‘Zo is’t! dat Wij uit hoofde van voorsz:e Last ende qualificatie goedgevonden hebben bij alteratie van het Placaat door de Hoogedele Heeren Commissarissen Generaal op den 21 November 1792 ten deeze Gouvernement geëmaneerd, aan de gezamentlijke Burgers, In-en-opgezeetenen deezer Colonie te permitteeren en toetestaan, zo als hen toegestaan en gepermitteerd word bij deeze, omme ook te mogen navigeeren en handel te dryven op de Bothaniebaaij , onder deeze restrictie echter, dat de Scheepen en Vaartuigen tot die vaart en handel gebezigd wordende, gehouden en verpligt zullen zijn in de terugreize over Timor naar Batavia te moeten koomen, met expres verbod om eenige andere plaatsen moogen aandoen, en voorts onder alle zodanige bepaalingen als bij de Placaaten door de hoogedele Heeren Commisarissen Generaal Sub dato 22:e September en 21 November 1792. omtrent de gunstige permissie tot Walvischvangst, mitsgaders de vrije vaart en handel langs deeze Oostcust van Africa en verder naar Indiën geemaneerd, zyn gemaakt, welke beide Placaaten zo wel als de daarin Successivelijk gemaakte alteratien en ampliatiën voor ‘t overige worden gelaaten in hun geheel.’

‘En op dat niemand hiervan ignorantie zal pretendeeren, zal deeze alomme worden gepubliceerd en geafigeerd waar men gewoon is zodanige publicatie en afixie te doen.’

‘Aldus gedaan en gearresteerd bij welgemelde Heere Commissaris over dit Gouvernement den 30:e Mei 1794 mitsgaders gepubliceerd en geafigeerd den 3:e Junij daaraanvolgende /: was geparapheerd:/ A: J: Sluijsken / ter zyder Stond / S Comp:s Cachet in Roode Lacque gedrukt / en daar onder / Ter Ordonnantie van den Edelen Heer Commissaris /: was geteekend:/ G: F: Goetz. Secretaris’

De edele Heer Commissaris voor deeze Communicatie almeede bedankt geworden zijnde, is voorts getreeden ter resumtie van een Missive door den eerwaarden prædicant der hervormde Gemeente alhier D:e Johannes Petrus Serrurier aan deeze Regeering geaddresseerd, luidende als volgd.

Aan den WelEdelen Grootachtb: Heer M:r Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands Indiën en Commissaris over het Gouvernement van Cabo de Goede Hoop met den Ressorte van dien &c: &c: &c: beneevens den E Achtb: Heer Gezachhebber en de WelEdele Heeren Raade van Politie.

‘WelEdele Groot Achtbare Heer! E Achtb: Heer en WelEdele Heeren!’

‘De ondergeteekende oudste Predicant deezer gemeente heeft op den 26:e deezer maand Meij S’ morgens zeer vroeg op de Stoep van zijn woonhuis gevonden eenen toegezegelden briev, waarvan het opschrift in zeer gebrekkkig nederduitsch aan hem gerigt dog de inhoud in het fransch en van zodanigen aart was dat hij zig in gemoede heeft verpligt gevonden denzelven onder het oog van UWelEdele Groot achtb: en E Achtb: te brengen, deeze is de getrouwe en genoegzaame letterlijke vertalinge daarvan’

‘Mijn Heer en Waardig dienaar van Jesus Christus op aarde’

‘“De ongelukkige Europeesche Slaaven die in keetenen zugten verzeekeren U van hunnen zeer nedrige achting, zij bidden u een oog van meedelijden te slaan op hunne ongelukkige omstandigheeden; wij bidden u, mijn Heer als zijnde een Dienaar van Jesus Christus op aarde om mededoogen met ons te hebben, want schoon wij ons in het geval gebragt hebben om ons over ons slecht gedrag te doen Straffen, zoo hebben wij toch daarom niet eene eeuwige veroordeelinge verdient, de misdaden die wij begaan hebben bestaan alleen in eene min of meer strafwaardige desertie, wij konnen ons bij niemand dan bij u vervoegen om eenige verligtinge in onze elende te zoeken. het is alleen in het Heiligdom van den Godsdienst waarin wij onze thranen en onze zugtingen konnen uitstorten. Wij Waagen het ons in uwe heilzaame armen te werpen, om uwe voorspraake af te Smeeken om den Heer Gouverneur te bidden dat wij vergevinge mogen verwerven der mistappen die wij gedaan hebben. Het is nooit in Africa gebeurt dat Europeers zoo lang ketenen hebben gedragen en zig vermengd gevonden met die heidensche Secte die behalven de ongehoorde Schanddaden die zij gepleegt hebben, geboore Slaven zijn en buiten de Christelijke kerk de geheele Weereld zal toestaan dat dit eene Schande is voor het Christendom ons met hen vermengd en op eene zoo afschuwelijke wijze gehandelt te zien.”’

‘“Bij alle Europeesche Mogendheedenen zelfs onder de Roomsch Catholyken worden de gevangenen door een Trooster bezogt, die hen in hunne kommerlyke omstandigheeden ondersteunt en verhindert dat zij niet de grond beginselen van hunnen godsdienst vergeeten, maar wij zijn verlaaten van God en menschen; en er Schiet voor ons niemand over die zig over ons wil ontfermen, ‘t is als of op het geraas onzer keetenen de harten die anders het ligtst bewoogen worden zig vernaauwen en het zig als tot eenen pligt maaken om zig niet in aandoeningen van mededoogen toe te geeven, het is dan alleen van U die de plaats van Jesus Christus hieröp aarde bekleedt, die altijd de steun der ongelukkigen zijt, dat wij ons zeer needrig voorstel konnen doen om te tragten ons lot te verzagten, dat wij ons moogen afgezonderd bevinden van die heidensche Secte met welke wij vermengd worden.”’

‘“geliev ag te slaan dat de meeste onzer, misslagen hebben begaan in hunne jeugd, en dat de tijd die het oordeel der menschen doet rijpen ons daarover berouw doet hebben.”’

‘“In de vorige oorlogen zijn alle de Europeesche Slaaven verlost en na hun Vaderland te rug gezonden, op het verzoek der Heeren uwe voorzaaten, wij konnen niet twyffelen dat wij door Uwe beschermende pogingen het zelve lot zouden genieten of ten minsten geplaatst te worden aan boord der scheepen der Edele Maatschappij om zoo lange te dienen als de Heer Gouverneur het gevoegelyk zal agten. “’

‘“Zie daar, myn Heer, waarom de Europeesche Slaaven voor uwe kniën nedergeslagen smeeken, u verzekerende dat zij niet zullen ophouden u alle de erkentelykheid te betuigen die aan uwe verdiensten verschuldigd is, heb medelyden met ongelukkige Europeesche Slaven die 32 in getal zijn.”’

‘De ondergeteekende vertrouwt dat hij niet zal geoordeelt worden buiten zijnen kring en als mensch en als dienaar van een Euangelie dat ten goede van hoogstschuldige menschen niets dan verzoeninge, barmhartigheid en genaade ademt, te treeden, indien hij zig van deeze hem ongezogt voorkomende gelegendheid bedient om UWelEdele Groot Achtb en E Achtb: te Smeeken om in zo verre op dat geschrift eene gunstige reflexie te slaan, dat het lot deezer wel Schuldige maar echter teffens beklagenswaardige menschen, in zoo verre als met de Gerechtigheid door mededoogende goedertierenheid bestierd en gemaatigd bestaanbaar is, moge verzogt worden.’

‘Hij heeft de Eere zig met toebiddinge van de beste van gods Zegeningen over UwelEdele Groot, en E Achtb: aanzienelijke Persoonen, gewigtige verrichtingen en dierbaare Huisgezinnen, met de zuiverste gevoelens van eerbiedige Hoogachting te onderschrijven.’

‘WelEdele Groot Achtbare Heer! E Achtb: Heer en WelEdele Heeren!’

‘UWelEdele Groot en E Achtb: zeer gehoorzaame en onderdanige Dienaar’

‘J: P: Serrurier’

‘Cabo de Goede Hoop den 27 Meï 1794.’

na welkers lecture den edelen Heere Commissaris op zich heeft gelieven te neemen, het nodig onderzoek te doen of ‘er geen geleegendheid zou kunnen worden gevonden om de europeesche Bannelingen geduurende den tijd dat zij uit hoofde van den Oorlog niet ten Robbeneilande kunnen worden geplaatst en dus alhier moeten verblijven in een apart vertrek en dus afzonderlijk van de Slaven en Hottentotten te plaatsen, ten eïnde ingevolge het verzoek door die ongelukkigen gedaan, hun lot hierdoor eenigzints te verzachten.

Uit eenige ingekoomen Rapporten van Gecommitteerdens tot ‘t teekenen der kleine pergamente Muntstukken gebleeken zijnde, dat door hen wederöm in gereedheid waaren gebracht 4000 p:s a 24 Stuivers, 5000 p:s a 12 Stuivers en 3400 p:s a 6 Stuivers ieder, zo is verstaan alle de gemelde pergamente Muntstukken met een bedragen van 2450 ducatons ofte Rd:s 3675, zo bij de Negotieboeken als bij de Groote Geldcassa te laaten inneemen.

Uit een Rapport door gecommitteerdens tot ‘t verbranden der Successivelijk ingewisseld wordende vuile en afgesleete pergamente, papiere en cartonne Muntstukken gebleeken zijnde, dat door hen waaren ontfangen, nagezien en verbrand een bedragen van Rd:s 12327:- aan afgesleeten en vuile Muntstukken, zo is ten deeze aanzien beslooten, alle de gemelde Munten ten voorsz:e bedraagen zo bij de Negotieboeken als bij de groote Geldcassa te laaten afschrijven.

Laatstelijk geliefde den edelen Heer Commissaris den Raade te bedeelen, dat zijn Ed op de ingekoomen geloofwaardige informatien omtrent het allezints geïnsubordineerd en Strafwaardig gedrag van den Bombardier Sandhagen dezelve Sandhagen hadt gedegradeerd tot Soldaat, om als zodanig naar’t Vaderland te worden opgezonden, en dat den Canonnier Hendrik Bruers, die Rd:s 60 aan verbandgeld hem ter uitbetaling aan anderen toebetrouwd zoek heeft gebracht, ter ordre van zijn Ed: bij eerstvoorkomende geleegendheid naar Batavia zal worden verzonden.

Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop Ten daage en Jaare voorschreeve.

[Signed:] A: J: Sluijsken

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Sueur

[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s

C. 224, pp. 31-82.

Vrijdag den {17940606} 6:e Junij 1794.

‘S voormiddags, present de edelen Heer Commissaris, beneevens de Heer Gezachhebber en de Heeren Leden Le Sueur, de Wet en van Reede van Oudtshoorn

Na dat geresumeerd waaren de Resolutiën op den 30:ste Meï jongstleeden genoomen, wierd door den edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld dat zijn Ed: voor eenige dagen op het onverwachts had vernoomen dat ter deezer Hoofdplaatse eene groote schaarsheid aan zout kwam te zijn en daaruit niets anders dan een totaal gebrek kon worden voorzien, te meer daar niettegenstaande de vrijheid welke aan de gezamentlijke In- en- opgezeetenen bij Publicatie op den 21:e April deezes jaars gearresteerd, was gegeeven, om het zout dat zij aanhanden mogte hebben kaapwaards te vervoeren, en naar hun welgevallen te verkoopen, zeer weïnig ja bijna niets van dat zo onontbeerlijk articul herwaards was gebracht, waardoor dan ook het zout niet anders dan in zeer geringe quantiteiten en tot enorme prijzen alhier wierd verkogt, zonder dat men het vooruitzicht mogt voeden, dat wanneer de geringe voorraad zou weezen verkogt en veroberd, de Gemeente door de buitenlieden zoude kunnen worden voorzien ten waare dat de Opgezeetenen in de Buitendistricten en wel voornamentlijk aan de Picquetbergen mitsgaders aan de Bergrivier , Saldanhabaaï , S:t Helenabaaï , en eïndelijk aan de zoetendaalsvalleï woonachtig konden worden gepersuadeerd, om van het Zout door hen uit de nabij hunne wooninge en bezittingen geleegene pannen voor haar eïgen gebruik mogt weezen geraapd en opgelegd, al het geene daarvan te missen was herwaards te brengen of anders afte staan voor eene redelijke prijs ten einde van daar te kunnen worden afgehaald, alwaaromme zijn Ed: het van zijnen indispensable pligt geoordeelt hadt ten dien einde na eerstgemelde Contrijen te moeten committeeren en afzenden den oud Boekhouder Jan Jacob Fredrik Wagener, zo als die dan ook derwaards vertrokken was, met de volgende Instructie.

‘Ordre en Instructie voor Jan Jacob Fredrik Wagener oud Boekhouder in dienst der E Compagnie, omme zich op de tocht waartoe hij door den ondergeteekende Commissaris over dit Gouvernement, naar de Picquetbergen , langs de Bergrivier , mitsgaders Saldanhabaaï en S:t Helenabaai word afgezonden daarna Stipte te gedraagen.’

‘Art:o 1.’

‘De overgroöte Schaarsheid aan zout ter deezer Hoofdplaatse, door het missen van de gewoone inzaam uit de pannen zo in de Groenekloof als in de kaapse Vlakte geleegen, een gebrek aan dat zo onontbeerlijk Articul doende duchten, en ik mij geinformeerd houdende dat uit den voorraad van zout welke door de opgezeetenen aan de Picquetbergen , langs de Bergrivier mitsgaders in en omstreeks de Saldanhabaai en S:t Helenabaaï woonachtig, uit de in gemelde Contrijen zich bevindende pannen mogt weezen geraapt en opgelegd, in deeze Schaarsheid zou kunnen worden voorzien, zo is ‘t dat ik goedgevonden heb om UEd: die in dergelyke omstandigheeden voldoende blyken van deszelfs ijver en trouwe aan den dag hebt gelegd, aftezenden en te committeeren, zo als UE bij de neevens deeze gevoegde opene Letteren door mij gecommitteerd en afgezonden is geworden, tot het onderzoek of en in hoeverre en op welke wijze langs de gezegde middelen in de Schaarsheid en het daaruit te duchten totaal gebrek aan zout zou kunnen worden voorzien’

‘Art:o 2.’

‘Tot dat belangrijk einde zal UE zich na den ontfangst deezer, direct op reize moeten begeeven, en zich vervoegen bij alle opgezeetenen aan de Picquetbergen , langs de Bergrivier , mitsgaders in en omstreeks de Saldanhabaaï en S:t Helenabaaï woonachtig om onder vertooning van Uwe opene Commissie van hen te vorderen eene gemoedelijke en waarachtige opgaave van het zout dat door ieder hunner uit de nabij hunne wooningen en bezittingen geleegene pannen mogt weezen geraap den opgelegd, mitsgaders van het geen door hen daarvan ter voorziening in de Schaarsheid of het Gebrek ter deezer Hoofdplaatse zou kunnen worden gemisd.’

‘Art:o 3’

‘Deeze gemoedelijke en waarachtige opgaaven bij UE bekoomen zijnde, zal UE: telkens met de geene die dezelve koomen te doen in overleg moeten treeden over de prijzen welke een ieder hunner begeeren om het Zout dat zij te missen mogten hebben aan de E Compagnie te leeveren, ende zulks altoos tweeleedig, hen namentlijk altoos afvragende hoe veel zij begeeren voor een Mud Zout door hen per as ten deeze Casteele vervoerd wordende, en hoeveel voor een Mud Zout door hen na maate van de geleegendheid hunner bezittingen ‘t zij op S Comp:e Post in de Saldanhabaaï , dan wel ter gewooner aflaadplaatse in de S:t Helenabaaï aangebracht wordende.’

‘Art:o 4.’

‘Van alle deeze opgaave zal UE dagelijks pertinente aantekeningen moeten houden, mitsgaders van de conditiën waaröp een iegelijk der opgezeetenen de Leverantiën van zout zal willen aanneemen, omme daarvan te formeeren eene Specifiecque Lyst die UE: neevens een omstandig verslag van deszelfs verrichtingen in deeze, onder bijvoeging van zodanige consideratiën als waartoe de plaatslijke gesteldheid en ondervinding UE in staat zal Stellen, aan mij ‘t zij uit de Saldanhabaaï dan wel uit de S:t Helenabaaï per expresse zal moeten doen toekoomen, omme in een der gemelde Baaïen mijne nadere beveelen tot het al of niet accepteeren der voorwaardens op welke de opgezeetenen hun Zout aan de E Compagnie mogten willen leeveren, af te wachten.’

‘Art:o 5.’

‘Om UE: des te beter in Staat te Stellen deeze Commissie naar behooren te kunnen uitvoeren, zo heb ik den Posthoudende Sergeant in de Saldanhabaaï Jacobus Stofberg, mitsgaders de in S:t Helenabaai woonende Burger Jacob Laubscher pietersz: bij de neevens deeze aan UE: inhandigd wordende Missives respectivelijk gelast en aanbevoolen omme ieder in den zijnen, zo in de prompte uitvoering van de aan UE opgedraagen Commissie als in het overbrengen herwaards van de door mij verwachtwordende berichten aan UE alle nodige adsistentie en faciliteit te bewijzen’

‘Art:o 6.’

‘Van de onkosten die UE Staande deeze Commissie zult moeten doen, zal UE behoorlyke aanteekening moeten houden, ten eïnde bij te rugkomst door de E Compagnie daarover Schadeloos te kunnen worden gesteld.’

‘Aldus gearresteerd bij welgemelde Heere Commissaris over dit Gouvernement den vierden dag der maand Junij, zeeventien hondert vier- en- negentig. - /:was geparapheerd:/ A: J: Sluisken /:ter zijder stond:/ S Comp:s Cachet in roode Lacque gedrukt /: en daaronder:/ Ter ordonnantie van den edelen Heer Commissaris /: was get:/ G: F: Goetz Secretaris’

dat zijn Ed: echter na de afzending van gedachte Wagener in rijpe overweeging genoomen hebbende alle de omstandigheeden die te zamen geloopen hebben om de tegenswoordige groote Schaarsheid aan Zout ter deezer Hoofdplaatse te veroorzaaken, bij dat onderzoek hadt bevonden dat den Pachter der zoutpannen Abraham à de Haan, die de aanstaande schaarsheid aan zout reeds bij ‘t missen der Pannen en dus in de maand december van’t voorleeden Jaar hadt moeten voorzien, van deeze beduchtheid niet eerder kennisse hadt gegeeven dan op den 5:e Maart jongstleeden wanneer daaröp onmiddelyk genoomen is het besluit om de Heeren Leden deezer Vergadering Brandt en Bergh te committeeren tot het onderzoek der klachten door gemelde Abraham a de Haan gedaan, en dus niet eerder als toen het jaargetij reeds al te verre verloopen was om daaromtrent zodanige voorzieninge te doen als zoude hebben kunnen geschieden ter voorkoming van zulk een gebrek aan zout, wanneer tijdig ter kennisse van zijn Ed: en de regeering was gebracht geworden, terwijl uit de énorme prijzen waarvoor het zout thans bij geringe quantiteit word verkogt het vermoeden mag ontstaan dat voorsz:e a de Haan zich boven eene onverschoonelijke nalatigheid kan hebben Schuldig gemaakt aan de betrachting van een Schandelijk zelfsbelang, Strijdig met zijne verbindtenisse bij het aangaan der zoutpacht, volgens welke hij het Zout voor eene daarbij bepaalde prijs aan de Kaapse Ingezeetenen leeveren moet, en ten hoogste nadeelig aan het algemeen belang, en dat dus ook vermeende niet afte mogen zijn den Raade te proponeeren, omme den ad interim Fiscaal te gelasten om naar alle de handelingen door den gemelde a de Haan als pachter van de Zoutpannen in deeze gehouden, een zoo nauwkeurig als gepast onderzoek te doen, om bij bevinding dat hij de Haan zich aan plichtverzuim dan wel aan’t bejaagen van zelfsbelang ofte anderzints in deeze mogt hebben Schuldig gemaakt, teegens hem te institueeren zodanige actie als hij zal vinden te behooren.

Den Raade zich met deeze propositie van den edelen Heer Commissaris volkoomen geconformeerd hebbende, wierd vervolgens door zijn Ed: gecommuniceerd dat ten eïnde volkoomen onderricht te weezen tot hoeverre zich het gebrek aan zout uitstrekte, zijn Ed: den ad interim Fiscaal Willem Stephanus van Rijneveld direct hadt gelast, behoorlijk onderzoek te doen naar de hoeveelheid zout welke zoo aan de Hoofdplaatse als aan de Jan Biesjeskraal nog aan handen kwam te zijn, om aan de Ingezeetenen te kunnen worden verkogt, en over dit onderzoek hadt ontfangen het bericht ‘t welk met dies Bylaagen bevonden wierd van volgende inhoud.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands Indie en Commissaris over het Gouvernement van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c:a &c:a &c:a

‘WelEdele Groot achtbaare Heer!’

‘Het heeft aan UWelEdele Groot achtb: behaagd, uit hoofde der thands heerschende schaarsheid van zout ten deezen Gouvernemente, den ondergeteekende te gelasten om exact onderzoek te doen, of den Zoutpagter Abraham á de Haan, die aan UWelEd: Groot Achtb: en den E Achtb: Rade van politie heeft opgegeeven gehad, geen zout aan handen te hebben, en mitsdien aan zijn Contract ofte de pagtConditien niet te kunnen voldoen; ook particulier zout en wel bij de kleïne maat, heeft uitverkogt, ten eïnde bij UWelEdele Groot Achtb: zoude kunnen worden beoordeelt of en in hoe verre denzelven De Haan in het Oog heeft gehad, de Regeering, omtrend zijne gedane opgaaf te misleïden en wijders te profiteeren van de bij hem bekende Schaarsheid van zout, met namelijk, ‘t geen hij nog aan handen had en om die Reede niet goed vond de Regeering op te geeven, vervolgens wanneer hij zoude zijn ontheeven van de verpligting welke hij bij de pagt Conditiën heeft op zig genoomen, onder de gemeente bij kleine maat te verdebiteeren.’

‘Ter voldoening aan dezelve gevenereerde Ordre heeft den onderget: de Eer UWelEd: Groot Achtb: te berichten, dat hij de persoonen welke men den onderget:e had g’informeerd voor reekening van de Haan zout te verkoopen, Gerechtelijk heeft doen afvragen, welke quantiteit zout zij zeedert ‘t begin van dit lopende Jaar voor Reekening van ged:e de Haan hadden verkogt, waarop dezelven hebben geantwoord, als.’

‘den burger Hermanus Staal, dat hij zeedert den 21:e Februarij tot den 2:e Junij 220 mudden heeft ontfangen, die hij invoegen voorsz:e zoo bij enkelde mudden, als bij klijner maat heeft verkogt, op 8 1/2 mudden na, die zig nog ten zijnen Huise bevinden.’

‘de Wed:e Johannes Schroder, dat zij meede zeedert voorm:e tijd heeft ontfangen, en ook inzelvervoegen verkogt 61 mudden.’

‘de Wed:e Oloff Abraham Bergh dat zij zeedert 18 Februarij tot 20 maij 290 mudden heeft ontfangen, die zij meest bij de kleïne maat heeft uitverkogt.’

‘Zoo als UWelEdele Groot achtb: zulks des gelievende nader zal kunnen beoogen uit een Relaas van den Gerechtsbode, welke de ondergeteekende de Eer heeft hierbij te annexeeren.’

‘En heeft den gem:de Gerechtsbode, wanneer hij te gelijk door den onderget: is afgezonden geworden naar de Jan Biesjes kraal , de plaats alwaar het zout van gem: de Haan gewoonlijk word opgeslagen, ten einde Calculatief op te neemen, welke quantiteit zout zig daar komt te bevinden, aan den onderget: gerapporteerd, dat het Restant zout aldaar nog leggende op zijn best dertig mudden zoude uitmaaken.’

‘En hiermeede gedenkende aan de geEerde intentie Uwer WelEdele Groot Achtb: te hebben voldaan, laat den onderget:e deeze dienen voor nedrig bericht.’

‘In ‘t Casteel de Goede Hoop den 5:e Junij 1794.’

’/:get:/ W: S: V: Rijneveld’

‘Op huiden den 4:e Junij 1794.’

‘heb ik ondergeteekende gerechtsbode ter order van den Heere pro interim fiscaal Willem Stephanus van Rijneveld mij vervoegt bij en ter præsentie van de natenoemene persoonen, en dezelven gerechtelijk afgevraagd, welke quantiteit Zout zijleiden zeedert den beginne van dit loopende Jaar voor Reekening van den Burger Abraham â de Haan hebben verkogt; waarop tot antwoord heb bekoomen:’

‘Van den Burger Hermanus Stahl; dat hij zeedert den 21 februarij tot den 2:e Junij 220 Mudden heeft ontfangen, die hij zoo Muddewijs als bij kleinder maat heeft verkogt op 8 1/2 mudden naa, die noch ten zijnen huize zich bevinden’

‘Van de weduwe Johannes Schroder, meede zeedert de voorsz:e tyd ontfangen en in zelvervoegen verkogt 61 Mudden. - en’

‘Van de Weduwe Olof Adriaan Bergh dat zij zeedert 18:e Februarij tot 20 Maï, 290 Mudden heeft ontfangen, die zij meest bij kleine Maate heeft verkogt.’

‘het welk relateere mij te zijn weedervaaren.’

‘Cabo de goede Hoop datum ut Supra. - C: E: Ziervogel E: Ger:ts Boode’

en nadien uit gedacht bericht den Raade is koomen te blijken dat de geheele quantiteit Zout welke aan handen komt te zijn om aan de Ingezeetenen te kunnen worden verkogt, Slechts bestaat in 38 1/2 Mudden en dat dus een reëel gemis aan dat zo onontbeerlijk articul eerlang zal moeten plaats hebben zo wanneer daarin niet door toevoer uit de Buitendistricten invoegen hiervoren gemeld word, voorzien, zo is bij overweeging van de onwaarschijnelijkheid dat bij de aanstaande inzaam van Zout uit de Pannen zo in de Groenekloof als in de kaapse Vlakte geleegen en aan de Pachter de Haan afgestaan, zo veel zout zal kunnen worden geraapt als tot de consumptie ter deezer Hoofdplaatse in den Jaare 1795 zal weezen benoodigd aan de eene zijde, en aan den anderen kant, dat het om de Ingezeetenen tot dien insaam aan te spooren van geene nuttigheid weezen kan dat den invoer van zout slegts tot Ult:o November eerstkomende toegestaan blyve, alsoo den inzaam zelden vroeger als de maand December geschieden kan, wanneer niemand zig meerder, uit hoofde van het verbod tegen dien Insaam tot het meerder raapen van zout als zijne eigene Consumptie noodzaaklijk maakt verleedigen zal, waar door noodwendig het teegenswoordige gebrek ook in den aanstaanden jaare zoude moeten blijven continueeren - op propositie van welgemelde Edele Heere Commissaris alverder beslooten, om bij Publicatie en affixie van Billietten aan allen ende een iegelijk der In-en-Opgezeetenen te permitteeren om uit alle de pannen welke niet aan den Pachter zijn afgestaan bij den aanstaande inzaam van zout het zelve vrij te mogen raapen, op te leggen en herwaards te vervoeren, ten einde ‘t zelve naar welgevallen te kunnen verkoopen tot Ultimo November van ‘t aanstaande Jaar 1795, terwijl al verders wierd verstaan om de dispositie over het met meergenoemde a de Haan ingegaane Contract van verpagtinge der zoutpannen aan de Groene klooff en Jan Biesjeskraal te postponeeren en uit te stellen tot er tyd uit het hiervooren aan den ad interim fiscaal g’ordonneerde onderzoek zal zijn gebleeken in hoe verre denzelven zig aan eene strafwaardige nalatigheid en baatzugt zal hebben schuldig gemaakt.

En is ten deezen aanzien nog goedgevonden en dienvolgens beslooten den Dispencier te ordonneeren en te gelasten, zo als dezelve gelast en geordonneerd word bij deeze omme van de in S Comp:s dispens aan handen zijnde 61 mudden Grof en 44 7/8 mudden fyn zout geene verstrekkingen hoe genaamd te doen dan op Schriftelijke ordonnantie van den edelen Heer Commissaris

Hierna is getreeden ter resumptie van een Request door den Landdrost van Stellenbosch en Drakenstein aan den edelen Heer Commissaris gericht, ‘t welk bevonden wierd van volgende inhoud.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlandsch India mistgaders Commissaris over het Gouvernement van kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c: &c: &c:

‘WelEdele Groot Achtbaare Heer!’

‘Vertoond met den diepsten eerbied de Landdrost van Stellenbosch en Drakenstein Hendrik Lodewijk Bletterman.’

‘Dat de Hoogedele Heeren Commissarissen Generaal goedgunstig hebben gelieven te behagen aan het Ampt van den Landdrost te voegen dat van Vendumeester in de voorn:e Colonien, ook tot dat eïnde in dato 20 Aug:s des voorleeden Jaars 1793. gearresteerd hebben een Reglement waarna den Vertooner als vendumeester zig zal hebben te gedragen; bij het 5, 6, 7 en 9 art: van het zelve Reglement ook het geen den vendu boode aangaat, bepaald, en onder anderen by het 11 art:l dat Heemraaden Speciaal geauthoriseerd zijn om in cas van Vendupenningen uitspraak te doen bij parate executie, zonder bepaling tot welk montant’

‘Dat de Vert:r geinformeerd zijnde de intentie van Welopgem:de HoogEd:e Hoogachtb: Heeren Commissarissen Generaal te zijn, de voorsz:e uitspraak in Cas van vendupenningen te mogen worden gedaan tot als zodanige penningen als de vert:r zal koomen te vorderen, de vert:r zig echter gepersuadeerd houd, Heemraaden, die de voorsz:e qualificatie zoo voor als nog niet hebben bekomen, te zullen difficulteeren hoger als Een hondert Rijksd:s - zoo als bij hunne Instructie bepaald zijn uitspraak te doen.’

‘Dat ook de boode zonder van eene Instructie, naar Inhoud de voorsz:e articulen te zijn voorzien, zig ongehouden zal agten daaraan te voldoen, waardoor zoo wel als dat, omme de om de verre afgeleegene Districten woonende Ingezeetenen in cas van onbetaalde vendu penningen door den Boode te doen dagvaarden den vert:r buiten Staat zou worden gesteld, op den tijd bij het voorsz:e Reglement bepaald, aan de verkopers de hun competeerende vendupenningen uit te betaalen, en gevolgelijk ook het aan d E Comp:e Competeerende aandeel der Salarien.’

‘Mits welken de Vert:r de vrijheid neemt hem te keeren tot UWelEd: Groot Achtb: ootmoedigst verzoekende dat het van hoogstderzelver welbehaagen gelieve te zijn, Heemraden van Stellenbosch en Drakensteïn te authoriseeren en qualificeeren, omme in cas van vendupenningen, onbepaald tot welkers montant, uitspraak te doen bij parate executie, en den Vert:r omme alle Ingezeetenen, onder de Jurisdictie van de voorschr: Coloniën Sorteerende en verder alle drie Uuren van Stellenbosch ofte de Paerl woonende, bij missive door den boode te moogen doen dagvaarden, mits dat uit het attest van den Veldwachtmeester of VeldCorporaal, aan welke de voorsz:e dagvaarding per missive gezonden word, blijke dezelve dagvaardiging aan den gedaagde tijdig genoeg te zijn ter handen gesteld om op den bepaalden termijn te kunnen Compareeren, mitsg:s te arresteeren en approbeeren zodanige Instructie voor den vendu boode als waarvan de Vert:r de vrijheid gebruikt een Concept neevens deezen aan UWelEd: Groot achtb: te præsenteeren’

‘’T welk doende etc:a’

’/:get:/ H: L: Bletterman’

en na deliberatie over dezelve Requeste goedgevonden en verstaan omme zo aan ‘t Colegie van Landdrost en Heemraaden van Stellenbosch en Drakenstein als aan die van Zwellendam en Graaffe Rijnet te doen toekomen, Extract uit de Missive door de Hoogedele Heeren Commissarissen Generaal Sub dato 21 Augustus anno passato aan dit Gouvernement geschreeven, voor zoo verre aangaat de daarbij aan de Colegiën van Landdrost en Heemraden respective verleende qualificatie om op de Vendupenningen bij parate executie recht te doen, zullende de Collegiën van Landdrost en Heemraaden respectivelijk worden geauthoriseerd zo als dezelve geauthoriseerd worden by deeze omme ieder in den haare in cas van Vendupenningen onbepaald tot welke Sommen uitspraak te doen, voorbehoudens aan de geene welke zig bij die vonnissen mogten beswaard oordeelen het regt van appel aan den Raad van Justitie deezes Gouvernements, mits indiengevalle Suffisante cautie stellende ten genoege van Landdrost en Heemraaden zo voor de Sommen tot welkers betaling verweezen zijn, als voor de kosten zo ter eerster als volgende instantien, en voorts de Landdrosten omme in hunne qauliteit als Vendumeester alle opgezeetenen onder de jurisdictie van hunne Colonien respective sorteerende en verder als drie Uuren van hunne drostdije woonachtig bij Missive door den Boode te doen dagvaarden, mits dat uit het attest van den Veldwachtmeester of Veldcorporaal aan welke de dagvaarding per Missive gezonden word, blijke dezelve dagvaardiging tijdig genoeg te zijn ter hand gesteld, om op de bepaalde tijd te kunnen compareeren alles onverminderd de restrictien en bepaalingen door de Hoog edele Heeren Commissarissen Generaal bij hoogstderzelver gemelde Missive van den 21:ste Augustus laatstleeden gemaakt. - en is wijders verstaan zo voor den Venduboode van Stellenbosch en Drakenstein als voor die van Zwellendam , mitsgaders de Bode van Graaffe-Rijnet respective te arresteeren de volgende Instructien.

‘Instructie voor den Vendu Boode van Stellenbosch en Drakenstein

‘Art:o 1.’

‘Alle verkoopingen zullen door den Bode van het Collegie van Heemraaden van Stellenbosch en Drakenstein moeten worden gehouden.’

‘2.’

‘Hij zal aan den vendumeester verantwoordelijk zijn voor alle Schaade en nadeel welke ontstaan door het verleenen van Crediet buiten Speciaal Schriftelijk consent van den vendumeester’

‘Art:o 3’

‘Banqueroeten die ontstaan door toevallige omstandigheeden, als Brand en Plundering van den Vijand, zullen door hem met den vendumeester pro parte uit derzelver Salaris worden gedragen.’

‘d:o 4.’

‘Ingevalle hij vendu Boode de vendubrieven ten Lasten der Ingezeetenen van de Caab en die binnen den omtrek van drie dagen van Stellenbosch en de Paarl woonen langer als drie maanden, en van de verdere afgeleegene Districten langer als vier maanden onder zig houd; zal hij aan den Vendumeester voor de gevolgen aansprakelijk zyn; en de Vendumeester het recht hebben het bedragen van zodanige vendureekeninge van zijn Salaris te decorteeren.’

‘d:o 5.’

‘Alle maanden zal hij een Lijst der nog onder hem berustende vendu Reekeningen opmaaken en dezelve met en beneevens de vendu Reekeningen aan den vendumeester overleeveren omme nagezien en met de restanten te kunnen worden geconfronteerd.’

‘d:o 6.’

‘Hij zal niet vermoogen eenig geld in mindering op een vendu Reekening te ontfangen zonder het zelve behoorlijk op de reekening zelve af te schrijven’

‘Art:o 7.’

‘Ten genoegen van den Vendumeester zal hij Boode hebben te Stellen Cautie ter Somma van Vier duijzend Rijksdaalers.’

‘Aldus gearresteerd bij den Edelen Heer Commissaris over dit Gouvernement beneevens den E Achtb: Heer Gezachhebber en E Achtb: Raad. - In ‘t Casteel de Goede Hoop den 6:e Junij 1794 / was geparapheert:/ A: J: Sluijsken / ter zijder Stond / S Comp:s Cachet in Rode Lacque gedrukt / en daaronder:/ Ter Ordonnantie van den Ed: Heer Commissaris en den Raadt. / was get: G: F: Goetz Secretaris’

‘Instructie voor den Venduboode van Zwellendam

‘Art:o 1.’

‘Alle verkoopingen zullen door de boode van t Colegie van Heemraaden van Zwellendam moeten worden gehouden.’

‘d:o 2’

‘Hij zal aan den Vendumeester verantwoordelijk zijn voor alle schaade en nadeel welke ontstaan door het verleenen van Crediet, buiten speciaal Schriftelijk Consent van den Vendumeester’

‘d:o 3’

‘Banqueroeten die ontstaan door toevallige omstandigheeden als Brand en plundering van den Vijand, zullen door hem met den Vendumester pro parto uit derzelver Salaris worden gedragen’

‘Art. 4.’

‘Ingevalle hij Venduboode de Vendubrieven ten Lasten van die geene die binnen den omtrek van drie dagen van Zwellendam woonen langer als drie maanden, en van de Ingezeetenen aan de Kaap, mitsg:s de verdere afgelegene districten langer als vier maanden onder zich houd, zal hij aan den Vendumeester voor de gevolgen aansprakelijk zyn, en de Vendumeester het recht hebben het bedragen van zodanige vendureekeningen van zyn Salaris te decourteeren.’

‘d:o 5.’

‘Alle maanden zal hij een lijst der nog onder hem berustende vendureekeningen opmaaken en dezelve met ende beneevens de Vendureekeningen aan den Vendumeester over Leeveren, omme nagezien en met de restanten te kunnen worden geconfronteerd’

‘d:o 6’

‘Hij zal niet vermoogen eenig geld in minderinge op een Vendureekening te ontfangen, zonder hetzelve behoorlijk op de reekening Zelve afte schrijven.’

‘d:o 7’

‘Ten genoegen van den vendumeester zal hij Boode hebben te stellen Cautie ter Somma van Vier duijzend rijksdaalers.’

‘Aldus Gearresteerd bij den Edelen Heer Commissaris over dit Gouvernement, beneevens den E Achtb: Heer Gezachhebber en E Achtb: raad. In ‘t Casteel de Goede Hoop den 6:e Junij 1794. / was geparapheerd:/ A: J: Sluijsken / ter zijder Stond / S Comp:s Cachet in roode Lacque gedrukt /: en daaronder / Ter ordonnantie van den Edelen Heer Commissaris en den raadt, / was get: G: F: Goetz, Secretaris’

‘Instructie oor den Venduboode van Graaffe Rijnet

‘Art:o 1.’

‘Alle verkoopingen zullen door de boode van ‘t Colegie van Heemraden van Graaffe Rijnet moeten worden gehouden.’

‘d:o 2’

‘Hij zal aan den Vendumeester verantwoordelijk zijn voor alle Schaade en nadeel welke ontstaan door het verleenen van Credit, buiten Speciaal Schriftelyk Consent van den Vendumeester’

‘d:o 3.’

‘Banqueroeten die ontstaan door toevallige omstandigheeden als Brand en plundering van den Vijand, zullen door hem met den Vendumeester pro parte uit derzelver Salaris worden gedragen.’

‘d:o 4.’

‘Ingevalle hij Venduboode de Vendubrieven ten Lasten van die geene die binnen den Omtrek van drie dagen van Graaffe Reïnet woonen langer als drie maanden, en van de Ingezeeteen aan de Kaap, mitsg:s de verdere afgeleegene districten langer als vier maanden onder zich houd, zal hij aan den Vendumeester voor de gevolgen aansprakelijk zijn, en de Vendumeester het recht hebben het bedragen van zodanige vendureekeningen van zijn Salaris te decourteeren’

‘Art:o 5.’

‘Alle maanden zal hij een lijst der nog onder hem berustende vendureekeningen opmaaken en dezelve met ende beneevens de vendureekeningen aan den Vendumeester overleeveren, omme nagezien en met de Restanten te kunnen worden geconfronteerd.’

‘d:o 6.’

‘Hij zal niet vermogen eenig geld in minderinge op een Vendureekening te ontfangen, zonder het zelve behoorlijk op de Reekeningen zelve af te schrijven.’

‘d:o 7.’

‘Ten genoegen van den Vendumeester zal hij Boode hebben te Stellen Cautie ter somma van Vier duijzend Rijksdaalders.’

‘Aldus Gearresteerd bij den Edelen Heer Commissaris over dit Gouvernement beneevens den E Achtb: Heer Gezachhebber en E Achtb: Raadt. - In ‘t Casteel de Goede Hoop den 6:e Junij 1794. /: was geparapheert:/ A:m J:s Sluijsken / ter zijder Stond / S Comp:s Cachet in roode lacque gedrukt / : en daaronder:/ Ter ordonn:e van den Edelen Heer Commissaris en den raadt /: was get:/ G: f: Goetz, Secretaris.’

Van welke Instructien aan ieder der Landdrosten respectivelijk Copias authentiecq zullen worden toegezonden, met last en bevel omme ieder in den zijnen daarvan een dergelijk Copia aftegeeven aan den Boode van hun district, omme dezelve prompte te observeeren.

Aan den Capitijn Baudin gevoerd hebbende het gestrand keizerlijk Schip La Jardiniere bij Extract uit de Resolutiën op den 21:e Meï jongstleeden genoomen gecommuniceerd zijnde de Last door deeze Regeering aan het officie Fiscaal gegeeven omme van hem te vorderen de betaling van het inkoomend recht a Rd:s 10:- per Kop voor ieder der 173 Stuks Slaaven en Slavinnen, welke ingevolge eene Missive van den Landdrost van Stellenbosch en Drakenstein Hendrik Lodewijk Blettterman bij gemelde Resolutien geinsereerd door hem Baudin zouden zijn verkogt geworden, zoo is door hem hierover ingedient ‘t volgend Request.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heere M:r Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlandsch India mitsg:s Commissaris van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c: &c: &c: beneevens den WelEdele Achtb: Heere Johannes Isaac Rhenius, gezachhebber en de verdere WelEdele Heeren Raaden van Politie.

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en WelEdele Achtb: Heeren!’

‘Aan den onderget:e N: Baudin, Capitijn van ‘t aan de Zoetendaals Valleï gestrand keijzerlijk Schip La Jardiniere , ter hand gesteld zijnde Eene Extract Resolutie genomen bij UWelEd: Gr: Achtb: en WelEd:e Achtb: in derzelver vergaderinge van den 21:e Meij JL: heeft hij daaruit onder anderen ontwaard, dat aan den pro interim fiscaal de Heer W: S: van Rijneveld is gelast geworden, om de inkomende Recht te heffen van de uit gem:e Schip aangebragte en gesalveerde 173 Stuks zo slaven als Slavinnen, dewelke van de daarvan afgekoomene 185 Stuks, na aftrek der dooden en gedrosten zoude overgebleeven zijn a 10 Rd:s per kop.’

‘Dan vermits den onderget:e bij gemelde Resolutie reeds is vrijgekend van’t betalen der Douane voor de gestorvene en gedroste Slaven, daar echter de opgaaf dier Slaaven niets met ‘t wezentlijke getal overeenkomt, zo neemd denzelven dierhalven de vrijheid, om aan UWelEd: Groot Achtb: en WelEdele Achtb: te Suppediteeren eene waare en nauwkeurige opgaaf der zoo publiecque als uit de hand verkogte, dan wel in Commissie meede gebragte Slaven, zoo ook van de geene die gestorven of zoek geraakt zijn, waaruit aan UWelEdele Gr: Achtb: en WelEd: Achtb: zal koomen te blijken dat er alleen, na aftrek der laatstgemelde 161 Stuks overblijven en voor welke den onderget:e gereed is de gemelde douane te voldoen.’

‘Verzoekende den onderget:e dus onderdanig, dat ‘t UWelEd: Gr: Achtb: en WelEd: Achtb: na inzien van gem:e Specifiecque opgaaf, mag behagen, om voorsz:e Resolutie in zoo verre te willen retracteeren, dat den pro interim fiscaal voorm:e mag werden gequalificeerd ter heffing van 10 Rd:s voor ieder der overgebleevene en verkogte 161. - in steede van 173 Stuks Slaven en Slavinnen.’

‘’t Welk doende &c:a’

’/:get:/ Ch:r Baudin’

en nadien uit dat Request den Raade is koomen te blijken dat van de door gedachte Baudin gesalveerde 185 Stuks Lijfeigenen 16 zijn koomen te overlijden en van de 16 gedrosten Slechts 8 zijn opgevat en dat dus niet meerder dan 161 Stuks door hem zijn verkogt of aan derzelver consignatien afgegeeven, zoo is als nu verstaan in zo verre te resilieeren van het besluit ter deezer tafel op den 21:e Meï jongstleeden genoomen, dat den ad-interim Fiscaal Willem Stephanus van Rijneveld, onder afgaave van Copia van de Notitie door den Capitijn Baudin bij zijn Request gevoegd, zal worden geordonneerd, zo als hij geordonneerd word bij deeze, omme alleen van de 161 Slaaven en Slavinnen die van de gesalveerde 185 Stuks door den Capitijn Baudin zijn verkogt of aan Ingezeetenen deezer plaatse afgegeeven het gewoon inkoomend recht van Rd:s 10:- per kop voor Reekening van de Compagnie in te vorderen en te ontfangen.

Door de Overheeden van het uitkomend Schip de Standvastigheid overgelegd zijnde drie Verklaringen over het aandoen van S:ta Cruis op het Eiland Teneriffe , beneevens eene Rekening van het geen door hen aldaar heeft moeten worden bekostigd zoo voor ververschingen als Water en de gewoone Gerechtigheeden, zo is verstaan Copia authentiecq van alle deeze Stukken te Suppediteeren zo aan de ilustre vergadering van zeeventienen als aan de WelEdele Groot achtb: Heeren Bewindhebberen ter kamer Rotterdam, waarvoor gemelde Bodem is uitgevaaren en daarvan deeze aantekening te houden.

De alhier door indispositie verbleeven Capitijn Luitenant van het Schip Voorland Gerhardus Adolph van den Brink en zo meede den op de veroverde Pacquetboot de Expeditie tot Luitenant aangestelde Sous Luitenant J: vander Pels aan den edelen Heer Commissaris verzoek gedaan hebbende om op de aanweezende of verwachtwordende Retourscheepen behoudens Gagie te mogen repatrieeren, zo is goedgevonden en dienvolgens beslooten omme wanneer zich daartoe geleegendheid mogt opdoen hen in hunne respective qualiteiten op S Compagnies Retourbodems te plaatsen, doch bij ontstentenis van die geleegendheid hen te permitteeren om onder afgeschreeven gagie van hier te mogen repatrieeren.

Na dit een en ander wierd door den edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat zijn Ed: van den op bekoomen permissie van de Hoogedele Heeren Commissarissen Generaal alhier remoreerende Apothecar C: Lion hadt ontfangen eene Missive door denzelven aan zyn Ed: Sub dato 2 April jongstleeden in t fransch geschreeven, luidende volgens dies translaat als volgd.

‘WelEdele Groot Achtbaar Heer!’

‘Zedert een geruimen tijd egter zonder eenige zekerheid, hebbende hooren spreeken van een project om eene Apotheek door den Apotheeker der E Comp:ie Mons:r Smith alhier op te rigten heb ik geen geloof gegeeven aan gerugten die ik vermeend heb ongegrond te zijn te meer daar ik zelve Haar Hoog Edelheedens de Heeren Commissarissen Generaal heben hooren zeggen dat den Apothecar der Compagnie niet vermogt eenige apotheecq in het Vlek te hebben, Ja zelfs eenige medicijnen te verkoopen, en welk ordre Haar Hoogedelheedens denzelven expres hebben doen aankondigen, dog thans hoor ik met Zekerheid dat denzelven er permissie toe g’obtineerd heeft, verre zij van mij zelfs het minste denkbeeld om mij te bemoeïen met, ofte berispen het geene mijne meerdere goedgevonden hebben te ordonneeren alleen verstout ik mij UWelEdele Groot Achtb: permissie te solliciteeren om voor Hoogstdezelve open te mogen leggen myne reedenen van beswaar welke ik UWelEdele Groot Achtb: verzoeke in overweeging te willen neemen.’

‘Ik heb met Pallas in Compagnie nu vier Jaaren geleeden een apotheecq gekogt, welke aan ons vrij kostbaar te staan komt, en die de ongelukkige tijdsomstandigheeden nog meer beswaard - dog toen waaren wij de eenigsten en daarom hoopten wij door Vlijt en ijver onze affaires in het best mogelijk Credit te zùllen kùnnen brengen, ‘t wel ons thans egter hoe langer zoo beswaarlijker begint te vallen.’

‘Dan wat zal thans van ons worden en onze toevlugt zijn? wanneer M:r Smith eene apotheecq opregt hij zal het Slechts behoeven te willen instaat te zijn ons te ruineeren, want inderdaad alle zijne drogerijen uit de maguazijnen der Comp:e hebbende zal hij ze goedkooper als wij kunnen van de hand zetten, en er teffens meer winst op behaalen terwijl hij geen verschotte doen nodig heeft.- het geen wij reeds hebben ondervonden, want lange voor dat hem vergund geworden was opentlijk te verkoopen hebben verscheidene persoonen na aan ons de prijs van de medicamenten gevraagd te hebben geweïgerd om ze te koopen, zeggende dat zij dezelve voor half zoo veel in de apotheecq der Compagnie bekoomen konden, wat zal van ons worden zegge ik, wij die uit Europa met groote kosten laaten koomen al wat nodig is om overvloedig voorsien te weezen ten einde altoos en in alle ogenblikken het Publiecq te kunnen gerieven, wij zullen blyven beladen met eene menigte geneesmiddelen die in plaats van nuttig voor ons beswaarend zullen zijn.’

‘Om eene Apotheecq op te rigten heeft men eene aanzienelijke meenigte van medicamenten en gereedschappen nodig. - durf ik vragen of Mons:r Smith derzelver ontfangst van zijne Correspondenten in Europa zou kunnen bewijzen door de quitantien van den Heer Fiscaal weegens de ontfangene S’ Heeren Regten - indien hij zulks doen kan heb ik de helft minder teegens zijne opregtinge van een Apotheecq in te brengen, dog indien hij zulks niet doen kan en egter overvloedig voorzien is, kan men als dan niet met zeer veel waarschijnelijkheid vermoeden dat dit alles voorkome uit zijne Spaarzaamheid geduurende de jongst verloopene Jaaren in’t uitdeelen der geneesmiddelen aan de zieken welke spaarzaamheid indien dezelve een gepermitteerd en opentlijk vertier komt te erlangen nog groter worden zal indien zulks mogelijk is waaraan ik echter twijffele, daar de tweede Opperchirurgijn de Heer Mader mij op Zaturdag jongstleeden verzekerde dat hij van gem:e Apothecar de allernoodzakelijkste medicamenten niet konde verkrijgen, en dat denzelven uit menschlievendheid zig verplicht bevond het zelve uit zijne eïgen voorraad te neemen en zelve te prepareeren UWelEdele Groot Achtb: ziet dus dat de menschlievendheid en het belang der Ed: Compagnie zig in deeze omstandigheid vereend bevinden, en dat door mijne zaak te bepleiten ik ter gelijke tijd die van de ongelukkige zieken behartigen.’

‘Ik heb de Eer gehad op ordre van Haar HoogEdelheedens de Heeren Commissarissen Generaal nopens deeze onderscheïdene voorwerpen in het breede uit te weïden en aan hoogstdezelve te presenteeren een project & Plan van verbeetering welke haar hoog Edelheedens goedgekeurd en beslooten hebben te adopteeren dog het welke weegens de menigvuldigheid en aangelegentheid van hoogstderzelve affaires geen plaats gehad heeft.’

‘Ik ben bereid het zelfde plan onder het oog van UWelEdele Groot Achtb: te brengen indien hoogstdezelve het begeerd. Ik heb de Eer UWelEdele Groot Achtb: te Soliciteeren om Mon:r Smith te willen verbieden eene apotheecq in deeze plaats op te rigten, ten waare hij die van de Compagnie quiteerde, wanneer hij ‘t zelve gevaar als wij loopende de kans egaal en het publiecq beter bediend zal worden, vermits een ijder van zijne kant alles zal dienen aan te wenden om kalanten te verkrijgen en zich de preferentie te verzeekeren.’

‘Ik heb de Eer UWelEdele Groot Achtb: verders te verzoeken om wel te willen examineeren en overweegen mijne hierbij gebragte reeden welke ik vermeen bondig te zijn dezelve overlatende aan UWelEd:e Groot Achtb:s regtvaardigheid die mijne eenigste beschermeresse in deeze plaats is. - en insgelijks zig wel verzekert te willen houden dat geene beweegoorzaak van laage Jalousie met de representatien die ik de Eer heb gehad aan UWelEdele Groot Achtb: bij deeze te doen gepaart gaan.’

‘Daar ik een gebooren Franschman ben WelEdele Groot Achtb: Heer! en de taal van dit land niet genoegzaam magtig zijnde, en mij niet willende gedragen aan een translateur die myne gedagten misschien niet nauwkeuriglijk zou kunnen vertolken verzoeke ik dat UWelEdele Groot Achtb: mij gelieve te pardonneeren dat ik mij niet hebbe bediend van de gewoonlijke forme van een Request dog weijnig in de affaires bedreeven zijnde en vol van vertrouwen op UWelEd: Groot Achtb:es goedheid, heb ik d Eer Hoogstdezelve te Suppliceeren wel te willen agreëeren den diepen Eerbied waarmeede d’ Eer heb te zijn.’

‘WelEdele Groot Achtbaar Heer!’

‘UWelEdele Groot Achtbaarheden Zeer gehoors: en onderd: Dienaar / was get / C: Lion’

‘Accordeert met het origineel uit ‘t Fransch getranslateerd door mij / get:/ C: G: Höhne gesz:e Transl:r’

‘Cabo de Goede Hoop den 2:e April 1794.’

dat zijn Ed: bij dat Schriftuur niet alleen aangetroffen hebbende onderscheidene beswaaren over de permissie door deeze Regeering verleend aan S’ Comp:s Apothecar Smith om ten zijnen kosten en ten nutte van de In- en- opgezeetenen deezer Colonie een Apotheecq in dit kaapse Vlek te moogen oprichten, maar ook opentlijke beschuldigingen en insimulatiën zo omtrend den gemelde Smith als omtrend hen aan wien het bestier en directie van het Hospitaal, mitsgaders de zorge voor de Impotenten is opgedragen, de gemelde Missive van den Apothecar Lion had gesteld in handen van Regenten van S Comp:s Hospitaal, en dezelve in zijn Ed: qualiteit als Commissaris over dit Gouvernement gelast naar al ‘t geene bij die Missive is ternedergesteld een nauwkeurig en gepast onderzoek te doen, mitsgaders hoedanig tegenswoordig de Administratie der Medicamenten en Apothecars gereedschappen word behandeld, en of door deeze behandeling dan wel door andere omstandigheeden ook eenige nadeelige gevolgen zouden kunnen ontstaan, ‘t zij voor de Compagnie dan wel voor de zieken, uit de permissie aan S Compagnie’s Apothecar Smith verleend, omme ten zijnen kosten een Apotheecq in t Caapsche Vlek op te richten - en dat zijn Ed: over dit een en ander van Regenten van ‘t Hospitaal hadt ontfangen het volgend bericht.

Aan den WelEdelen Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlandsch Indiën mitsg:s Commissaris over het Gouvernement van de Kaap de Goede Hoop, en den Ressorte van dien &c: &c: &c:

‘WelEdele Groot Achtb: Heer!’

‘Het heeft UWelEdele Groot achtb: behaagt in handen van Regenten van ‘t Hospitaal te stellen, Een Translaat Missive door de apothecar Lion aan UWelEdele Groot Achtb: geschreeven met Last omme naar al het geen daarbij is ter needer gesteld, een Nauwkeurig en gepast onderzoek te doen, mitsgaders hoedanig teegenswoordig de Administratie der Medicamenten en Apothecars Gereedschappen werden behandelt, en of door deeze behandeling dan wel door andere omstandigheeden ook eenige nadeelige gevolgen zouden kunnen ontstaan ‘t zij voor d E Comp:e dan wel voor de zieken, uit de permissie onlangs aan S’ E Comp:s apothecar Smith verleend, omme ten zijnen kosten en behoeven een apotheecq in t Caabsche Vlek op te richten, ter Schuldige voldoeninge hier aan hebben Regenten de Eere te berichten dat zij ten eersten werkzaam zijn geweest en bij een nauwkeurig onderzoek de in voorm: Brief gedaane zijdelingse insimulatie op derzelver bestier en directie, beschuldiging van ontrouw van derzelver Suppoosten, door het zeggen dat den apothecar gebruik maakende van de drogerijen uit het maguazijn der E Comp:e daardoor in staat zijn konde, van zijn medicamenten uit zyn op te rigten apotheecq tot veel mindere prijzen te kunnen verkoopen en eenemaale Valsch en van alle waarheid ontbloot is bevonden, blykens deezen in allen Eerbied g’annexeerd berigt van den Eersten oppermeester Johannes Leuver, waaruit UWelEd: Groot Achtb: des gelievende zal kùnnen beoogen, dat de administratie der medicamenten en gereedschappen op zodanigen voet is ingerigt dat den apothecar daarmeede geensints Willekeùrig kan handelen, maar de benodigdheeden van den Eersten oppermeester ontfangt en van’t een en ander Verantwoordinge moet doen, zoo meede hebben Regenten het in meermelde Brief ter neder gestelde dat den Tweeden Oppermeester Mader zoùde gezegd hebben van den apothecar de allernoodzaakelijkste medicamenten niet te kunnen bekoomen, en ùit Menschlievendheid zig verpligt te bevinden van zijnen eïgen voorraad te neemen en zelfs te prepareeren Leugenagtig bevonden, terwijl gemelde Mader die bij absentie van den Eersten oppermeester Leuwer dewelke zich met voorkennisse van UWE: Groot achtb: tot herstelling zijner gezondheid voor eenige weinige daagen, Circa eene week geleeden buiten de Caab was bevindende, door Regenten is belast geworden Een Nauwkeurig en Exacte opnaeme van den apotheecq te doen, niet alleen in zyn deezen in Copia g’annexeerd Schriftelijk Rapport aan Regenten berigt dat hij alles wel en in een goeden ordre heeft bevonden, maar ook bij monde in de vergadering van Regenten heeft gedeclareerd, dat hij geenzints aan Lion over de medicamenten hadde geklaagd, maar wel dat hij voor ruim agt maanden geleeden ten tijde dat de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal zich nog in dit Gouvernement bevonden aan voorm:e Lion discoursive gezegt hadden, dat de Zalven nu en dan te dik waaren, en wel uit gebrek dat er geen dooren van Eyeren in waaren ent zeedert Lion nooit meer daarover gesprooken hadde dat hij aan den Eersten Oppermeester de Heer Leuwer ten zelfden tijden zijne observatien daarover te kennen gegeeven hadde, waarop ook zomtijds de Zalven waaren dunner gemaakt geworden, en om Reeden geen Liefhebber van klagen is zijne beswaaren aan Regenten nooit hadde ingebragt, en voor het overige niet konde opgeeven aan wien te attribueeren, dat als doen geen genoegzaame quantiteit dooren van Eijeren in de Zalven gebruikt wierden, waarop zo wel den Eerste Oppermeester Leuwer als den apothecar aan Regenten verzeekerden, dat weinig zalven met Eyeren gemengd wierden, dat bovendien Zoortgelyke Zalven weinige daagen oud werdende Stijf en hard moesten worden en dat hij den Apothecar daar nooit over aangesprooken had, dewelke verklaarde dat hij Mader, maar te zeggen had, hoe hij de Zalven wilde hebben, want dat hij nooit door hem, maar wel door de meesters had vernoomen dat ze dan eens door te veel Eijeren te dun, en dan eens door te weijnig Eijeren te dik waaren.’

‘Regenten tot dus verre hun onderzoek en bevinding afgehandelt hebbende, vertrouwen dat UWE: Groot achtb: daaruit zal koomen te blyken, dat den Apothecar zich nog van S E Comp:s Medicynen en drogerijen, nog van de gereedschappen der E Comp:e in zijne particuliere apotheecq kan bedienen, en dat dierhalven uit de aan hem verleende permissie omme ten zijnen kosten en behoeven een particuliere Apotheecq in dit Caabsche Vlek op te richten eenige nadeelige gevolgen, zoo voor d’ E Comp:e als voor de Lijderen zoude kunnen ontstaan maar dat de voorstellingen van Lion alleenlijk aan Neering neyd en Jalousie moeten toegeschreeven werden, Laatende het overige onbeschaamde Weefzel van dit geschrift aan deszelfs plaats, alzoo dit zeekerlijk UWE: Groot Achtb: doorziend oog niet ontsnapt zal zijn - en terwijl denzelven zich niet ontzien heeft Regenten in derzelver bestier meede op eene ongehoorde en ongepermitteerde wijze aan te Randen, en aan pligtverzuim en agteloosheid verdagt te maaken zoo neemen Regenten de Vrijheid UWEd: Groot achtb: needrigst te verzoeken, aan hun die Satisfactie en voldoening te bezorgen, welke UWelEd: Groot Achtb: overeenkomstig den Aard der zaake zal verneemen te behooren;’

‘Waarmeede d’ Eere hebben ons met achting te teekenen.’

‘WelEdele Groot Achtbaere Heer!’

‘UWelEd: Groot Achtbaare Zeer onderdanige Dienaaren’

’/:get:/ R: J: Gordon J: J: Le Sueur Jan A:t Voltelen C:s Matthiessen j:r J: P: Baumgardt.’

‘Kaap de Goede Hoop d: 21 Meij 1794.’

en nadien uit dat bericht niet alleen volkoomen consteerd dat de beschuldigingen en insimulatien door den Apothecar Lion zo op de Bestierders van’t Hospitaal als de Verzorgen der Lijders, en zoo meede op S’ Comp:s Apothecar gelegd ten eenemaale Valsch en kwaadaartig koomen te zijn, maar ook dat door de ingevoerde en opgevolgd wordende wijze van administratie en verantwoording omtrent de medicamenten in het Hospitaal genoegzaam ja volkoomen onmoogelijk word gemaakt dat daarïnne eenige fraudes ofte malversatien kunnen worden gepleegd, zo is ook bij den Raade beslooten als nog te blijven persisteeren bij het besluit deezer tafel van en 17 februarij jongstleeden, waarbij aan S Comp:s Apothecar Smith is gepermitteerd ten zijnen kosten en ten behoeve van de gezamentlijke In- en- opgezeetenen deezer Colonie in het kaapse Vlek een Apotheecq op te richten, als kunnende deeze permissie niet alleen aan S Comp:s belangen niet nuisibel, maar voor de belangen van’t algemeen waaröp zij zulk eene nauwe betrekking heeft voordeelig zijn.

Hierop geliefde den edelen Heer Commissaris den Raade te bedeelen, dat zijn Ed: bij ‘t nagaan der wijze op welke S Comp:s Lijfeigenen in de Slaaven logie worden gevoed en gekleed, bevonden hadt dat aan die menschen nimmer eenige Groentens wierden verstrekt, en dat hun geheel voedsel buiten het gewoon Randsoen van Vleesch en Brood bestond uit 12 lb Boonen, Erwten en Meel S’ Maands; dat ook de geringe quantiteit van 51 kannen Azijn S Maands voor een aantal van tusschen de 400 a 500 koppen te gering kwam te zijn om daarvan aan ieder iets te kunnen uitreiken, en dan nog daarmeede haare Vertrekken, voor den invloed van eene besmettelijke Lugt door besproeïng te bewaaren, doch dat daarentegen de verstrekking van 40 lb Peper S’ maands veel te ruim was genoomen; - dat voorts aan S’ Compagnies Slaven hoe genaamd geene Sterke drank verstrekt wordende, deeze Schepzels en wel voornamentlijk de geene die by ruuw weder de geheele dag zich met zwaar werk moeten afslooven zich verstooken vinden om bij hun t’ huiskomst tot verkwikking iets anders dan water te kunnen nuttigen, dat ook de gewoonte om aan de Mansslaaven die tot de gewoone werken worden geemploieerd lange kleederen of zogenaamde Waakrokken te doen verstrekken nadeelig was, nadien zulks hen in de arbeid hinderlijk kwam te zijn, en veele om zich van die moeielijke kleding te ontdoen de panden der Rokken afsnijden en deeze Stukken wegwerpen; - dat daarenteegen de verstrekking van een Broek en twee Hembden S’ Jaars veel te gering was voor menschen die zo in reegen en wind als bij heete zonneschyn dagelyks moetende werken, wanneer besweet of door nat zijn, geene verschooning kunnen vinden, zo dat hieraan al ten grootste deele moet worden geweeten de zwaare ziektens en sterfte die meenigwerf onder S Compagnies Lijfeigenen hebben geheerst; - en dat zijn Ed: dus bij overweeging dat die Schepzelen een reeel effect van waarde van de Comp:e koomen te zijn voor welkers conservatie dus zo wel als voor alle anderen en wel principaal uit beginselen van menschlykheid moet worden gezorgd, vermeende den Raade te moeten proponeeren, omme aan S Compagnies Lijfeigenen in de Slavenlogie gevoed wordende twee maal ‘S weeks en wel des Zondags en Woensdags de bepaalde randsoenen van kool en andere Groentens te laaten verstrekken, mitsgaders het Randsoenen van Potspijze t’ zij Erwten Boonen of Meel te bepaalen op 15 lb S’ Maands per kop, zoo meede omme maandelijks te doen verorberen 70 kannen Azijn, en daartegen de afgaave van Peper te verminderen tot op 20 lb; teffens omme aan alle de Lijfeïgenen te Saamen S Maands geduurende de vier wintermaanden te doen geworden een Aam ofte 97 kannen kaapse Brandewijn, ten eïnde bij ruuw weder aan de geene die zwaare werk moeten verrichten te worden uitgereikt; - mitsgaders omme daar uit een accurate bereekening zijn Ed: was gebleeken, dat zo wanneer in Steede van een lange en hinderlijke Waakrok twee Hembden en een Broek ‘S Jaars aan ieder Mansslaaf wierd afgelangd een kort Baaitje of Jekkert, twee Broeken en drie Hembden, deeze verandering door de besparing der Stoffagie voering en knoopen van de Waakrokken Slechts eene vermeerdering van ‘t kostende der klederen van 62 Stuivers vir ieder Mansslaaf zoude veroorzaaken, de zo evengenoemde wijze van kleding voor nu en voor ‘t vervolg vast te stellen.

den Raade zich met deeze propositie van den edelen Heer Commissaris volkoomen geconformeerd hebbende, zo is verstaan dezelve te converteeren in eene Resolutie deezes Raads zoo als geschied bij deeze, en aangezien alle de Bandieten welke uit hoofde van den Oorlog ter deezer Hoofdplaatse worden aangehouden en aldaar aan de Vestingwerken arbeiden onmogelijk met een Waakrok beneevens een Broek S’ Jaars kunnen toekoomen, daar zij des nachts niets anders hoegenaamd tot legging en dekking hebben als de Rok die zij bij den dag moeten dragen, en de Europeanen welke zich onder die Bannelingen bevinden blootsvoets koomen te loopen, alles tot merkelijke ondermijning der gezondheid van die beklagenswaardige voorwerpen van meededoogen, welke de Compagnie ongeacht hunne ketenen en Banden thans van nuttigheid zijn, - zoo is op propositie van den edelen Heer Commissaris alverder beslooten, omme aan alle de Bandieten zonder onderscheid, jaarlijks zoo lange zij alhier zullen blijven werken te laaten verstrekken twee rokken van pylaaken ten einde een bij den dag dragende, er altoos een drooge te hebben om daarin des nagts te kunnen Slaapen. zo meede aan de Europeanen of Christenen ieder een paar Schoenen; en daar ‘er sommige onder deeze bannelingen worden gevonden, welke geen zoopjes drinkende, haar randsoen aan Wijn en brandewijn nimmer genieten, wierd verstaan het gewoone randsoen aan dezelve te verminderen met dertig kannen wijn en 10 kannen brandewijn en haar voor een gelyk bedragen in gelde, S’ maandelijks een weïnig tabak te laaten verstrekken.

dan daar alle deeze voorzorgen tot conservatie der gezondheid van S Comp:s Lijfeigenen en Slaaven, mitsgaders van deeze Bandieten haar Beste oogmerken zouden missen wanneer niet met alle nadruk wierd gewaakt dat zij hunne klederen niet kunnen verkoopen, verruilen ofte op andere wijzen diverteeren, zoo is alverder goedgevonden omme den Placaaten, houdende verbod aan alle In-en-opgezeetenen om ‘t zij-zelfs dan wel door middel van anderen, van S Compagnies militaire of zeevarende gemeene dienaaren dan wel van de Lijfeïgenen of van de Bandieten der Compagnie klederen, Hangmatten, Buldzakkken, Combaarsen ofte iets dat tot hun lijf of gebruik gehoord, te koopen, te verruilen of in geschenk aan te neemen Successivelijk en nog laatst op den 8:e November 1791 geemaneerd te renoveeren, op alle zodanige pœnaliteiten en straffen als daarbij Staan vermeld, en met deeze ampliatie, dat zo wanneer een militair of zeevarend gemeene dienaar der Compagnie, dan wel een van S’ Maatschappij’s Lijfeïgenen zijne klederen ofte iets anders tot zijn Lijf of gebruik gehoorende mogt hebben verkogt of verruild en den kooper of kwansselaar mogt aangeeven en voldoende overtuigen, hij niet alleen van alle correctie zal weezen bevrijd maar bovensdien genieten het aandeel der boeten aan den Aanbrenger bij gezegde Placaaten toegelegd.

Wijders is aan den Capitijn Ingenieur Louis Michel Thiebault gepermitteerd uit Slaafsche dienstbaarheid te mogen ontslaan en in vrijdom te stellen zijne Slavenjongen genaamt Jacob van de Kaap, en zo meede aan den procureur Jacobus van Leeuwer omme als testamentaire Executeur van wijlen de Vrijzwart Albert Isaacs en voor reekening van dies Boedels te emancipeeren zeekere slavinne genaamt Roosje met haare Vier kinderen, Adam, Alie, david en Spasie, alle van deezen Uithoek, mits voor ieder der gemelde Lijfeïgenen aan de diaconie armen der hervormde Gemeente alhier worde betaald Vijftig Ryksdaalers, en bovensdien de gewoone borgtocht gesteld dat zij binnen den bepaalde tijd van twintig Jaaren niet tot lasten van de gemelde Diaconie zullen vervallen of dezelve om eenige alimentatie verzoeken.

door den Heere van Reede van Oudtshoorn als Commissaris over het Postcomptoir overgelegd zijnde eene reekening der Postpenningen in de jongstverloopen maand Meï ontfangen, zoo is verstaan dies bedraagen conform de ordres met Rd:s 138:42: in S’ Comp:s Cassa te doen overbrengen.

Laatstelijk door gemelde Heere Van Reede van Oudtshoorn voorgedraagen zijnde, dat zijn Ed: als president van het Collegie van Commissarissen uit den Raade van Justitie hadt ontfangen een Extract uit de Resolutiën deezer tafel op den 9:e Meï jongstleeden genoomen waarbij aan Commissarissen is gedemandeerd de examinatie en tauxatie van zeeker stukje Lands door den Burger Johan George Siemsen in eïgendom verzocht, dan dat zyn Ed: ontwaard hebbende dat ‘t zelve Land geleegen is nabij het Land door den geswoore Landmeeter Jan Willem Wernich ter Sessie van den 10:e December Jongstleeden verzoek heeft gedaan, welk verzoek als toen niet alleen is gedeclineerd, maar ook teffens bepaald dat in de kaapse Vlakte en dus ook meede langs de diepe Rivier geen meerder Landerijen zouden worden uitgegeeven, zijn Ed: dus ook hadt vermeend omme alvorens deeze Commissie te doen voortgaan hiervan kennisse te moeten geeven aan deezen Raade; - en is na deliberatie hierover goedgevonden en dienvolgens beslooten van gemeld besluit op den 9:e der Jongstverloopen, maand Meï in zoo verre te resilieeren, dat de daarbij aan Commissarissen uit den Raade van Justitie gegeeven last ter examinatie en tauxatie van het Land door den Burger Johan George Siemsen in eïgendom verzocht moet worden gehouden voor ingetrokken en vervallen, en zal dienvolgens het verzoek door gemeld Siemsen gedaan worden gedeclineerd en geweezen van den hand zo als ‘t zelve van den hand geweezen en gedeclineerd word bj deeze.

Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop. Ten daage en Jaare voorschreeve.

[Signed:] A: J: Sluijsken

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Sueur

[Signed:] O: G: De Wet

[Signed:] W: F: V: Reede Van Oudtshoorn

[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s

C. 224, pp. 83-103.

Dingsdag den {17940610} 10:e Junij 1794.

‘S voormiddags, present de edelen Heer Commissaris beneevens de Heer Gezachhebber en de Heeren Leden Le Sueur en de Wet.

Aanvankelijk wierd door den edelen Heer Commissaris den Raade gecommuniceerd de behouden aankomst in Baaïfals op den 6:e deezer van S’ Compagnies RetourScheepen Delft , de Nagulboom , Zuiderburg , Blitterswijk en de Phœnicier ; dat zijn Ed: op het ingekoomen Rapport van den Heere Rezident Brandt, dat alle deeze Bodems op hun traject van Batavia naar deeze Uithoek Schadens hadden bekoomen, doch dat de drie Laatstgemelde zich in een geheel ontramponeerde Staat kwamen te bevinden, directe door expres gecommitteerde ZeeCapiteijns ten overstaan van den gemelde Rezident en den Equipagiemeester hadt laaten visiteeren de gebreeken welke zich aan alle de Vijf gemelde Scheepen kwaamen te bevinden, en daarover hadt ontfangen de volgende berichten

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer! Ab:m J:s Sluijsken, Raad ordinair van Nederlands India mitsgaders Commissaris deezes Gouvernements en den Ressorte van dien &c: &c: &c:

‘WelEdele Groot Agtbaare Heer!’

‘Ingevolge UWerWelEdele Groot Achtb:e zeer gevenereerd bevel, hebben wij ondergeteekende Cap:ns ter zee J: E: Drillinger, en J: Westfaal met den Baas der Scheepstimmerlieden M:t Van Eyk, ons begeeven aanboord van’t O: I: Comp:e alhier gearriveerd Schip Delft , en aldaar ten overstaan van den WelEdelen Heer Resident C:l Brandt, en den Equipagiemeester Jan A:t Voltelen in het byweezen van den Capt:n ter Zee J: van der Plas bovengemelde Bodem Commandeerende, nauwkeurig en met de meeste Exactitude gevisiteerd, de gebreeken welke zig aan die bodem mogte bevinde: waarvan wij door deeze d Eer hebben UWelEdele Groot achtb: te berichten.’

‘Dat gemelde bodem van binnen en buiten boord diendt te worden geCalmaaijd en gebreuwdt’

‘de Grootmarse Raa aan Stukkend’

‘nieuwe klampe voor de woelings, en de Combuis voorzien.’

‘tot het volbrengen van deeze Reparatien en het voorzien en maaken van het hier boove gespecificeerde bezaan Stagzeil met nog die zijlen die volgens Verklaaring, en bij den Eisch bekend Staan verlooren te zijn, kunnen wij UWelEdele Groot Achtb: onverhoopten toevallen uitgeslooten berigten die bodem in 14 dagen gereed gebragt kan worden om zijne reijze onder Godes hulp te kunnen volbrengen.’

‘Actum in het O: I: Comp:e Schip Delft d:n 9 Junij 1794’

‘ten onzen overstaan /:get:/ C: Brand J: A:t Voltelen’

‘Mij present J:s v: d: plas’

‘als gecommitteerdens J:s Westvaal M:t V: Eijk’

Aan den WelEdele Groot achtb: Heer A:m J:s Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India mitsgaders Commissaris deezes Gouvernements, en den Ressorte van dien &c: &c: &c:

‘WelEdele Groot Achtbaare Heer!’

‘De onderget:s Capityns ter Zee J: E: Drillinger en J:n Westvaal door UWelEd: Groot Achtb: gelast zijnde omme ten overstaan van den WelEdelen Heer C:l Brandt en den Equipagiemeester Jan A: Voltelen: met den baas der Scheepstimmerlieden M:t van Eijk en in presentie van den Capt:n Luitenant en Gezachhebber van het alhier ter Rheede gearriveerd Schip de Nagulboom A: van Wijmere, nauwkeurig te visiteeren alle de gebreeken die zig aan die bodem mogte bevinden’

‘Hebben wij de Eer na Een nauwkeurige visitatie UWelEdele Groot Achtb: te berichten, dat aan dezelve Geene gebreeken zijn als ‘t doorzakken van Een der deksbalken in de Cajuit veroorzaakt door de zwaare Last, van diversse goederen daar ingeplaatst, en dat die bodem behoord binnen en buiten gecalfaat te worden. - alle welke gebreeken in 12 a 14 daage kunnen werden hersteld.’

‘Hiermeede hoopen wij aan UWelEdele Groot Achtb: zeer gevenereerd bevel voldaan te hebben, laaten wij dit dienen tot plichtschuldig Rapport’

‘Actum aan boord van t O: I: Comp:s Schip de Nagulboom den 9:e Junij 1794.’

‘ten onzen overstaan /:get: C:l Brand J: A:t Voltelen’

‘Mij Present A: Van Wijmeren’

‘Als gecommitteerdens J: E: Drillinger J:s Westvaal M:t van Eijk’

Aan den WelEdele Groot achtb: Heer Ab:m J:s Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India, mitsgaders Commissaris deezes Gouvernements en den Ressorte van dien &c: &c: &c:

‘WelEdele Groot Agtbaare Heer!’

‘Ingevolge UWelEdele Groot Achtb: zeer gevenereerd bevel, hebben wij ondergeteekende Capitijn ter Zee J: E: Drillinger, en J:n Westvaal, geadsisteerd van den Baas der Scheepstimmerlieden M:t van Eijk, ons begeeven aan boord van S Comp:s alhier geankerd Schip Zuijderburg gecommandeerd door den Capitijn Luitenant en Gezachheber J: H: G: Serres, en aldaar in præsentie van den Capit:n Luitenant en Gezachhebber voornoemt, ten overstaan, van den WelEdelen Heer President C:l Brand, en den Equipagiemeester J: A:Voltelen, nauwkeurig geinspecteerd alle de gebreeken die zig aan die bodem bevinden, en waarvan wij de Eer hebben UWEd: Groot Achtb: in deeze te Berigten.’

‘Dat de kop van het Roer finaal afgebrooken was, de blaasbalgen weggeslagen, het holle wulf op onderscheidene plaatse ingeslaage, de Combuijs vereischt nodige Reparatie; de Woelings van de Boegspriet onbekwaam: als ook veel van het loopend touwwerk.’

‘De Anker klos aan Stuurboord zyde Stuk; uit deeze gespecificeerde Schaadens diendt die bodem van Een nieuw Roer te worde voorzien.’

‘de blaasbalgen vernieuwt, het Hollewulf voorzien, de Combuis gerepareerd en Een nieuw ankerklos, als ook van binnen & buiten gecalmaaijdt en gebreeuwdt worden dewijl alle de naaden, zo der Steevens voor, en agter als Langs de beïde zijde, en binne boord oopengewerkt zijn’

‘Een nieuwe buiten woeling en Eenig Loopend Touwwerk, diendt die bodem meede voorzien te werden’

‘Deeze Reparatiën aan die bodem Volbragt zijnde hoopen wij dat dezelve zijne geprojecteerde Reijze met Gods hulp zal kunnen volvoeren tot welke Reparatiën de weïnige Timmerlieden in aanmerking genoomen drie Weeken zullen nodig zijn / ten allerminsten:/’

‘Hiermeede hoopen wij aan UWelEd: Groot Achtb: zeer gevenereerde bevel te hebben voldaan en laaten dit dienen tot nedrig berigt’

‘Actum in S E O Comp:e Schip Zuijderburg den 9:e Junij 1794.’

‘ten onze overstaan /:get:/ C: Brand Jan A:t Voltelen’

‘Mij present J: H: G: Serres’

‘Als gecommitteerdens J: E: Drillinger J: Westvaal M:t V: Eijk’

Aan den WelEdele Grootachtb: Heer! Ab:m J:s Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India mitsgaders Commissaris deezes Gouvernements en den Ressorte van dien &c: &c: &c:

‘WelEdele Groot Achtbaare Heer!’

‘Ingevolgen UWelEdele Groot Achtb: zeer gevenereerde bevel, hebben wij onderget: Capitijns ter Zee J: E: Drillinger, en J:n Westfaal geassisteerd van den Baas Timmerman deezes Gouvernements, ons begeeven aan boord van het alhier ter Rheede geankerd S E O Comp:e Schip Blitterswijk , gecommandeerd door den Capt:n ter Zee M:t van Vlaanderen: en aldaar in presentie van den Capitein voornoemdt die bodem Commandeerende, ten overstaan van de WelEdele Heer Præsident C:l Brandt, en den Equipagiemeester deezes Gouvernements J:n A:t Voltelen, nauwkeùrig geinspecteerd alle de Gebreeken, die zig aan die bodem bevonden, waarvan wij de Eer hebben UWelEdele Groot Achtb: te berigten, dat wij bevonden de Blaasbalg aan Stuurboord zijde weg.’

‘de Steeven naaden agter en Voor in de boeg & Bilnaaden oopen, als ook Een Lekkagie van aangeleegendheid onder de Lijst van het Holle Wulff.’

‘De Bezaansmast onder de Moot Een Breuk. Twee Dwars Salings van de Groote Mast Stuk’

‘De Kraanbalk aan Bakboord zijde Stukkend, de pompen uitgesleeten - en voorts voor zo verre wij tot nog toe kunnen ontwaaren veele al de haaken en naaden zoo van het Berghout als Lyfnaaden oopen: In de onderste Schutgang eenige poorten Slecht en Eenige plaatse in de huid die Rottig zijn.’

‘Uit het hiervoren gespecificeerde der Schaadens diendt de Blaasbalg vernieuwd te worden, het Schip agter en voor gekropt te worden om de Steeven, boeg en bilnaaden te voorzien: de Lijst van het Hollewulf weg gebrooken: het daaronder zijnde Lek nagezien, een wang op de Bezaansmast gelegt Twee nieuwe Zalings gemaakt en Een nieuw Kraanbalk aan Bakboordt zijde gemaakt te worden, zoo ook dat Schip van Twee nieuwe pompen moet worden voorzien - voorts het Schip zo binne als buitenboords goed gecalmaaijdt en gebreeuwdt.’

‘Met welke reparatiën wij hoopen die kiel in Staat te brengen, om zijne reïze te kùnnen vervorderen, onverhoopt zig andere ongemakken bij de vertimmering, mogte opdoen, en die wij door de volle beladendheid, van die bodem thans niet kùnnen zien.’

‘Om de booven gemelde Reparatiën / door het wijnig getal van Timmerlieden / te Executeeren zal daar toe Een maand Ruijm nodig zijn.’

‘Hiermeede hoopen wij aan UWelEd: Groot Achtb: zeer gevenereerd bevel te hebben voldaan, en laaten dit dienen tot berigt.’

‘Actum in S Ed Comp:ie Schip Blitterswijk den 9:e Junij 1794.’

‘ten onzen overstaan /:get:/ C: Brandt J:A:t Voltelen’

‘Mij present M:s van Vlaanderen’

‘als geCommitteerdens J: E: Drillinger J:n Westvaal M:t van Eijk’

Aan den WelEdele Groot Achtbaare Heer Abraham Josias Sluijsken Raad Ordinair van Nederlands India, Mitsgaders Commissaris over dit Gouvernement en den Ressorte van dien &c: &c: &c:

‘WelEdele Groot Agtbaaren Heer!’

‘Ingevolgen UWelEdele Groot Achtb: zeer gevenereerd bevel, hebben wij ondergeteekende Capiteins ter Zee J: E: Drillinger, en J:n Westvaal met den Baas der Scheepstimmerlieden M:t van Eijk ons begeeven aan boord van het Schip de Phenicier gecommandeerd door den Capt:n ter Zee Heijnenberg en aldaar in presentie van den Cap:n voornoemd die bodem Commandeerende, ten overstaan van den WelEdele Heer Resident C:l Brand, en den Equipagiemeester deezes Gouvernements Jan A:t Voltelen nauwkeurig geinspecteerd, alle de Gebreeken die zig aan die bodem bevinden en hebben d Eer UWelEd: Groot Achtb: te berigten dat wij bevonden hebben de voorste balk onder de Bak aan Stuk.’

‘Twee kniën aan Bakboord zijde tusschen deks gespronge de voorste balk van het Halfdek neergezakt.’

‘de Combuijs Los gewerkt.’

‘verscheide Bouwten zo van het Schip, als van de wandtJuffers aan beïde zijde Los gewerkt.’

‘de naaden van de Berghouten: en de haaken meest alle oopen, & ontzet:, zoo ook de Lijfhoud 5 naaden nog bevinden wij: in die wel de Grootste is, een Leckagie waardoor wij vertrouwen, het meeste water komt agter in de Vergaderplaatsen: of aan de Ende van de worpen, de Steeven naaden voor in de boeg en verscheide andere naaden in de boeg finaal oopen, als ook Een zwaar Lek, tusschen de Sluit kniën en agter de blaasbalgen, maakende het Schip thands Stil leggende nog 19 d:m Waater alle Uuren.’

‘Uit het hiervooren gespecificeerde derschaade dient een Sleutel op de voorste Balk onder de Bak te worden gezet.’

‘de voorste Balk op het Halfdek behoorlijk voorzien te worden:’

‘als ook de Combuis,’

‘de Ende van de worpe Los gemaakt te worden ten welken eïnde het Schip voor eerst diendt gekropt te worden:/ naar dat het van vooren goed voorzien is:/ Eenige bouwten ingeslaagen, om de Losse bouwten te steunen, en voorts het Schip zo binnen alls buiten boord goed geCalmaaijdt en gebreeuwdt moet worden.’

‘Met welke reparatiën wij hoopen die kiel in staat te brengen om zijn reijze te kunnen vervolgen onverhoopt zig andere ongemakken bij de vertimmering mogte opdoen en die wij door de Volle belaadendheid van die bodem thans niet kunnen zien.’

‘Om bovengemelde zo zwaare reparatie / door het weïnig getal van timmerlieden te Executeeren zal daartoe Een maand ruim nodig zijn.’

‘Hiermeede hoopen wij aan UWelEd: Groot Achtb: zeer gevenereerd bevel te hebben voldaan en Laaten dit dienen tot berigt.’

‘Actum in S Ed Comp:ie Schip de Phenicier den 9:e Junij 1794.’

‘ten onzen overstaan /:get:/ C:l Brandt Jan A:t Voltelen’

‘Mij present A: Heijnenberg’

‘als geCommitteerdens J: E: Drillinger J:n Westvaal M:t van Eijk’

uit welke berichten den Raade met bizonder leedweezen gebleeken zijnde de Slegte Staat waarin de Bodems Zuiderburg , Blitterswijk en de Phœnicier , maar vooräl laatstgemelde zich koomen te bevinden, mitsgaders de vreeze waarïn de Gecommitteerdens verseeren dat onder ‘t repareeren van dezelve mogelijk nog andere gebreeken dan de opgegeevene zullen worden ontdekt, zo is verstaan de door Gecommitteerden noodzaaklijk geoordeelde reparatien ten Spoedigste te doen bewerkstelligen om dus de gemelde ontramponeerde kielen in dit vergevorderd Jaargetij met allen mogelijken Spoed in staat te stellen, om met de overige Retourscheepen de reïze te onderneemen naar Nederland, en wierd door den edelen Heer Commissaris gecommuniceerd, dat zijn Ed: zich na het scheïden der vergadering directe zou begeeven naar baaïfals , om zelfs te onderzoeken en te overleggen of en in hoe verre aan dit gewichtig eïnde zoude kunnen worden voldaan, en om op alles wat de aldaar aanweezende Scheepen betreft directe de nodige ordres te Stellen.

Vervolgens communiceerde de edelen Heer Commissaris dat den Capitijn ter zee Hans Barendse gecommandeerd hebbende het voorwaards gemeld Chinaas Retourschip de Nagulboom op de herwaards reize overleeden zijnde, zijn Ed: het gezach over die Bodem hadt opgedragen aan den Capitijn Luitenant Antonij van Wijmeren, onder zijne winnende gagie doch toevoeging van den rang en titul van Capitijn ter zee; dat ter plaatsvulling van gedachte Van Wymeren, door zijn Ed: wederom tot Capitijn Luitenant op die Bodem was benoemd en aangesteld den Luitenant Pieter Land; mitsgaders dat zijn Ed: het Gezach over het meede van China alhier gearriveerd Schip Zuiderburg , door het overlijden van den Capitijn ter zee Leendert Stoll opengevallen, hadt toegekend aan den Capitijn Luitenant J: H: G: Serres, meede onder zijne winnende Gagie doch met de titul en rang van Capitijn ter zee; dat zijn Ed: wederöm in plaatse van gedachte Serres op het Schip Zuiderburg hadt doen overgaan den van het Schip Voorland alhier verbleeven Capitijn Luitenant Gerhardus Adolph van den Brink onder coursneeming van deszelfs voorheen gewonnen gagie; zoo meede dat zijn Ed: ter plaatsvulling van den Oppermeester [.....] aan boord van het Schip Delft als zodanige hadt aangesteld en geplaatst den van de veroverde Pacquetboot de Expeditie alhier gearriveerde ondermeester Jan Sweeren, na dat deeze door de beide Opperchirurgijns deezes Gouvernements was geexamineerd en volgens derzelver Schriftelijk berigt allesints bekwaam bevonden den dienst van oppermeester waarteneemen; en dat zijn Ed: laatstelijk de Bootsman Barend Pieterse, bescheiden op het fransche prijsschip La Levrette hadt doen overgaan op het Schip de Phœnicier , waarvan den Bootsman op de reise dit heen is koomen te overlijden.

Hierna geleezen zijnde een Request door Sebastiaan Valentijn Van Reenen en Jacobus Arnoldus Van Reenen als Rheders en Eïgenaars van het hollandsch particulier Scheepje de Hoop op welvaard aan deeze Vergadering gericht, zo wierd ‘t zelve bevonden van Volgende inhoud.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer M:r Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India, en Commissaris over het Gouvernement van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c: &c: &c: mitsgaders den WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber en de Edele Achtb: Heeren Raaden van Politie.

‘Geeven met alle verschuldigde eerbied te kennen Sebastiaan Valentijn van Reenen en Jacobus Arnoldus van Reenen, Negotieerende op de firma van Van Reenen & Comp:e’

‘Dat de ondergeteekende genoodzaakt zijnde hun Brik Schip, genaamd de Hoop op welvaart , thans in de Saldanhabaai leggende, ter merkelijke Reparatie na de Nederlanden te zenden, dan ook het zelve Schip hebben belaaden met eenige producten van dit Land, om daardoor eenigzints de importante kosten, welke verzending de Onderget: dan ook de gunstige permissie van UWelEd: Groot Achtb: en UWelEdele Achtb: hebben bekoomen.’

‘Dan dat bij het zesde Articul van het voorschr: placaat zijnde bepaald, dat alle andere Articulen /: namentlijk van producten van hier / in S Compagnies pakhuizen opgeslagen en op haare verkoopingen verkogt zouden moeten worden, de ondergeteekendens het is voorgekoomen dit niet alleen een beschroomlijk uitzigt voor de ondergeteekende gaf, maar dat zelve, zoo dit articul effect moet Sorteeren, zulks ten hoogsten voor al die geenen welke hunne Scheepen, uitgezondert alleenlijk met Traan naar de Nederlanden zenden, Schadelijk en zelve Ruineus zijn moet en kan; aangezien de Scheepen aldaar aankomende het dikwils zoude kunnen gebeuren die Scheepen in een tijd arriveerden dat een der verkoopingen, welke gewoonlijk in het voor en najaar gesteld worden, was gehouden, waar door dezelve genoodzaakt zouden worden met de geheele Equipagie, die bij de reïze heen en wederom worden aangenoomen, geduurende een Reeks van Maanden te blyven leggen en alzoo verstooken zijn van de tijd en van de penningen die, bij verkoop der goederen, weeder kunnen worden gebruikt ter voldoening der gemaakte kosten der Reparatie en ter weeder inkoop van zodanige goederen als de onderget:e alhier benoodigd zijn.’

‘Dat wel is waar, dat zoo de onderget:e en alle anderen Rheders zig niet aan deeze importante Schaden willen blootstellen, zij zouden moeten tragten het zoo te dirigeeren dat hunne Scheepen teegens het voor of na Jaar van ieder Jaar in de Nederlanden konden zijn, dan welke tegenwerping de onderget: vertrouwen aanstonds te vervallen wanneer men in aanschouw neemd het Saisoen het welk dan gewoon in de Nederlanden Regeerd als zijnde gewoonlijk Stormweer, veeltijds gepaard met Oosten en noordelijke Winden, waardoor het naderen der Neederlandsche gronden ten hoogsten gevaarlijk is, het welk de ondervinding aldaar bewijst door de menigte Scheepen die aldaar als dan met Schaden binnen koomen of vergaan en waardoor dus de verzending der Scheepen van hier teegens dien tijd door een voorzichtig Rheder niet dan in de hoogsten nood moet geschieden.’

‘Dat de voorschreeve zwarigheeden de ondergeteek:s van dat gewigt zijn voorgekoomen, dat dezelve beslooten hebben deeze en die welke hun verder mogten voorkoomen op eene behoorlijke wijze te brengen onder het Oog van de hooge Vergadering van XVII ten einde daaromtrend redres te verzoeken, ten zodanige fine dat dezelve goederen op hun arrivement onder de Correspondenten en gemachtigden van de Onderget: nu of in dertijd zoude kunnen en mogen worden opgeslagen en door dezelve verkogt, met aanbod om in plaats van de bij het bovengemelde placaat vermelde, te betalene twee p:rC:t van de netto verkoopswaarde, zoo veel meerder te geeven als welgemelde Vergadering billijk zouden oordeelen.’

‘Dan welk addres de onderget: vermeenen dat geen weinige ingang zoude vinden, wanneer het zelve bevoorens ter kennisse van UWelEdele Groot Achtb: en WelEdele Achtb: was gebragt: waarom zij de Vrijheid neemen zulks te doen bij deezen, en daar niet alleen aan de onderget: maar ook met hun alle de ingezeetenen alhier overvloedig bekend is de Vaderlijke zorge van UWelEdele Groot achtb: en WelEdele Achtb: om al dat geene toe te brengen wat tot hun welvaart en alzoo van dit Land noodig is, teevens te verzoeken UWelEdele Groot achtb: en WelEdele Achtb: favorabele brieven van voorschrijving aan meergem:e hooge Vergadering ter ondersteuning van hun Ondergeteekende te doen verzoek.’

‘’T welk doende &c:a’

’/:get:/S: V: V:Reenen J: A: V: Reenen’

en is na deliberatie over dezelve Requeste en bij overweeging dat wanneer aan het daarbij gedaan verzoek wierd gedefereerd, aan de geene die zich alhier op het exerceeren van de vrije vaart en handel toeleggen zeer veel faciliteit zou worden toegebragt, zonder dat zulks eenigermaate tot nadeel van de Compagnie kan strekken goedgevonden en dienvolgens beslooten de illustre vergadering van Zeeventienen eerbiedig te verzoeken, omme uit hoofde van de allezints plausible reedenen en motiven door de Supplianten geallegueerd op hun gedaan verzoek een gunstig regard te willen slaan, en deeze regeering dienvolgens wel te willen autoriseeren omme in het zesde articul van het placaat door de Hoogedele Heeren Commissarissen Generaal Sub dato 21:ste November 1792 omtrend de vrije vaart en handel ten deezen Gouvernemente geëmaneerd de verzochte alteratie te moogen maaken.

Bij besluit deezer tafel op den 20:e december anno passato genoomen, aan Landdrost en Krijgsofficieren van Stellenbosch en Drakensteïn gelast zijnde om den Raade te dienen van derzelver consideratiën en bericht over zeekere Requeste geïnserreerd bij gemelde Resolutie en door den Burger Jan Hartog aan deeze regeering gericht, omme te worden hersteld in zijnen dienst als Corporaal bij de Stellenbosche Burgerdragonders, waarïn bij besluit deezer Regering van den 3:e Junj 1788 is gesurcheerd geworden, zo is door gemelde Colegie hierover ingezonden de volgende Missive.

Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken, Raad ordinair van Nederlands India mitsg:s Commissaris over ‘t Gouvernement Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens de WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber, en de WelEdele Heeren Raaden van Politie

‘WelEdele Groot achtb: Heer! E: E: Achtbaare Heeren!’

‘Ter plichtschuldige voldoening aan UwelEdele Groot Achtb: en E Achtb: zeer geëerd bevel, vervat bij Extract Resolutie van den 20:e December des Jongst gepasseerden Jaars 1793, hebben de onderget: de Eer UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: in alle Eerbied te berichten’

‘Dat door hun het bij geleegendheid der burgerwapenschouwing van’t Jaar 1787 gebeurde met de Burgers Jan Hartog, en Daniel Bosman, Hermanus Bosman de Jonge en Pieter Daniel de Villiers bij missive in dato 3 Junij 1788 ter kennisse van den toenmalige WelEdele Gestrenge Heer Gouverneur en E Achtb: Politiecquen raad gebracht zijnde Hoogstdezelve hebben gelieven goed te vinden voorsz:e Hartog provisioneel in zijn dienst als Corporaal te Surcheeren.’

‘En hoe zeer ook thans het geschil tusschen voorsz:e Daniel Bosman en gem:e Hartogh bij minnelijke assopiatie voor Heeren Gecommitteerden uit den E Achtb: Raad van Justitie uit den weg is geruimd, kunnen de onderget: echter voor UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: hunnen rechtmatige vreeze niet verbergen dat ingeval meergemelde Hartog wederom in zijn dienst als Coporaal wierd hersteld, ligt mogelijk hier door onder de dienst doende burgeren nieuw beweeginge zouden kunnen ontstaan; Terwijl de ondergeteekendens voor het overige zig aan UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: in de voorsz:e zaak te neemene dispositie Eerbiedigst Submitteerende de vrijheid neemen met diepschuldig Respect te blijven’

‘WelEdele Groot Achtbaare Heer E E Achtbaare Heeren!’

‘UWerWelEdele Groot Achtb:en E Achtb: zeer onderdanige en Gehoorzame Dienaaren / was get:/ H: L: Bletterman, P: A: Mijburgh, E: Wium, S: J: Cats, J:s Eksteen W:Wium, W: D: Vos Philipsz: P: H: Morkel, J: J: Hamman, Pet:s Jacob:s Du Toit, W: Morckel, W:m D: Vos dirksz / in margine:/ In Krijgsraadvergadering aan Stellenbosch den 3:e Junij 1794.’

en is na deliberatie goedgevonden en verstaan zich met ‘t advijs van Landdrost en Krijgsofficieren in deeze volkoomen te conformeeren, en dienvolgens te persisteeren bij het besluit ten aanzien van gedachte Burger Jan Hartog op den 3:e Junij 1788 bij deeze Regeering genoomen.

Laatstelijk communiceerde den edelen Heer Commissaris, dat gepermitteerd had aan den Opziener van SCompagnies Ambachtsquartier Fransiscus de Roo, en den Adsistent Pieter Dekker, beïde bescheiden geweest op de door de fransche veroverde Pacquetboot de Expeditie en alhier van Mauritius aangekoomen, met het in Baaïfals geankerd leggend Retourschip de Enkhuizermaagd van hier naar Nederland haaren te huis reïsen te vervolgen.

Aldus Geresolveerd en de Gearresteerd In t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorschreeve.

[Signed:] A: J: Sluijsken

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Sueur

[Signed:] O: G: De Wet

[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s

C. 224, pp. 104-175.

Woensdag den {17940618} 18:e Junij 1794.

‘S voormiddags, present de edelen Heer Commissaris, beneevens den Heere Gezachhebber en de Heeren Leden Le Sueur, de Wet en van Reede van Oudtshoorn.

Na resumptie en approbatie der Resolutiën op den 6 en 10 deezer genoomen, gaf den edelen Heer Commmissaris aan de vergadering te kennen, hoe geduurende zijn Ed: aanweezen in Baaifals , wel alles wat mogelijk was hadt aangewend ten eïnde te beproeven of het niet doenlijk te maaken zoude zijn om het Schip de Phœnicier zodanig te kunnen repareeren dat in Staat geraakte om met gerustheid neevens de andere Retourscheepen de reïze naar ‘t Vaderland voorttezetten, doch dat na een eïgen nauwkeurig onderzoek ende daaröp ingenoomen adviezen van de Overheeden der Scheepen, voornamentlijk meede van den Equipagiemeester Voltelen en den Capitijn ter zee Drillinger, gevonden hadt, dat, daar men geen zwaar Hout in de Baaifals aan handen heeft, men ten eenemaale van’t benodigde Yzer onvoorzien is noch het zelve alhier machtig worden kan, en men Slechts vijftien Tiimmerlieden komt te hebben, terwijl de Timmerlieden der Scheepen meest alle overleeden zijn of in het Hospitaal ziek leggen, tot de gezegde reparatie waarschijnlijk wel acht weeken zouden worden vereischt, ondersteld er in het Schip, dat op de rheede leggende alle uur wel 19 duimen water maakt, nog geen meerdere en gevaarlijker gebreeken worden ontdekt; - dat hij Heere Commissaris hierna wel getracht had om aangezien de voormelde deplorable Staat van de Phœnicier dies Lading te doen overScheepen in het bij de Compagnie ingehuurd Schip Noordholland , ten einde ‘t zelve daarmeede beneevens de andere Scheepen naar Nederand te rug te zenden, doch zulks almeede ondoenlyk gevonden hadt door gebrek aan vaartuigen om deszelfs Lading over te Scheepen, alzoo er slechts twee kleïne opene Boots, alleen geschikt om de Scheepen van Water en benodigdheeden te voorzien in gezegde Baaï worden aangehouden, en twee der aldaar leggende Scheepen alleenlijk van haare Boots voorzien zijn, terwijl de vijf anderen de haare op india’s Hoofdplaatse hebben achtergelaaten, uit hoofde van den Oorlog, en dat eïndelijk zeedert zijn Ed: te rugkomst alhier door den Rezident Brandt en Equipagiemeester Voltelen hebbende doen onderzoeken of er geene mogeljkheid zijn zoude om in andere Scheepen zo veel plaats te vinden dat de Specerijen en voornamentlijk de Nooten muscaaten welke de Phœnicier aan boord heeft met dezelve zoude kunnen worden verzonden, ten eïnde de Compagnie daardoor te bevrijden voor het nadeel dat door het gemis en de vermolming derzelve lijden zal, bericht geworden was dat dit zelfs ook niet konde plaats vinden, doordien er bij examinatie van de Ruimen der Scheepen dezelve alle zo vol gevonden zyn dat daarin geene Soekels konden worden geborgen, om al het welke welgemelde Edele Heere Commissaris zich dan in de onaangenaame noodzakelijkheid vond den Raade te moeten voorstellen, om het meergedacht Schip de Phenicier alhier vooreerst te laaten blyven met zynen lading, zonder de overige Zeeven Scheepen daarna op te houden ten einde het zelve daarna wanneer weder in staat zal zijn gebracht om met gerustheid zijne reïze te kunnen vervolgen, naar ‘t Vaderland te verzenden wanneer zich daartoe eene geleegendheid in het gezelschap met andere Scheepen voordoen zal.

Waaröp gedelibereerd en in aanmerking genomen zijnde, dat hoe zeer het ook te vreezen is dat gezegd Schip de Phœnicier nog een geruime tijd zal moeten blijven leggen voor en alëer zich eene zodanige geleegendheid presenteerd, de belangens van de Compagnie echter vorderen, dat de overige rykgelaaden Scheepen daardoor niet worden opgehouden maar ten Spoedigste worden gedepecheerd, aangezien men niet kan verwachten dat wanneer niet met den aanvang van Julij worden weggezonden, voor den winter de Havenen van nederland zullen kunnen bereiken, en zomtijds zelfs genoodzaakt worden om in een der Havenen van Grootbrittaniën de winter over te leggen, daarmen in teegendeel verhoopen mag dat dezelve by eene Spoedige depêche met Medio October in het Vaderland kunnen aanlanden. - zo wierd goedgevonden en dienvolgens beslooten als het mogelijke in het werk te stellen ten eïnde de zeeven overige Retourbodems /: waaronder Blitterswyk en Zuiderburg de meeste reparatiën vorderen, daar zelfs laatstelijk gemelde kiel van een geheel nieuw roer moet worden voorzien:/ zoo spoedig doenlijk in Staat te brengen om zee te kunnen kiezen en dadelijk te laaten vertrekken en om vervolgens het Schip de Phœnicier in Baaifals te laaten in staat stellen om in September eerstkomende de reïze herwaards te kunnen doen, ten einde dan alhier aan ‘t zelve de nodige reparatiën en vertimmering te laaten geschieden, om vervolgens bij eerste geleegendheid te worden gedepecheerd.

Voorts wierd door den edelen Heer Commissaris den raade bedeeld, dat ter kennisse van zijn Ed: was gekoomen, dat zich aan boord van de Chinase Retourscheepen de Nagulboom , de Schelde en Zuiderburg kwaamen te bevinden, onderscheïdene Chinase Goederen als Thee, Nankings linnen, Porceleïn en &c:a ten bedraage van ruim ƒ40 a ƒ50‘000 kaabse valuatie alle geconsigneerd aan Burgers en Ingezeetenen deezer Colonie, die ook alle bij zijn Ed: verzoek hadde gedaan de Goederen aan hen toegezonden en waaraan de Colonie groot gebrek kwam te hebben te moogen ontscheepen en in ontfangst te neem; - dat zijn Ed: hiervan onderricht en na eene Specificque opgaave van de gemelde Goederen, dies consignatie en kostende ontfangen te hebben, in zijn Ed: qualiteit als Commissaris over dit Gouvernement, om onderscheïdene reedenen hadt goedgevonden, den Heere Resident Brandt aan te schrijven, en te gelasten, dezelve Goederen uit S Compagnies bodems te doen lossen, en in haare Maguazijnen in Baaijfals te doen opslaan, ten eïnde vervolgens aan zodanige Burgers en Ingezeetenen als daaromtrent nader verzoek zullen doen, te worden afgegeeven, onder betaaling van 10 p:rC:t voor vracht en het gewoon inkoomendrecht van 5 perCent.

Wijders wierd door den edelen Heer Commissaris den Rade gecommuniceerd dat aan zjn Ed: rapport gedaan zijnde dat eenige Cassen met zijde Stoffen en andere precieuse Goederen, aan boord van t Schip de Nagulboom in de Cajuit geplaatst geweest, door ‘t zakken van de Cajuitsbalken van daar tusschendeks hadden moeten worden verplaatst, en dat daarvan eenige door de Hooge zeeen zouden zijn nat geworden en geavarieerd geraakt, zyn Ed: directe de Leeden uit den Raade van Justitie Jan Pieter Baumgardt en Petrus Johannes Truter expres hadt gecomitteerd, omme ten overstaan van de Cargas bij de Chinase handel Becker Teerlinck en Certon uit het tusschendeks van t Schip de Nagulboom te doen ophaalen, alle de Cassen met zijde rollen &c: de volgens opgaave van de Scheepsoverheeden door het zakken van de Cajuitsbalken in het tusschendeks hadden moeten worden overgebracht, omme vervolgens zodanige kassen als welke ontdekt mogten worden nat te zijn geweest ofte nog te weezen te openen en zodanige zijde rollen ofte andere zich daarin bevindende Goederen als nat of aangeslagen mogten zijn van de drooggebleevene en onbeschadigde afte zonderen, en dat zijn Ed: over de verrichtingen van Gecommitteerdens in deeze hadt ontfangen het volgend Rapport.

Aan den WelEdele Groot Achtb:Heer! M:r Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlandsch India, Mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Cabo de Goede Hoope en den Ressorte van dien &c: &c: &c:

‘WelEdele Groot Achtbaare Heer!’

‘De ondergeteekende Kooplieden titulair Jan Pieter Baumgardt en Petrus Johannes Truter door UWelEdele Groot Achtb: Expres Gecommitteerd zijnde, omme zig te begeeven aan Boord van het in de Baaifals geankerd Leggend China ‘s Retourschip De Nagulboom , ten fine aldaar ten overstaan van de Cargas bij de Chinase handel Bekker Teerlink en Certon, uit het tusschendeks te doen ophaalen alle de kasten, met zyde Rollen &c:a die volgens opgaave der Scheepsoverheeden door het zakken der Cajuitsbalken; uit de Cajuit in het tusschen deks, hebben moeten worden overgebracht, en waarvan eenige door de Hooge Zeeen zoude zijn Nat geworden; omme vervolgens zodanige kassen, als welke ontdekt mogte worden Nat te zijn geweest, ofte nog te weezen, te openen, en zodanige zijde Rollen of andere zig daarin bevindende Goederen als Nat of aangeslaagen mogte zijn, van de droog gebleevene en onbeschadigde af te zonderen &c:a - zoo verklaaren wij in opvolging deezer ordres alle het voorsz:e verrigt te hebben, en bij nauwkeurige Inspectie en onderzoek bevonden, dat alle de kassen met zijde Rollen, droog wel geconditioneerd waaren, dog dat drie kassen met Chinees- en- Nankings Linnen ons toescheen uitwendig Nat te zijn geweest, dog geopend zynde, alle het daarin bevindende Linnen, droog en wel geconditioneerd bevonden; uitgenoomen.’

‘Een kas Nankings linnen N:o 36, waarin Slechts 2 Stukjes een weinig vogtig waaren, die gedroogd zynde, wederom in dezelve gepakt, en neevens de andere geopende kassen zijn toegespijkerd geworden. - Mitsgaders’

‘Een kas Thee Hysan N:o 221. die aan een der hoeken meede een weïnig vochtig was, dog de Thee droog bevonden, de kas gedroogt en Insgelijks toegespykerd geworden.’

‘Waarmeede wij gedenken aan de geeerde Intentie van UWelEdele Groot Achtb te hebben voldaan, zoo laaten de geteekendens deeze /: met byvoeging van’t Nader Rapport door de Scheepsoverheeden den 9:e deezer aan de Heer Resident C:l Brandt gedaan, en hier geannexeerd / dienen voor Eerbiedig Bericht’

‘In t Casteel de Goede Hoop d:n 16 Junij 1794’

’/:get:/ J: P: Baumgardt P: J: Truter’

uit welk rapport den Raade gebleeken zijnde dat de avarij welke men hadt gevreesd gekoomen te zijn aan de Goederen aan boord van het Schip de Nagulboom uit de Cajuit in het tusschendeks verplaatst van geen belang koomen te zijn, zo is verstaan Copia van ‘t zelve Rapport over te zenden aan de Hooggebiedende Heeren Majores in Patria en daarvan deeze aanteekening te houden

Nog wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat zijn Ed: uit Baaïfals Rapport ontfangen hebbende, dat aan boord van het Schip de Phœnicier een groot gedeelte van de daar in te Batavia voor dit Gouvernement afgelaaden 11 Lasten Rijst was bedorven en verrot geworden, mitsgaders de acht pakken met Lijwaaten daarïn voor deezen Uithoek afgescheept, nat en aangeslaagen waaren, zijn Ed: voormelde kooplieden titulair Baumgardt en Truter teffens hadden gecommitteerd, omme ten overstaan van de Overheeden van gemeld Schip de Phœnicier uit het tusschendeks te doen ophaalen, zodanig gedeelte der Rijst en Pakken met Lijwaaten voor dit Gouvernement te Batavia ontfangen zoude zijn nat geworden, omme de bedorven Rijst van de goede af te zonderen en vervolgens te weegen, zo meede om de Pakken met Lijwaaten die bevonden zouden worden nat te zijn of nat te zijn geweest, te openen, de vochtige Lijwaaten van de droogen af te zonderen ten eïnde aan wal te worden gebracht en aldaar gespoeld of gedroogd; of zodanig anders behandeld te worden als ten meeste voordeele van de Compagnie dienstig en raadzaam zouden oordeelen; doch dat zijn Ed: bij zijn jongst aanweezen in Baaïfals rapport erlangd hebbende dat een goed gedeelte der Rijst zodanig verrot en Stinkende was dat absolute moest worden vernietigd, mitsgaders dat in de Acht pakken met Lijwaaten na dat de drooge en zodanige nat geworden als door Spoelen, doogen als anderzints in bruikbaare Staat konden worden gebracht; daarvan waaren afgezonderd, zich bevonden hadden.

die zyn Ed: bij examinatie zelfs zodanig nat gevlekt, en aangeslaagen hadt gevonden dat onmogelijk ten diensten van de Compagnie konden worden gebruikt, directe ordres hadt gegeeven om de geheel bedorven Rijst in zee te doen werpen, en den Heere Resident Brandt teffens hadt gequalificeerd om de gemelde gevlekte aangeslagen en onbruikbaare Lijwaaten in Baaïfals per publiecque Vendutie ten overstaan van gedachte Gecommitteerdens voor reekening van de Compagnie te verkoopen, en dat zyn Ed: over dit een en ander van meermelde kooplieden titulair Baumgardt en Truter hadt ontfangen het volgend Bericht

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer M:r Abraham Josias Sluijsken Raad Ordinair van neerlandsch India, mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c &c &c

‘WelEdele Groot Achtbaare Heer!’

‘De ondergeteekendens kooplieden titulair Jan Pieter Baumgardt en Petrus Johannes Truter, door UWelEdele Groot achtb: Expres gecommitteerd zijnde, omme zig te begeeven aan Boord van het in de Baaijfals geankerd Leggend Batavia’s Retourschip De Phœnicier , ten einde aldaar ten overstaan van D’ Overheeden van gedagte Bodem uit het tusschen deks te doen ophaalen, zodanig gedeelte der Rijst, en Pakken met Lijwaaten, voor dit Gouvernement te Batavia afgelaaden, als volgens opgaaf van de Scheepsoverheeden door de zwaare Leckagie van het Schip zoude zijn nat geworden, omme de bedorvene Rijst van de goede af te zonderen, en vervolgens te weegen, zoo meede om de Pakken met Lijwaaten, die bevonden zullen worden nat te zijn, of nat te zijn geweest, te openen, de vochtige Lijwaaten van de drooge af te zonderen, ten einde aan de Wal te worden gebracht, en aldaar gespoeld en gedroogd of zodanig anders behandeld te worden als ten meesten voordeele van de E Compagnie dienstig en Raadzaam zullen vinden. - zoo verklaaren Wij zulks verrigt en bevonden te hebben als hieronder word gespecificeerd; Namelyk dat’

‘Mitsgaders de volgende Agt pakken Lijwaaten, welke alle gedeeltelijk Nat zyn geweest en bij dies opening als Volgt bevonden, te weeten.’

‘Zynde voorts met voorsz:e Lijwaaten in maniere als hier navolgt gehandelt geworden Namelyk’


46 p:s Baftas zwarte breede heele alles Nat gevlekt en aangeslagen dewelke als zodanig ingevolge bekoomen nadere Mondelyke ordres van UwelEdele Groot achtbaare op den 12:e deezer in de Baaifals , bij publiecque vendutie door den Heere Resident C: Brand ten overstaan van de geteekendens voor Reekening der E Comp:ie verkogt.
51 d:o Guinees gem:e gebl: Cust:
70 d:o Hembden
14 d:o Chitsen

46 p:s Baftas zwarte breede heele alles Nat gevlekt en aangeslagen dewelke als zodanig ingevolge bekoomen nadere Mondelyke ordres van UwelEdele Groot achtbaare op den 12:e deezer in de Baaifals , bij publiecque vendutie door den Heere Resident C: Brand ten overstaan van de geteekendens voor Reekening der E Comp:ie verkogt.
51 d:o Guinees gem:e gebl: Cust:
70 d:o Hembden
14 d:o Chitsen

‘Terwijl d’ overige Lywaaten uit bovengemelde 8 pakken bestaande in’


54 p:s Baftas Zwart br: heele aan gemelde Heere Rezident Brand, zijn overgegeeven, om in de aldaar bevindende S Comp:s heele Mudzakken te worden afgepakt, en bij eerste geleegendheid per As Caapwaards te worden getransporteerd
29 d:o Guinees gem:e gebl: Cust:
43 d:o Hembden
16 d:o Chitsen
40 d:o deekens groote gecatt:e en
200 d:o Broeken

54 p:s Baftas Zwart br: heele aan gemelde Heere Rezident Brand, zijn overgegeeven, om in de aldaar bevindende S Comp:s heele Mudzakken te worden afgepakt, en bij eerste geleegendheid per As Caapwaards te worden getransporteerd
29 d:o Guinees gem:e gebl: Cust:
43 d:o Hembden
16 d:o Chitsen
40 d:o deekens groote gecatt:e en
200 d:o Broeken

‘Met de verrigting van dit een en ander, verhoopen wij, aan de Zeer Geeerde Intentie van UWWelEdele Groot Achtbaare te hebben voldaan, dienende deeze voor eerbiedig bericht’

‘In ‘t Casteel de Goede Hoop d:n 16:e Junij 1794.’

’/:get:/ J: P: Baumgardt. P: H: Truter’

dan nadien uit gedacht bericht is koomen te blijken dat door de overheeden van het Schip de Phœnicier zo aan goede als bedorven Rijst van de Elf Lasten welke in die Bodem te Batavia voor dit Gouvernement zyn afgelaaden, niet meerder is uitgeleeverd dan 9769 lb drooge en 14739 lb bedorve te zaamen 24508 lb en dus 9592 lb minder dan zij na aftrek van de gevalieerd wordende Spillagie, waarbij bepaald is dat de Scheepsoverheeden met de uitleevering van 3100 lb Rijst voor een Last kunnen volstaan, hadden behooren afteleeveren, zo is verstaan de gemelde minderheid ingevolge de gestatueerde ordres teegens twee Capitaal advans de Soldijreekening der Scheepsoverheeden in maniere als volgd te laaten belasten Namentlijk

  Nederlands geld ducatons a 66 Stv: Neerl: geld Indias geld a 80 Stv: p:r ducatons
9592 lb Ryst met 2 Capit:n advans Rd:s 426:01:08 p:s 129 5/144 ƒ516:09:-
  hierop 25 p:rC:t verhooging   d:o 129:02:08
  te Saamen   ƒ645:11:08
  Nederlands geld ducatons a 66 Stv: Neerl: geld Indias geld a 80 Stv: p:r ducatons
9592 lb Ryst met 2 Capit:n advans Rd:s 426:01:08 p:s 129 5/144 ƒ516:09:-
  hierop 25 p:rC:t verhooging   d:o 129:02:08
  te Saamen   ƒ645:11:08
Komt voor 2/3 voor den Capiteijn ƒ430:07:08
d:o d:o 1/3 d:o den Capitijn Luitenant d:o 215:04:-
als booven ƒ645:11:08:-
Komt voor 2/3 voor den Capiteijn ƒ430:07:08
d:o d:o 1/3 d:o den Capitijn Luitenant d:o 215:04:-
als booven ƒ645:11:08:-

zullende wijders nadat de voorschreeven 11 Lasten Rijst by de Negotieboeken zullen weezen ingenoomen, het geene daarvan volgens voormeld Bericht ten eenemaale is bedorven gevonden en dus in zee heeft moeten worden geworpen bij dezelve boeken op reekening van Winst en verlies moeten worden afgeschreeven.

Vervolgens communiceerde den edelen Heer Commissaris dat den Heere Rezident Brandt zich bij zijn Ed: beklaagd hebbende over het geinsubordineerd gedrag door den Capitein Luitenant van het Schip Delft J: Freule in zaaken S Compagnie’s dienst betreffende, zo omtrent hem als den Equipagiemeester Voltelen gehouden, zijn Ed: den gemelde Rezident Brandt had gelast denzelven Freule provisioneel in Baaifals in militair arrest te Stellen en daarin te laaten verblijven tot dat zijn Ed: nadere ordres zou hebben bekoomen, doch dat bij dezelfde Missive waarbij den Heere Brandt kennisse geeft aan dat bevel te hebben voldaan, teffens door hem verzoek gedaan zijnde, dat den gemelde Freule, uit hoofde van het berouw en leedweezen dat hij over zijn onbezonnen gedrag hadt betoond, wederom uit zijn arrest mogt worden ontslaagen, zijn Ed: aan dat verzoek hadde gedefereerd en dienvolgens den Heere Brandt hadt aangeschreeven den meergenoemde Freule ùit zijn arrest te ontslaan, onder recommandatie om zich voortaan omtrent zijne voorgestelden gehoorzamer en bescheïdener te gedraagen, en serieuse bedreïging dat zo wanneer wederom blijken van insubordinatie mogt geeven, daarover zonder de allerminste consideratie te zullen worden gecorrigeerd.

Nog wierd door den edelen Heer Commissaris ter kennisse van den Raade gebracht, dat den Schipper Hendrik Sluijs, voerende het bij de Compagnie ingehuurd particulier Schip Noordholland zyn Ed: bij requeste voorgedraagen hadt, dat den Bootsman van die Bodem Gerrit Segelken van de Weserig, door zyn buitenspoorig gedrag; bij ieder geleegendheid zodanige verwarring onder het Scheepsvolk veroorzaakte, dat hij Schipper Sluis, om alle onheilen voor te koomen navolgens zijne Instructie, zich genoodzaakt vond denzelven Bootsman aftedanken. dat zijn Ed: alvoorens omtrent den gezegde Bootsman iets te bepaalen, den Heere Rezident Brandt had gelast na de klachten door zynen Schipper over hem gedaan een nauwkeurig en gepast onderzoek te doen, doch dat uit het bericht door den Heere Brandt hieröver aan zyn Ed: ingedient gebleeken zijnde, dat de klachten tegens den gemelde Bootsman ingebracht, allesints conform de waarheid kwamen te zijn, denzelven afgedankte Bootsman Gerrit Segelken van de Wezering als Mattroos hadt aangenoomen in dienst der E Compagnie met de gagie van ƒ10 per maand, omme als zodanig onder een verband van drie Jaaren met het Hoekerschip de Standvastigheid van hier naar Indiën te worden verzonden.

Hieröp is geleezen een request door den Capitijn bij het Regiment van Wurtemberg Gustavus von Böhnen aan deeze Regeering geaddresseerd, luidende met het daarbijgevoegd Certificaat, als volgd

Aan den WelEdele Grootachtb: Heer Abraham Josias Sluijsken, Raad ordinair van Nederlands Indien, Mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c: &c: &c: beneevens den WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber en WelEdele Heeren Raaden van Politie.

‘WelEdele Groot achtb: Heer! en E Achtb: Heeren!’

‘Met verschuldigde eerbied geeft te kennen Gustavus van Böhnen Capitein bij t te Batavia in Guarnisoen leggend Regiment van Wurtemberg dat blykens ‘t neevens deezen in allen eerbied bygevoegd Certificaat door den oppermeester van S Comp:e Hospitaal mitsgaders Chirurgijn van’t depôt van ‘t voorsz:e Regiment Wurtemberg alhier, aan den Suppliant verleend, de ziekte van den Suppl:t van dien aart komt te zijn dat hij zich volstrekt buiten Staat bevind zijne Rhijze met de in baaïfals leggende Retourscheepen naar Europa te kunnen vervolgen.’

‘Reedenen waarom den Suppliant van UWelEdele Groot achtb:en E achtb: eerbiedig verzoekt tot eene nadere Scheepsgelegendheid alhier te mogen verblyven. - en dat het wijders om de voorsz:e Reedenen van hoogstderzelver welbehaagen mogte zijn, zo lange den Suppliant zig alhier zal bevinden, aan denzelven goedgunstig te wille laaten uitbetaalen de gagie en Emolumenten, dewelke hem Suppl:t als Capitein is Competeerende.’

‘’T welk doende &c:a’

’/:get:/ Gustaf von Böhnen Cap:n’

‘Wij ondergeteekende verklaaren door deeze, geexamineerd te hebben den ziekelijken Staat van den Heer Gustavus von Böhnen, Capitein van het Regiment Wurtemberg te rug keerende uit de Indiën naa ‘t Vaderland, en denzelven bevonden laboreerende aan een verouderde, door de ongemakken van de Reize en den fransche Gevangenschap verslimmerde Buijkloop, verzeld met Steeken in de Regterzijde, Hoest en zwaare drukking in het onderlijf, voortspruitende uit opstopping en verslapping deszelfs Ingewanden en misschien uit een heïmelijke aanvang van een Verzweering in de Lever, van deeze omstandigheeden is den Lijder zeedert zijn arrivement aan de Caab, wel iets gebeeterd, maar nog hoegenaamd niet hersteld, en het Staat te vreezen dat de verdere Reïze na Europa het zwaarste gedeelte daarvan, namentlijk om den Noord eerst laatst met de Slechte Jaarstijd intreedende, voor eerst nog van kwaade gevolgen voor zijne gezondheid als niet voor zijn leeven mogten zijn.’

‘Cabo de Goede Hoop d:n 13:e Junij 1794.’

’/:get:/ J:s Leuwer Hosp:r F: L: Liesching Med:e Doctor Chrurg: van’t depôt van ‘t Regim:t van Wurtemberg’

en nadien uit het Certificaat neevens gemeld Request gevoegd is koomen te blyken, dat den gezegde Capitijn Von Böhnen niet zonder leevensgevaar voor als nog van hier kan vertrekken, zo is bij inzien der Capitulatie van het Regiment van Wurtemberg goedgevonden en dienvolgens beslooten hem te permitteeren zo als hem gepermitteerd word bij deeze, om eene nadere Scheepsgeleegendheid af te wachten, tot zijn vertrek van hier naar Nederland, en hem tot zo lange en dus geduurende den tijd dat hij door ziekte verhinderd zal worden van hier te vertrekken, ingevolge het 26:e Articul van gedachte Capitulatie S’maandelijks te laaten betaalen zijne Gagie doch zonder eenige Emolumenten.

de Chirurgijn Majoor van gedacht Regiment van Wurtemberg Johan Gottlob Peesselt met ‘S Compagnies Retourschip de Africaan van Batavia alhier aangekoomen, zich almeede aan deeze Regeering geaddresseerd hebbende met een Request gemunieerd met twee Bijlagen, welke een en ander bevonden wierd van volgende inhoud

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India mitsg:s Commissaris over’t Gouvernement van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c: &c: &c: beneevens den WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber en WelEdele Heeren Raaden van Politie

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E Achtb: Heeren!’

‘De ondergeteekende Johan Gottlob Pæsselt Chirurgijn Majoor onder’t Regiment van Wurtemberg , geeft met Schuldigen Eerbied te kennen; hoe dat denzelven uit reeden van aanhoudende ziektens blijkens ‘t neevens deeze gevoegde Certificaat door twee Doctooren te Samarang aan hem verleend, om een verlof of Congé de maladie van’t voorsz:e Regiment te Samarang voorm:e heeft moeten verzoeken, ‘t welk hem is toegestaan, daarop na Batavia is vertrokken alwaar de Hooge Indiase Regeering deszelfs verzoek insgelijks heeft geaccordeert, en van daar met S’ Comp:e Schip de Africaan in Baaïfals is gearriveerd met oogmerk om met dat Schip na Europa te Retoùrneeren.’

‘Dat echter de ziekte van den Suppliant van dien aart komt te zijn, dat denzelven /: blijkens ‘t almeede door twee Doctooren alhier aan hem verleend Certificaat vooreerst zijne reise van hier naar Europa niet kan vervolgen.’

‘Reedenen waarom den Suppl:t van UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: eerbiedigst verzoek tot een nadere Scheepsgeleegendheid met zijne twee kinderen in naame Louiza en Christiana eenige tijd alhier te mogen verblijven,’

‘en daar den Suppl:t zo hij vertrouwd dus volkomen is vallende in de termen van’t 24 articul der Capitulatie waarbij aan officieren die zig met Congé de maladie naar Europa begeeven, ‘t genot hunner Gagie en emolumenten tot op hun komst in Europa is toegelegd. - zoo neemd hij almeede de vrijheid van UWelEdele Groot achtb: en E Achtb: ootmoedig te verzoeken, dat aan hem moge werden uitbetaald de Gagie en Emolumenten door hem verdiend zeedert Ult:o Maart dat hij ‘t laatste is afbetaald tot zijn aankomst in Europa .’

‘Biedende den Suppl:t tot verdere Staving van dit zijn eerbiedig en alleen op de Capitulatiën gevestigd verzoek zich aan, om zodanige cautie te Stellen als UWelEd: Groot Achtb: en E Achtb: zullen oordeelen nodig te zijn’

‘’T welk doende etc:a’

’/:get:/ Johan Gottlob Peesselt.’

‘Wij ondergeteekende certificeeren, dat den Chirurgijn Major G: P: Peesselt, van het Regiment van Wurtemberg , in dienst der E: O: Indische Compagnie, aan een verouderde hernia Scrotalis laboreerd, en of schoon dezelve alhier door eene operatie konde hersteld worden lijd Egter deszelven aanhoudende ziekelijke lichaams Constitutie niet, zig in deezen warmen gewesten, daaraan te kunnen onderwerpen.’

Samarang den 12:e Septb:r 1793.’

’/:get: VDHegge Hospt:r Andres Chirurg:n Major’

‘Wij ondergeteekendens verklaare gevisiteerd te hebben den van het Regiment van Wurtemberg door indispositie met verlof repatrieerende en alhier aangelanden Chirurgijn Major J: Peesselt welke bevonde te Laboreere aan Hernia Scrotale of zakbreuk daarbij altoos in de oost is zukkelende geweest aan Colijkpijne en Diarhea waar door denzelve zodanig in kragte vervallen is, dat het verdere voortzette zijner Rhijze gevaarlijk en het des goedvindende ter herstelling zijner vervallene kragte hier eenige tijd te Vertoeve van een gunstig Vrugtgevolg voor denzelve zoude kunnen zijn’

‘Cabo de Goede Hoop d:n 9:e Jùnij 1794’

’/:get:/ J:s Leuver Hospit:r D: F: Ludw: Liesching Chirurgijn van het depot van het Regiment van Wurtemberg .’

zo is bij overweeging dat den gezegde Peesselt meede als den gemelde Capitijn Von Böhnen moet worden gerangschikt onder zodanige Lieden van het Regiment van Wurtemberg als waarvan bij het 26:e articul der Capitulatie word gesprooken, goedgevonden en dienvolgens beslooten hem te permitteeren, zo als hem gepermitteerd word bij deeze, omme uit hoofde zijner indispositie beneevens zijne twee kinderen alhier te moogen verblyven tot dat zich na zijne herstelling eene geleegendheid tot zijn vertrek zal opdoen, zullende hem dus ook staande zijn verblijf alhier, ingevolge het meermelde 26:ste Articul der Capitulatie ‘S maandelijks worden betaald de Gagie tot zijne qualiteit Staande, zonder eenige Emolumenten, en als nu aan hem worden gevalideerd en ter hand gesteld de Gagie en Emolumenten die hij ingevolge het door hem bygebrachte heeft te goed gemaakt zedert Ultimo Maart jongstl:, dat hij’t laatste is afbetaald geworden tot Ultimo deezer

Dan vermits deeze Regeering zich ten eenemaale verstooken vind van de nodige aanschrijvens der Hooge indiase Regeering zo omtrent den gezegde Chirurgijn Majoor Gottlob Peesselt als omtrent den voormelden Capitijn Gustaaf von Böhnen en dus de uitbetaalingen aan hen gedaan wordende eenlyk Steunende op de door hen gedaane declaratien die echter indertijd éroneus zouden kunnen worden bevonden, zo is verstaan den meergenoemde Peesselt, even als zulks ten aanzien van den Capitijn von Böhnen ter sessie van den 30:ste April jongstleeden is bepaald, te laaten Stellen voldoende Cautie dat zo wanneer hij alhier iets meerder mogt hebben genooten dan’t geene hem volgens de beschikkingen door de hooge indiase Regeering omtrent hem gemaakt mogt competeeren, ‘t zelve als dan aan de Compagnie in haare Cassa alhier te zullen restitueeren, - zullende wijders de hooge indiase Regeering bij eerstvoorkomende geleegendheid worden verzocht, dit Gouvernement wel te willen doen informeeren van de wijze op welke den Capitijn Von Böhnen, en den Chirurgijn Majoor Peesselt is gepermitteerd naar Europa te vertrekken. - ten einde de borgen die zij respective hebben gesteld om de Compagnie Schadeloos te houden, te kunnen ontslaan dan wel te doen betaalen.

De Onderkoopman Jacob Samuel de Raaff, per ‘S Compagnies Pacquetboot de Expeditie van Batavia vertrokken, en na dat dit Vaartuig door de franschen veroverd en te Mauritius was opgebracht, met het Deensch Schip de Minerva van gedacht Eiland alhier gearriveerd, aan deeze Regeering gericht hebbende het volgend Verzoekschrift.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer M:r Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair Van Nederlandsch India Mitsgaders Commissaris over dit Gouvernement en den Ressorte van dien &c: &c: &c: benenevens den WelEdele Achtb: Heere Gezachhebber en E: Achtbaare Raaden van Politie

‘WelEdele Gestrenge Groot Achtb: Heer! en E Achtb: Heeren!’

‘UWelEdele Groot Achtbaare’S zeer onderdanige Dienaar Jacob Samuel de Raeff Onderkoopman en Geweezene pakhuismeester te Paliacatte repatrieerende met S E: Comp:e Pacquetboot d’ Expeditie , met gunstige toestemming van de Hooge Regeering te Batavia onder betaling der gewoone transport gelden tot in Europa , tot zyn dienst met zig genoomen hebbende twee Indische vrije dienaaren gen:t Primo en Harlequin, die na de ongelukkige Capture van gem:e Pacquetboot neevens hem alhier van Mauritius zyn aangeland Verzoekt UWelEdele Groot Achtbaare zeer needrig, dat dezelve om voorz:e Reedenen transport en kostvrij, met den ootmoedigen Suppl:t die door UWelEdele Achtbaarens gunste op het Schip Blitterswijk is geplaatst, moogen overvaaren.’

‘’T welk doende’

’/:get:/ Jacob Sam:l de Raeff.’

zo is bij overweeging dat men door ‘t missen der Monsterrolle en verdere papieren van de Pacquetboot de Expeditie , geene informatie bekoomen heeft van de wijze op welke de Hooge indiase Regeering aan gedachte de Raeff heeft gepermitteerd de bij zijn Request vermelde twee vrije indiase dienaaren in naame Primo en Harlequin met zich naar Patria te mogen neemen, goedgevonden en verstaan de beide gezegde dienaaren te doen plaatsen op het Schip Blitterswijk , waarmeede den Suppliant repatrieerd, onder bepalinge nochtans dat door hem zal worden gesteld Sufficante Cautie, omme wanneer in der tijd bevonden mogt worden dat voor de twee gemelde persoonen alhier transport-en-kostgeld hadt behooren te worden betaald, ‘t zelve als dan alhier in ‘S Compagnies Cassa te zullen voldoen

Voorts is aan den Capitein ter zee Antonij van Wijmeren, voerende het Chinas Retourschip de Nagulboom gepermitteerd zijne alhier gehuuwde Hùisvroùwe Catharina Francina Zeeman per gedachte Bodem met zich meede te neemen naar Patria, onder betaling van’t gewoon Transport en kostgeld, om in de Cajùit gelogeerd en getracteerd te worden, en zo meede aan Rebecca Johanna Lehman, laatst wedùwe van Johan Christoph Gebhardt, geweezen Laborant in ‘t Compagnies Apotheecq te Batavia, aan wie door de Hooge indiase Regeering is gepermitteerd, om beneevens haar dochtertje in naame Sùsanna Catharina Caùlier en eene Slavinne Fija van Macassar, vrij van transport en kostgeld per het Schip de Enchùisermaagd te moogen repatrieeren, inzelvervoegen te moogen vertrekken naar Nederland met het meede aanweezend Retoùrschip de Schelde ; - mitsgaders aan den alhier door indispositie verbleevene Capitijn Luitenant van het Schip Leide Jan Christiaan de Leeùw, omme per het retoùrschip de Africaan onder afgeschreeven gagie te mogen repatrieeren en dat zyn Ed: de onderkooplieden Van der does en Koning die per het Schip de Phœnicier zoùden repatrieeren, hadt doen verplaatsen op het Schip de Africaan , om daarmeede hùnne reize naar Nederland voort te zetten.

Na dat alle deeze zaaken tot S Compagnies Retourbodems en de zich daarop geplaatst vindende persoonen aldus waaren afgehandeld, wierd door den edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat zijn Ed: gericht door den oud Boekhouder Jan Jacob Fredrik Wagener, welke door zijn Ed: ingevolge het aangeteekende bij de Resolutiën van den 6:e deezer is gecommitteerd en afgezonden, om te onderzoeken of en in hoe verre mitsgaders op welke wijze in de Schaarsheid aan zout ter deezer Hoofdplaatse, door toevoer uit de Buitendistricten en wel bepaaldelijk de Picquetbergen , Bergrivier , Saldanhabaaï en S:t Helenabaaï zou kunnen worden voorzien, daaruit met bïzonder leedweezen had ontwaard, dat de gemelde Wagener in de gezegde contrijen niettegenstaande alle aangewende devoiren niet meerder Zout hadt kunnen vinden dan circa hondert Mudden ‘t welk door de opgezeetenen van hunnen voorraad, die zij uit hoofde van’t bij en geduurende de verpachting van de Zoutpannen gedaan verbod om geen Zout ter verkoop herwaards te zenden, alleen tot eigen gebruik hadden bepaald, kon worden gemisd en aan de Compagnie geleeverd; - dat door de opgezeetenen die eenig zout te missen hadden was gevorderd Rd:s 2:- voor de mud die zij in de Saldanhabaaï zouden leeveren en Rd:s 3 3/4 per Mud voor ‘t geen door hen ten deeze Casteele zou worden gebracht, doch dat allen eenstemmig hadden gedeclareerd in de tegenswoordige ploegtijd het zout niet met hunnen ossen noch herwaards noch naar de Saldanhabaaï te kunnen vervoeren; - dat zijn Ed: dus ook in dit een en ander hadt moeten berusten, doch teffens den gemelde Wagener aangeschreeven om aan alle de Opgezeetenen die aangebooden en aangenoomen hadden Zout aan de Compagnie te leeveren kennisse te doen draagen dat ‘t zelve tegens door hen gevorderde prijzen zou worden geaccepteerd, met last en bevel hen allen te vermaanen om het zout dat zij te missen hebben directe in de Saldanhabaai te leeveren, dan wel ten deeze Casteele te vervoeren, met belofte dat de geene die ‘t zelve directe alhier leeveren in Steede van de gevorderde Rd:s 3 voor de Mud Rd:s 3 1/2 zullen ontfangen; - dat zijn Ed: voorts den genoemde Wagener hadt bevoolen omme ‘t zij de opgezeetenen mogten overgaan ‘t zout in het tegenswoordige jaargetij aan te brengen dan wel onvermogend mogte weezen deeze aanbreng voor ‘t uiteïnde van de aanstaande Maand Augustus te doen, en dus in alle gevallen, de Opgezeetenen te ordonneeren van ‘t geene door hen is opgegeeven niets aan particulieren te verkoopen of anderzints af te staan; - dat zijn Ed: meede den Quartiermeester van de in Saldanhabaaï leggende Landsboot Cornelia Charlotte bij eene opene ordre hadt geordonneerd aldaar te blyven leggen om het zout ‘t welk de opgezeetenen in die Baaij mogten kunnen leeveren, in te neemen en herwaards te vervoeren, en dienvolgens gemelde Wagener hadt gequalificeerd omme wanneer de vereischte opgaaven aan hem zouden zijn geworden de nodige bepaalingen te maaken zo omtrent het vertrek van gezegde Landsboot als de quantiteit Zout die daarmeede ten deezer hoofdplaatse zal kunnen worden aangebracht; dat wijders uit het bericht van meermelde Wagener zijn Ed: gebleeken zijnde; dat onlangs in Saldanhabaaï geleegendheid was geweest om van eenen americaanse Visser eene aanzienelijke quantiteit zout voor een geringe prijs te kunnen inkoopen, zijn Ed: den posthoudende Sergeant in genoemde Baaï hadt gelast zich bij aankomst van Visscherscheepen aldaar directe te informeeren of zij zout te verkoopen hebben, ten einde daarvan aan zijn Ed: ten Spoedigsten Rapport te doen, en wanneer zo lange niet mogte willen vertoeven tot dat hij op die Rapporten antwoord zal hebben erlangd, als dan het zout voor de minstmogelijke prijzen van hen in te koopen en in ontfangst te neemen, omme vervolgens per Landsboot of andere Vaartuigen uit de Saldanhabaaï dit heen te kunnen worden gebracht, en dat zijn Ed: laatstelijk hadt afgezonden den Schrijver van ‘S Compagnies Equipagiewerf Egidius Benedictus Ziervogel, om te onderzoeken of en in hoeverre in het gebrek aan Zout ter deezer Hoofdplaatse zou kunnen worden voorzien door toevoer van ‘t geen de Opgezeetenen aan de Zoetendaalsvallei en anderen daaromstreeks leggende Contrijen woonachtig mogte hebben te missen uit den voorraad die door hen uit de zich aldaar bevindende Pannen zou kunnen weezen geraapd en opgelegd, en de gemelde Ziervogel tot dat eïnde hadt gemunieerd met de volgende Instructie.

‘Ordre en Instructie’

‘voor de Schrijver van ‘s Compagnies Equipagiewerf Egidius Benedictus Ziervogel omme zich op de tocht waartoe hij door den ondergeteekende Commissaris over dit Gouvernement naar de Zoetendaalsvallei en daaromstreeks leggende Contrijen word afgezonden, daarna Stipte te gedraagen.’

‘Art:o 1.’

‘De overgroote Schaarsheid aan Zout ter deezer Hoofdplaatse door het missen van den gewoonen inzaam uit de pannen zoo aan de Groenekloof als in de kaapse Vlakte geleegen, een gebrek aan dat zoo onontbeerlijk articul doende duchten, en ik mij geïnfomeerd houdende dat uit den voorraad van zout welke door de opgezeetenen aan Zoetendaalsvalleï de Potteberg langs de mond van de Breede rivier , tot aan de duijvenhoksrivier en verder tot aan de Gouritsrivier woonachtig, uit de ingemelde Contrijen zich bevindende pannen mocht weezen geraapt en opgelegd, in deeze Schaarsheid zou kunnen worden voorzien, Zoo is ‘t dat ik goedgevonden heb, om UE af te zenden en te Committeeren zoo als UE gecommiteerd en afgezonden word bij deeze, tot het onderzoek of, en in hoe verre en op welke wijze langs de gezegde middelen de Schaarsheid en het daaruit te duchte totaal gebrek aan zout zou kunnen worden voorzien.’

‘Art:o 2.’

‘Tot dat belangryk eïnde zal UE: zich na den ontfangst deezer directe op reïze moete begeeven en zich vervoegen bij alle opgezeetenen aan de Zoetendaalsvalleij , Potteberg , mitsgaders langs de mond van de breede Rivier , tot aan de Duivenhoksrivier en verder tot aan de Gourits rivier woonachtig, om onder vertooning van deeze Uwe ordre en Instructie van hen te vorderen eene gemoedelijke en waarachtige opgaave van het zout dat door een ieder hunner uit de nabij hunne wooningen en bezittingen geleegene pannen mogt weezen geraapt en opgelegt, mitsgaders van het geen door hen daarvan ter voorziening in de Schaarsheid of het gebrek ter deezer Hoofdplaatse zou kunnen worden gemisd.’

‘d:o 3.’

‘Deeze gemoedelijke en waarachtige opgaaven bij UE: bekoomen zijnde, zal UE telkens met de geene die dezelve koomen te doen in overleg moeten treeden over de prijzen welke een ieder hunner begeeren om het Zout dat zij te missen mogten hebben aan de E Compagnie te leeveren, ende zulks altoos tweeledig, hen namentlijk afvraagende, hoe veel zij begeeren voor een mud zout door hen per As ten deeze Casteele vervoerd wordende, en hoe veel voor een Mud zout, ‘t welk van hunne wooningen zal worden afgehaald.’

‘Art:o 4.’

‘Van alle deeze opgaaven zal UE: dagelijks pertinente aanteekening moeten houden, mitsgaders van de Conditien waar op een iegelijk der opgezeetenen de Leverantiën van Zout zal willen aanneemen, omme daarvan te formeeren eene Specifiecque Lijst die UE: neevens een omstandig verslag van deszelfs verrichtingen in deeze onder bijvoeging van zodanige consideratiën als waartoe de plaatselijke gesteldheid en ondervinding UE: in Staat zal Stellen, aan mij bij U te rug komste zult moeten overgeeven, zullende UE gezeïde opgezeetenen moeten aanzeggen om het zout het geen zij kunnen missen te bewaaren tot zij mijne Schikkingen over de wijze om het zout herwaards te brengen zullen hebben verstaan.’

‘d:o 5.’

‘Om UE: des te beter instaat te stellen deeze commissie na behooren te kunnen uitvoeren, zo heb ik den burger Dirk Uijs, aan de Potteberg woonachtig bij de neevens deeze aan UE: inhandigt wordende Missive gelast en aanbevoolen, omme zo in de prompte uitvoering van de aan UE opgedrage Commissie als in ‘t doen overbrengen, herwaards van de door mij verwacht wordende berichten aan UE: alle nodige adsistentie en faciliteiten te bewijzen.’

‘d:o 6.’

‘Van de onkosten die UE: Staande deeze Commissie zult moeten doen, zal UE: behoorlijke aanteekening moeten houden, ten eïnde bij te rugkomst door de E Compagnie daarover Schadeloos te kunnen worden gesteld.’

‘Aldus Gearresteerd bij welgemelde Edelen Heer Commissaris over dit Gouvernement, den negende dag der maand Junij van’t Jaar Zeventien Hondert vier en Negentig /: was geparapheert:/ A: J:s Sluijsken /:ter zijde Stond:/ S Comp:e Cachet in Roode lacque gedrukt, /:en daaronder:/ Ter Ordonnantie van den Edelen Heer Commissaris en den Raadt /: was geteekend / G: F: Goetz Secretaris.’

de edelen Heer Commissaris voor alle deeze gemaakte Schikkingen, als alles bevattende wat men vermogens is te bewerkstelligen om in de tegenswoordige Schaarsheid aan zout ter deezer Hoofdplaatse te voorzien, beleefdelijk gedankt geworden zijnde, is vervolgens getreeden ter resumptie van een bericht door t Colegie van Commissarissen uit den Raade van Justitie aan deeze Regeering gericht over de aan hen gedemandeerde examinatie en tauxatie van eenige Stukken Lands door onderscheïdene persoonen in eigendom verzocht, luidende dat Bericht beneevens de daarbij vermelde Bylaagen als volgd.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands Indië en Commissaris overt Gouvernement van kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c: &c: &c: benevens den E Achtb: Heer Gezachhebber en WelEdele Heere Raaden van Politie

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E Achtbaare Heeren!’

‘Aan Commissarissen uit den raade van Justitie bij UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: geëerd besluit van den 21:e Maart J: L: gedemandeerd zijnde, omme ten overstaan van den ad interim fiscaal deezes Gouvernements, van zeekere Stukken Lands door den vice præsident van de Weeskamer Pieter Laurens Cloete, den Capitein der Burger Cavallerij Pieter de Waal, en den medicinæ doctor Christoffel Coenraad Prediger respective per requeste aan UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: in eïgendom verzogt, inspectie te neemen, ten eïnde wanneer bevonden mogte worden, dat de voorsz:e Landerijen konden uitgegeeven worden zonder daardoor de E Compagnie ofte de Ingezeetenen te prejudicieeren, als dan te tauxeeren ‘t geen door de Suppl:ten respective tot een Recognitie voor de verkrijging in eygendom van de door hun verzogte Landerijen aan de E Compagnie zoude behooren te worden betaald.’

‘Zo hebben Commissarissen omme hieraan na behooren te kunnen voldoen, het gemeld besluit ten fine van executie gesteld in handen van derzelver gecommitteerdens, die daarover hebben gediend van rapport, het welk de ondergeteekendens de vrijheid neemen UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: met bijvoeging van hunne consideratien voor te dragen hierin bestaande.’

‘dat zij gecommitteerdens hun hadden begeeven ter plaatse alwaar het door de vice præsident van de Weeskamer Pieter Laurens Cloete, verzogte Stuk Land kwam geleegen te zijn, en aldaar aan de door hun ten dien eïnde geappoincteerde belang hebbende buuren hunne commissie geopenbaard met afvraage of zij ook eenige belangens teegens de uitgaave van dat Stuk Land hadden in te brengen.’

‘dat de belanghebbende hadden gedeclareerd geene wettige reedenen teegens de uitgaave van dat stuk Land te kunnen inbrengen, dog egter door den Burger Hendrik Christiaan Herhold als tegenswoordige bezitter van de verkogte Compagnies post de Schuur , met de procureur de Vaal geadsisteerd was geavanceerd geworden, dat zoo wanneer hij van’t water ontspringende uit een fontein bij ‘t door gedagte Cloete verzogte Land geleegen en bij politiecq Raadsbesluit van den 16:e Augustus 1791 aan de bezitters van de plaasten de Brouwerij en Westervoort vergund en afgestaan, waar van zeedert veele Jaaren herwaards volgens verklaaringen die hij ten dien eïnde konde overleggen de baasen dewelke zig op de gemelde post bescheiden hebben bevonden gebruikt hadden gemaakt, konde Jouisseeren als dan geruïneerd te zullen zijn, alzoo de voornoemde post de Schuur voor zo een aanzienlijke Somma van ƒ53000:- van d E Comp:e had gekogte op hoop en in vaste vertrouwen dat hem het onbelemmerd gebruik van dat water nimmer zoude worden afgenoomen, met verzoek alverder om deeze beswaaren, en de vervaardigde verklaaringen te willen accepteeren en aan de ondergeteekendens voordragen.’

‘dat zij Gecommitteerdens op dat verzoek aan gemelde Herholdt hadden ten antwoord gegeeven dat hunne Commissie alleen bepaald zijnde bij de examinatie en tauxatie van’t gerepte Stuk land zij overzulks niet vermogten de door hem bijgebragte beswaaren ende gepresenteerde Verklaaringe te accepteeren maar hem veel eer wilden renvoijeeren aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Commissaris ten einde zig met dit een en ander door hem bijgebragte aan zijn WelEdele Groot achtb: te addresseeren.’

‘dat op deeze weigering door den procureur deVaal was gerepliceerd geworden, deeze beswaaren bereids met zijne principaale bij gem:e WelEdele Groot Achtb: Heer Commissaris ingebragt te hebben, dog dat zijn WelEdele Groot Achtb: hun gelieven toe te schikken aan den gecommitteerdens dewelke bij de Commissie zoude vaceeren, ten einde aan deeze hunne belangens in te brengen.’

‘dat zij gecommitt:s op de door ged:e deVaal gedaane declaratie vermeend hebbende de voorn:e verklaaring te kunnen en moeten accepteeren en dezelve met de geopperde belangens aan de onderget: voordraagen, derhalven hadden gepoogd de bezitters van de plaatsen de Brouwerij en Westervoort tot een minnelijk vergelijk omtrend ‘t gebruik van’t water in quæstie te brengen waartoe dezelve zich niet hadden willen laaten disponeeren.’

‘dat zij Gecommitteerdens in deezen hunne pogingen te leur gesteld zijnde, dat waaren overgegaan tot de tauxatie van ‘t geen de voorn:e Cloete voor de verkrijging in eijgendom van het door hem verzogte Stuk lands aan d E Comp:e tot een recognitie zoude behooren te betaalen en dezelve hadden bepaald op Rd:s 125:-‘

‘dan vermits onder de voorsz:e 4 verklaringe zig eene komt te bevinden door den geweezen baas Jan Andries Rauch verleend, dewelke op declaratie van den Eerstgeteekenden præsident de Gecommitt:s bij het formeeren der Conditiën waarop de gezegde Post de Schuur zoude worden verkogt, wel uitdrukkelijk had betuigd dat het water in quæstie nimmer had gediend tot eenig gebruik van de post de Schuur maar dat deeze alleenlijk deel had gehad in’t gebruik van ‘t Water uit ‘t Wolvengat koomende zodanig als daarvan den bepaalingen bij de Conditien waaren bekend gesteld, zo gebruiken Commissarissen de vrijheid UWelEdele Groot achtb: en E Achtb: attentie over’t door ged:e Rauch in deezen allezints corrigibel gehouden gedrag te imploreeren, terwijl zij wijders uit aanmerking dat / bij de verkooping van ged:e Post de Schuur aan dezelve geen ander waater is toegekend, dan’t geen uit ‘t zogenamde Wolvegat afkomt. - en zo meede dat ‘t water in quæstie, door de Regeering aan de bezitters van de voorsz:e plaatsen de brouwerij en Westervoort is afgestaan, zonder dat door gerepte herhold daarteegen eenige legaale representatiën voor zo verre Commissarissen bewust zijn, zijn gemaakt en dus de beschikkingen tusschen de bezitters van gemelde plaatsen en de meerm:e Cloete getroffen, ten aanzien van de meermelde herhold geen veranderingen in de eerstbepaalde loop van dat waater maakt, hebben bestgedagt ‘t geen door ged:e Herhold aan Gecommitt:s is voorgedraagen, zoo min als de nog niet te beoordeelen, maar aan UWelEdele Groot achtb: en E Achtb: eerbiedig gedefereerd te laaten, omme uit Consideratie van het geen ten deeze aanzien door de eige beschikking van de Regeering is voorafgegaan, en in welke de ondergeteekendens vermeenen zonder Expresse qualificatie van UWelEdele Groot achtb: en E Achb: geene veranderingen te mogen proponeeren op ‘t een en ander zodanig reguard te Slaan als UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: zullen vermeenen te behooren.’

‘de ondergeteekendens vermeenende hiermeede provisioneel te zullen hebben voldaan aan de intentie van UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: gebruiken wijders de vrijheid hoogstdezelve voor te draagen ‘t Rapport aan hun van weegens gem:e gecommitteerdens ingediend over de examinatie en tauxatie van de door den Capitein der burgerij Pieter de Waal en de medicinæ doctor Christoffel Coenraad Prediger aan UWelEdele Groot achtb: en E Achtb: verzogte Strooken Lands.’

‘dat zij gecommitteerdens de voorsz:e Landerijen bezigtigd hebbende hadden bevonden dat dezelve tot niemands nadeel konden worden uitgegeeven en uit dien hoofde gezegde Landerijen in maniere als volgt getauxeerd, te weeten,’

‘dat van den Capitijn der Burgerrij Pieter de Waal ter groote van 4 Morgen 308 quad:t roeden en 18 d:o Voete onder de Wijnbergen geleegen voor Rd:s 125: en’

‘dat van den Medicinæ doctor Christiaan Coenr: Prediger ter groote van 2 Morgen 478 quad:t roeden en 72 d:o voeten aan ‘t Rondebosje geleegen voor Rd:s 100, echter onder deeze bepaaling dat gem:e Prediger gehouden en verpligt zal zijn een vrije doortogt te laaten voor ‘t Vee van de daar omleggende plaatsen; in welke betaaling en tauxatie de Requestranten hebben genoegen genoomen.’

‘Hiermeede hebben Commissarissen de Eer zich met alle hoogagting te noemen.’

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E Actbaare Heeren!’

‘UWerWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: zeer onderdanige dienaaren /: was get:/ W: f: V: Reede van Oudtshoorn, Joh: Smuts R: J: v:d: Riet, C:s Matthiessen J:r J: P Baumgardt, H: A:s Truter / in margine:/ Kaap de Goede Hoop den 16 Meij 1794.’

‘Huiden den 26:e Januarij 1792.’

‘Compareerde voor mij Johannes Daniel Karnspek gesw:e Clercq ter Secretarije van Justitie des Casteels de Goede Hoop present de naten: getuigen, den Oud Baas van S Comp:s geweezen Post de Schuur Johan Andreas Rauch, dewelke ter requisitie van den Burger Hendrik Herhold verklaarde hoe waar is.’

‘dat den Comp:t die Circa den tijd van 20 Jaaren op bovengem:e post de Schuur als baas bescheiden geweest is, zeer wel bewust is, dat ‘t waater welke van booven van de zogenaamde platte kloof , afkomt, altoos tot gebruik van gemelde post de Schuur voor ‘t Vee in een daartoe gemaakte dam bij zeekere poppulieren Bosch is opgevangen geworden gedient heeft.’

‘dat van dat water nu en dan ook door de op die post bescheiden geweest zijnde onderbaazen en verdere manschappen wanneer zij zulks in hunne tuinen nodig hadden meede is gebruikt geworden.’

‘Niets meer verklaarende geeft den Comparant voor reedenen van Wetenschap als in den text bereid zijnde het vorenstaande des gerequireerd werdende met Solemneele Eede gestand te doen.’

‘dat aldus passeerde ter Secretarije voorm:e present de Clerquen Johan Bernhard hoffman en Nicolaas Johannes Kerman als getuigen die de minute deezes beneevens de Comp:t en mij gesw:e Clercq meede behoorlijk hebben onderteekend’

‘’T welk ik getuige /:get:/ J:n D:l Karnspek gesw:e Clercq’

na lecture van welke Bericht goedgevonden is en dienvolgens beslooten omme de tauxatien door Commissarissen uit den Raade van Justitie gedaan volkoomen te approbeeren, en dus aan den vice præsident van ‘t eerwaarde Colegie van Weesmeesteren Pieter Laurens Cloete in eïgendom te vergunnen en aftestaan, zo als hem afgestaan en vergunt word bij deeze het door hem verzochte Stuk lands tusschen de geweezen ‘S Compagnies Post de Schuur en de Brouwerij geleegen voor eene Somma van Rd:s 125:- en zoo meede aan den Capitijn der Burgercavallerij Pieter de Waal het annex zijn woonplaats aan de Wijnbergen geleegen en door hem verzochte Strookje gronds onder eene gelyke betaling van Rd:s 125:- tot eene Recognitie voor de Compagnie, mitsgaders aan den alhier onder afgeschreeven gagie remoreerende Oppermeester Christiaan Coenraad Prediger het door hem verzochte Stuk Gronds aan het rondeboschje leggende, mits daarvoor aan de Compagnie betaalende Rd:s 100:- en zich Submitteerende zodanige Servituten als door Commissarissen uit den Raade van Justitie zijn opgegeeven en bepaald.

dan vermits uit het gedacht Bericht van Commissarissen uit den Raade van Justitie en de daarbijgevoegde verklaringen is komen te blijken, dat de kooper en tegenswoordige bezitter van S Compagnies geweezen Post de Schuur Hendrik Herhold, tegens de uitgaave van het Land aan den gemelde Cloete bij deeze in eigendom afgestaan, onder voorwendzel dat het Water uit eene op dat Land zich bevindende fontein opwellende, altoos aan S Compagnies Post de Schuur had gehoord, en dus aan hem als Eigenaar van die Post behoorde te verblijven, en hij deeze onrechtmatige vordering ten prinicipaalste grondvest op de door hem aan Commissarissen uit den Raade van Justitie overgelegde en neevens hun bericht gevoegde verklaring door den gegageerde Baas van de Post de Schuur Johan Andreas Rauch ter zijner requisitie gegeeven, als of ‘t water in quæstie altoos ten behoeve van gedachte Post, wanneer nog S’ Compagnies eïgendom was zou zijn gebruikt geworden, daar nochtans zo uit de declaratie door den Heere van Reede van Oudtshoorn als præsident van ‘t Colegie van Commissarissen uit den Raade van Justitie blijkens meermeld Bericht gedaan, als uit de betuiging welke de Heere Le Sueur als nu kwam te doen dat wanneer zijn Ed: zich met gemelde Heere van Reede van Oudtshoorn gecommitteerd heeft gevonden om te onderzoeken op welke voor de Compagnie meeste voordeelige wijze de Post de Schuur zou kunnen worden verkogt den gemelde Baas Rauch, als toen nog in functie zijnde op de expresse afvraage hem door hun Ed: gedaan omtrent het Water wat tot die Post gehoorde, hun Ed: Stellig hadt geinformeerd en verzeekerd dat daaraan nooit eenig ander Water was gehecht geweest dan het geene uit het zogenaamde Wolvegat ontspringd, zonder van eenig ander Water en dus ook niet van het Water in quæstie eenig het allerminst gewag te maaken, zo is goedgevonden en verstaan de gemelde gegageerde Baas van ‘S Compagnies geweezen Post de Schuur Jan Andreas Rauch te ordonneeren en te gelasten, zo als hij gelast en geordonneerd word bij deeze, zich aan deeze Regeering ten spoedigste en voldoende te verantwoorden over het verleenen van eenen Verklaring ter Requisitie van den Burger Hendrik Herhold, als tegenswoordige Eigenaar van de Post de Schuur , ten eenemaale Strijdig met de berichten en informatien door hem gegeeven aan expresse Gecommitteerdens uit deeze Vergadering, op de door hun Ed: aan hem gedaane afvraagen, en welke hij eed-en-plichthalven gehouden was naar waarheid en beste kennisse te beantwoorden.

En nadien de meergenoemde Post de Schuur niet alleen volgens de daarvan ontworpen en door dies tegenswoordige Bezitter Hendrik Herhold zelfs onderteekende Veïlconditiën aan hem is verkogt zonder op eenig ander Water als ‘t geen uit het zogenaamd Wolvengat ontspringd aanspraak te kunnen maaken, maar dat ook het gebruik van het Water ‘t welk hij Herhold thans is koomen te vorderen, bij besluit deezer tafel van den 16 Augustus 1791. reeds is afgestaan aan de Bezitters van de plaatsen de Brouwerij en Westervoort , zonder dat door hem daartegen eenige legaale representatiën zijn gedaan, zo is bij den raade beslooten, omme alle de vorderingen door den dikwerf genoemde Herhold over ‘t water in quæstie aan Gecommitteerde Leeden uit ‘t Colegie van Commissarissen uit den Raade van Justitie ter voordracht aan deeze regeering gedaan te declineeren en te wyzen van den hand, zoo als geschied bij deeze, zullende hij Herhold zich dus omtrent het Water tot de post de Schuur gehoorende moeten gedraagen naar de Veïlconditiën waarop hem dezelve is verkogt, waarbij deeze regeering zonder eenige de allerminste alteratiën blijft persisteeren, zo wel als bij haar besluit van den 16:e Aug:s 1791. waarbij het gebruik van ‘t water ontspringende uit de Fontijn die zich bevind op het Land aan den Vice præsident van’t eerwaarde Colegie van Weesmeesteren Pieter Laurens Cloete, als nu in eigendom vergunt, aan de tegenswoordige en namaalige Bezitters van de Plaatsen de Brouwerij en Westervoort is afgestaan en toegekend, onder reserve aan deeze omtrent het gebruik van dat water ‘t welk zij aan den gemelde Cloete mogten willen toedenken, onderlings zodanige Schikkingen, bepaalingen en Servituuten te maaken en te doen beschrijven als zij te raade zullen worden.

By besluit deezer tafel van den 17 April anno passato, aan de Heeren Gordon en van Reede van Oudtshoorn als Commissarissen over S Comp:s Houtbosschen en Velden gedemandeerd geworden zijnde, den Raade te berichten op hoedanige wijze en onder welke conditiën aan den Burger Hendrik Vos, als tegenswoordige Bezitter van ‘Compagnie’s verkogte Buitenplaats Het Nieuwland zou kunnen worden afgestaan het vruchtgebruik van 10 a 12 Morgen lands, achter gedachte plaats het Nieuwland geleegen door hem bij requeste geinserreerd bij voorsz:e Resolutie in erfpacht verzocht, zo is daaröver door hun Ed: heden ingedient het volgend bericht.

Aan den WelEdelen Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken, Raad Ordinair Van Nederlands Indien en Commissaris over het Gouvernement van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien &:&:&: beneevens den E Achtbaaren Heer Gezachhebber en de WelEdele Heeren Raden van Politie.

‘WelEdele Groot Acht: Heer! & E: Achtbaare Heeren!’

‘De ondergeteekendens als Commissarissen over S Comp:s hout Bosschen en Velden zig bij politiecq raadsbesluit van den 17 April anno passato gequalificeerd gevonden hebbende, omme bij convenabele gelegendheid in ogenschijn te neemen, zodanige Thien a Twaalf morgen lands, als door den diacon der hervormde gemeente alhier Hendrik Vos in Erfpacht verzogt, overigens agter deszelfs plaats, Het Nieuwland komt geleegen te zijn, mitsgaders UWelEdele Groot achtb: en E Achtb: te berichten op hoedanige wijze en onder welke Conditiën het vruchtgebruik daarvan, aan denZelven Vos zoude kunnen worden toegestaan; hebben de eer UWelEdele Groot achtb: en E Achtb: bij deezen te rapporteeren, dat zij uit hoofde hunner overige amptsverrigtingen, deeze aan hun opgedragene Commissie niet wel eerder als op den 11:e deezer loopende maand hebben kunnen volbrengen, en zullen zij hierbij de vrijheid gebruiken UWelEdele Groot achtb: en E Achtb: te elucideeren, dat het verzogt land dat geene komt te zijn, waarop actueel het brandhout bij Reegenweer wanneer men in de Bosschen boven aan den Berg geleegen, door de als dan glibberige weegen derwaards leïdende niet kan koomen, voor de E Comp:e word gekapt: Terwijl de Zogenaamde Cabelgaarn Bosjes almeede wanneer die tot het garnieren der Scheepen welke Tarwe zullen inlaaden, benodigd zijn, van daar worden gehaalt.’

‘Het nut, dat de E Comp:ee thans van dit land komt te trekken aangetoond hebbende, bevinden de ondergeteekendens uit aanmerking daarvan zig dus buitenstaat gesteld UWelEdele Groot achtb: en E Achtb: op te geeven de conditien onder welke het Vrugtgebruik van het zelve aan den gemelde Vos zoude kunnen worden toegestaan, te meer zoude tegens dies uitgave bedenkelijkheeden militeeren, by aldien men nog op het oog zoude hebben Reguliere plantagiën van denne en Witteboomen voor de Compagnie aan te leggen, waartoe dit terrain gewisselijk veel geschikter, dan wel anderen zoude zijn’

‘Dan daar egter van dit land in questie agter het eigendoms Van hem Vos, een Strook zig kom te bevinden, ter breete van acht a negen Roeden, en lengte rooijende met de breete van deszelfs plaats door de klipagtige grond geensints geschikt tot het aanleggen van houtbosschen zoude zulks /: UWelEdele Groot achtb: en E Achtb: des goedvindende:/ na dat het weïnige wilde amandel mitsgaders Zuijkerhout daarop Staande ten dienste der E: Comp:s zoude zyn afgehakt en tot dagelijks brand Caabwaards vervoerd aan dikwilsgemelde Vos in Erfpagt tegens ‘S Jaarlijkse betaling van de ordinaire Recognitie per morgen, kunnen worden uitgegeeven.’

‘De ondergeteekendens laatstelijk deezen laatende dienen ten bewijs hunner verrigtingen hieromtrend, zullen dit hun Rapport te gelijkertijd met gepasten eerbied onderteekenen.’

‘In ‘t Casteel de Goede Hoop d:n 14:e Junij 1794.’

’/:get:/ R: J:b Gordon W:F: van Reede van Oudtshoorn’

zo is verstaan zich met het geen bij dat bericht door de Heeren Gordon en van Reede van Oudtshoorn is voorgedraagen volkoomen te conformeeren, zullende dienvolgens aan den Burger Hendrik Vos in erfpacht voor de gewoone tijd van Vyftien achtereënvolgende Jaaren worden afgestaan de Strook Gronds door Heeren Gecommitteerdens opgegeeven onder de gewoone betaaling van 24 Stuivers voor ieder morgen ‘S Jaars, zo nochtans dat dezelve Strook Lands eerst naar aanwijzing van welgemelde Heeren Gordon en van Reede van Oudtshoorn en ten overstaan van hun Ed: door den geswooren Landmeeter aan gemelde Vos zal moeten worden toegemeeten en in kaart gebracht, en hij vervolgens zal moeten gedoogen dat het Hout zich op dat Land tegenswoordig bevindende ten behoeve der Compagnie word gekapt, geroeïd en weggedraagen.

de Burger David Jacobus de Villiers davidsz:, bij requeste verzoek gedaan hebbende om in Erfpacht te moogen verkrygen zeeker Stuk lands, volgens de daarvan door den Landmeeter geformeerde kaart groot 8 Morgen en 87 Roeden, geleegen annex de Plaats van zijnen Vader den Oud Heemraad David de Villiers Jan Pietersz: en ‘t welk ingevolge Resolutie bij Landdrost en Heemraaden op den 5:e Meï deezes jaars genoomen, zonder eenige præjuditie voor de Compagnie of de opgezeetenen kan worden uitgegeeven, zo is goedgevonden en dienvolgens beslooten om aan den gemelde David Jacobus de Villiers Davidsz: het door hem verzochte Stuk Lands in erfpacht te verleenen en af te staan, zo als ‘t zelve aan hem afgestaan en verleend word bij deeze, en de zulks voor den tijd van vyftien achtereenvolgende Jaaren, en onder betaling van de gewoone recognitie van 24 Stuivers voor ieder Morgen ‘S Jaars.

De Burger Johannes Cornelis Britz bij requeste verzoek gedaan hebbende om de eigendom van een Stukje Gronds tot een Huiserf ter groote van hondert Voeten in het Vierkant geleegen buiten dit Casteel aan de Weg naar de zoute rivier , en teffens omme uit hoofde van zijne allezints armoedige omstandigheeden hem van eenige betaaling voor dies verkrijging te bevrijden, zo is by den Raade beslooten dezelve Requeste te Stellen in handen van Commissarissen uit den Raade van Justitie, met last ten overstaan van den ad interim Fiscaal en den Capitijn Ingenieur Thiebault te onderzoeken en deeze Regeering te berichten of het door gemelde Britz verzochte Erf, zonder præjuditie aan de Compagnie of aan de Ingezeetenen te veroorzaaken aan hem kan worden afgestaan dan niet, mitsgaders of de omstandigheeden waarin hij Britz met zijne famielle zich bevind van dien aart koomen te zijn dat op zijn verzoek om bevrijd te blijven van de betaling der geusiteerde erkentenisse reguard behoord te worden geslagen.

Hierop geleezen zijne een request door Gerhardus Johannes du Toit van volgende inhoud aan deeze regeering gericht.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken, Raad ordinair van Nederlandsch India mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Kaap de Goede Hoop enden Ressorte van dien &:&:&: benevens den WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber en WelEdele Heeren Raaden van Politie.

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E Achtb: Heeren!’

‘Met verschuldigde Eerbied geeft te kennen UWelEdele Groot Achtb: en Ed: Achtb: zeer gehoorzaame en onderdanige Dienaar Gerhardus Johannes du Toit burger alhier’

‘Dat den Suppliant uit den boedel van zijnen overleedenen Vader Gabriel du Toit hebbende ingekogt deszelfs woonplaats genaamd la Motte geleegen in de Franschehoek voor eene Somma van ƒ8500:- om die reedenen de vrijheid gebruikt van UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: onderdanig te verzoeken van de betaling van ‘S Heeren Gerechtigheid van voorsz:e Somma van ƒ8500:- goedgunstig te mogen weezen geexcuseerd.’

‘’T Welk doende &c:’

’/:get:/ G: J: du Toit’

Zo is verstaan den Suppliant te execuseeren, zo als hij geexcuseerd word bij deeze, van de betaling van ‘S Heeren Gerechtigheid den 25:ste penning der kooppenningen van de plaats genaamt Lamotte door hem uit den boedel van zijnen overleedenen Vader ingekogt, voor zodanige gedeelten als zijn aandeel in de gezegde plaats uit de nalatenschap van zijnen Vader importeerd.

De Burger Hendrik Gildenhuizen zich almeede aan deeze Regeering geaddresseerd hebbende met het ondervolgend Verzoekschrift

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken, Raad ordinair van Nederlandsch India, mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van kaap de Goede Hoop en den ressorte van dien &c: &c: &c: beneevens den WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber en WelEdele Heeren Raden van Politie

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E Achtb: Heeren!’

‘Met verschuldigde Eerbied geeft te kennen UWel Edele Groot achtb: en E: Achtb: zeer onderdanige en gehoorzaame Dienaar Hendrik Gildenhuizen burger alhier.’

‘Dat den Suppl:t uit den boedel van zijnen overleedenen Moeder Isabella Tailleferd wed:e van Hendrik Albertus Gildenhuizen heeft ingekogt de opstal van de bij haar leeningseïgendom bezeeten geweest zijnde plaats genaamd de Geijtenborgs fontein geleegen in de Saldanhabaaï , en de zulks voor de Somma van ƒ23100:- indise Valuatie - en voor welke plaats opgemelde des Suppl:ts Moeder op daartoe bekoomene permissie van den gerepatrieerden WelEdele Gestr: Heer Gouverneur in loco Cornelis Jacob van de Graaff in Steede van Rd:s 24: niet meer als Rd:s 12 Recognitie aan d E Comp:e heeft opgebragt.’

‘Reedenen waarom den Suppl:t van UWelEdele Groot achtb: en E Achtb: eerbiedig verzoek, van de betaling van ‘S Heeren gerechtigheid voor voorsz:e Som van ƒ23100:- goedgunstig te moogen weezen geexcuseerd. - en dat het aan den Suppl:t insgelijks mogte weezen vergund, om inzelvervoegen als aan zijn voorengemelde Moeder is gepermitteerd in Steede van Rd:s 24:- Rd:s12 ‘S Jaars Recognitie voor deeze plaats aan d’ E Comp:e te moogen opbrengen en betaalen’

‘’T Welk doende &c:a’

’/:get:/ H:k Gildenhuisen’

zo is goedgevonden en dienvolgens beslooten de Suppliant te libereeren zo als dezelve gedelibereerd word bij deeze, van de voldoening van ‘S Heeren Gerechtigheid der kooppenningen van de door hem uit den Boedel van zijnen Moeder gekogte opstal van de door haar in leening bezeeten geweest zijnde Plaats, voor zo verre hij als Erfgenaam van zynen Moeder aandeel in gezegde opstal heeft kunnen pretendeeren, zullende overigens de gezegde Requeste worden gesteld in handen van den Heere de Wet, als Boekhouder van ‘S Lands generaale Inkomsten omme te onderzoeken en den Raade te berichten of des Suppliants voorgeeven dat zijnen overleedene Moeder van de Leeningsplaats waarvan de opstal thans door hem is gekogt, met de betaaling van de helfte der gewoone Recognitie heeft kunnen volstaan, op waarheid gegrond is dan niet.

De Burgerraad Hendrik Pieter Warnecke in qualiteit als een der testamentaire Executeurs van wijlen Catharina Adriana van Hoven, Weduwe van den Burger Floris Brandt, bij requeste verzoek gedaan hebbende om zeekere Slaaven jongen in naame Adonis van de Kaap, tot den boedel van gemelde Weduwe Brandt gehoorende, ingevolge haare uitterste wille uit slaafsche dienstbaarheid te mogen ontslaan en te Stellen in vrijdom, zo is hem zulks gepermitteerd, mits aan de diaconie armen der hervormde Gemeente alhier betaalende eene Somma van Rd:s 50 - en bovensdien de gemelde borgtocht Stellende dat dezelve Adonis binnen den bepaalde tijd van twintig Jaaren niet tot lasten van dezelve diaconie komt te vervallen.

De kerkenraad aan Drakenstein bij Missive voorgedraagen hebbende de noodzaaklijkheid dat in het district van de Wagemakersvalleï , voor de talrijke jeugd aldaar een publiecque Schoolmeester wierd aangesteld, met verdere voordracht van den Burger Pieter du Toit Andriesz tot die bediening, zo is verstaan het eerwaarde Colegie van Scholarchen te demandeeren zo als hen gedemandeerd word bij deeze, dezelve du Toit behoorlijk te examineeren en den Raade te berichten of hij de nodige capaciteiten komt te bezitten om tot publiecque Schoolhouder te worden aangesteld.

de Scheepstimmerman Gerhard Meijer en den onderafgeschreeven gagie gestelden Bosschieter Christoffel Garisch aan deeze regeering ingedient hebbende de door hen in duplo aan de ilustre Vergadering van zeventienen geaddreseerde Requesten, houdende eerbiedige bêde om uit S Compagnies dienst te worden ontslagen en in burgervrijdom gesteld, met verzoek dat dezelve Requesten onder ‘S Compagnies Papieren met favorable voorschrijvens deezer regeering aan welgemelde ilustre Vergadering van zeeventienen mogte worden gesuppediteerd, zo is verstaan aan deeze verzoeken te defereeren, en de Hooggebiedende Heeren Majores te Suppliceeren omme uit hoofde van het allezints nijverig en rustig gedrag dat de Supplianten in deeze Colonie zijn houdende deezen Raade wel te willen qualificeeren hen op de gewoone wijze in burgervrijdom te Stellen.

den onderafgeschreeve gagie alhier verbleeven Sous-Luitenant ter zee Cornelis Valkenburg bij requeste verzoek gedaan hebbende om per het naar Nederland gedestineerd Hollandsch particulier Schip de Hoop op welvaard in dienst der rhêders van gedacht Vaartuig naar Patria te moogen vertrekken, zo is zulks aan hem geaccordeerd.

Na dit alles wierd door den edelen Heer Commissaris den raade bedeeld, dat Scholarchen deezer steede aan zijn Ed: hadden voorgedragen hun onvermogen om zonder adsistentie van eenen Secretaris al ‘t werk dat moest worden verricht om van het fonds tot de publiecque Schoolen en’t geen verder deeze te algemeene nutte gemaakte inrichting behoorlijke aanteekeningen en boeken te doen houden, mitsgaders dat zij tot het verrichten van dit werk hebbende aangezogt den titulairen onderkoopman en Secretaris van het Colegie van Burgerraaden Daniel Petrus Haupt, deezen zig daartoe, zelfs zonder genieting van eenige betaaling bereidwillig en geneegen hadde getoont met verzoek dat denzelven dus tot haaren Secretaris mogte worden aangesteld, zijn Edele dienvolgens op Approbatie van de HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal den gemelde Haupt hadt benoemd en aangesteld meede tot Secretaris bij ‘t eerwaarde Colegie van Scholarchen deezer steede, zo nochtans dat denzelven Haupt noch zijne Successeuren in der tijd voor deeze dienst geene betaaling zullen kunnen genieten of vorderen; - mitsgaders dat zijn Ed: op voordracht van Regenten van het Hospitaal ter plaatsvulling van den overleedenen Chirurgijn in dat huis Jan Willem Wijs wederöm tot Chirurgijn hadt aangesteld den Ondermeester Jan Hendrik Regter met de gagie van ƒ 30:- ‘S maands, tot ondermeester den derdemeester Michiel Gottlieb Rampf, onder verhoging van Gagie tot ƒ24:-per maand: en tot derdemeester den Handlanger Jan Hendrik Ignatius Reïbel met de bezolding van ƒ14:- S’ maands, alle onder een nieuw driejarig verband, heden ingaande; - en zo meede dat door zijn Ed: op voordracht van den Heere Colonel Gordon, tot Sergeant was bevorderd met de gewoone gagie van ƒ20 - ‘S maands, den Corporaal Diederik Matthijs Hildebrand, en ter plaatsvulling van deeze wederöm tot Corporaal den Soldaat Hendrik Carel August Meisselbagh met ƒ14 gagie per maand, beïde onder een nieuw driejarig verband.

Nog door den edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld zijnde, dat van Batavia per de Retourscheepen was aangebracht de geëischte Foulij, Nooten en Nagulen, om aan de Ingezeetenen deezer Colonie te worden verkogt, zonder dat door het achterblyven der ceilonse Retourscheepen bij de gemelde Specerijen Canneel kon worden gevoegd, dewelke echter even zo zeer ja boven de ontfangen assortimenten door de Burgers en Ingezeetenen word gebruikt en dus ook teegens betaaling van de bepaalde prijzen gevorderd, zo is verstaan uit de Lading van het Schip De Phœnicier te ligten twee Baalen of Fardeelen Canneel om aan de In-en-opgezeetenen, nevens de andere ontfangen Specerijen teegens de geordonneerde nederlandse prijzen te worden gesleeten.

Laatstelijk wierd door den edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat het gebrek aan ijzer waarvan bij het begin deezer Resolutie reeds melding is gemaakt, door den geringen aanbreng van dat Articul en de onmogelijkheid waarïn men zich heeft bevonden om uit de gepasseerde Scheepen iets meerder dan ruim 8000 lb uit het Schip Vredenburg te ligten, om zulk eene hoogte was gesteegen dat welhaast alle arbeid voor de Compagnie waartoe Ijzer word vereïscht, zal moeten worden opgeschort, tot dat men van dat zo hoogstbenodigd Metaal ‘t zij door aanbreng dan wel door aankoop zal weezen voorzien; dat bovensdien alle de Landlieden zonder onderscheid zich jammerlyk beklaagen geen Ijzer uit ‘S Compagnies’ Maguazijnen te kunnen bekoomen, zo min als bij particulieren, nadien den aanbreng van dat Articul op vracht per ‘S Comp:e Bodems of door vreemdelingen, door de in Nederland gevorderd wordende excessive premiën van Assurantie, en den ontstaane Oorlog ten eenemaale is gestremd, met propositie omme uit hoofde van dat het voortduurend gebrek aan Ijzer niet alleen ‘S Compagnies noodzaaklijk werk zou moeten doen stilstaan, maar wat meer is den Landman noodzaaken zijne Velden onbeploegd en onbebouwd te laaten waardoor niets anders dan gebrek en zeer gegronde klachten die in hunne gevolgen zeer pernicieus moeten zijn, zoude ontstaan, bij de eerst van hier vertrekkende Scheepen de Hooggebiedende Heeren Majores aan te bieden eene petitie van hondert Vijftig duizend ponden voor deeze Colonie benodigd Ijzer, boven de Eïsch van hondert duijzend ponden reeds van hier is verzonden, met ootmoedig verzoek dat beide deeze eisschen met de eerst uit Nederland vertrekkende Scheepen in hun geheel moogen worden voldaan.

Den Raade zich met deeze propositie van den edelen Heer Commissaris volkoomen geconformeerd hebbende, zo is nog beslooten de Hooggebiedende Heeren Majores insgelijks eerbiedig te verzoeken in hun geheel bij eerste geleegendheid te willen laaten voldoen de voor dit Gouvernement gedaane petitiën van klein formaat Papier en Schachten als articulen waaraan meede groot gebrek komt te zijn, en die welras bij particuliere meede niet meerder te bekoomen zullen weezen.

Aldus Geresolveerd en de Gearresteerd. In t Casteel de Goede Hoop Ten daage en jaare voorschreeve.

[Signed:] A: J: Sluijsken

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Sueur

[Signed:] O: G: De Wet

[Signed:] W: F: V: Reede Van Oudtshoorn

[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s

C. 224, pp. 176-199.

Vrijdag den {17940620} 20:e Junij 1794

‘S voormiddags, alle present behalven de Heeren Gordon en Brandt.

De Resolutiën ter vergadering van eergisteren genoomen geresumeerd en geapprobeerd geworden zijden, is vervolgens op de daartoe bij requeste gedaan verzoeken aan Willem Elias Sous-Luitenant op het Schip de Nagulboom en aan Johannes Netsenberg Ganzel, in die zelfde qualiteit bescheiden op het retourschip Blitterswijk , gepermitteerd omme uit hoofde hunner indispositie, waarvan zij behoorlijke certificaaten hebben overgelegd, ter herstelling hunner gezondheid alhier te mogen verblijven tot dat zich eene andere geleegendheid tot hun vertrek naar Nederland zal opdoen.

Voorts wierd door den edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat zyn Ed: aan boord van de in Baaïfals geankerd leggende Retourscheepen de volgende aanstellingen en verbeeteringen hadt gedaan, als

Op het Schip de Nagulboom ,

in steede van den tot Capitijn Luitenant aangestelden Luitenant Christiaan Landt, tot Luitenant den in die qualiteit op de door de franschen veroverde Pacquetboot de Expeditie geplaatst geweest zijnde J: Van der Pelsen, onder coursneeming van zynen Gagie van heeden en ter plaatsvulling van opgemelde Elïas wederom tot Sous Luitenant den op die Bodem bescheiden Cadet Daniel Kuneman.

Op ‘t Schip Blitterswijk

Ter plaatsvulling van voormelde Sous Luitenant Ganzel wederom tot Sous Luitenant den Cadet van het Schip de Phœnicier Bernardus Valk.

Tot Constapel waarvan deeze Bodem te Batavia niet is voorzien geworden - den op die Bodem bescheiden Mattroos Hermanus van der Biet.

Op ‘t Schip Delft

ter plaastvulling van den alhier in het Hospitaal overleeden Schieman Michiel Medro de Schiemansmaat Matthijs Lucas.

in plaatse van den door indispositie alhier in het Hospitaal moetende verblijven Bootsmansmaat Johan Christiaan Zerno, den quartiermeester de Fredrik Schelling en als quartiermeester de Mattroos Hermanus Zuijderquest, mitsgaders tot Constapelsmaat den jong Matroos Jacobus Bank in Steede van den Constapelsmaat aan boord van die Bodem overleeden.

Op ‘t Schip Zuiderburg

Tot Constapelsmaat de Mattroos Maarten Schaagen van den Burg in plaats van den overleedenen Constapelsmaat Gerrit van Elten, alle onder halveering van Gagie.

Nog geliefde den edelen Heer Commissaris den Raade te bedeelen, dat zijn Ed: de geweezen Onderkooplieden van der Does en de Koning welke zich geplaatst vinden op het Retourschip de Phœnicier om daarmeede naar ‘t Vaderland te vertrekken, hadt doen verplaatsen op het Schip de Africaan ; dat zyn Ed: de geweezen Gezachhebber op het particulier Schip Javas Welvaaren , die weegens het verlies van zijn Gezicht van de hooge indiase Regeering verlof heeft geobtineerd vrij van transport en kostgeld per het Schip de Phœnicier naar Nederland te vertrekken, van die Bodem hadt doen overgaan op het Schip Delft . - mitsgaders dat zyn Ed: uit aanmerking dat de tegenswoordige aan ‘S Compagnies Gordmoolen Ernst Lehman - door zijnen hooge ouderdom buiten Staat is alleen te verrichten al het werk dat thans het meenigvuldig vervaardigen van Gord veroorzaakt, tot tweede Molenaar hadt aangesteld den Soldaat Johan Willem Palm met de gagie van ƒ14 per maand onder een nieuw driejarig verband.

de titulair Capitijn J:H:G: Serres voerende het Chinas retourschip Zuiderburg bij requeste te kennen gegeeven hebbende dat zynen onderhebbende Bodem door een geheel Jaar te Canton in China te hebben moeten blijven leggen, zich geheel onvoorzien van Brandhout bevond, met verzoek om van Zes Vademen Brandhout te worden voorzien, zo is verstaan aan dat verzoek te defereeren en dienvolgens den Heere Rezident Brandt te gelasten het gevraagde Brandhout volgens gewoonte aan dat Schip Zuiderburg te verstrekken.

De titulair Capitein ter zee Antonij van Wijmeren commandeerende het China ‘s retourschip De Nagulboom aan deeze Raade gericht hebbende het volgend Request.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands Indien, mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den ressorte van dien &c: &c: &c: beneevens den WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber en WelEdele Heeren Raden van Politie.

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E: Achtb: Heeren!’

‘Met verschuldigde Eerbied geeft te kennen UWelEdele Groot Achtb: en Ed: Achtb: zeer onderdanige en gehoorzaame Dienaar Antonij van Wijmeren Capitein van het in Baaifals geankerd leggend Chinaas retourschip de Nagulboom .’

‘dat den Suppliant voor zijn vertrek van hier naar de Indiën, alhier gehuuwd zijnde, met dat oogmerk om bij zijn retour zijn Huisvrouw met zich naar Europa meede te neemen. - en uit dien hoofde gemelde zijne Huisvrouw met permissie van deeze Regeering alhier heeft agtergelaaten.’

‘dat evengemelde zine Huisvrouw inmiddels heeft ingekogt eenige Pelterijen, en dezelve afgepakt in een vier voets kist. - welke den Suppliant gaerne zou wenschen met zich naar Europa meede te neemen.’

‘Reedenen waarom den Suppliant van UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: onderdanig verzoek, de gemelde kist met Pelterijen onder betaling der daartoe Staande vragtpenningen in zijn onderhebbende Bodem te moogen inlaaden en met zich naar Europa meede te voeren. - en gemerkt des Suppl:t onderhebbende Bodem ten eenemaale vollaaden komt te zijn, zo bied den Suppl:t zich aan om tot berging van voorsz:e kist met Pelterijen te zullen emploïeeren zyn eigen Slaapkamer, onvermindert de betaling van vrachtpenningen welke het UWelEdele Groot Achtb: en Ed: Achtb: zal behaagen hem Suppl:t op te leggen.’

‘T welk doende &c:a’

’/:get:/ A: van Wijmere’

zo is verstaan omme uit aanmerking dat de afscheep der bij dat verzoekschrift vermelde kist met Vellen op zodanige wijze als den Suppliant aanbied geensints tot præjuditie van de Lading van die Bodem kan verstrekken, hem tot deeze afscheep permissie te verleenen onder betaling van de gewoone Vracht in S’Comp:ie Cassa alhier.

De 40‘000 p:s Cartonne Muntstukken a 12 Stuivers ieder en een gelijk getal a 6 Stuivers ieder, ter welkers bestempeling en teekening ter Sessie van den 9:e Januarij jongstleeden is beslooten thans vervaardigt en in roulance gebracht zijnde, zonder dat het gebrek aan kleine Muntstukken komt op te houden, zo is verstaan tot ‘t inwisselen der vuilen afgesleeten papiere, pergamente en Cartonne Muntstukken wederom te doen bestempelen.

omme geteekend door dezelve Gecommitteerdens die de voorige hebben ondergeschreeven in circulatie te worden gebracht.

Voorts geleezen zijnde een Request door Willem Jan van Oosterzee en David George Anosi, als generaale Gemachtigdens van den zich in Nederland bevindende M:r Johannes Meynderd Van Schoor aan deeze Regeering gericht, luidende als volgt.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer M:r Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India, mitsg:s Commissaris van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c:&c: &c: benevens den WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber Johannes Isaac Rhenius, en de WelEdele Heeren Raade van Politie

‘WelEdel Groot Achtb: Heer! WelEdel Achtbaare Heeren!’

‘Geeven met verschuldigen eerbied en in alle onderdanigheid te kennen, UWelEdele Groot Achtb: en WelEdele Achtb: zeer ootmoedige dienaaren Willem Joan van Oosterzee, en David George Anosi, dat zylieden in het voorleeden jaar zijn aangesteld als Generaale Volmachten van den WelEdele Gestr: Heer M:r Johannes Meijnderd van Schoor in Europa , en kort naa dien ontfangen hebben een Extract uit de illustre Vergadering van 17:e waarbij aan zijn WelEdele Gestr: word toegestaan om ƒ30‘518, holl: Cour:t præferentelijk in Cas te moogen tellen.’

‘Dan, daar dit Extract den Ondergeteekenden niet eerder is in handen gekoomen, als naa dat S E Comp:s Cas reeds geslooten was, zoo is daardoor derzelver principaal van dit voorrecht verstooken geweest;’

‘Weshalven de Supplianten de vryheid gebruiken zich te wenden tot UWelEdele Groot Achtb: en WelEdele Achtb: eerbiedig verzoekende, dat het van derzelver welbehagen zijn mooge op deeze omstandigheid een favorable Reflectie te Slaan, en de Suppl:ten te vergunnen in het aanstaande jaar de gemelde Som van ƒ30518 holl: præferentelijk voor Reekening van den WelEdele Gestr: Heer Van Schoor in s’ E Comp:e Cas te moogen tellen.’

‘T Welk doende &c:a’

’/:get:/ W: J: Van Oosterzee D: G: Anosi’

zo is uit aanmerking dat de bij gemelde Requeste vermelde Somma van ƒ30518:- zich niet ter Weeskamer maar onder de Requestranten als Gemachtigdens bevind, en dus ook ter remise naar Patria behoord te worden gerangschikt onder de eenmaal hondert duijzend Guldens welke volgens de ordres van de Hoogedele Heeren Commissarissen Generaal onder alle moet worden verdeeld, goedgevonden voor apostille op dezelve Requeste te verleenen, dat de Suppliante qq dus by eerste acceptatie in Cassa en verleening van Assignatie op Nederland zullen kunnen deelen pro quota, ‘t welk aan dezelve zal kunnen dienen tot informatie

De Gezachhebber van S Comp:s Pacquetboot de Star Cornelis van Dijk aan deeze Regeering geaddresseerd hebbende het volgend Request

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad Ordinair van Neerlands India, mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c &c &c: benevens den WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber en de WelEdele Heeren Raden van Politie.

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E Achtbaare Heeren!’

‘Geeft reverentelijk te kennen UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: zeer onderdanige en Gehoorzaame Dienaar Cornelis van Dijk Capitein Luitenant in dienst der E Compagnie.’

‘Dat hij Suppliant door den Zamenloop van toevallige en allezints ongelukkige omstandigheeden verstooken zijnde geworden van zodanige bevorderingen als hem anderzints uit hoofde zijner Lang jarige diensten zoude hebben gecompeteerd zig desweegens in dato 18 Julij des voorleeden Jaar 1793 aan UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: heeft geaddresseert gehad, verzoekende dat om reedenen bij zijnde destijds ingediende Request breedvoerig gedetailleerd aan hem mogte worden toegevoegd de qualiteit en Gagie van Capitijn ter Zee.’

‘Dat UWelEdele Groot achtb: en E Achtb: zig niet bevoegd agtende op ‘t voorsz:e verzoek van den Suppl:t te disponeeren Copia van deszelfs Requeste hebben gesuppediteert aan de zig destijds alhier bevindende HoogEdele Heeren Commissarissen Generaal met instantie en voordragt dat daar op bij hoogstdezelve favorabel mogte worden gedisponeert.’

‘Dat hoe zeer welgemelde haar HoogEdelheedens voor als toen om bijzondere reedenen geen verder Regard op voorschr: Sollicitatien hebben kunnen Slaan, dan aan hem Suppl:t in qualiteit als Gezachhebber met de gagiën en Emolumenten daartoe Staande te defereeren het Commando van de zig thans nog aan dit Gouvernement bevindende pacquet Boot de Star , dees plaatsing hem Suppl:t nogthans heeft opgeleeverd gehad het vooruitzicht en de hope van Spoedig te zullen werden voortgezonden ‘t zij naar Batavia dan wel naar Nederland te rug gelijk deeze hoope dan ook is gerealiseert door deszelfs depêche naar evengedagte Indiase Hoofdplaatse.’

‘Dan dat het neemen van twee Fransche Scheepen te Rio de la Goa alwaar den Suppl:t en passant had moeten aangaan ter opspooring van’t vermiste Retourschip Demerarij hem Suppl:t in de noodzaaklijkheid hebbende gesteld gehad den Steven op nieuw dit heen te moeten wenden, dit zijn Retour aanleiding heeft gegeeven dat hij zig wederom in zyne verwagtinge heeft moeten zien gefrustreert, derwijze dat hij Suppl:t wel verre van te weezen aangeland aan een dier oirden alwaar ‘t nadeel door hem in zijne bevordering geleeden zoude kunnen werden geredresseert zelfs op ‘t teegenwoordig Oogenblik geen zeeker vooruitzicht heeft wanneer en werwaards van hier zoude kunnen werden afgevaardigt.’

‘Dat dees gesteldheid van zaaken ‘t weeder expireeren van des Suppl:ts verbonden tijd, en dat op de hierleggende Chinase Scheepen Zuiderburg en de Nagulboom in het Commando zijn opgetreeden jongere Officieren als hij hem Suppl:t hebbende doen bezeffen dat hij zoude kunnen werden aangezien als een Officier gedestitueert van alle Ambitie zo wanneer onverschilliglyk bleef verseeren in de humiliantie en alleszints onaangenaame assietté waarin zig thans komt te bevinden, daar nogthans gelyk hij zig ten dien belange gerustelijk op ‘t getuigenis van UWelEd: Groot achtb: en E Achtb: durft beroepen zijne ijverigste betrachting Steeds is geweest om door een naauwkeurige uitoeffening zyner pligten zig de benevolentie en gunste van UWelEdele Groot Acht: en E Achtb: mitsgaders zijne verdere Respective gebiederen meer en meer waardig te maaken, dit een en ander hem Suppl:t heeft doen te raade worden zig in alle onderdanigheid te wenden tot UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: gelijk is doende bij deezen.’

‘Verzoekende Eerbiediglijk dat het van UWer WelEd: Groot Achtb: en E Achtb: goede geliefde zijn mooge hem Suppl:t ter consideratie der voorenaangehaalde Reedenen gracieuselijk te willen ontslaan van ‘t thans door hem gevoerd werdend Commando op de Pacquetboot de Star , en hem Suppl:t teevens te willen permitteeren om met meede neeming zijner alhier getrouwe huisvrouw behoudens Gagie en præmie per een der in Baaïfals aanweezende en op derzelver vertrek leggende RetourScheepen te mogen Repatrieeren, zynde den Suppliant daarentegen van zijne zijde bereid ende geneegen om bij onverhoopt overlijden ofte indispositie van den Capitijn van zodanige Bodem ‘t gezag daarvan op zig te neemen ten einde het zelve onder Godes hulpe en bijstand veilig te conduiseeren in de Haven van deszelfs bestemmenisse’

‘’T Welk doende etc:a’

’/:get:/ C: V: Dijk’

Zo is na deliberatie over dezelve Requeste en bij overweeging van ‘t alleszints goed gedrag door den Suppliant gehouden, mitsgaders het genoegen door hem in zijnen dienst aan deeze Regeering gegeeven, en de beklagenswaardige armoede waarïn hij zich door het Stranden van ‘t Hoekerschip de Sterrenschans bevind, op propositie van den edelen Heer Commissaris goedgevonden en dienvolgens beslooten, den gemelde Van Dijk te permitteeren zo als hem gepermitteerd word bij deeze omme per het aanweezend Retourschip de Africaan - van hier te mogen repatrieeren met zijne alhier gehuuwde Huisvrouwe Johanna Catharina Pietersen; - zullende wijders Copia authentiecq van de gemelde Requeste worden aangebooden aan de Hooggebiedende Heeren Majores met bêde omme op de daarbij voorkomende verzoeken, om de betaling van des Suppl:ts gagie uit hoofde van het zoo geallegueerde een gunstig regard te willen Slaan en zo meede omme hem van de betaling van transport-en-kostgeld voor zyne Huisvrouwe te willen excuseeren.

Het gemis aan zout ter deezer Hoofdplaatse meer en meer toeneemende, niet teegenStaande bereids bij Publicatie van den 21 April laatstleeden den invoer en verkoop van’t zelve aan alle ende een iegelijk der Burgeren en Opgezeetenen opengesteld en vrij verklaard is, en deeze vrijheid bij Publicatie van den 6:e deezer maand is uitgestrekt tot Ultimo November van het aanstaande Jaar 1795, zodanig dat men eerlang een volkoomen gebrek te vreezen heeft, zo daarinne niet bijtijds voor zo verre zulks mogelijk te maaken is, worde voorzien, en deeze Regeering zich aangedaan vindende met de verschuldigde Zorge en oplettendheid voor de welvaard, van de goede Ingezeetenen van deeze Colonie aan derzelver bestiering toevertrouwd, ten eïnde bijtijds hierinne te voorzien en om ter zelver tijd dat men een totaal gebrek zoekt voortekoomen teffens te waaken tegens alle ongeoorloofde monopolien in een Articul dat niet gemisd kan worden en waardoor de Schaamele Gemeente al te zeer zou worden gedrukt, zo is door den edelen Heer Commissaris den Raade geproponeerd, omme tot deeze gewichtige eindens bij publicatie en afixie van Billetten te statueeren en te ordonneeren.

‘Eerstelijk, dat niemand hij zij wie hij zij meerder voor ‘t Zout zal moogen neemen, of dezelve tot hooger prijs afstaan en verkoopen als vier Ryksdaalders de mudde grof Zout op een boete van Een Honderd Ryxdaalers te verbeuren telkens en zoo meenigmaal als hem zal kunnen worden beweezen, dat hij het zout bij heele, halve, quart ofte achtste Mudde voor Hoogerprijs verkogt heeft; te verdeelen a Usu.’

‘Ten Tweeden, dat het echter aan de geene welke het zout aan de gemeente bij kleine quantiteiten als zoo evengemeld, dan bij dubbeltjes zullen verkopen, zal toegestaan zij, om daarvoor zodanige prijs te neemen dat op ieder Mudde voor haare Moeïte en Spillagie eene halve Rijxdaaler zullen kunnen winnen, en dus ‘t zelve in’t klein mogen slijten en verkoopen teegens Vier en een halve Ryksdaalers de Mudde gereekend en daarvoor niet meerder zullen mogen neemen op eene gelijke boete van Een Hondert Rijksdaalders telkens dat zullen worden achterhaald te verbeuren en om als boven te worden verdeeld.’

‘Ten derde, dat daar men onderstellen mag dat de gegoede Ingezeetenen niet alleen het vermoogen maar ook de goede wille hebben, om ter behulpkoominge van de Schamele Gemeente, zig zelven van’t benoodigd Zout te voorzien, door dit van Zeewater te doen kooken, waartoe de voorzeide Gemeente, uit hoofde van de duurte en Schaarsheid van Brandhout onvermogend is, Commissarissen uit den Raade van Justitie zullen worden geauthoriseerd en gelast, zo als dezelve gelast en geauthoriseerd worden bij deeze, omme alle Woensdagen, des S’ Morgens van Negen tot Twaalf Uuren, te beginnen met den 2:e der aanstaande maand Julij in een van ‘S Comp:s Graanmagazijnen aan’t Hospitaal gecommitteerdens uit haar Colegie te doen vaceeren, om van’t zout welk aan hen tot dat einde uit ‘S Comp:s Dispens zal worden verstrekt, aan den Schamele Gemeente ten haare overstaan te doen afgeeven eene matige quantiteit Zout bij de kleine maate tegens betaaling van vier Rijksd:s de Mudde gereekend.’

‘Ten Vierde dat de zo evengenoemde afgaave geen plaats zal vinden aan de Leeden der Regeeringe, nog aan die van eenige andere Colegien, ‘t zij Dienaaren der Compagnie of Burgers, mitsgaders niet aan gequalificeerde Dienaaren en officianten welke zig door ‘t kooken van zout kunnen voorzien; dat ook deeze afgaave niet geschieden zal aan Militairen, zeevarende, dan wel aan de Linie of op andere posten bescheidene S Comp:s dienaaren, alzoo deeze voortaan haar zout zullen blijven genieten van de geene door welke het zelve aan haar thans verstrekt word maar dus alleen aan die geene welke onvermogen zijn zig daarvan uit hoofde van voorsz:e reedenen door een en anderen weg te voorzien.’

‘Ten Vijfde dat, de voorzeide afgaave niet zal geschieden in groter mate als een achtste mud ofte een Emmer telkens, en om voor te komen dat van deeze te hulp kooming van ‘t gemeen geen kwaad gebruik werde gemaakt, zal een ieder welke ‘t zout alzoo zal vraagen en ontfangen, door Gecommitteerdens uit ‘t Colegie van Commissarissen uit den raade van Justitie, worden gegeeven een briefje inhoudende zijnen naam met de datum van den dag waarop hij telkens een Emmer zout heeft ontfangen welk briefje hij bij weeder ontfangst zal moeten vertoonen ten einde Commissarissen zullen kunnen oordeelen of hij met zijn Huisgezin ‘t de laatstemaal ontfangene zout ordentelijker wijze kan hebben geconsumeerd, zullende bij contrarie bevinding van dien, Commissarissen niet gehouden weezen hem zo spoedig van ander zout te voorzien.’

‘Ten Zesde dat aan Commissarissen uit den Raade van Justitie zal worden gedemandeerd en overgelaaten zo als geschied bij deezen, om te beslissen in hoe verre de geene welke zout koomen te verzoeken, onder de Classa der Gemeente aan dewelke volgens het 3:de articul deezer onze publicatie het zout invoegen voormeld verstrekt worden kan, worden begreepen met qualificatie om ter haarer elucidatie in deeze te kunnen inneemen de gedagten van de Wykmeesters in welkers wijk de zodanige persoonen woonachtig zijn, en’

‘Laatstelijk dat uit alle deeze beschikkingen niet zal ontstaan eenige de allerminste alteratie in de aan de opgezeetenen der Buitendistricten bij Publicatiën van den 21 April en 6 deezer verleende vrijheid om hun Zout ter deezer Hoofdplaatse vrij te moogen invoeren en verkoopen tot den Laatsten November 1795 en om dus deeze vrijheid te laaten in haar geheel.’

‘den raade zig met deeze propositie van den Edelen Heer Commissaris volkoomen geconformeerd hebbende zo is verstaan dezelve te converteeren in eene resolutie deezes Raads zo als geschied by deeze zullende dienvolgens by publicatie en afixie van Billetten ten spoedigste aan het gemeen kennisse worden gegeeven, van alle de voorsz:e gemaakte beschikkingen om in de Schaarsheid van zout te voorzien, terwijl om Commissarissen uit den raade van Justitie in Staat te stellen de voorsz:e uitreiking van Zout aan de Smalle Gemeente te doen, aan hen op schriftelyke ordonnantie van den Edelen Heer Commissaris en den Heere Hoofdadministrateur uit S Compagnies Dispens successivelijk zal worden verstrekt het daartoe benodigd zout, om daarvan alle vier maanden het kostende teegens Rd:s 4 de Mud in ‘S Compagnies Cassa over te brengen’

‘door den Heere Gezachhebber in zijn Ed: qualiteit als Hoofdadministrateur overgelegd hebbende de volgende Memorie’

‘Memorie, van de nabeschr: Rijst en Koffijboonen uit de Lading van’t Schip de Africaan van Batavia, zoo minder als verrot en bedorven uitgeleevert; volgens verklaaring van Gecommitteerdens deezen annex; namentlijk.’

‘In ‘t Casteel de Goede Hoop d:n 20:e Junij 1794’

’/:get:/ J: I: Rhenius’

Zo is verstaan de minderheeden welke gevallen zijn op de Rijst en Coffijboonen, door de overheeden van ‘t Schip de Africaan ten deezen Gouvernemente aangebracht en alhier uitgeleevert in maniere als volgt op hunne Soldij Reekeningen te laaten belasten - als

  Nederlands geld Dùcatons a 66 Stv: Ned: geld Ind: geld a 80 Stv: p:r ducaton
3376 lb Ryst met 2 Cap:l advans ƒ150:-:- p:s 45 5/11 ƒ181:16:08
272 d:o Coffyboonen zijnde 5 p:rC:t schaars uitkoops d:o 163:04:- d:o 49 5/11 d:o 197:16:08
  Hierop 25 p:rC:t verhooging   d:o 94:18:08
  te Saamen   ƒ474:11:08
Komt voor Reekening van den Capitein 2/3     ƒ316:07:08:
d:o d:o d:o d:o d:o d:o Luit: 1/3     d:o 158:04:-
  als boven   ƒ474:11:08:-
  Nederlands geld Dùcatons a 66 Stv: Ned: geld Ind: geld a 80 Stv: p:r ducaton
3376 lb Ryst met 2 Cap:l advans ƒ150:-:- p:s 45 5/11 ƒ181:16:08
272 d:o Coffyboonen zijnde 5 p:rC:t schaars uitkoops d:o 163:04:- d:o 49 5/11 d:o 197:16:08
  Hierop 25 p:rC:t verhooging   d:o 94:18:08
  te Saamen   ƒ474:11:08
Komt voor Reekening van den Capitein 2/3     ƒ316:07:08:
d:o d:o d:o d:o d:o d:o Luit: 1/3     d:o 158:04:-
  als boven   ƒ474:11:08:-

Laatstelijk wierd door den edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat van’t aan Zoetendaalsvalleij gestrand keijzerlijk Schip La Jardiniere zig alhier ter Hoofdplaatse hebben bevonden eenige Mattroosen van onderscheidene natiën die door den Capitijn Baudin dat Schip gecommandeerd hebbende waaren afgedankt en dienvolgens by gebrek aan bestaan en toeverzigt tot beedelen of ongeregeldheeden zouden hebben moeten vervallen, en dat zijn Ed: ter voorkooming van dit een en ander de gezegde Mattroosen had doen verdeelen op de aan Baaïfals aanweezend zijnde Retourscheepen, ten eïnde per dezelve voor de kost Scheepsdienst doende van hier naar Nederland te vertrekken

Aldus Geresolveerd en de Gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop. Ten daage en Jaare voorschreeve.

[Signed:] A: J: Sluijsken

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Sueur

[Signed:] O: G: De Wet

[Signed:] W: F: V: Reede Van Oudtshoorn

[Signed:] E: Bergh

[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s

C. 224, pp. 200-225.

Vrijdag den {17940627} 27:e Junij 1794.

‘S avonds extraordinaire Vergadering, present de edelen Heer Commissaris, beneevens den Heere Gezachhebber en de Heeren Leden Le Sueur, de Wet, en Van Reede van Oudtshoorn.

Aanvankelijk geresumeerd en geteekend geworden zijnde de Missives van weegens deeze Regeering Sub dato morgen zoo aan de illustre Vergadering van Zeeventienen als aan de WelEdele Groot Achtb: Heeren Bewindhebberen der respective kameren van de Maatschappij geschreeven, wierd vervolgens door den edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat den Capitijn Luitenant Jan Christiaan de Leeuw, van het Schip Leïde alhier overgebleeven, welke ingevolge zijn daartoe gedaan verzoek ter Sessie van den 18:e deezer was geplaatst geworden op het Schip de Africaan om daarmeede onder afgeschreeven Gagie te repatrieeren, door indispositie word verhinderd met die Bodem te vertrekken; mitsgaders dat zijn Ed: in steede van den Luitenant op het Schip Delft Johannes Backer, die door zwaare ziekte ten Hospitaale heeft moeten verblijven, wederom op die Bodem tot Luitenant hadt aangesteld den Sous Luitenant van het Schip de Phœnicier Nicolaas van Ham; - en zo meede dat zijn Ed: het Gezach op de in Baaifals ten anker leggende Pacquetboot de Star , door het ontslag ter Sessie van den 20:e deezer aan den Gezachhebber Cornelis van Dijk op zijn verzoek gegeeven, wederom hadt opgedragen aan den Luitenant van dat Vaartuig Johannes Vogeler ende zulks met de qualiteit en gewoone Gagie van Gezachhebber.

Door den Heere Gezachhebber in zijn Ed: qualiteit als Hoofdadministrateur ingediendt zijnde eene Memorie over onderscheidene Goederen, welke op ‘t geen te Batavia voor dit Gouvernement in de Scheepen Blitterswyk en Delft is afgelaaden, zo beschadigd, dan wel te min of te veel zijn uitgeleeverd geworden, luidende die Memorie als volgd.

‘Memorie van de Nabeschr: Chitzen, Scheepels Poederzuiker, Rijst, Noote Muschaaten, Coffyboonen, Catoene Gaaren &c:a uit de Lading van de Scheepen Blitterswijk en Delft , beide van Batavia, zoo te min als verrot en bedorven uitgeleeverd volgens verklaring van Gecommitteerdens, te weeten.’

‘P:r t Schip Blitterswijk

‘P:r t Schip Delft

‘In ‘t Casteel de Goede Hoop d:n 27:e Junij 1794’

’/:get:/ J: I: Rhenius’

zo is verstaan met de bij gezegde Memorie vermelde defecten en geheel bedorven Goederen te handelen zo als in margine van dat Geschrift is ter nedergesteld, terwijl de te min en te veel uitgeleeverd Suiker en Nooten Muscaaten invoege als volgd op de Soldijreekeningen der Overheeden van gedachte Boodems respective zullen worden belast en ten goede gebracht.

D’ Opperhoofden van’t Schip Blitterswijk

Worden op reekening van Soldijen ten laste gebracht; te Weeten.

    Nederl: Geld DuC: a 66 stuiver Ned: Geld Ind: Geld a 80 St: p:s ducaton
437 lb PoederZuiker booven de gevalideerde 3 p:rC:t uitkoopsprijs ƒ65:11:- p:s 19 19/22 ƒ79:19:-
172 lb Candij zuiker als gemeld d:o 73:02:- d:o 22 5/33 d:o 88:12:-
5 d:o Nooten Muchaaten boven de gevalideerde 1 p:rC:t Markt prijs d:o 67:10: 20 5/11 d:o 81:16:08:
        ƒ250:07:08:
  hierop 25 p:s Verhooging     d:o 62:12
  Komt Voor Reekening van den Capitein - 2/3 ƒ208:13:- te Samen ƒ312:19:08
  d:o d:o d:o d:o d:o d:o Luit: 1/3 d:o 104:06:08
  Teld als boven ƒ 312:19:08
    Nederl: Geld DuC: a 66 stuiver Ned: Geld Ind: Geld a 80 St: p:s ducaton
437 lb PoederZuiker booven de gevalideerde 3 p:rC:t uitkoopsprijs ƒ65:11:- p:s 19 19/22 ƒ79:19:-
172 lb Candij zuiker als gemeld d:o 73:02:- d:o 22 5/33 d:o 88:12:-
5 d:o Nooten Muchaaten boven de gevalideerde 1 p:rC:t Markt prijs d:o 67:10: 20 5/11 d:o 81:16:08:
        ƒ250:07:08:
  hierop 25 p:s Verhooging     d:o 62:12
  Komt Voor Reekening van den Capitein - 2/3 ƒ208:13:- te Samen ƒ312:19:08
  d:o d:o d:o d:o d:o d:o Luit: 1/3 d:o 104:06:08
  Teld als boven ƒ 312:19:08

De Opperhoofden van ‘t Schip Delft

worden op Reekening van Zoldijen ten laste en ten goede gebragt te weeten

  Nederlands Geld DuC:s van 66 Stv: Ned: geld ducatons van 80 Stv: Ind: geld:
Ten Laste
58 lb Candij Zuiker boven de gevalideerde 3 p:rC:t ƒ24:13:- p:s 7 31/66 ƒ29:17:08
Hierop 25 p:rC:t verhooging     d:o 7:09:08
te zaamen     ƒ37:07:-
Komt voor Reek: van den Capitijn 2/3 ƒ24:18:-
d:o d:o d:o d:o d:o d:o Luit: 1/3 ƒ12:09:-
als booven ƒ37:07:-
  Nederlands Geld DuC:s van 66 Stv: Ned: geld ducatons van 80 Stv: Ind: geld:
Ten Laste
58 lb Candij Zuiker boven de gevalideerde 3 p:rC:t ƒ24:13:- p:s 7 31/66 ƒ29:17:08
Hierop 25 p:rC:t verhooging     d:o 7:09:08
te zaamen     ƒ37:07:-
Komt voor Reek: van den Capitijn 2/3 ƒ24:18:-
d:o d:o d:o d:o d:o d:o Luit: 1/3 ƒ12:09:-
als booven ƒ37:07:-

Ten goede

890 lb poeder Zuiker, te Weeten
  230 lb de gevalideerde 3 p:rC:t
  660 d:o meerder uitgeleeverd
  890 lb poeder Zuiker   ƒ130:14: P:s 39 20/33 ƒ158:08:08
  Komt voor Reek: van den Capit: 2/3 ƒ105:12:08
  d:o d:o d:o d:o d:o d:o Luit: 1/3 d:o 52:16:-
  Als booven ƒ158:08:08:-
890 lb poeder Zuiker, te Weeten
  230 lb de gevalideerde 3 p:rC:t
  660 d:o meerder uitgeleeverd
  890 lb poeder Zuiker   ƒ130:14: P:s 39 20/33 ƒ158:08:08
  Komt voor Reek: van den Capit: 2/3 ƒ105:12:08
  d:o d:o d:o d:o d:o d:o Luit: 1/3 d:o 52:16:-
  Als booven ƒ158:08:08:-

Uit zes Rapporten van Gecommitteerdens tot ‘t teekenen der Cartonne Muntstukken gebleeken zijnde, dat wederom door hen in gereedheid waaren gebracht.

Zo is verstaan alle dezelve Muntstukken met een bedragen van 3800 ducatons ofte Rd:s 5700:- zo by de Negotieboeken als bij de groote Geldcassa te laaten inneemen.

De Eerwaarde Scholarchen deezer Steede ingevolge het geen aan hen bij besluit van den 18:e deezer is gedemandeerd geexamineerd hebbende den Burger Pieter du Toit Andriesz:, en uit hun desweegens ingedient Rapport gebleeken zijnde dat dezelve du Toit de vereïschte bekwaamheid komt te bezitten om de jeugd in de eerste beginselen te onderwijzen, zo is verstaan omme ter voldoening aan het desweegens door kerkenraaden aan Drakenstein gedaan versoek dezelve Pieter du Toit Andriesz: aan te stellen tot publiecque Schoolhouder in de Wagemakersvalleï , gelijk hij daartoe aangesteld word bij deeze, en zal dienvolgens daarvan aan kerkenraaden voormeld bij Missive kennisse worden gegeeven.

De Heer de Wet aan wien in qualiteit als Boekhouder der Generaale Inkomsten bij besluit deezer tafel van den 18:e der loopende maand is opgedraagen geworden den Raade te berichten over een gedeelte der Requeste door Jan Hendrik Gildenhuizen aan deeze Vergadering geaddresseerd, en bj evengemelde Resolutie geinserreerd, daarover heden ingedient hebbende het volgend bericht

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands Indiën mitsgaders Commissaris van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c &c &c beneevens den E Achtbaaren Heer Gezachhebber en WelEdele Heeren Raaden van Politie

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E Achtbaare Heeren!’

‘Den ondergeteekende heeft d’ eer, ter voldoeninge aan het bij deezen Raade in dato 18:e deezer op het Request van Hendrik Gildenhuijzen genoomen besluit te berigten.’

‘Dat de plaats de Geijtenbergs Fonteijn geleegen booven de Saldanhabaaij, van welke gedagte Gildenhuijzen bij koop uit de nalatenschap van zijn overleedene moeder de weduwe Hendrik Albertus Gildenhuijzen bezitter geworden is in het Jaar 1750 aan Henning Joachim Prehn in Eigendom is uitgegeeven, met deeze dienstbaarheid, dat hij Jaarlijks, als te vooren, tot een Recognitie aan de Compagnie zoude moeten betaalen Vier en Twintig Rijksdaalers.’

‘Dog dat in ‘t Jaar 1791. blykens certificaat van den toenmaligen Eerste geswoore Clercq thans Secretaris deezes Raads G: F: Goetz, waarvan copia deezen verzelt, den Heere Gouverneur van deeze Colonie diestijds, aan voorn:e Wed:e Gildenhuizen heeft vergund, dezelve plaats van toen af aan, op halve Recognitie te bezitten, uit hoofde dat zij gedoogen moet dat de wagens, die Graanen naar de Saldanhabaaij oprijden aldaar uitspannen’

‘Dat, daar de noodzaakelijkheid vereïscht dat de geene die hunne Graanen na de Saldanhabaaï met waagens overbrengen, om aldaar ingescheept en naar deeze hoofdplaats of elders vervoert te werden, geleegendheid hebben hunne ossen of Paarden, na een moeïelijke togt, uittespannen en te laaten graazen; en de plaats de Geytenbergs Fontijn juist aan dien Oort van de Saldanhabaaï geleegen is, alwaar de uitspanning en graazing dier Lastdieren geschieden moet, zulks aan deeze plaats, als voornamentlijk tot weïding van des Eigenaars Vee dienen moetende, dus ook een groot nadeel en bezwaar toebrengt.’

‘Dat dit in aanschouw genoomen zijnde in het gemelde Jaar 1791, wanneer men de Tarwe S Compagnie’s weegen met vaartuigen uit de gezegde baaï heeft afgehaald en geintentioneerd was met dien afhaal te continueeren, en om welke reeden dan ook de gemelde dimunitie der gewoone jaarlijkse recognitie van Rd:s 24 tot de helfte is geschied, of Schoon dat Plan naderhand geen gevolg heeft gehad, evenwel den voet op welke de vrije vaart aan de Ingezeetenen is toegestaan, de noodzakelijkheid niet doet ophouden, om de Landlieden, welke hunne graanen na de Saldanhabaaï ter inscheeping moeten overbrengen, van die zelfde vryheid, tot het uitspannen en laaten graazen van hun Vee ter gemelde plaatse te doen jouisseeren.’

‘Den Ondergeteekende met dit weinige hebbende betoogd zo wel de waarheid van het door den Suppl:t Hendrik Gildenhuizen bij zijn request noopens de vermindering der jaarlijkse recognitie gebezigde opgaaf als de reedenen om welke de vermindering is geschied; gebruik de vrijheid daarbij in consideratie te geeven of UWelEdele Groot Achtb: en Ed: Achtbaare, geinclineeerd zijnde aan hem Gildenhuizen zijn verzoek tot diezelfde vermindering der Jaarlijkse recognitie te accordeeren, niet nodig zoude vinden daarbij expresselijk te conditioneeren dat zulks geschied onder de verplichting van hem Gildenhuizen en de verdere bezitters van de plaats de Geijtenbergsfontijn , van te moeten gedoogen dat de Ingezeetenen die hunne Graanen met wagens ter inscheeping na de Saldanhabaaï overbrengen, hunne Ossen, Paarden of andere Lastdieren, voor die wagens gediend hebbende, op de gemelde plaats of in de weide derzelve uitspannen en doen graazen.’

‘Hiermeede verhoopende aan de zeer geEerde Intentie UWerWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: te hebben voldaan, laat den Ondergeteekende deeze dienen voor needrig berigt’

‘Kaap de Goede Hoop d:n 24:e Junij 1794.’

’/:get:/ O: G: de Wet’

Zo is na deliberatie over ‘t zelve bericht, goedgevonden en dienvolgens beslooten zich met het geene daarbij door den Heere De Wet is voorgedragen volkoomen te conformeeren, zullende dienvolgens de Plaats de Geitenbergsfontijn aan voorm:e Jan Hendrik Gildenhuizen in leening verblijven teegens betaaling van de helfte der gewoone Recognitie ofte Rd:s 12 S Jaars, echter onder bepaalingen als door den Heere de Wet zijn opgegeeven, en welke op de gewoone wijze onder de ordonnantie van gemelde plaats zullen moeten worden genoteerd

Hierna is geleezen een Request door Johan Hendrik Vos en Jan Jurgen Stadler Senior, aan deeze Regeering gericht, luidende als volgd

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken, Raad ordinair van Nederlands Indiën mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c: &c: &c: beneevens den WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber en WelEdele Heeren Raaden van Politie

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E Achtbaare Heeren!’

‘Met verschuldigde Eerbied geeven te kennen UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: zeer onderdanige en gehoorzaame Dienaaren Johan Hendrik Vos oud Commissaris van Civiele en Huwelyksche zaaken en Johan George Stadler Senior Burger alhier’

‘Dat zij Suppl:ten in het Jaar 1788 aan hunlieder destijds minderjaarige Zoons Johan George Stadler Junior, Fredrik Louis Stadler en Gabriel Jacobus Vos de permissie hebben gegeeven om van den Vaandrig der Burgerije Jacobus Johannes Vos in Maatschappij te moogen inkoopen zeekere Stuks Erfs de kalkbranders genaamd.’

‘Dat deezen inkoop dan ook werkelijk geschied zijnde voor eene Somma van Vijf duizend Guldens ind: valuatie, gemelde hunne zoons daarvoor aan de E Comp:e behoorlijk S’ Heeren Gerechtigheid hebben voldaan.’

‘Dat echter meergemelde Hunne Zoons thans meerderjarig geworden zijnde twee hunner namentlijk Fredrik Louis Stadler en Gabriel Jacobus Vos, een andere affaire hebben aanvaard en teegenswoordig geneegen zijn hun gedeeltens in de voorsz:e Maatschappij aan hun meede Compagnon bovengemeld Johan George Stadler Junior over te laaten en te transporteeren, welke zig bereid toond dezelve te accepteeren en de beheering van gemelde plaats de Kalkbranderij eenelijk op zig te neemen.’

‘En daar de Supplianten in deeze verkiezing van hunne kinderen genoegen neemen, zo is ‘t om die Reedenen dat zij van UWelEd: Groot Achtb: en E Achtb: eerbiedig verzoeken dat de voorsz:e gedeeltens aan den laastgem:e Suppl:ts Zoon Johan George Stadler Junior mogte werden getransporteerd, en dat hij de vooraangehaalde reedenen van de betaling van S’ Heeren Gerechtigheid daarvoor goedgunstig mogte werden vrijgekend’

‘Gelijk den laatsten Suppliant nog eerbiedig de Vrijheid gebruikt van UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: te verzoeken dat evengemelde zynen Zoon Jan George Stadler Junior insgelijks mogten werden geexcuseert van de betaling van ‘S Heeren Gerechtigheid van zeekere Strookje Lands groot 1 Morgen en Tien quadraat roeden geleegen annex de meergemelde plaats de kalkbranderij welke den Suppl:t gaarne wenschte almeede aan zijn voorsz:e Zoon te transporteeren, welke Strookje Lands aan den Suppl:t bij politiecque Raadsbesluit van den 10 September 1792 in eigendom is verleend en waarvoor hij aan de E Comp:ie tot een erkentenisse daarvoor in deszelfs kassa heeft betaald eene Somma van Twee hondert en negen en Veertig Guldens ind: valuatie’

‘’T Welk doende &c:a’

‘/get: J: H: Vos. J: G: Stadler’

en na deliberatie over dezelve Requeste en overweeging dat de daarbij vermelde Plaats genaamd de Kalkbranderij beneevens het daarbij nader gevoegde Stukje gronds, door aan den Burger Johan George Stadler Junior in hun geheel overtegaan, niet kan worden geconsidereerd als verkogt of veralieneerd, goedgevonden en dienvolgens beslooten de Supplianten te permitteeren, zo als hen gepermitteerd word bij deeze, omme de Plaats de kalkbranderij en het daarbygevoegd strookje gronds in zijn geheel te cedeeren en te transporteeren aan voormelde Johan George Stadler, zonder betaling van ‘S Heeren Gerechtigheid, van welk besluit bij Extract deezer kennisse zal worden gegeeven aan den Heere Boekhouder van ‘S Lands generaale inkomsten, ten eïnde te Strekken tot zijn Ed: naricht en informatie.

De BurgerChirurgijn Andreas George Hendrik Teubes bij requeste verzoek gedaan hebbende om de eïgendom van een Stuk Lands ter groote van ruim 9 morgen, geleegend annex deszelfs Buitenplaats aan de Steenbergen , zo is uit aanmerking dat het verzochte Land nabij is leggende aan de Houtvelden der Compagnie, goedgevonden, omme alvoorens op dat request te disponeeren ‘t zelve te stellen in handen van de Heeren Gordon en van Reede van Oudtshoorn als Commissarissen over s’ Compagnie’s Houtbossen- en- Velden, ten eïnde te onderzoeken en den Raade te berichten of en in hoeverre aan dat verzoek zou kunnen worden gedefereerd zonder ‘S Compagnies belangens prejuditie toe te brengen.

Het eerwaarde Colegie van Weesmeesteren deezer Steede zich aan deezen Raade geaddresseerd hebbende met het volgend Request.

Aan den WelEdele Groot achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad Extraordinair van Nederlandsch India mitsgaders Commissaris van Cabo de Goede Hoop met den Ressorte van dien &:&:&: beneevens den WelEdelen Achtb: Heer Gezachhebber en WelEdele Heeren Raaden van Politie.

‘WelEdele Groot Achtbaare Heer! en E E Achtbaare Heeren!’

‘Geeven reverentelijk te kennen Weesmeesteren deezer Steede, als administreerende den Boedel en Nalatenschap van wylen den Koopman in dienst der E Comp:e en Secretaris der Weeskamer alhier Tobias Christiaan Ronnenkamp.’

‘Hoe aan dezelve uit een Missive van de Heeren Bianchij in Comp:e gedagteekend Amsterdam den 29:e Augustus 1793 ingericht aan de Heer Clemens Matthiesen in zijn qualiteit als Generaale Gemachtigde van voorm:e Heer Ronnenkamp onder anderen is koomen te blijken.’

‘Dat op de laatst onder den 10:e September 1792 aan deezelve toegezondene Reecq: Courant genoteerd Stond, dat op den 22:e April 1791 door middel van S Comp:e Cas en alzo per assignatie voor derzelver Reekening zouden weezen geremitteerd eene Somma van Vijf Hondert en Tachtig Ducatons, zonder dat zij immer eenig advijs wel min de gerepte assignatien tot ontfangst van dat Capitaal van gemelde Rönnenkamp hebben ontfangen, terwijl teevens alle pogingen door dezelve aangewend, omme de gerepte alhier voor hunne Reekening in Cas getelde gelde aldaar van gem:e Comp:e te ontfangen Vrugteloos zijn geweest, met verzoek derhalven, dat onder overzending van Copia’s der voorsz:e Assignatien en daarbij gehoorende documenten aan Heeren Bewindhebberen de nodige Schryvens Regeeringsweegen mogte afgaan, waardoor zij gerechtigd worden tot ontfangst der voorsz:e alhier in Cas getelde Som van D:s 580:-‘

‘En daarbij onderzoek dan ook is gebleeken dat het voorm:e bedragen door wijlen de Heer Ronnenkamp ten behoeve van geciteerde Bianchij en Comp:e werkelyk alhier in Cassa is geteld geworden, en de ondergeteekendens dus zeeker moeten veronderstellen, dat de daarvan overgezonden Assignatien te zoek zijn geraakt, zoo neemende Supplianten de Vrijheid zig bij deezen te wenden tot UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: needrig verzoekende, dat aan de Suppl:ten niet alleen worden afgegeeven Copia’s Authentiecq der voorn:e Assignatien en Extracten uit de Cassa Boeken, ten blijken dat de gemelde penningen voor Reek: van meergemelde Bianchij en Comp:e alhier in S E Comp:s Cassa zyn geteld, maar dat het wyders ook van Hoogstderzelver welbehagen zijn moge aan Heeren Bewindhebberen de nodige aanschrijvens te laaten afgaan dat die penningen aan dezelve teegens de gewoone kortinge worde g’Extradeert.’

‘’T Welk doende etc:a’

’/:get:/ J: J: Le Sueur P: L: Cloete A: V: Bergh H: J: Fehrszen W: J: Van Oosterzee A: Berrangé’

zo is verstaan aan de daarbij voorkomende verzoeken in zijn geheel te defereeren, zullende dienvolgens aan Weesmeesteren voormeld worden afgegeeven Copia zo van de quitancie waarbij blijkt dat de Somma van D:s 580 - door den overleedene Secretaris ter Weeskamer Tobias Christiaan Rönnenkamp alhier in ‘S Compagnies Cassa is geteld om door Bianchij & Comp:e te Amsterdam ontfangen te worden, als van de Assignatien voor voorschreeve Somma afgegeeven, en onder kennisgeeving van dit een en ander aan de Hooggebiedende Heeren Majores hun WelEdele Hoog Achtb: eerbiedig worden verzocht het bedragen van voormelde Assignatien aan gedachte Bianchij & Comp:e te willen laaten voldoen.

Voorts getreeden zijnde tot de resumptie van het onderstaand Request door den Capiteijn Luitenant der Burgerij Jeremias Auret aan deeze Vergadering gericht.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands india en Commissaris over het Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & &, benevens den WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber en WelEdele Heeren Raaden van Politie

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E Achtb: Heeren!’

‘Geeft met verschuldigde Eerbied te kennen UWer WelEdele Groot Achtb en E Achtb: zeer onderdanige en gehoorzaamen dienaar Jeremias Auret Capitein Luitenant der Burgerije alhier.’

‘dat den Suppliant t’ zeedert dat zich in bovengemelde qualiteit heeft mogen bevestigd zien de dienst van Capitein bij ‘t houden der maandelijkse wagten heeft waargenoomen, waardoor den Suppl:t verpligt is geweest op zijn beurt na hier te koomen het welk hen zeer moeïelijk is gevallen uit hoofde van eenige Lichaams gebreeken waarmeede den Suppl:t zig vind behebt.’

‘en daar dezelve dagelijks zijn vermeerderende waardoor hij belet word langer in zijn gemelde dienste te kunnen blijven fungeeren, zoo keerd den Suppl:t zich in alle onderdanigheid tot UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: ootmoedigst verzoekende dat het hoogstdezelve gelieve te behaagen den Suppl:t van zijne bovengemelde dienst van Capitein Luitenant te ontslaan met de rang van Capitein der Burgerije gelijk zulks meer heeft plaats gehad’

‘’T welk doende &:a’

’/:get:/ J:s Auret S:r’

zo is na deliberatie over gemelde Requeste goedgevonden en beslooten den Suppliant te ontslaan van zijne functie als Capitijn Luitenant der Kaapse Burgerije, zo als hij daarvan ontslagen word bij deeze, zonder dat op zijne verdere verzoeken régard kan worden geslaagen.

Nog is geleezen een Request door Johan Fredrik Schrijber aan deeze Vergadering gericht, luidende als volgd.

Aan den WelEdele Groot achtb: Heer! Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlandsch Indiën, mitsgaders Commissaris van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &c: &c: &c: beneevens den WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber en WelEdele Heeren Raaden van Politie

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en Ed: Achtb: Heeren!’

‘Met verschuldigde Eerbied geeft te kennen UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: zeer gehoorzaame en onderdanige Dienaar Johan Fredrik Schrijber onder afgeschreeve gagie gestelde Tuijnier alhier.’

‘Dat den nu voor eenige daagen overleedene Mandoor in ‘S Comp:s Slaven Logie David Scheuniger, op deszelfs Sterfbed leggende, den Suppl:t bij zich heeft doen koomen en denzelven verzogt, omme na deszelfs overlijden bij UWelEdele Groot Achtb: en E Actb: eerbiedig te Suppliceeren dat zeekere in de gemelde Slaven Logie zich bevindende Slaven kind in naame Anna Maria, aan hem Suppl:t mogte werden uitgegeeven, ten einde hij Suppl:t voor de opvoeding van het zelve zorge zoude draagen.’

‘Dat den Suppl:t dus aan de begeerte van gem:e Scheuniger willende voldoen, om die reedenen van UWelEdele Groot Achtb: en Ed: Achtb: onderdanigst verzoek, dat het voorsz:e kind oud 10 maanden aan hem mogte werden afgegeeven, onder alle zodanige bepalingen als UWelEdele Groot Achtb: en Ed: Achtb: zullen goedvinden - verzeekerende den Suppl:t UWelEdele Groot Achtb: en Ed: Achtb: dat hij niet alleen voor de opvoeding maar ook voor het onderhoud van dat kind behoorlijk zorge zal draagen.’

‘’T welk doende &c:a’

’/:get:/ J: F: Schrijber’

en daaröp beslooten aan den Supplianten te permitteeren het bij zijn Requeste vermeld Slaven kind in naame Anna Maria te mogen emancipeeren onder voorwaarden dat door hem aan de E Compagnie tot eene erkentenisse voor den afstand van dat kind zal worden voldaan eene Somma van Hondert Guldens indiase valuatie ofte Rd:s 33 1/3, en voorts door hem worden gepresteerd de gewoone betaling van Rd:s 50:- aan de diaconie armen der hervormde Gemeente deezer Steede, en bovensdien gesteld voldoende cautie dat ‘t zelve kind in den tijd van twintig Jaaren niet tot lasten van gemelde diaconie zal koomen.

Na dit een en ander wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade gecommuniceerd, dat den Schrijver van ‘S Compagnie’s Equipagiewerf Egidius Benedictus Ziervogel, door zijn Ed: ingevolge het genoteerde bij de Resolutiën van den 6:e deezer naar Zoetendaalsvalleij en andere daaromstreeks leggende contrijen, afgezonden om te onderzoeken of en in hoeverre in het gemis aan Zout ter deezer Hoofdplaatse door toevoer uit de gedachte districten zou kunnen worden voorzien, te rug gekoomen zijnde van deeze tocht aan zijn Ed: onderanderen had gerapporteerd, van de opgezeetenen voor reekening der Compagnie te hebben ingekogt 431 Mudden Zout, ‘t welk teegens betaling van Rd:s 3:- de Mud door hen Successivelijk ten deeze Casteele zal worden geleeverd.

Bij deeze geleegendheid in overweeging genoomen zijnde dat ten behoeve van ‘S Compagnies Militairen en andere gemeene Bezoldigingen geduurende de tegenswoordige Schaarsheid aan zout ter deezer hoofdplaatse niet zal kunnen worden verkreegen het voor hem benodigde van dat Articul, uit de betalingen welke maandelijks tot dies inkoop worden gedaan, zedert de verpachting van de zoutpannen, als geevenredigd geweest zijnde aan de prijzen waarvoor den pachter gehouden was het zout te moeten verkoopen, en dat hierinne behoorde te worden voorzien op eene wijze overeenkomstig de Publicatie bij deeze Raade op den 20:e deezer geärresteerd; zo is na rijpe deliberatie goedgevonden en dienvolgens beslooten omme aan de gemeene Militairen en andere gemeene bezoldelingen der Compagnie ten deeze Gouvernemente geduurende het tegenswoordig gemis aan Zout, het voor hen benodigde te laaten betaalen teegens de bij gezegde Publicatie gestipuleerde prijs van Rd:s 4: - de Mud dog tevens de hun toegelegde quantiteiten zoo veel te verminderen als in het præsente gebrek met mogelijkheid geschieden kan en verders aan den dispencier Cornelis Cruijwagen te gelasten zoo als dezelve gelast word bij deezen, omme ten behoeve van alle de gemelde gemeene Dienaaren uit ‘S Compagnie’s dispens Successivelijk op ordonnantie af te geeven het voor hen benodigd zout, teegens betaaling van gelijke Rd:s 4:- voor de Mudde en welk bedragen door hem onder Ultimo Augustus eerstkoomende en vervolgens alle drie maanden in ‘S Compagnies Cassa zal moeten worden overgebragt ‘t een en ander tot zo lange de Schaarsheid ophouden en het Zout tot zijne gewoone prijzen zal weezen gedaald, of dat daaromtrent door deeze Regeering nadere Schikkingen en bepaalingen zullen worden gemaakt.

Laatstelijk is op propositie van den edelen Heer Commissaris beslooten omme de Vyftien kisten met geld, welke uit de Scheepen de Standvastigheid en Noordholland in Baaifals aan wal hebben moeten gebracht, en aldaar in het Huis van den Heere Resident geborgen worden herwaards te doen transporteeren, beneevens een doosje met ruuwe diamanten en een Cassje met Stofgoud zich bevindende aan boord van het gemelde Baaï geankerd leggend Retourschip de Phœnicier ten eïnde ten deeze Casteele geduurende het aanweezen van gedachte Bodems behoorlijk bewaard te worden.

Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop Ten daage en Jaare voorschreeven.

[Signed:] A: J: Sluijsken

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Sueur

[Signed:] O: G: De Wet

[Signed:] W: F: V: Reede van Oudtshoorn

[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s

C. 224, pp. 226-283.

Dingsdag den {17940708} 8 Julij 1794

‘S voormiddags, present de Edele Heere Commissaris, beneevens den Heere Gezachhebber en de Heeren Leden de Wet, Van Reede van Oudtshoorn en Bergh.

Aanvanklijk geresumeerd geworden Zijnde de Resolutien op den 27 der Jongstverloopen maand Junij genoomen, wierd vervolgens door den edelen Heer Commissaris ter tafel geproduceerd het translaat eener Missive door de Regeering van S:t Helena Sub dato 28:ste Mei Jongstleeden aan dit Gouvernement geschreeven en per het particulier Scheepje de dankbaare Africaan alhier aangebracht, houdende communicatie dat ‘S Compagnies RetourScheepen Drechterland en Leide op den 13 der gemelde Maand Mei van S:t Helena waaren vertrokken waarvan verstaan is deeze aanteekening te houden

Uit een door de Capitijns ter zee Antonij Heijenberg en Antonij Christiaan von Fleischer ingedient Rapport gebleeken zijnde dat de Pacquetboot de Star met dies ap- en- dependentien door hen ten overstaan van den Equipagiemeester Voltelen is overgegeeven aan den daarop aangestelden Gezachhebber Johannes Vogeler, zo is goedgevonden het zelve Bericht te Seponeeren

de Capitijn Luitenant der Artillerie Schildbach en den Liutenant Marnitz die gecommitteerd zijn geweest om te visiteeren het Buskruit zich aan boord van het Retourschip de Phœnicier bevindende, over hunne verrichtingen in deeze ingedient hebbende het volgend Rapport

Aan den Wel Edelen Heer Christoffel Brand Resident in Siemons Baaij en Lid van Politie aan Cabo &:a &:a &:a

‘Wel Edele Heer!’

‘De Ondergeteekendens door UWelEdelen Gecommitteerd geworden zijnde om de quantiteijd Kruijt van het E O: I: Comp: Schip de Phœnicier te visiteeren zoo hebben dezelve het nauwkeurig verrigt en bevonden als.’

‘dat er 9 Vaten à 50 lb door ‘t inlekken van Zeewater geheel bedorven waaren en in presentie van den Capitijn Luitenant van den gemelde Boodem door ons overboord in Zee geworpen is.’

‘8 Vaten à 50 lb Kunnen /:wanneer zij gedroogt worden:/ nog grootstendeels tot Sælut Schooten dienen, of anders naa Batavia gezonden en hermaalen worden’

‘Resteert nog op meer gem: bodem Circa 3750 lb heel goed en bekwaam Kruijd.’

‘Hier meede vermeenen wij aan de Intentie van UWelEdele pligtschuldig voldaan te hebben en refereeren ons die Eer met veel agting te Zijn’

‘WelEdele Heer!’

‘UWelEdelen gehoorzaame Dienaaren’

’/:get:/ C: G: Schildbach P: W: Marnitz’

Siemonsbaaij , den 25 Junij 1794.’

Zo is verstaan het door Gecomitteerdens verrichte te approbeeren, zullende dienvolgens de 9 Vaten ofte 450 lb Buskruit welke geheel bedorven in zee hebben moeten worden geworpen, van de Inventaris van het Schip de Phœnicier moeten worden afgeschreeven terwijl het geen zich in de 8 Vaten bevind om tot Salutschooten te worden gebruikt, tot dat einde zal worden verstrekt, en het overige verzonden worden naar Batavia om aldaar vermaalen te worden.

De Ordinaire Gecommitteerdens David Kuuhl en Johannes Henricus Fisscher welke ter ordre van den edelen Heer Commissaris hebben nagezien de Vaten met Spermacetie en Traan, die uit de fransche prijzen Le Pen en La Levrette gelost, bij gebrek aan berg plaats aan Strand hebben moeten worden begraaven en door het zwaare weder waaren los en bloot gespoeld, bij hun Schriftelijk Rapport opgegeeven hebbende, dat 40 Vaten Traan geheel ledig hadden bevonden, zonder te kunnen opgeeven uit welk der beide gemelde prijzen dezelve Vaten waaren gelost, zo is verstaan hiervan deeze aanteekening te houden.

Voorts is geresumeerd een Requeste door den Burger Siebert Wied Junior als Aanneemer der leverantie van de voor de Compagnie benodigde Boter beneevens zijne Borgen aan deeze gericht, luidende als volgd,

Aan de WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad van Nederlandsch India mitsg:s Commissaris over dit Gouvernement en den Ressorte van dien &c:a &c:a &c:a beneevens den E Achtb: Heere Gezachhebber en de WelEdele Heeren Raaden van Politie

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en E: Achtb: Heeren!’

‘Geeft met alle verschuldigde Eerbied te kennen UWer WelEdele Groot Achtb: en E Achtb: zeer gehoorzaame en Onderdanige dienaar Siebert Wied Junior, burger alhier, dat den Suppliant op den 30 April van ‘t jongst verloopen Jaar 1793 aanneemer is geworden van de als toen gedaane aanbesteeding der Leverantie van 60 à 70‘000 lb Kaapse Booter ‘S Jaar, dan wel zo veel meerder ofte minder als de Compagnie zoude koomen te benoodigen, en de zulks voor den tijd van vijf achtereenvolgende Jaaren, omme in te gaan met primo September van gemeld Jaar 1793 en te expireeren met Ultimo Augustus 1798; ende Zulks tegens Zes Stuivers het pond.’

‘dat den Suppliant tot deeze aanneeming voor zulk een geringe prijs nimmer zou zijn overgegaan, zo hij niet had moogen verwachten dat de toen maaligen prijs van de Boter door het gering debiet aan dat articul uit hoofde van de weinige zo ‘S Comp:s als vreemde Scheepen die wegens de omwenteling in Europa verhinderd wierden deezen Uithoek aan te doen, eerder zou daalen dan Stijgen.’

‘dat den Suppliant zich ook in deeze zijne verwachting niet te leur gesteld zou hebben gevonden, zo niet de anderzints zo vreedzaame Caffers natie de ijsselijkste verwoestingen hadt aangerecht, zo in de Colonie van Zwellendam als in die van Graaff-Reijnet , en wel voornamentlijk in alle Contrijen waar de meeste Boter word gemaakt, waardoor niet alleen de opgezeetenen van die districten zich hunne Huizen hebben zien verbranden en hunne Velden verwoesten, maar ook hun vee op de allergeweldadigste wijze hebben zien ontrooven en zich ontbloot van alles op de vlucht begeeven, om hun leeven voor de woede Vijands te beveiligen, en zich dus ook in de onmoogelijkheid gevonden om uit hun Vee door het maaken en herwaards brengen van Boter hun bestaan te vinden.’

‘dat de gemelde wreedheden en roverijen der Caffers en de voortduurende Strooperijen der Bosjesmans hottentotten noodzaaklijk gemaakt hebbende, het grootste gedeelte der Opgezeeten van beide gemelde Colonien gestaadige Commandos ter hunner beveiliging te laaten doen, daar door ook is veroorzaakt dat deeze hunne zorge niet over hunne huisselijke zaaken hebben kunnen laaten gaan, en dus meede dat zij zich buiten de geleegendheid hebben gevonden zo veel Boter te vervaardigen als zij gewoon waaren, en ook om het geene zij daarvan hadden langs onveilige weegen naar deeze Hoofdplaatse te vervoeren.’

‘dat deeze droevige omstandigheeden, waar van het precies is ontfangen, na dat den Suppliant zijn contract met de Compagnie hadt aangegaan haare Schadelijke uitwerkselen eerst recht heeft doen gevoelen, wanneer den Suppliant aan de door hem Aangegaane Conditien, moest voldoen, als wanneer de Boter eensklaps is gesteegen tot ruim tien Stuivers het pond.’

‘dat den Suppliant in de hoope dat de door UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: bewerkstelligde wijze maatregulen om de vreede met de Caffers te doen treffen, en bestendig te doen blijven, en waaraan ieder welgeaart In-en-Opgezeetenen met diepe dankbaarheid gedenkt, de gewenschte uitwerkselen zouden hebben, en zo hier door als door de bijzondere goedheid welk UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: heeft gelieven te hebben om geene andere dan beuzelachtige exportatien van Boter aan Vreemdelingen te permitteeren eerlangde Boter tot eene matige prijs zoude daalen, ook aan de door hem aangegaane Conditien heeft voldaan, en tot zijn grootste Schaade zonder onderscheid van prijzen ingekogt zoo veel Boter als van hem teen de bedongen prijs van Zes Stuivers het pond wierd gerequireerd.’

‘dat echter de provisioneele vreede met de Caffers getroffen de opgezeeten nog niet in Staat gesteld hebbende zich ieder met hun Huisgezin naar hunne verwoeste Velden en wooningen te begeeven, zij zich uijt vreeze van door dezelve wederom in eenen Onweerbaren Staat te worden overvallen genoodzaakt zien met verscheidene Huisgezinnen op eenen plaats te moeten verblijven, alwaar het hen uit de Overwinningen op de Caffers ter gedeeltelijke SchaadeloosStelling te ruggegeeven vee gewisselijk geene weide genoeg kan vinden om aan dies Bezitters veel Boter te verschaffen, als wanneer het vee aan ieder Huisgezin toebehoorende op eene afzonderlijke plaats mogt gaan graazen,’

‘dat hierbij nog mag worden gevoegd de groote droogte welke zints eenige Jaaren maar vooral in het Jongst verloopene en tegens woordige heeft geheerscht in de verafgeleegen districten, waardoor den Landman zich buiten Staat vind, om met zijn vermaagerd Jukvee de Reize herwaards te kunnen onderneemen, en Laatstelijk de verschrikkelijke tijdingen dat de Caffers zich aan de getroffen vreede niet kreunende wederom op nieuw de Opgezeetenen Onrusten, en de Bosjesmans hottentotten meer dan ooit in hunne Strooperijen voortgaan.’

‘dat deeze te zaamenloop van ongelukkigen omstandigheeden dan ook ten gevolge heeft moeten hebben, eene overgroote Schaarsheid aan Boter ter deezer Hoofdplaatze, waardoor den Suppliant zich buiten Staat heeft gevonden, de van hem in de maand April Jongstleeden gevorderde quantiteiten te kunnen leeveren.’

‘dat zulks zeer natuurlijk ten gevolge heeft gehad, dat den inkoop van Boter navolgens het Contract door den ondergeteekende aangegaan voor zijnen reekening is ingekogt geworden doch dat uit deeze inkoop des Suppliants volstrekt onvermoogen ten klaarsten aan den dag is gelegt, nadien den dispencier tot die inkoop door UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: gequalificeerd geworden, niet meerder ende zulks nog wel bij klijne partijen heeft kunnen machtig worden, dan ruim zeeven duizend ponden, tegens meerder dan tien Stuivers ‘t pond; waarvan het nadeel door de Compagnie geleiden zo als de Suppliant voor volkoomen billijk en recht vaardig erkend, door hem is gedraagen.’

‘dat de gezegde Schaarsheid nu onlangs tot zulke eene hoogte is gesteegen, dat niet alleen de opgezeetenen bij verkoop van hunnen Boter in groote quantiteiten twaalf Stuivers voor ‘t pond ontfangen, om in kleine quantiteiten aan de Ingezeetenen teegens veertien Stuivers te worden gesleeten, maar dat ook alwaare het dat den Suppliant de gemelde prijzen daarvoor wilde besteeden de Ingezeetenen door verkeerde naijver weigeragtig zouden zijn hem dezelve te verkoopen’

‘dat den Suppliant nu onlangs ontfangen hebbende een Extract uit de Bataviase Eisch van dit Gouvernement waarbij 60‘000 ponden Boter zijn gepetitioneerd geworden zich in de alleruitterste verleegendheid vind gedompeld, nadien alwaare het dat Zijne vermoogen hem toelieten de Schaade welke de voldoening zijner verpligting in deeze notoir ten gevolgen moet hebben, te kunnen draagen hij nocthans onvermoogen zoude zijn daar aan te kunnen voldoen;’

‘dat echter buiten dit gemanifesteerd onvermoogen den Supplianten voor UWelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: in waarheid durft beleiden, en des gerequireerd wordende kan Staaven dat ‘t weinige wat hij door Zijnen ijver heeft moogen verdienen door de nakooming van zijne verbintenissen in deezen tot nu toe niet alleen geheel is geabsorbeerd geworden, maar dat ook zo des Suppliants Borgen, als zijnen vader tot dat einde Reeds verschotten hebben moeten doen.’

‘dat des Suppliants Borgen, zijne behuuwde Broeders de Burgers Sebastiaan Lijbrandt en Bartholemeus Eberg, die zich uit hoofde van vermaagdschap en om waare ‘t moogelijk den Suppliant in de droevige omstandigheeden waarin deeze colonie zich bevind en waardoor alle voorige middelen van bestaan en werkzaamheid zijn gestremd een voordeel te bezorgen, voor de nakooming van zijn Contract hebben geinterponeerd, uit de continuatie van deeze cautie bij voortgang van de thans plaats hebbende droevige omstandigheeden niets anders kunnende voorzien dan hunne totaale ondergang en die van hunne famille, en om dus nevens den Suppliant bij deeze ellendige tijden tot den Bedelzak te worden gebracht, hem in dit akelig vooruitzigt reeds met zo veele verwoestingen overlaaden, als waar voor den Suppliant zich in de uiterste wanhoop zou vinden gedompeld, zo niet UWelEdeleGroot Achtb: en E Achtb: met dat vaderlijke oog van meedelijden ‘t welk hoogstdezelve op alle individus deezer Colonie bij aanhoudendheid gelieft te vestigen, zijne droevige omstandigheeden en het onvermoogen waarin hij Zich bevind, om aan Zijne verbindtenissen te voldoen, geliefde gade te Slaan.’

‘Reedenen om welke den Supp:t nevens zijne voormelde Borgen zich zijn keerende tot UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: ootmoedige verzoekende hem hoog gunstig te willen ontstaan van de door hen bij meermaals gemelde aanbesteeding aangegaane verbintenissen, dan wel daarinne zodanige modificatien te willen maaken, als UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: na hoogstderzelver wijsheid zal vinden te behooren, om de totaale ondergang van eenige Stille en Ijverige Burgers zo als Supplianten vertrouwen zich altoos te hebben gedraagen en die van hunne familles voor te koomen.’

‘’T welk zijn doende &:a’

‘S:t Wiid Junior S: Leibbrandt B: Eberge’

over welke Requeste met allen aandacht gedelibereerd en daar bij in aan aanmerking genoomen zijnde, dat hoe zeer deeze Regeering zich ook overtuigd houd, hoe door den Oorlog met de Caffers natie en de nog voortduurende Strooperijen der Bosjesmans hottentotten, de daardoor noodzaaklijk gemaakte Commandos uit de Burgers en Opgezeetenen der verafgeleegene districten, en de verpligting waarin de gemelde Opgezeetenen zich bevinden om tot hunne onderlinge beveiliging met verscheidene Huisgezinnen op eene Plaats te blijven leggen, den aanbreng van Boter naar deeze Hoofdplaatse bijna geheel is gestremd geweest en daardoor ontstaan eene zo groote Schaarsheid aan dat zuivel, dat de Boter reeds tegenswoordig tot 12 Stuivers het pond word betaald, mitsgaders zo van de onmogelijkheid dat den gedachte Aanneemer Wied alle de omstandigheeden welke tot deeze Schaarsheid hebben geconcurreerd en nog in haare gevolgen blijven werken heeft kunnen voorzien, als van die waarin hij zich met opoffering van zich-zelfs en zijne Borgen zou bevinden om de thans voor Batavia geeischte 60‘000 lb Boter aan de Compagnie te kunnen leeveren deezen Raade zich echter aan de eene zijde onbevoegd bevind om het Contract van aanbesteeding met hem Wied voor reekening van de Compagnie geslooten, te vernietigen, doch aan de andere kant zich overtuigd moet houden van de noodzaaklijkheid om de voor Batavia geeïschte 60000 lb Boter waarop men zekerlijk heeft gecalculeerd en een articul is dat niet wel ten behoeve van gedachte Hoofdplaatse van ergens elders dan deeze Colonie kan worden verkreegen, het Zij geheel dan wel ten deele derwaards te verzenden zo is op proportie van den Edelen Heer Commissaris bij den Raade beslooten omme den Heere Gezachhebber in zijn Ed: qualiteit als Hoofdadministrateur te qaulificeeren zo als zijn Ed: gequalificeerd word bij deeze, om tegens de minst mogelijke prijs te doen inkoopen zo veel Boter als te bekoomen en zonder de Inwooners te beswaaren of hen de Boter te onttrekken te missen zal zijn tot concurrentie van gemelde quantiteit van 60.000 lb, welke Boter telkens wanneer zal weezen ingekogt aan den meergenoemde Aannemer Siebert Wied Junior ten zijnen genoege tegens behoorlijke recipissen waarbij de quantiteiten zo wel als dies kostende zal moeten blijken, zal worden afgeleeverd, en hij voor het bedraagen daar van bij de Negotieboeken gedebiteerd omme door hem geborgen verwerkten in ‘S Compagnies Vaten overgepakt, vervolgens wanneer geleegendheid tot dies verzending zal zijn aan de Compagnies te worden geleeverd, ten eïnde daarvoor bij dezelve Boeken te worden gecrediteerd, tegens de door hem bedongen prijs van Zes Stuivers ‘t pond, alles tot tijd en wijlen dat hieromtrent nader zal weezen gedisponeerd door de Hooge edele Heeren Commissarissen Generaal aan wie den edelen Heer Commissaris over dit Gouvernement de hier vooren geinserreerde Requeste van den Aanneemer Siebert Wied Junior bij eerste geleegendheid zal Suppediteeren met zodanige favorable voorschrijvens en alzulke consideratien als zijn Ed: zal vinden te behooren en noodzaaklijk achten; - zullende dus door deeze provisioneele beschikking alleen gemaakt om voor zo veel mogelijk Batavia van Boter te voorzien niet verstaan moogen worden eenige alteratie ofte ontheffing te weegen te zijn gebracht, in de door hem Wied en zijne Borgen in deeze aangegaane verbindtenissen dewelke dus voor als nog Zullen moeten worden geconsidereerd te zijn en te verblijven in hun geheel, en zal den Aanneemer dienvolgens moeten voortgaan om de Boter tot Randsoenen voor ‘s Comp:s Scheepen het Hospitaal en anderzints benodigd tegens de door hem bedongen prijs van Zes Stuivers het pond te leeveren, in zodanige quantiteiten en wanneer zulks zal worden vereischt, onder zodanige pœnaliteiten als bij de Conditien van aanbesteeding Zijn gestipuleerd.

Vervolgens geleezen Zijnde een Requeste door den Burger Jan George Berrends als Aanneemer van het rijden van Koorn en Garst naar ‘S Compagnies Watermoolens en wederom naar de Magazynen te rug, aan deeze Regeering gericht, luidende als volgd

Aan de WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands Indien en Commissaris over het Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &:a &:a &:a

‘WelEdele Groot Achtb: Heer!’

‘Geeft met alle verschuldigde Eerbied te kennen UWer WelEdele Groot Achtb: zeer onderdanige en gehoorzaamen dienaar Jan George Berrends Burger alhier’

‘dat den Supp:t op primo Augustus van ‘t Jaar 1791 voor den tijd van drie Jaaren omme integaan met primo September van dat Jaar en te expireeren met Ultimo Augustus van dit loopend Jaar 1794 Aanneemer is gebleeven van de aanbesteeding, tot het rijden van Koorn en Garst Uit ‘S Compagnies Magazijnen na de Koorn en gort waatermoolens, mitsg:s van daar weer te rug na de Magazijnen, het wegbrengen der dooden uit S Comp:s Hospitaal na die gewoone begraafplaats bewesten de buitenste huizen van de Kaap, en het Sleepen der veldstukken, en Canons bij de voor en najaarsche exercitien van het Guarnisoen mitsg:s wanneer zulks anderzints mogt worden vereischt, dat bij de Conditien waarop deeze aanbesteeding is geschied letterlijk is gestipuleert en geconditioneerd geworden “dat den aanneemer zou verpligt zijn dagelijks op den Eisch van den dispencier ofte iemand van zijnent weege, zo veel Koorn of Garst na de voormelde moolens te transporteeren, als men ter vermaaling nodig achten zou derwaards afte zenden, en na de vermaaling het meel of Gort weder moeten te rug brengen, na de Magazijnen, daar dezelve voor de Comp: zullen moeten worden geborgen, en vervolgens dat indien den Aanneemer omtrent dit een en ander in gebreeken bleef, men tot het geene in het vak van dit perceel valt, voor zijn reekening als Zulke wagens of paarden Zou ter verrichting van het geene door hem zal weezen verzuimd;”’

‘dat van den Supp:t echter direct bij het ingaan der gemelde aanbesteeding is gevordert om het meel en de Gort door hem van de Moolens afgehaald wordende te rijden naar de Bakkerij en het dispens ten deeze Casteele en dus veel verder dan de Conditien kwaamen te behelzen, dewijl van de pakhuizen tot berging van Meel gediend hebbende, het eene is geleegen naast de Gereformeerde Kerk en het andere naast de Lutherse Kerk in dit Kaapse vlek.’

‘dat hoe zeer de Supp:t zich hierover bezwaard hadt mogen achten hy echter aan deeze vorderingen altoos tot zijnen groote Schade heeft voldaan gehad alleen om zijne overigheid en derzelver gewigtige occupatien niet te interrupeeren en zijn onderwerping aan de beveelen welke hem uit haaren naam wierden gegeeven, als een Stil en vreedzaam Burger aan den dag te leggen.’

‘dat echter vervolgens van den Supp:t zeedert p:mo September 1791 tot Ult:o december 1792 ofte tot zodanige ‘S Comp:s Bakkerij haarent weegen is gebruikt is gevorderd van het meel het welk door hem bereids van de moolen en bijde gezegde Pakhuizen na luid van de door hem aangegaane Conditien was gereeden geworden, een aantal van 683 vragten wederom met zijne waagens en Paarden uit die Pakhuizen te transporteeren naar ‘S Comp:s Bakkerij ten deezen Casteele en dat daaraan door den Supp:t gereedelijk is voldaan in het vast vertrouwen dat hem voor dit van zijn Contract allezints afwijkend werk ook aparte belooning zoude geworden.’

‘dat hoe zeer den Suppl:t hiertoe gestaadige verzoeken heeft gedaan, hij echter tot nu toe geen ander betaaling heeft verkreegen dan het geen waarvoor hij de arbeid bij de Conditien gestipuleerd heeft aangenoomen’

‘En daar den Suppl:t zo door de verkeerde interpretatie die aan meermelde conditien zeer natuurlijk moeten zijn gegeeven, en andere zamenloopende omstandigheeden, zodanige enorme Schaade by deeze aanneeming heeft gehad dat hij zich met de zijne hierdoor in de bitterste armoede vind gedompeld doch die hij zich gaarne wil troosten als niet aan gebrek van en vigelantie van zijnent weegen te wijten zijnde vind moeten keeren tot UWelEdeleGroot Achtb: met ootmoedige beede dat ‘t van hoogst deszelfs welbehaagen zijn mooge op zijne droevige omstandigheeden en op zijne zo hij onder eerbiedige Correctie vertrouwd rechtmatige zaake een gunstig meedelijden te slaan en hem de voorschreeve 683 wagen vrachten meel welke door hem buiten zijn Contract uit S Compagnies Magazijnen naar de Bakkerij zijn gereeden te willen laaten voldoen teegens de gewoone betaaling van vier Schellingen de vracht.’

‘’T welk doende &:a’

’/:was get: / J: G: Berrends’

over welke Requeste gedelibereerd en daarbij in aanmerking genoomen zijnde de declaratien zo door den Heere Gezachhebber als den Heere Van Reede van Oudtshoorn gedaan dat den gezegde Aanneemer Berrends zich niet alleen nimmer aan deeze Regeering heeft vervoegd om de als nu verzochte extraordinaire betaaling of Schadeloosstelling te erlangen, maar dat ook zijne doleantien ongegrond kwaamen te zijn, nadien hij wanneer de 683 Vrachten Meel in questie door hem uit ‘S Compagnies Magazijnen naar de Bakkerij zijn gereeden, hij voor zo lange bevrijd is gebleeven om Tarwe of Garst naar de Moolens te transporteeren, en dat het eindelijk een en ‘t zelve kwam te zijn of het Meel door hem van de Moolens naar de Bakkerij dan wel naar de Pakhuizen was gebracht, zo is verstaan de verzoeken door opgemelde Berrends bij Zijne voorzeide Requeste gedaan te declineeren en te wijzen van den hand zo als het Zelve van den hand geweezen en gedeclineerd word bij deeze.

de geweezen Baas van S Compagnies verkogte Post de Schuur Jan Andries Rauch aan wie bij besluit deezer Regeering van den 18 Junij jongstleeden is gelast zich voldoende te verantwoorden over de tegenstrijdigheid welke bevonden is te resideeren in de Verklaaring door hem gegeeven aan den Burger Hendrik Herhold als Eigenaar van gedachte plaats de Schuur en de declaratie door hem aan de Heeren Le Sueur en Van Reede Van Oudtshoorn gedaan, wanneer hun Ed: zich gecommitteerd hebben gevonden om te onderzoeken op welke wijze die Post voordeeligst zou kunnen worden verkogt, hier over ingedient hebbende het volgend Vertoog.

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer M:r Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India mitsgaders Commissaris over dit Gouvernement en den Ressorte van dien &:a &:a &:a mitsg:s den WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber en den Ed: Achtb: Raade van Politie

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en Edele Achtb: Heeren!’

‘De eer gehad hebbende van weegen UWelEdele Groot Achtb: en Ed Achtb: een Extract uit de Notulen van den Ed Achtb: Rade van Politie de dato 18 Junij 1794 gekreegen te hebben waar in mij gelast word mij te verantwoorden over het verleenen van eene verklaring op Sterk verzoek en ter requisitie van den Burger Hendrik Herhold als eigenaar van de Post de Schuur door mij gegeeven, zal ik de vrijheid gebruijken zoo goed mogelijk aan de gevenereerde ordres UWer WelEdele Groot Achtb: en E Achtb: thans te voldoen en ten dien einde advanceeren dat ik deese verklaring gegeeven hebbende ter goeder trouwe, niet vermoedende daar door eenig ‘t minste quaad in ‘t vervolg zoude kunnen gebooren worden niet van gedachten ben geweest eenigsints aftewijken van ‘t geen ik aan de WelEd: Heeren M:r J: J: Le Sueur en van Reede van Oudtshoorn, als gecommitteerde Leeden UWer WelEd: Achtb: Vergadering bij het meeten der voorm: Post de Schuur op hun Ed: Expresse afvrage heb gezegd, en ‘t welk ik bij deesen nog wil bevestigen, dat namentlijk daar aan nooit eenig ander water was gehegt geweest aan ‘t geen uit het Zoogenaamde Wolvengat ontspringt, als willende met gemelde verklaaring alleen zeggen dat, dat andere water aan de Platte Kloof wel door mij voor eene groote Trop ‘S E Comp:s Beeste zomtijds is gebruikt geworden zonder daar egter meede te willen te kennen geeven dat de voorm:e post niet zonder dat Water uit de Platte Kloof zoude kunnen bestaan, en derhalven de Post de Schuur niet volstrekt het gem: water uit de platte Kloof benodigd zoude hebben, ‘t geen ik ook voorneemens ben bij het beëedigen van voorm: door mij gegeevene verklaring daar bij te voegen.’

‘Hier meede hoopende aan de zoo zeer gevenereerde ordres UWer WelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: te hebben voldaan heb ik d’ Eer na mij in Uwer WelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: hooge Protecxie aanbevoolen te hebben met alle hoogachting mij te onderschrijven.’

‘WelEdele Groot Achtb: Heer en Edele Achtb: Heeren UWer WelEdele Groot Achtb: en Edele Achtb: zeer nedrigen Gehoorzaamen Dienaar’

’/:get:/ J: A: Rauch’

‘Cabo de goede Hoop den 1 Julij 1794’

Zo is, nadien de futile uitvluchten welke hij Rauch bij zijn voormeld Geschrift als verontschuldigingen bijbrengt genoegzaam aan den dag leggen de overtuiging waarin hij is van de onbetamelijkheid van zijn gehouden gedrag in deeze goedgevonden en dienvolgens beslooten den gemelde Rauch onder afgaave van Extract deezer kennelijk te doen worden S Raads ontstichting over zijne gehoudene conduites, met recommandatie zich bij ‘t vervolg voor dergelijke handelingen zorgvuldig te wachten, terwijl voorts den Rade blijft persisteeren bij het besluit waarbij het water, tot welkers gebruik den voorm:e Herhold op fundament van de Verklaring door gezegde Rauch aan hem verleend, verzoek is koomen te doen, aan de Bezitters van de plaatsen de Brouwerij en Westervoort is afgestaan geworden, zo en in Zulkervoege als bij ‘t besluit deezer tafel van den 18 Junij Jongstleeden is ter nedergesteld

Hierna wierd door den edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld dat aan zijn Ed: ter hand was gesteld, Copia van zeekere Requeste door ende van wegens Catharina Judith Grundling, Weduwe wijlen den Landbouwer Willem Burger Barendsz aan deeze Regeering gericht en bij de Resolutien van den 11 November 1791 ingeschreeven, houdende verzoek dat van twee plaatsen welke door wijlen haare gemelde Man reeds eenige Jaaren voor de creëtie van de Colonie Graaffe-Reinet op ordonnantie heeft gehad, de recognitie mogt worden gereekend Stiltestaan tot dat in het district van Graaffe-Reijnet eene Magistratuure is opgericht, en zo meede dat de Plaats genaamd de Langekloof geleegen aan de Sneeuwberg die ofschoon voor ruim 20 Jaaren door haaren gem:e Man verlaaten nog op zijnen naam is blijven voortloopen, mogte worden geroiëerd; - mitsg:s het bericht door den toenmaaligen Landdrost der Colonie Graaffe-Reinet Moritz Herman Otto Woeke, in gevolge de aan hem ter gemelde Vergadering van den 11 November 1791 gegeeven last, op de gezeide Requeste ingedient, en volgens welke de verzoeken door de Suppliante gedaan gunstige reflexie zoude kunnen meriteeren, zonder dat genoemd bericht ooit ten fine van dispositie ter tafel van deezen Raade is gebracht; - en is na lecture van deeze beide Stukken en deliberatie over dezelve goedgevonden en verstaan Copias van dezelve te Stellen inhanden van den Heere de Wet, als Boekhouder van ‘S Lands generaale Inkomsten, met last te onderzoeken en den Raade te berichten of en in hoeverre de positiven door de weduwe Willem Burgerd: Barendsz bij haar meermeld request gealegueerd op waarheid zijn gegrond dan niet en welke reflexie ingevolge de nadere voordrachten door den geweezen Landdrost Woeke bij zijn bericht gedaan haare gedaane verzoeken zouden kunnen en behooren te meriteeren.

de Burger Andreas Albertus Bruijns bij Requeste verzoek gedaan hebbende om de eigendom van een Stukje gronds ter groote van een morgen, geleegen in de Kalkbaai tusschen Muizenburg en de Vischhoek ten einde zich aldaar met de Visscherij te erneeren, zo is bij overweeging dat door onderscheidene Burgers en Ingezeetenen meenigmaalen dergelijke verzoeken Zyn gedaan, zonder te hebben kunnen worden geaccordeerd, uit hoofde van de ongeregeldheeden, die zouden kunnen ontstaan, wanneer op de weg tusschen Muizenburg en Baaifals Kroegen wierden gevonden, goedgevonden en dienvolgens beslooten het verzoek door gedachte Bruijns gedaan te declineeren en te wijzen van den hand zo als geschied bij deeze.

de Burger van Stellenbosch Petrus van der Merwe bij requeste verzoek gedaan hebbende om de eigendom van een Stukje Lands, ter groote van 4 Morgen 13 Quadraat roeden geleegen aan de zo genaamde Rheebokscloof ‘t welk hem volgens bij zijn request gevoegde Extract resolutie bij Landdrost en Heemraaden van Stellenbosch en drakenstein op den 3 februarij deezes Jaars genoomen zonder eenige prejuditie aan anderen toetebrengen zou kunnen worden afgestaan onder betaaling eener Recognitie van ƒ210:- aan de Compagnie zo is beslooten aan des Suppliants verzoek te defereeren, zullende dienvolgens het door hem van der Merwe verzochte Land aan hem op de gewoone wijze in eigendom worden afgestaan onder betaaling van de door Landdrost en Heemraaden bepaalde Recognitie, zoo als ‘t zelve aan hem afgestaan word bij deeze.

de oud Heemraad aan Stellenbosch david de Villiers Jan pietersz: bij Requeste verzoek gedaan hebbende om bevrijd te moogen blijven van de betaaling van ‘S Heeren Gerechtigheid den 25:ste penning van een Stukje Lands tot Zijn woonplaats gehoorende, door hem aan zijn Zoon david Jacobus de Villiers verkogt, voor een bedraagen van ƒ3000:- omme na zijn overlijden gekort te worden van het geen de erfportie van gedachte zijnen Zoon zal importeeren zo is goedgevonden dat verzoek te accordeeren zo als ‘t zelve geaccordeerd word bij deeze, zullende dienvolgens het gedachte Erf door den Suppliant aan Zijnen Zoon mogen worden getransporteerd, zonder betaaling van ‘S Heeren Gerechtigheid en daarvan bij Extract deezer kennisse worden gegeeven aan den Heere de Wet, als Boekhouder van ‘S Lands Generaale Inkomsten, ten eïnde te Strekken tot Zijn Ed naricht en informatie.

Wijders is geleezen aan Request door den Burger Antonij Krijnauw aan deeze Regeering geaddresseerd, luidende als volgd,

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer M:r Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien mitsgaders d’ Edele Achtbaare Heeren Leeden van de Raade van Politie

‘WelEdele Groot Achtb: Heer! en Wel Edele Achtb: Heeren!’

‘Den ondergeteekende neemt de vrijmoedigheid UWelEd: Groot Achtb: en Ed: Achtb: ootmoedig te kennen te geeven, dat hij diverse Jaaren naar den anderen volgende, zijnde genoodzaakt geweest eene fieneste in zijne Eer beleedigende zaak te defendeeren, en ter verkrijging van de bewijzen Zijner onschuld uit het Vaderland na Batavia te vertrekken en daar dan ook heeft getriumpheerd, dog teffens met dat gevolg dat zijn tijdlijk vermoogens is geabsorveerd, en den ondergeteekende door bevoorene geleedene Smerte en aandoeningen aldaar in een debile en hachgelijke Staat van gezondheid geraakt is - welke en andere Reedenen hem ondergetek: hebben doen verzoeken om neevens een Slaave Jonge omme den Ondergetek: in zijne Ziekelijke toestand te adsisteeren en te moogen van daar vertrekken - gelijk dan ook door zijn WelEdelheid de Heer Fiscaal te Batavia voornoemd met des onderget: toestand een wel geplaatst medelijde hebbende goedgunstig is geaccordeerd geworden - zo om des onderget: Slave Jonge genaamd Azor, vrij van Transport te moogen meede neemen - en zo wel als des Ondergeteekende bagagie en Goederen, van alle betaaling van Lasten te Libereeren’

‘Dat de Suppliant alhier gelukkig aangeland Zijnde, zich egter nog in een zeer zwakke Staat en bekommerlijke toestand bevind waarom hij zig genoodzaakt vind UWelEd: Groot Achtb: en Edele Achtb: te imploreeren dat het UWelEdele Groot Achtb: en Ed Achtb: behaage moge een medelijdend Oog op des ondergeteekendens toestand te vestige - en aan hem even dezelve gunste te accordeeren als hem te Batavia Edelmoediglijk Zijn verleend geworden.’

‘’T welk doende &:a’

’/:get:/ A Krijnauw’

en daarop beslooten hem provisioneel te libereeren om van zijnen alhier meedegebrachte Mansslaaf genaamd Azor, eenig transport- en- kostgeld, ofte inkoomende Rechten te betaalen, tot tijd en wijlen dat deezen Raade zich door de Hooge indiase Regeering zal vinden geinformeerd of hem tot den overvoer van dezelve zonder de gewoone betaaling permissie is verleend geworden, zullende dienvolgens Copia van dezelve Requeste bij eerstvoorkoomende geleegendheid worden toegezonden aan welgemelde hooge indiase Regeering met verzoek deezen Raade wel te willen doen informeeren op welke wijze de overvoer van gemelde Slaaf aan hem Krijnauw is geaccordeerd geworden.

Nog is aan den Burger Abraham Arendze op zijn daartoe bij request gedaan verzoek gepermitteerd om Zijne Slaven Jonge in naame david van de Kaap uit Slaafse dienstbaarheid te mogen ontslaan en te Stellen in vrijdom mits daarvoor aan de diaconie armen deezer plaatse betaalende eene Somma van Vijftig Rijksdaalers en bovensdien Stellende de gewoone borgtocht dat dezelve Slaven Jongen in den tijd van twintig Jaaren niet tot lasten van gedachte diaconie zal koomen.

Ùit eene door den Heere Van Reede van Oudtshoorn als Commissaris over het Postcomptoir overgelegde Rekening gebleeken zijnde, dat in den voorleeden maand aan Portpenningen is ontfangen een bedraagen van Rx 14:6:- Zo is verstaan dat Sommetje volgens gewoonte in ‘S Comp:s Cassa te doen overbrengen.

Vervolgens wierd door den edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat Zijn Ed de onderafgeschreeven gagie gestelden Adsistent Pierre de Roubaux wederom onder coursneeming van zijne voorheen gewonnen gagie, hadt geplaatst op het Hospitaals comptoir, ter plaatsvulling van den tot Boekhouder in het Hospitaal bevorderden Adsistent Jan Hendrik Ekhardt, mitsgaders dat zijn Ed ter plaatsvulling van den overleedenen Mandoor in S Comp:s Slaavenlogie wederom hadt aangesteld den onderafgeschreeven gagie gestelden Mandoor bij de Fortificatiewerkers Antonij Jonker, meede met coursneeming Zijner Gagie, dat zijn Ed voorts tot Ordonnantie ruiter aan Stellenbosch hadt bevorderd de Jong Matroos Johan Traugot Haten, met de daartoe Staande gagie van ƒ14: per maand, en onder zijn loopend verband; en dat zijn Ed voorts Zo uit aanmerking van de gestadige moeite die den Geheim Clercq [.....] Hohne als geswooren Translateur moet aanwenden om zich van deeze lastige bediening bij de overige door hem bekleed wordende zo als tot nu toe heeft gedaan, tot genoege deezer Regeering te kwijten, als uit hoofde dat de Hooggebiedende Heeren Majores bij de 3:de Paragraaph van hoogstderzelver gevenereerde Letteren de dato 11 februarij deezes Jaars zig niet alleen toonen dat aan de gemelde Hohne daarvoor eenig douceur worde toegelegd aan hem Höhne onder Hooggunstige approbatie van de Hoog edele Heeren Commissarissen Generaal voor ‘t waarneemen van den dienst van Translateur hadt toegelegd een tractement van Rx 30:- ‘S maands.

Nademaal de Contracten waarbij op den 1:ste Augustus 1791 door ‘t afschaffen van ‘S Compagnies Stal en de Post de Schuur voor den tijd van drie Jaaren is aanbesteed geworden het werk voorheen ‘S Compagnies weegen met Paerde- en- Ossewagens verrigt onder Ultimo Augustus eerstkoomende Staan te expireeren, zo is op voorstel van den edelen Heer Commissaris goedgevonden en dienvolgens beslooten dezelve aanbesteeding op den 29:ste deezer loopende maand Julij wederom op nieuw te doen geschieden voor den tijd van drie Jaaren omme ingang te neemen met primo September eerstkomende en te expireeren met Ultimo Augustus 1797 ende Sulx in drie differenten perceelen waarvan

Het Eerste zal bevatten het transporteeren van in Commissie gestelde Dienaaren, mitsgaders het rijden van alzulke Vrachte naar Baaifals en elders, waartoe Wagens met Paerden of Ossen bespannen worden vereischt,

Het Tweede Het wegbrengen der dooden uit S Comp: Hospitaal alhier naar de gewoone begraafplaats en het Sleepen der Veldstukken zo bij de gewoone voor-en-najaarse exercitien als waar zulks verders mogt worden vereischt, en

Het derde Perceel, Den aanbreng met Karren of Wagens van het drink- of- keukenwater benodigd voor de Wacht en verdere Manschappen bescheiden op de Batterij Amsterdam, en zodanige andere Manschappen als binnen den omtrek van de zoute Rivier zijn of mogten worden gedetacheerd.

Het een en ander op zodanige Conditien en Voorwaardens als hieronder Staan geinserreerd

‘Conditien en Voorwaardens achtervolgens welke de WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken, Raad van Neerlands India, mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Kaap de goede Hoop en den ressorte van dien &:a &:a &:a beneevens den E Achtb: Heere Gezachhebber en de WelEdele Heeren Raden van Politie alhier, van mening Zijn omme op Dings dag die weezen zal den 29 Julij van ‘t Jaar Zeeventien hondert vier- en- negentig aan de minst aanneemende publiecq aantebesteeden het rijden van alzulke Vrachten met paerdewagens of Transporten van in Commissie gestelde Perzoonen of fungeerende gequalificeerde dienaaren als het zij naar Baaifals of werwaards elders hier te lande zulks ‘S Compagnies weegen zoude mogen nodig Zijn en worden geordonneerd, mitsgaders het rijden van alzulke Vrachten als waartoe men Wagens met ossen bespannen ten dienste van de Comp: nodig hebbende en vereisschen zal, het een en ander voor den tijd van drie achtereenvolgende Jaaren, omme in te gaan met primo September eerstkoomende en te expireeren met Ultimo Augustus van ‘t Jaar zeeventien hondert Zeeven-en-neegentig’

‘Art:o 1’

‘De Aanneemer zal altoos gereed moeten zijn, om met een of meerder Paerdewaagens zodanige Vrachten te rijden als ten dienste van de Compagnie zullen worden vereischt en waartoe hij bij Schriftelijke ordonnantie van den edelen Heer Commissaris ofte Hoofdgebieder in der tijd zal worden gelast’

‘d:o 2’

‘deeze Wagens en zo meede de Paerden waarmeede dezelve ten getalle van Vier, Zes of Acht, naar den afstand waarheen en de Vracht waartoe dezelve dienen moeten bespannen zullen Zijn, mitsgaders de Voerlieden en verdere toestel daarby gehoorende zullen altoos goed in behoorlijke Staat en op plaats dag en Uur die bestemd zullen worden present moeten Zijn.’

‘d:o 3’

‘de Wagens welke dienen Zullen tot het transporteeren van eenige in Commissie gestelden Perzoonen of anders in hunne qualiteit of dienst fungeerende dienaaren moeten digt overdekt en van goede Paerden en Voerlieden voorzien weezen, mitsgaders van al ‘t geene verder nodig is om op de gewoone wijze hier te lande, met gemak en Spoed te kunnen reizen.’

‘Art: 4’

‘Insgelijks zal den Aanneemer altoos gereed moeten zijn om met een ofte meerder Wagens met Ossen bespannen zodanige Vrachten te rijden als ten dienste van de Compagnie Zullen worden vereischt en waartoe hij meede bij Schriftelijke ordonnantie van den edelen Heer Commissaris ofte Hoofdgebieder in der tijd zal worden gelast.’

‘d:o 5’

‘Ook zal den Aanneemer des geordonneerd wordende moeten leeveren overdekte Wagens met Ossen bespannen om wanneer zulks mogt worden vereischt in Commissie gestelde Persoonen van hier naar Zwellendam , Mosselbaai Plettenbergsbaai ofte andere Oorden te vervoeren’

‘d:o 6’

‘Alle de gemelde Wagens met Ossen bespannen Zullen van kundige lijders en drijvers mitsgaders al het verdere benodigde behoorlijk voorzien moeten Zijn.’

‘Art:7’

‘Wanneer de Wagens het Zij met Paerden dan wel ossen bespannen, zullen worden belaaden met Goederen die door bijkoomende vochtigheid kunnen bederven, zal den Aanneemer gehouden Zijn diergelijke wagens moeten overdekken met Presennings of tenten die de Regens afkeeren kunnen’

‘d:o 8’

‘Voor de prompte uitleevering en goede behandeling van al het geene waarmeede men de Wagens belaaden zal, zal den Aanneemer moeten instaan en verantwoordelijk worden gehouden.’

‘d:o 9’

‘Wanneer den Aanneemer in gebreeken mogt blijven, de Wagens bespannen naar den afstand, en de Vrachten tot welke dezelve dienen moeten gereed te hebben op de plaats, dag en uur daartoe bestemd wordende, zal ten kosten van den Aanneemer worden ingehuurd alle zodanige wagens ‘t Zij met Paerden dan wel met ossen bespannen als het naaste en Spoedigste daartoe te bekoomen zullen zijn en zal het kostende van dien worden gekort van het geen den Aanneemer voor gereeden Wagen vrachten bij de Compagnie te goed hebben of nog te goed maaken zal, en wanneer zulks niet toereikende mogt zijn als dan op de Perzoon en Goederen van den Aanneemer ofte op die van Zijne Borgen verhaald worden.’

‘Art:10’

‘De Aanneemer zal moeten gedoogen dat de Vrachten door hem opgelaaden wordende worden gevisiteerd door zodanige dienaar der Compagnie welke den edelen Heer Commissaris ofte den Hoofdgebieder in der tijd daartoe zal gelieven te committeeren omme bij bevinding dat dezelve Vrachten niet na behooren mogten weezen voldaan, als dan dezelve Zodanig te Suppleeren en voldoende te maaken als naar de aart van de opgelaadene Goederen bij particulieren gebruiklijk is om een Vracht uittemaaken’

‘d:o 11’

‘Aan den Aanneemer van deeze aanbesteeding zal van primo November eerstkoomende tot de expiratie van zijn Contract ofte tot ultimo Augustus 1797 in huur worden afgestaan het Paerdeneiland met de daar op Staande Gebouwen der E Comp: onder de volgende verpligtingen Namentlijk,’

‘P:mo dat hij Aanneemer gehouden en verpligt zal Zijn geduurende de tijd van dit Contract jaarlijks aan de Compagnie te moeten voldoen eene Somma van Een hondert vijf- en- twintig Rijksdaalers dewelke bij expiratie van ieder half Jaar ofte onder ultimo februarij en ultimo Augustus van elk Jaar op Schriftelijke ordonnantie van den edelen Heer Commissaris of den Hoofdgebieder in der tijd zullen worden gekort van het geen den Aanneemer bij de Compagnie te goed zal hebben;’

‘Secundo, dat den Aanneemer verpligt en gehouden zal zijn van al het geen van eenig belang langs het Strand van het Paerdeneiland mogt koomen te gebeuren, ten allerspoedigste kennisse te geeven aan den edelen Heer Commissaris ofte Hoofdgebieder in der tijd;’

‘Terzio, dat den Aanneemer gehouden zal zijn de Gebouwen op het Paerdeneiland Staande in goede Staat te onderhouden, en teffens te gedoogen dat van weegens deeze Regeering een ofte meerder militaire wachten op het gemeld Eiland worden uitgezet en in de aldaar Staande Gebouwen gehuisvesd, zo en in zulkervoege als de omstandigheeden Zullen koomen te vereisschen; - en,’

‘Laatstelijk, dat hij aanneemer en dus Huurder van het Paerdeneiland , noch voor zich-zelfs noch voor anderen of door anderen zal vermoogen in den geheelen omtrek van het Paerdeneiland eenig Hout te roeijen te laaten roeijen ofte gedoogen dat geroeid word, en even zo min het Land van gezegde Eiland door ploegen of omdelven anderzints lostewerken ten einde hierdoor het verstuiven der duinen en Zandgronden voortekoomen’

‘Art:12.’

‘den Aanneemer zal niet vermoogen het meergenoemd Paerdeneiland , waarvan hem het gebruik bij deeze word afgestaan, ‘t Zij ten deele dan wel in zijn geheele aan anderen over te laaten of te verhuuren, maar ‘t zelve alleen moeten bezigen tot eene weide voor zijne Paerden en ossen, ofte tot zodanige andere eindens als hij na voorzeïde bepalingen vermoogen en te raade worden zal.’

‘Art: 13.’

‘de Gegadigdens zullen moeten opgeeven hoe veel Zij voor ‘t werk deeze Aanbesteeding bepaalde begeeren in maniere als volgd, namentlijk’

‘Omtrent de Wagens met Paerden bespannen’

‘Omtrent de Wagens met ossen bespannen’

‘d:o 14’

‘Vermits de wagens welke met Goederen belaaden naar Baaifals worden verzonden, ofte derwaards worden afgevaardigd om Goederen af te haalen, mitsgaders die welke in Commissie gestelde dienaaren naar gedachte Baaï moeten vervoeren, een dan wel meerder dagen kunnen moeten worden opgehouden, Zo word omtrent dit een en ander ter billijke Schadeloosstelling van den Aanneemer bedongen dat hij hiervoor in voegen als volgd zal worden betaald Namentlijk’

‘Omtrent de Wagens met Paerden bespannen’

‘Omtrent de Wagens met ossen bespannen’

‘Art: 15’

‘de Aanneemer zal verpligt zijn van den Heere Resident der Baaifals te ontfangen Schriftelijke bewijzen over de tijd dat de wagens derwaards ter overbreng of afhaal van Goederen gezonden wordende ter ontlading of belading Zijn opgehouden, en zo meede van de in Commissie naar gedachte Baai gedepecheerd wordende Perzoonen, hoe veele dagen de overdekte wagens aldaar ter hunner dispositie hebben moeten verblijven.’

‘d:o 16’

‘De zo evengenoemde bewijzen zo wel als de verleend wordende ordonnantien zal den Aanneemer bij expiratie van ieder maand met voorkennisse en agreatie van den edelen Heer Commissaris ofte Hoofdgebieder in der tijd moeten overleeveren ten Negotie comptoire, alwaar als dan ten zijnen faveure zal worden vervaardigd eene Schriftelijke ordonnantie van ‘t geen hij in de loop der maand zal hebben verdiend om daarop Zijnen betaling in S Comp:s Cassa te erlangen’

‘Art 17’

‘Ter Stipte nakoming van dit een en ander zal Aanneemer hebben te Stellen twee Suffisante en ten deeze Gouvernemente welgeërfde Borgen, ten genoege deezer Regeering, die zich nevens hem in Solidium zullen moeten verbinden, onder expresse renuntiatie van de beneficiën ordinis divisionis et excusSionis en onder verband van hunne persoonen en Goederen als naar Rechten.’

‘d:o 18’

‘Laatstelijk behoud den edelen Heer Commissaris en Raad aan zich deeze aanbesteding te doen voortgaan, dan niet en dus om het laagste bod te accepteeren dan wel aftewijzen’

‘Conditien en Voorwaardens, achtervolgens welke de WelEdele Groot Achtb: Heere Abraham Josias Sluijsken Raad van Neerlands India, mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den ressorte van dien, beneevens den E Achtb: Heere Gezachhebber en de WelEdele Heeren Raaden van Politie van meening zijn omme op dingsdag die weezen zal den 29:ste Julij van het Jaar Zeeventien hondert vier-en-neegentig, aan de minst aanneemende publiecq aan te besteeden het wegbrengen der dooden uit ‘S Compagnies Hospitaal naar de gewoone Begraafplaats, bewesten de buitenste Huizen van dit Kaapse Vlek en het Sleepen der Veldstukken en Canons bij de voor- en- najaarse exercitien van het Garnisoen mitsgaders wanneer zulks anderzints mogt worden vereischt, ende zulks voor den tijd van drie achtereenvolgende Jaaren, omme ingang te neemen met primo September van dit loopende Jaar 1794 en te expireeren met ultimo Augustus van t Jaar Zeeventien hondert zeeven-en-negentig’

‘Art 1’

‘De Aanneemer zal dagelijks op waarschouwing uit het Hospitaal ‘S morgens met het aanbreeken van den dag op eene daartoe geschikte Wagen, uit dat Hospitaal moeten doen afhaalen de dooden Lijken welke daaruit moeten worden ter aarde besteld, en dezelve overbrengen naar de bovengenoemde gewoone begraafplaats derzelve’

‘Art: 2’

‘Tot dat einde zullen twee zodanige wagens daar toe ‘S Comp:e weegen aan handen zijnde, aan den Aanneemer worden overgeleeverd, welke hij op zijn eige kosten zal moeten onderhouden, en afgesleeten zijnde zich daartoe van anderen voorzien op dezelve wijze bedekt en geverfd, welke door den Aanneemer gefourneerde doodenwagens bij het eindigen van den tijd der aanbesteeding op nieuw geschied en hij zelfs andermaal geen Aanneemer blijft, door hem aan de Compagnie zal moeten worden overgeleeverd tegens den prijs eener tauxatie van deskundigen’

‘d:o 3’

‘Ook zal den Aanneemer bij de voor- en- najaars exercitien van het Garnisoen, mitsgaders wanneer zulks anderzints zou moogen worden vereischt, met de vereischte Paerden en hun nodig toestel mitsgaders Coetsiers moeten doen Sleepen of rijden de Veldstukken en Caisons naar en van de plaatsen daar men Zulks tot de exercitie als anderzints commandeeren Zal.’

‘d:o 4’

‘Indien den Aanneemer omtrent dit een en ander in gebreeken mogt blijven, zal men om zijn aangenoomen werk te verrichten voor zijn reekening alzulke Paerden met hun toestel mitsgaders Coetsiers inhuuren als het naaste en Spoedigste te bekoomen zullen Zijn ter verrichting van het geene door hem zal weezen verzuimd, omme de onkosten welke daartoe zullen moeten worden geempendeerd te korten van het geen den Aanneemer bij de Compagnie te goed zal hebben en wanneer Zulks niet toereikend mogt zijn als dan op den perzoon en Goederen van den Aanneemer dan wel op die van zijne Borgen te worden verhaald’

‘Art: 5’

‘De Gegadingdens zullen moeten opgeeven hoeveel zij voor dit werk geduurende den tijd der aanbesteeding ofte voor de geheele drie Jaaren in eens begeeren’

‘d:o 6’

‘De betaling zal geschieden op Schriftelijke ordonnantie van den edelen Heer Commissaris ofte Hoofdgebieder in der tijd ende zulks in zes egale paaiën waarvan telkens onder Ultimo februarij en onder Ultimo Augustus van ieder Jaar een zal worden voldaan’

‘Tot nakooming van al het vooren Staande, zal den Aanneemer hebben te Stellen twee Suffisante en ten deeze Gouvernemente geërfde Borgen dewelke zich nevens hem in Solidium zullen moeten verbinden onder expresse renuntiatie van de beneficien ordinis divisions et excusSionis en onder verband van hunne persoonen en Goederen als naar Rechten.’

‘d:o 7’

‘De edele Heer Commissaris en E Achtb: Raad behouden aan zich om deeze aanbesteeding al ofte niet te doen voortgaan, en dus ook om het laagste bod te accepteeren dan wel afteslaan.’

‘Conditien en Voorwaardens achtervolgens de WelEdele Groot Achtb: Heere Abraham Josias Sluijsken, Raad van neerlands India, mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &:a &:a &:a beneevens den Ed Achtb: Heere Gezachhebber en de WelEdele Heeren Raaden van politie alhier, van meening zijn omme op dingsdag die weezen zal den 29:ste Julij zeeventien hondert vier-en-negentig aan de minst aanneemende publiecq aantebesteeden het aanbrengen met Karren of Wagens van ‘t benodigd Keuken- en- drinkwater voor de wacht en verdere Manschappen op de Batterij Chavonnes de Linie en ‘t Fort de Knokke , en daar zulks verders voor eenige wachten die men binnen de Limieten van de Zoute Rivier en ‘t Ronde Boschje Zoude mogen detacheeren vereischt worden zal ende zulks voor den tijd van drie achtereenvolgende Jaaren omme integaan met primo September eerstkoomende en te eindigen met Ult:o Augustus Zeeventien hondert Zeeven-en-neegentig.’

‘Art:1’

‘De Aannemer zal verpligt zijn het water, zo tot drinken als tot kooken vereischt wordende, altoos tot een genoegzaam op de voormelde Posten en zodanige anderen als hem ingevolge ‘t in den hoofde deezer bepaalde Zouden mogen worden geindiqueerd, dagelijks versch te leeveren ‘t zelve met Wagens of Karren doende haalen aan de zogenaamde Pomp of Watersprong op het Plein voor ‘t Casteel waartoe hij de vaten altoos Schoon en zindelijk zal moeten houden’

‘Art: 2.’

‘Al het geen tot deezen aanbreng dienen moet zal voor Reekening van den Aanneemer verblijven, uitgenoomen alleen de Watervaten die van ‘S Comp:s weegen zullen worden gefourneerd om het ledig gevallene volgens gebruik altoos tegens volle op de Posten te kunnen verwisselen’

‘d:o 3’

‘Indien op een der voormelde Posten of bij ander wachten waar zulks den Aanneemer zal geordonneerd worden te leeveren drinkwater ofte Keukenwater mogt koomen te ontbreeken, of ‘t aangebrachte water vuil of onzindelijk mogt zijn zal den ontbreekende quantiteit of ander Schoon water ten kosten van den Aanneemer derwaards worden gefourneerd door de wagens of Karren die men daartoe het naaste en Spoedigste zal kunnen bekoomen en inhuuren, omme de Huur daarvan te decorteeren van ‘t geen den Aanneemer by de Compagnie te goed zal hebben dan wel wanneer dit niet toereikend mogt zijn op den Perzoon en Goederen van den Aanneemer dan wel op die van Zijne Borgen te worden verhaald.’

‘Art 4’

‘De Gegadingdens zullen in eene Somma moeten bepaalen, het geen zij voor deezen dienst en arbeid Jaarlijks begeeren en daardoor tot de gezegde verrichtingen gehouden en verbonden zijn.’

‘d:o 5’

‘De betaling van de bedongene Penningen zal geschieden op Schriftelijke ordonnantie van den edelen Heer Commissaris ofte Hoofdgebieder in der tijd ende Zulks onder Ultimo Augustus respective van ieder Jaar, de helfte van ‘t geen den Aanneemer Jaarlijks zal hebben bedongen’

‘d:o 6’

‘Tot nakoming van deeze verbindtenissen zal den Aanneemer hebben te Stellen twee in dit Gouvernement wel geerfde Borgen die zich nevens hem om Solidium zullen moeten verbinden, onder expresse renuntiatie van de beneficien ordinis divisionis en onder verband van hunne persoonen en Goederen als naar rechten’

‘d:o 7’

‘de edele Heer Commissaris en E Achtb: Raad reserveeren zich deeze aanbesteeding al ofte niet te doen voortgaan, en dus om het laagste bod te accepteeren dan wel aftewijzen’

De tijd almeede naderende dat de gewoone verpachting van ‘S Lands gemeene Middelen en Inkomsten bij expiratie van dit loopende Boekjaar, wederom voor den tijd van een Jaar moeten geschieden, zo is na lectuure der Conditien waarop deeze verpachting in den voorleeden Jaare is gedaan, goedgevonden dezelve wederom op Saturdag den 30 Augustus eerstkoomende voor een Jaar te doen voortgaan op gelijke Conditien als in den voorleeden Jaare, waarbij omtrent de Pacht van de accijs of het uitgaande recht van wijnen, Brandewijnen en Aracq aan vreemde Scheepen geleeverd wordende zal worden gevoegd, dat den Pachter geene permissie tot ‘t afscheepen van wijnen Brandewijnen en Aracq aan Vreemdelingen zal mogen geeven, als na dat hem voldoende zal zijn gebleeken dat dezelve Vreemdelingen tot den afscheep dier dranken door den edelen Heer Commissaris permissie zal zijn verleend

En vermits de tegenswoordigen Pachter van de Sleet der vaderlandse Bieren en Wijnen, herhaalde rijzen bij den edelen Heer Commissaris verzoek heeft gedaan om in de tegenswoordige Schaarsheid aan Hollandsche of andere uitheemsche Bieren, voor vreemde Bier te moogen Slijten een zoort van dubbeld Kaaps Bier, door den Brouwer vervaardigd wordende, zo is al meede goedgevonden bij de Pacht conditien der vaderlandse Bieren en Wijnen te voegen, dat den Pachter vrijheid zal hebben om dubbele of zwaar kaaps Bier te tappen en te Slijten mits ‘t zelve koopende van den Brouwer en aan den accijs beurder van ‘t Kaapse Moutbier de gewoone impost betaalende.

Voorts is uit aanzien dat ‘er door het verder instorten van ‘S Compagnies Stal nu geen plaats meerder is om de oude zo genaamde Statiekoets van de Comp: welke ook nu alle paerden zijn afgeschaft van geen nuttigheid meer zijn kan te bergen, buiten dat zij ook geheel buiten de mode geworden en van zeer geringe waarde is, goedgevonden om dezelve oude Statiekoets, bij eerste geleegendheid bij openbaare Vendutie te doen verkoopen.

Nog wierd door den edelen Heer Commissaris aan de Vergadering kennisse gegeeven, dat zijn Ed in consideratie hebbende genoomen, hoe het Zomtijds gebeuren kan, Zo als laatst heeft plaats gevonden met de aan boord van het Schip de Phœnicier nat geworden en verstikte Lijwaaten, dat ‘er aan boord van de in Baaifals aan koomende Scheepen worden gevonden, Goederen die door het Zeewater aangestooken en gedeeltelijk reeds bedorven zijn en niet naar herwaards kunnen worden gevoerd zonder groote Onkosten en gevaar voor grooter bederf, zulks het altoos ten meeste voordeele van de Maatschappij te prefereeren is dat die dadelijk in gezegde Baai bij publiecque Vendutie worden verkogt, vermeend hadt om den Heere Christoffel Brand Resident aldaar, te moeten qualificeeren bij diergelijke voorvallen in voorschreeve Baai te ageeren als Vendumeester van ‘S Compagnies Goederen, even en inzelvervoege als die bediening alhier ten Hoofd comptoire aan het Ampt van Hoofd administrateur geaccrocheerd is en onder het genot van het Zelve Vendusalaris.

Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In ‘t Casteel de goede Hoop ten dage en Jaaren voorsz:

[Signed:] A: J: Sluijsken

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] O: G: De Wet

[Signed:] W: F: V: Reede Van Oudtshoorn

[Signed:] E: Bergh

[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s

C. 224, pp. 284-321.

Woensdag den {17940715} 16 Julij 1794

‘S voormiddags, present de edele Heer Commissaris, beneevens de Heeren Leden De Wet en van Reede Van Oudtshoorn.

Na dat geresumeerd en geapprobeerd waaren de Resolutien ter Sessie van den 8 deezer genoomen, is vervolgens geleezen eene Missive door Landdrost en Krijgsofficieren te Swellendam aan deeze Regeering geschreeven, houdende verzoek omme uit hoofde van de voortduurende Stroperijen der Bosjesmanshottentotten en de waakzaamheid welke in de verafgeleegene contrijen omtrent de Caffers moet worden in acht genoomen de Burgers van gezegd District voor dit Jaar wederom van de gewoone Jaarlijkse exercitie en optrek te bevrijden; in welk verzoek verstaan zijnde te condescendeeren, uit aanmerking van de allezints plausible reedenen waarop ‘t Zelve is Steunende zo zal daarvan aan Landdrost en Krijgsofficieren voormeld bij Missive kennisse worden gegeeven.

Hierna is getreeden tot de resumptie eener Missive door den Landdrost van Graaffe-Reinet Honoratus Christiaan David Maijnier, Sub dato 9 Junij Jongstleeden aan deeze Raade gericht, luidende als volgd.

Kaap de Goede Hoop

Aan de WelEdele Groot Achtb: Heere Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van neerlandsch India Mitsg:s Commissaris over Kaap de Goede Hoop en de Ressorte van dien &:a &:a &:a

‘WelEdele Groot Achtb: Heer!’

‘Op den 30:ste der Jongst afgeweekene Maand April behouden alhier g’arriveerd zijnde, heb ik mij zo nauwkeurig mogelijk naar d’ omstandigheedens der Kaffers Natie g’informeerd en vind mij thans in ‘t vermogen UW WelEd: Groot Achtb: met het grootste genoegen te kunnen communiceeren, dat dezelve, hoe zeer men ook het gerucht verspreid, ja zelfs geduurende mijn aanweezen a costij aan UW WelEd Groot Achtb: gerapporteerd had, dat de Kaffers de met hun getroffene vreede geheel verbrooken hebbende weeder op nieuws aan hunne Moord en Roof Zucht den vrijen Teugel vierden, en ook de overige bij ‘t Sluijten der gem: vreede nog op derzelver plaatsen verbleevene Ingezeetenen daardoor al meede genecessiteerd waren geworden hunnen voorsz: plaatsen te verlaaten en zig met de vlugt te Sauveeren. - tot dus verre nog in volkoomen rust komt te zijn het welk mij dus /: onder eerbiedige correctie:/ voor als nog doet vertrouwen, dat diergelijke ten Nadeele der gem: Kaffers verspreide geruchten hunnen geboorte aan niets anders verschuldigd zijn, dan aan de verderfelijke begeerte, dewelke eenige der Ingezeetenen nog Steeds bij blijven om de Kaffers op eene geweldige wijze op Nieuw aan te doen, ten einde hunnen geleedene Schade op dezelve te verhaalen, en anderdeels om bij die geleegendheid hun bezit te vermeerderen. In dit gevoelen ben ik te meer gesterkt geworden, vermits den Hottentot Willem Haasebek dewelke ik voor mijn vertrek naar de Kaap, voorzien van Snuijserijen, naar de Hoofden der met ons in Oorlog geweest Zijnde Kaffers had afgezonden, Zoo om hen afte vraagen waarom zij de met hun gemaakte vreede niet hielden als om dezelve daar toe des noods Ernstig aan te maanen, mij bij mijne te Rug Komst alhier gerapporteerd heeft, dat de voorz: Kaffers Kapitains, de aan hen toegezondene geschenken met Zeer veel genoegen g’accepteerd, en hem gezegd hadden dat het wel waar was, dat ‘er Kort na ‘t Sluijten der vreede weder eenige beesten waaren geroofd geworden, dan dat dit niet als door zodanige Kaffers dewelke van de vreede niet onderrigt geweest zijnde, zich nog Steeds door alzulke hottentotten als zig van hun verweiderd en zich bij dezelve gevoegd hadden, daar toe hadden laten verleiden was gepleegd geworden, met versoek dat ik diergelijke Kaffers waar van zij Reeds zoo veel als zij hadden kunnen bekoomen ter dood hadden gebragt, ook zonder de minste consideratie moest laaten doodschieten, dog dat zij, wat hun betrof, mij echter lieten verzeekeren tot het houden der met ons gemaakte vreede volkoomen geneegen te Zijn, en ten blijke daar van Een Schietgeweer en twee Rydpaarden uitzonden, met verdere beloften dat wanneer ik haar Elf beesten en eenige Snuisterijen wilde zenden, zy als dan zodanige van hun verweiderde en thans met eenige hunner Kaffers te zaamen gerotte hottentotten aan doen, en de gevangene Zoo wel als de bij hun gevonden wordende geweeren zoude uitleeveren. Welk bericht van gem: hottentot Haasebek zoo door het Rapport van den oud veldwagtmeester Hendrik Janse van Rensburg bij mijne afweezendheid aan den Heemraad Hendrik Meijntjes van den Berg gericht als door een Relaas van gem: Rensburg dewelke zich juist onder ‘t Schrijven deezes alhier bevind verleeden, mitsg:s door het mondeling rapport van den zig tot dat einde meede alhier bevindende Oudveldwagtmeester Stephanus Scheepers dat zij door zeekere hottentot Kiewiet Koevoet in ‘t zeekere g’informeerd waren geworden dat ‘er zig niet verre van hunne plaatsen eenige te zaamen gerotte hottentotten en Caffers ophielden die dagelijks enkelde beesten Roofden gemanifesteerd geworden Zijnde heb ik overtuigd dat het Rooven van vee / hoe zeer ook maar Enkeld:/ teegenswoordig door niemand anders werd gepleegd, dan door malcontente en nog dagelijks van de Ingezeetenen opdrossende hottentots waar van ook alreeds volgens ingekoomene Rapporten van de veldwagtmeesters eenige opgespoord en doodgeschooten zijn geworden, geen Ogenblik gehesiteerd, deeze presentatie der Kaffers te amplecteeren en ten dien einde meerm: hottentot Haasebek vergezeld door den afgezand van den Capitain Mozera dewelke zig zeedert het Sluiten der Vreede bij mij heeft opgehouden, voorzien van allerlij Snuijsterijen als meede van Elf beesten, op den 16 der gepasseerde maand Meij, met Een brief aan voorsz Rensburg dewelke in alle eerbied de vrijheid neeme in Copia hier nevens te voegen naar meerm: Kaffers Capitijns afgezonden, in die Streelende hoope dat hun Embassade een gewenscht Succes zal mogen worden agtervolgd, En vermits ik bij geruchte almeede vernoomen heb dat zeekere Gonas Capitain Hans woonde in het Land van den vreedzaame Kaffers Capitain Sambé, en dewelke altoos door laastgem: tot het over brengen van boodschappen, g’emploijeerd word, zig bij mijne absentie op den weg herwaards; begeeven had; om zoo men zegd het vee ‘t welk Sambé beloofd had aan de Christenen te zullen Restitueeren, als meede eenige geweeren aan mij over te brengen, dog onderweegs vernoomen hebbende dat ik niet thuis was, weer te rug was gekeerd heb ik met voorsz Hottentot insgelijks eenige geschenken aan gem: Capitain Sambé gezonden met last denzelve afte vraagen wat hier van zij; terwijl ik bij de terug komst dier hottentotten niet zal afzijn UW WelEd: Groot Achtb: naar verschuldigheid van hunne verrichtingen een behoorlijk bericht te Suppediteeren’

‘Voorts heb ik d’ Eer UW WelEdele Groot Achtb: almeede pligtschuldigst te berigten dat ik hoogst deszelfs zeer gevenereerde Missive van den 11 April ll: ter gecombineerde Vergadering van den 26 der voorsz: Maand Meij geproduceerd heb, en door alle de present Zijnde leeden Unaniem derzelve geeerbiedige onderwerping aan de daarbij vervatten beveelen betuigd en daar bij te gelijk op mijne Speciale afvraging of dat ook aan iemand van hun eenige Nieuwe beweeginge onder de Kaffers bekend kwam te zijn, gedeclareerd geworden zijnde, niets te hebben vernoomen dat daar na Sweemde is dienvolgens ook de Extracten uit voorm: g’eerde Missive dewelke reeds door den Secretaris in gereedheid gebracht waaren op voorsz: datum met de vereischte promptitude aan alle de Veldwagtmeesters gedepecheerd geworden.’

‘Wijders heb ik de door mij aan meerm: Rensburg geschreevene brief meede ter tafel gebracht, naar welkers lecture de Gezamentlijke leeden aan mijne handelingen Eenpaarig hunnen goedkeuring gehecht hebbende.’

‘Ik kan ook niet omheen ter Cognitie van UW WelEdeleGroot Achtb: te brengen dat ter heemraads vergadering van den 27 J: L: door alle de Heemraden eenparig wierd gedeclareerd, met den meede Heemraad Hendrik Meintjes van den Berg aan dewelke bij mijne afweezendheid ter geleegendheid eener by eenkomst van Heemraden en Krygs Officieren ter plaatse van den Oud Heemraad Abraham Paulus van den Bergh gehouden door de manh: Adr:n van Jaarsveld was verweeten geworden zig aan ‘t presteere eener valsche Eed te hebben Schuldig gemaakt geene Cessie te kunnen neemen, voor en aleer hij zig van deese hem aangewreeven blaam volkoomen zoude hebben gesuiverd; dan hoe zeer ik alle pogingen zo om diergelijke discrepatien dewelke altoos en voornamentlijk in dit haggelijk tijdstip Schadelijke invloeden op ‘t algemeen maken zonder Eclat uit den weg te Ruimen, als om UW WelEdele Groot Achtb: pretieuse attentie niet telkens met diergelijke hatelijke klagten te Obrueeren aangewend, en ‘t Eindelijk ook daarheen gederigeerd hebbe dat voorsz: van Jaarsveld blijkens Extract Resolutie van opgem: datum welke ik beneevens de daar in gestipuleerde declaratie van Eer in Copia met alle Eerbied hier nevens voege en waar aan mij onderdanigst Refereere, dit Collegie in ‘t algemeen en gedagte Meijntjes van den Berg in’t bij zonder in pleno consilio Excus heeft moeten vraagen, en deeze zaak dus daar meede voor afgedaan te houden, de voorsz Heemraaden echter hebben g’insteerd dat vermits gedagte van Jaarsveld te meermaalen zijne duure verpligting om tot de goede verstandhouding der vergadering meede te werken, uit ‘t oog verlooren hebbende van zig had Kunnen verkrijgen Zig in teegendeel in allerlij onaangenaame dingen te meleeren de Vergadering of eenig lid derzelve te beleedigen in ‘t daarna met passeeren eener verklaring van Eer te laaten afloopen men namens het Collegie aller ootmoedigst aan UW WelEdele groot Achtb: zoude verzoeken dat hoe wel die zaak om de voorsz: reedenen aldus getermineerd was geworden, dat het van hoogstderzelfs welbehaage zijn mooge op dat de vergadering niet telkens door zulke of diergelijke Lieden mogt werden ontrust, daaromtrent Zodaanige maatregulen te neemen als UW WelEdelegroot Achtb naar hoogst deszelfs wijs oordeel daar toe best geschikt zal vinden: terwijl vervolgens naar het afloopen dier Vergadering de Secretarij door twee gecommitteerde Heemraden ten mijne Overstaan bij Inventaris is overgegaan aan den Secretaris Vercueil, ten wiens reguarde ik UW WelEdele groot Achtb moet betuigen mij niet dan te kunnen loueeren zoo omtrent deszelfs tot hier toe gehouden gedrag als nopens zijne betoonde activiteit in voorsz: post, weshalve ik UW WelEdele Groot Achtb: ootmoedigst verzoeke uit aanmerking van dien, op voorsz: Secretaris Vercueil een gunstig Reguard te Slaan en hem tot de effective qualiteit van dien post te willen bevorderen.’

‘Den door UW WelEdele Groot Achtb: aangestelde Heemraad Barend Joh:s Burgers barendsz:e in onze Vergadering den Eed voorgeleezen en door hem geteekend zijnde heb ik d’ Eer UW Wel Edele Groot Achtb dezelve hier bijgaande toe te zenden.’

‘En naar dien voorsz: van Jaarsveld beneevens den Lieutt Nicolaas Smit en ‘S Colonies Chirurgijn Johan fredrik Hassner als meede den Substitut Casper Bodenstijn en den bode deezer Colonie Samuel fredrik Krause mij hebben verzogt om hun ontslag per request te moogen Imploreeren zo heb ik niet g’ aarseld de drie eerstgem: zulks met veel genoegen te permitteeren, weshalven ik d’ Eer heb derzelver requesten aan UW WelEdele Groot Achtb hier inclosa met die van den Substitut :/ welke ik rondborstig durf avoueeren zig zo in als buiten zijn dienst voorbeeldig te hebben gedraagen, / toe te zenden, met zeer nedrig verzoek, dezelve gunstig te willen fiatteeren even als ook die van voorsz: Krause dewelke mij op de afvraaging omme ten mijne genoegen Sufficiente Cautie te Stellen voor de vendupenningen heeft gedeclareerd daar aan niet te kunnen voldoen, met byvoeging dat al was het dat hij Cautionarissen konde bekoomen, dezelve egter niet zoude willen Stellen ik twijfel geenzints of UW: WelEdele Groot Achtb: als bewust zijnde welke Cautie ik heb moeten Stellen zal faciel penetreeren dat ik niet van mij kan verkrijgen om d’ administratie der Vendugelderen op eene losse voet aan een bode toe te vertrouwen, bovens dien is hij tot het presteeren zijner dienst ten eenemaal incapabel, reeden waarom ik UW WelEdeleGroot Achtb: ootmoedigst Soliciteere dezelve nevens de bovengem: perzoonen van zijn post te ontslaan.’

‘Alzoo den onder afgeschreeven gagie gestelde Soldaat der E Comp: Christiaan Groepé zijne geweest een Knegt van den oud Heemraad Hendrik Cloete Sen:r dewelke ongeacht de verwaarloosing van Zyns meesters goed waar aan hij Zich op eene verregaande wijze heeft Schuldig gemaakt, zig daar en boven nog dagelijks met hottentottinnen vermengd en een aanstotelijk leeven komt te leijden, zoo ben ik genoodzaakt geworden UW WelEdele Groot Achtb: Ootmoedigst te moeten Imploreeren, voorsz Groepé bij zijn komst aan de Kaap, die wel haast zijn zal, vermits ik denzelven naamens zijn principaal geordonneerd heb zig derwaards te begeeven om aldaar verantwoording zijner gehoudene administratie te doen ter voorkooming van veelvuldige Schroomelijke gevolgen, waar van de beginsweijderen ofte daaromtrent zodanige andere Schikkingen te beraamen als hoogst dezelve zal gelieven te behaagen.’

‘Ook vind ik mij in de noodzaakelijkheid gebracht UWWelEdele Groot Achtb: aller Eerbiedigst in Consideratie te moeten geeven, dat aangezien de veldwagtmeesters in deeze Colonie onontbeerlijk zijn, zoo omme de onophoudelijke Commando’s teegens de Bosjesmans en kaffers behoorlijk op te voeren, als omme de ordres en Commissien zoo na UW WelEdele Groot Achtb: en Ed Achtb: politiecque mitsg:s Justicieele raade benevens die der Collegien ter uitvoer te brengen, waar toe men dus altoos de geschikste Sujetten moet Emploieeren, en het egter aan de andere Kant Manifest is dat dezelve willen zij hunner posten die voor al teegenwoordig moeilijker dan ooit komt te zijn, naar behooren waarneemen en zich niet reprochabel of verantwoordelijk maaken dikwils haar have en goed ja zelfs wat meer is hunne weerloose Vrouwen en Kinderen ten prooij van de wreede Vijanden moeten laaten, zonder daar voor boven hunne meede burgeren de minste voorRechten te genieten; En men reeds zeedert een geruime tijd heeft moeten onder vinden dat de Ingezeetenen om de verantwoordelykheeden aan die post g’accrocheerd repugneeren dezelve te aanvaarden, en zig genoegzaam bij ieder Krijgs Vergadering daar over komen te beswaaren of het niet van hoogst deszelfs welbehaagen zoude kunnen zijn, vermits de Landdrosten tog altoos de meeste relatien met de veldwagtmeesters hebben aan mij gedefereerd te laaten, zo om de welvaart deeser Colonie daar door beter te bevorderen als om die lieden nauwer aan hunnen verpligtingen te kunnen verbinden, omme de voorsz: veldwagtmeesters naar alvoorens UW WelEdele Groot Achtb: approbatie telkens daartoe te hebben g’imploreerd na maate dezelve zig wel van hunne pligten koomen te kwijten eenigsints in hunnen moeielijke posten te mogen Soulageeren, met denzelver plaatsen zoo lange zij de voorsz: posten koomen waar te neemen zonder betaaling eeniger recognitie penningen te doen stilstaan dewijl ik anderzints vreese dat men niet alleen genoodzaakt zal zijn dikwerf op voordragt der billijke beswaarenissen welke veele dezelve zoude kunnen inbrengen hun van die posten te moeten ontslaan, maar dat de zulke ook tevens beswaarlijk te remplaceeren zullen zijn.’

‘Vermits den Hottentot Willem Haasebek dewelke in de Kaffers ruptures zoo veele trouwe en gewigtige diensten beweezen heeft en zig thans weder op voorsz: Ambassade Komt te bevinden niet aflaat mij bij Continuatie te Smeeken om deszelfs wijf en Kinderen dewelke zig bij den Burger Coenraad Buijs bevinden te moogen hebben, Zoo verstoute ik mij alverder UW WelEdele Groot Achtb: op ‘t needrigste te Soliciteeren alsoo opgem: Buijs heeft kunnen goedvinden zo op mijne mondelinge als herhaalde Schriftelijke ordres omme ‘t wijf en Kinderen naar opgem:e Haasebek alhier te besorgen daar aan niet te voldoen, en denzelve zig thans zonder voor af zijne attestatie behoorlijk te hebben geligt onder ‘t district van Zwellendam heeft begeeven alwaar men zegd dat hy op Sprong Staat zig naar ‘t amaqualand te Refugiëeren, dat het almeede van UW WelEdele Groot Achtb: welbehage zijn moge uit aanmerking der trouwe diensten van voorsz: hottentot den Landdrost van Zwellendam dies weegens zodaanige ordres te willen Suppediteeren als hoogst dezelve geschikt oordeelen zal om aan de begeerte van meerm: hottentot te kunnen voldoen en hem des te meer aan den belangens der Christenen te verkleeven.’

‘Den hiervoorengem: Oud veldwagtmeester van Zwellendam Steph: Scheepers bij ‘t te kennen geeven, dat zij gelijk hiervooren is gezegd de gementioneerde zaamgerotte Hottentots Craal ontdekt hadden te gelijk licentie verzogt hebbende omme dezelve te moogen doodschieten, heb ik omme zulks met des te minder Schroom en consequentie te kunnen doen hun gelast daar meede te Supperceedeeren, tot het retour der hiervoren dikwerfgem: Hottentotten als wanneer men best onderrigt zal zijn, in hoe verre de Kaffers zig daar in g’impliceerd vinden, en dat ik hun als dan met de noodige ordres tot den aanval zoude voorzien, ofschoon zij in allen gevallen altoos zorgvuldig zoude moeten pogen, omme veel mogelijk dat zaamenrot te vangen alvoorens zij tot het uiterste van dezelve dood te Schieten overgingen.’

‘Laatstelijk kan ik niet afzijn om bij deeze geleegendheid voorsz: Hend:k Janse van Rensburg bij UW Wel Edele Groot Achtb: in een gunstig aspect voor te dragen, ten einde dezelve bij voorkoomende geleegendheid door UW WelEdele Groot Achtb: met het een of andere faveur voor zijne /: of schoon verpligte:/ dog opregte en getrouwe diensten mogt werden gerecompeseerd.’

‘Verhoopende hier meede voor zoo verre in mijn vermoogens is geweest, aan de Zeer g’ eerde Intentie van UW WelEdele Groot Achtb: te hebben voldaan, zoo heb ik d’ Eer naar UW WelEdele Groot Achtb: in de Dierbaare bescherming des Allerhoogste te hebben aanbevoolen met aller Onderdanigst respect te zijn.’

‘WelEdele Groot Achtb: Heer!’

‘Uw WelEdele Groot Achtb: onderdanige getr: en Gehoorz: Dienaar /:get:/ H: D: Maijnier’

Graaffe Reinet den 9 Junij 1794’

Uit welke Missive den Raade zijnde koomen te blijken, dat de geruchte welke men zo ter deezer Hoofdplaatse als in de Buijtendistricten heeft verspreid als of de Caffers de met hen onlangs geslooten, bezijden de waarheid komt te weezen dat inteegendeel eenige der Hoofden van gedachte Natie voor zo veel in hen is coopereeren om de vreede duurzaam te doen zijn, en ten bewijs daarvan zelfs poogen om zodanige Caffers als wijd en zijd verspreid en onkundig van de getroffen vreede hostiliteiten pleegen te overmeesteren en te doen Straffen, zo zal den Landdrost Maijnier onder betuiging van ‘S Raads bijzonder genoegen over zijn goed beleid en overleg in deeze gehouden met alle mogelijke ernst worden gerecommandeerd bij voortgang alle devoire aantewenden om de rust en vreede tusschen de onze en de Caffers te doen onderhouden, daartoe Stipt achtervolgende en doende achtervolgen de heilzaame ordres door deeze Regeering bij Publicatie van den 9 Mei jongstleeden gestatueerd om de zo verderfelijke gemeenschap tusschen de Opgezeetenen deezer Colonie en de Caffers voortekoomen en te verhinderen.

den Raade zich onbevoegd achtende om ingevolge het verzoek en de voordracht van den Landdrost Maijnier de Veldwachtmeesters van zijn district te bevrijden van de betaling der Jaarlijkse Recognitie op de door hen in leening bezeeten en bewoond wordende plaatsen, zo zal gezegde Landdrost daarvan worden geinformeerd, en teffens gelast omme wanneer tot Schadeloosstellingen van dien aart door de Veldwachtmeester bij hem aanzoeken worden gedaan, dezelve te declineeren, onder een betooging van de weinige belastingen die door de Opgezeetenen van Graaffe-Reinet worden gedraagen, de geringheid der Recognitie welke van hunne in leening bezeeten wordende plaatsen moet worden opgebracht, de faciliteiten welke hen tot de betaling dier Recognitie zijn verleend, en de verpligting waaronder allen maar vooral de gegoede en vertrouwdste Opgezeetenen waaruit altoos de Veldwagtmeesters worden gekoozen zich bevinden omme na best vermoogen het Land hunner geboorte en inwooning ten dienste te staan.

Uit gezegde Missive van den Landdrost Maijnier nog nader dan bevoorens gebleeken Zijnde, dat den Burger Coenraad Buijs de voornaamste aanleiding heeft gegeeven tot de geweldenarijen door den anderzints zo vreedzaame Caffers gepleegd, en teffens dat hij niet tegenstaande de mondelinge en Schriftelijke beveelen van den Landdrost het Wijf en de Kinderen van de trouwen en gedienstigen Hottentot Haasebek aan hem niet te rug wil geeven, mitsgaders dat hij met overtreding van de gestatueerde en aan hem gewisselijk bekende ordres heeft goedgevonden Sig uit het district van Graaffe-Reinet te retireeren zonder van eene attestatie te zijn voorzien en zich te begeeven naar dat van Zwellendam , met het voorneemens om zich naar ‘t Amacqualand te refugieeren, zo is bij overweeging van de noodzaaklijkheid dat den gemelde de Buijs in de voortgang van zijne ongeoorloofde en geweld verwekkende handelingen ten Spoedigste mogelijk worden gestuit, goedgevonden en dienvolgens beslooten, omme den Landdrost der Colonie Zwellendam te gelasten langs alle mogelijke en des noods met zodanige middelen als hem ter handhaving van goede ordre en Justitie Zijn toebetrouwd het Wijf en de Kinderen van den Hottentot Haasebek van den Burger Coenraad de Buijs machtig te worden om dezelve vervolgens onder behoorlijke beveiliging te verzenden naar de Drostdije van Graaffe Reijnet , ten einde door den Landdrost Maijnier aan genoemde Haasebek te rug gegeeven te worden; - terwijl voorts den Landdrost Faure zal worden bevoolen omme met de meest mogelijke Spoed den gezegde Burger Coenraad de Buijs te arresteeren en herwaards te doen vervoeren, ten einde ingevolge ‘S Raads Resolutie van den 9 Mei Jongstleeden door den ad interim Fiscaal deezes Gouvernemenst te kunnen worden geactioneerd, - en zich over zijn gehouden conduites te verantwoorden.

En vermits het ombrengen van mensche een daad is die met alle goddelijke en menschelijke wetten Strijd, wanneer geschied zonder noodweer of in een openbaaren oorlog door den Souverain of derzelfs Representanten gewettigd zo zal den Landdrost Maijnier worden gelast en aangeschreeven om geene beveelen uit te vaardigen, dan wel te gedoogen om de Caffers of Hottentotten te doen doodschieten, en dus daartoe niet overtegaan, dan na dat alles zal Zijn beproefd om de thans ontdekte Kraal Slechte en roovende Hottentotten te vangen en machtig te worden terwijl deezen Raade van den ijver zo van den Landdrost Maijnier als van Heemraaden verwacht dat zij verders alle hunne welmeenende pogingen zullen aanwenden om hun district zonder het plengen van menschen bloed in rust te houden.

Wijders zal den meermelde Landdrost van Graaffe Reijnet worden bevoolen om aan den oud-Veldwachtmeester onder het District van Zwellendam Hendrik Janssen van Rensburg te betuigen S Raads bijzonder genoegen over zijne betoonde vigilantie en oprechte trouwe met verzeekering dat deeze Regeering altoos hem ten goede indachtig zal zijn.

Voorts gedisponeerd Zijnde op de nevens gemelde Missive gevoegde Requesten, zo is goedgevonden om den Capitijn der Burgercavallerie aan Graaffe-Reijnet Adriaan van Jaarsveld en den Luitenant Nicolaas Smit uit deeze hunne functien te ontslaagen worden bij deeze met behoud van hunne rang Resp:ve en teffens omme den Chirurgijn der Colonie Graaffe-Reinet Johan Fredrik Hassner, den Substituut Casper Bodenstein en den Gerechtsbode Samuel Fredrik Krause als meede uit deeze hunne repective bedieningen te ontslaan en te Stellen onder afgeschreeven Gagie gelijk dezelve ontslagen en onder afgeschreeven Gagie gesteld worden bij deeze.

Dan nadien den opgemelde Gerechtsbode Samuel Fredrik Krause blijkens des Landdrost Missive heeft geweigerd om te voldoen aan de zoo nadrukkelijke beveelen deezer Regeering om te stellen sufficiente cautie voor het afdoen van zodanige Vendubrieven als hem door den Landdrost Maijnier als Vendumeester van den Colonie Graaffe-Reinet ter incasseering zijn toebetrouwd en bovensdien den gemelde Krause nog verantwoordelijk komt te zijn voor zodaanige Vendubrieven als hem zo door den overleedenen Vendumeester M:r Cornelis van Aerssen als door den Heere Bergh als geweezen Vendumeester ter incasseering zijn inhandigd van zodanige Verkoopingen als door hem zelfs zyn gehouden en waarvoor hy dus aanspraaklijk moet worden gehouden, zo is alverder goedgevonden den Landdrost Maijnier te injungeeren en te gelasten hem Krause niet te permitteeren zich van de Drostdije Graaffe Reijnet naar een ander ter woon te begeeven en behoorlijk te waaken dat zulks door hem niet clandestine worde gedaan, voor- en- alëer hy de door den Landdrost billijk gevorderde zeekerheid zal hebben gesteld en aan den Landdrost bovensdien zal zijn gebleeken dat den meermeld Krause zich volgens pligt en gehoudenisse over het aan hem toebetrouwde en ter Zijner verantwoording Staande, zo aan de Weduwe van den Vendumeester van Aerssen als aan den Heere Bergh voldoende zal hebben verantwoord.

En wierd bij deeze geleegendheid door den edelen Heer Commissaris den Raade gecommuniceerd, dat zijn Ed uit hoofde van het goed genoegen dat de geweezen Adsistent Jacobus Vercueil, door zijn Ed: ter preuve geplaatst te Graaffe Reijnet om het Ambt van Secretaris der Colonie Graaffe-Reijnet waarteneemen, goedgevonden hadt denzelve Jacobus Vercueil thans effectief aan te Stellen tot Secretaris der Colonie Graaffe-Reijnet, met de daartoestaande qualiteit van Boekhouder en de gagie van ƒ30:- per maand, onder een nieuw drie Jarig verband.

Landdrost en Heemraaden van Stellenbosh en drakenstein aan wien bij besluit deezer tafel van den 22:ste November anno p:o is gelast geworden den raade te berichten op zeekere Requeste door den Burger Jan George Kramer ingedient tendeerende om zeeker Strookje gronds ter groote van 2 1/2 Morgen in eigendom te verkrijgen daar over ingedient hebbende het volgend Bericht,

Aan den WelEdele Groot Achtb: Heere Abraham Josias Sluijsken, Raad Ordinair van Nederlandsch India, mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de goede Hoop en den Ressorte van dien &:a &:a &:a beneevens den Wel Edelen Achtbaren Heere Gezachhebber en de WelEdele Heeren Raden van Politie

‘WelEdele Groot Achtb: Heer!’

‘E: E: Achtb: Heeren!’

‘Ingevolge en ter plichtschuldige voldoening aan de zeer gerespecteerde ordre van UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: vervat bij Extract Resolutie de dato 22:ste November des Jaars 1793 het door den Burger Jan George Kramer in Eijgendom verzogte Strookje lands ter groote van Twee en Een half morgen annex des zelfs woonplaats onder het district van Drakenstein geleegen ten overstaan van den Eerst geteekende Landdrost door gecommitteerde Heemraden geinspecteerd ende geexamineerd zijnde in het zelve bevonden niet zonder merkelijke prejuditie der omstreeks leggende gebuuren te kunnen werden uitgegeeven, maar dat onder gunstige welduiding van UWelEdeleGroot Achtb: en E Achtb dit Land zo wel als dat gedeelte Compagnies grond het welke annex de plaats van de weduwe Jacobus du Preez geleegen komt te zijn, en het welk door gem: weduwe du Preez bezaaijd is geweest behoorde te blijven tot een vrije doordrift van gem: Kramer ende daar omstreeks leggende gebuuren’

‘Terwijl de ondergeteekendens voorts de vrijheid neemen zich met diep Schuldig Respect te onderschrijven, als’

‘WelEdele Groot Achtb: Heere!’

‘E: E: Achtb: Heeren!’

‘UWelEdele Groot Achtb: en E Achtb: Zeer Onderdanige en gehoorz: Dienaaren’

‘H: L: Bletterman P: G: Wuem J: Eksteen Pieter Roux Jacob de Villiers S: J: Cat A: D Villiers J:n, Z:’

‘In heemraads Vergadering aan Stellenbosch den 7 Julij 1794’

en nadien uit gezegd Bericht koomen te blijken dat zo wel het land door den Burger Kramer in eigendom verzocht als dat gedeelte ‘S Compagnies Land ‘t welk annex de plaats van de Weduwe Jacobus du Prez geleegen komt te zijn en door haar bezaaid is geworden, behoorde te blijven leggen tot een vrije doordrift voor gemelde Kramer en daaromstreeks woonende gebuuren, zo is verstaan omme conform dat bericht het verzoek door hem Kramer ter Sessie van den 22:ste November Jongstleeden gedaan te declineeren en te wijzen van den hand gelijk geschied by deeze, en zal daar van zo aan Landdrost en Heemraaden voormeld als aan den Burger Jan George Kramer en de weduwe du prez bij Extract deezer kennisse worden gegeeven.

Landdrost en Heemraaden voormeld ter voldoening aan ‘t geen van hen door den edelen Heer Commissaris is gevorderd, over het verzoek van den Burger Petrus Johannes de Villiers omme uit hoofde van zijne armoedige omstandigheeden te worden bevrijd van de betaaling der door hem verschuldigde achterstallige Recognitie penningen aan welgemelde Heere Commissaris is ingedient hebbende het volgend Bericht.

Aan den WelEdelen Groot Achtb: Heere Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlandsch India mitsgaders Commissaris over het Gouvernement Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &:a &:a &:a

‘WelEdele Groot Achtb Heer’

‘De Ondergeteekende Landdrost en Heemraaden ter pligtschuldige voldoening aan UWelEdele Groot Achtb: zeer gerespecteerde ordre vervat bij missive van den 10 Meij J:L: hebben de Eer UWelEdele Groot Achtb: in alle eerbied te berichten, en wel eerst ten opzichte van de in voorsz: zeer gerespecteerde Missive gementioneerden Burger Petrus Johannes de Villiers dat denzelven in vergadering van den 8 feb:ij J: L: bij de onderget: verzoek gedaan hebbende ter erlangen van een Certificaat weegens zijne behoeftige toestand, ten einde met ‘t zelve by UWelEd: Groot Achtb: te kunnen verzoeken van de betaling der op zijn leeningsplaats hechtende Achterstallige Recognitie penningen te mogen werden gelibereert, zyn verzoek als toen in advijs is gehouden tot tijd en wijlen de Onderget:s van de waarheid van zijn voorgeeven zouden zijn Overtuijgd; dat nauwkeurig onderzoek en daarop Ontfangen geloofwaardige berichten aan de onderget: overtuigd gebleeken is voorm:e de Villiers waarlijk door Continueele tegenspoeden en ongelukkige omstandigheeden ten eenemaal in eene zeer armoedige toestand gebracht Zijnde, daar door buijten Staat is gesteld Zijn achterstallige Recognitie penningen aan de E Comp: te kunnen opbrengen, waarom dan ook de onderget: zich verplicht achten aan de Goedgunstigheid van UWelEdele Groot Achtb: te moeten overlaten om ten opzigte van voorsz: Villiers zodanige gunstige dispositie te neemen als UWelEd Groot Achtb: zal gelieven goed te vinden’

‘Waarmeede de Onderget:ns de vrijheid neemen zich met diepschuldige Respect te onderschrijven, als /:onderstond:/ WelEdele Groot Achtb: Heer /:Lager:/ UWelEd Groot Achtb: zeer onderdanige en gehoorz: Dienaaren was get:/ H: L: Bletterman, P: G: Wuem J: Eksteen, Pieter Roux, J: de Villiers, S: J: Cat A: D: Villiers J: Z: /: in margine:/ In Heemraads vergadering aan Stellenbosch den 7 Julij 1794.’

Zo is bij overweeging van de allezints droevige omstandigheeden waarin gemelde de Villiers door geduurige teegenspoeden zich bevind, goedgevonden en dienvolgens beslooten hem van de op Zijnen in leening bezeeten wordende plaatsen hechtende 6 Jaaren en 7 Maanden achterstallige Recognitiepenningen tot Ultimo Augustus Jongstleeden te ontheffen en te bevrijden, zo als hij daarvan bevrijd en onthefd word bij deeze, zullende van dit besluit bij Extract deezer kennisse worden gegeeven aan den Heere de Wet als Boekhouder van ‘S Lands generaale Inkomsten, ten einde te Strekken tot zijn Ed: naricht en informatie, en zo meede aan den Burger Petrus Johannes de Villiers met recommandatie aan deeze om bij ‘t vervolg zijne recognitiepenningen prompt te voldoen.

De Heere President en Raaden van Justitie deezes Gouvernements, aan wien bij besluit deezer tafel van den 16 Mei jongstleeden is gedemandeerd geworden deeze Regeering te dienen van derzelver consideratien en bericht over de gedeeltelijke inhoud van zeeker Vertoog door den Heere Gezachhebber, aan deeze Raade ingedient en bij de Resolutien van den 16 Mei Jongstleeden geinsereerd hierover heden ingedient hebbende het volgend Bericht

Aan den WelEdelen Groot Achtb: Heere Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India, mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Cabo de Goede Hoop, en den ressorte van dien &:a &:a &:a beneevens den WelEdelen Achtb: Heere Gezachhebber en welEdele Heeren Raaden van Politie

‘WelEdele Groot Achtb: Heere! en E: E: Achtb: Heeren!’

‘Het heeft aan UWelEd Groot Achtb: en E: E: Achtb: behaagt bij besluit van den 16 maij ll: aan de ondergeteekende, Præsident en leeden van den Raade van Justitie deezes Gouvernements, te doen toekoomen Extract uit een destijds door den WelEd: Achtb Heere Gezachhebber aan UWelEd Groot Achtb: en E: E Achtb: gepræsteerd vertoog, voor zo verre zijn WelEd Achtb: zich daarbij heeft beswaard, dat de Raad van Justitie wel als Separaat in den insolventen boedel van den procureur Jacobus Vercueil zoude hebben beschouwd, de daarin gevonden Vendubrieven, aan hem Vercueil door welgem: Heere Gezachhebber ter incasseering toebetrouwd; maar daarentegen niet als zodanig aangemerkt een bedraagen van Rijksdaalers 2267:- door den gem: procureur Vercueil, voor zijne insolventie aan vendupenningen ingevordert, doch onverandwoord en dus ook onuitgekeerd gelaaten, met last en bevel, omme deswegens aan UWelEd: Groot Achtb: en E: E: Achtb: te dienen van consideratien en berigt’

‘En het is ter plichtschuldige voldoening aan dit geëerd besluit, dat de onderget: thans de eere hebben aan de attentie van UWelEd groot Achtb: en E: E: Achtb: in allen eerbied voor te draagen;’

‘Dat wanneer de boedel van Jacobus Vercueil als insolvent bij de onderget: aanvaard, en op den 21 April des Jaars 1792 is geinventariseerd aan gecomm: Leden uit den raade van Justitie, hiertoe vaceerende, wel onder anderen als een Lastpost des boedels is opgegeeven een bedraagen van Rd:s 1624:- ten behoeve van den WelEdelen Achtb: Heere Gezachhebber, maar dat destijds in den boedel onder Custodie of bewaaring van Vercueil niet zijn ontdekt, noch door denzelven aan gecommitteerdens of den Sequester overgegeeven, eenige vendubrieven, zoo min als ook daarinne eenige gereede Penningen, uit dien hoofde, dan wel uit eenige andere oorzaak geprovenieerd, zijn te vinden geweest gelijk niet alleen door gecomm: en den Sequester in Raade van Justitie is gedeclareerd bij geleegendheid dat voorm: UWelEd: Groot Achtb: en E: E: Achtb: geëerd besluit en daarby gevoegd Extract vertoog zijn gecommuniceerd, maar ook des noods nader kan consteeren uit den Inventaris des boedels, waarvan Copia dit bericht Sub N:o 1 verzelt’

‘De ondergeteekendens moeten derhalven Supponeeren, dat daar de voorsz: Vendubrieven niet te min aan den WelEd Achtb: Heere Gezachhebber door ijmand moeten zijn inhandigd, zulks hoogst waarschijnlijk zal zijn geschied door den Procureur Vercueil zelven, van wien ook niet geen den minsten Schijn zoude hebben kunnen worden gevorderd, om eenige Stukken tot deszelfs boedel niet relatif, maar door anderen aan hem als procureur toebetrouwd, ten einde op grond daarvan voor den raade van Justitie te ageeren, aan gecomm:s of den Sequester overtegeeven, te verminder daar zijne qualiteit als procureur ook na de insolventie bleef voortduuren, en hij dus de bevoegdheid behield, om voor een ijder, welke daartoe de noodige qualificatie wilde verleenen of doen voortloopen in rechten werkzaam te zijn.’

‘Waaruit volgt, dat al waaren de gem: vendubrieven aan gecomm:s en den Sequester door Vercueil overgegeeven, de ondergeteekens geene de minste zwaarigheid zouden hebben behoeven te maaken, om dezelven aan welgem: Heere Gezachhebber te restitueeren, om dat deeze Vendubrieven, van welke zijde ook beschouwd, nooit konden geacht worden in eenig verband te staan met den boedel van Vercueil, maar in teegendeel als geheel Separaat van dien zouden hebben moeten worden aangemerkt, zoo als ook uit het zelfde oogpunt door de onderget:s zouden Zijn geconsidereerd alle gereede penningen, welke volgens de regulen van præferantie onder bepaaling van gedeponeerd geld kunnen worden gebracht indien ‘er zodaanige penningen waarlijk in den boedel waaren gevonden geworden: En in dit geval alleen zoude ook misschien de consequentie te passe hebben kunnen komen, welke de WelEd Achtb: Heer Gezachhebber, uit de Separatie der vendubrieven van de overige effecten des boedels, gelieft te eliciëeren, dat namelijk de vendupenningen in zelver voegen als de vendubrieven hadden behooren te worden gesepareert; want in dit geval alleen zoude ook de kragt van eigendom, op de vendupenningen aan zijn WelEd: Achtb: competeerende, werkzaam hebben kunnen zijn: daar in teegendeel terwijl in den boedel geene gereede penningen zijn gevonden, veel min zodanige, welke voor gedeponeerd moeten worden gehouden, aan den WelEdele Achtb: Heere Gezachhebber thans alleenlijk eene perzoneele actie op het provenu der goederen en effecten des boedels toekomt, hoedanige perzoneele actiën, in cas van insolventie, naar haaren aart zijn geprivilegieerd, of zonder eenig voorrecht met den anderen concurreeren’

‘Om dus te kunnen bepaalen, of en in hoe verre aan den WelEdelen Achtb: Heere Gezachhebber, wegens de door Vercueil ingevorderde en onverandwoord gebleven vendupenningen op des zelfs boedel præferentie competeerd, zal voornamentlijk behooren te worden onderzogt, of en hoedanig voorrecht aan de actie, welke zijn WelEd: Achtb: uit den hoofde heeft, bij de wetten worden toegekend.’

‘Zeker is het, dat de E Comp: gelijk in andere gevallen, zoo ook over het rendement van haare bij openbaare veiling te gelde gemaakte goederen, met het hoogste recht præferent moet worden gesteld in den boedel van den geenen aan welken de administratie en invordering der Vendupenningen is aanbevoolen: en omtrend den zodanigen kunnen ook, zonder eenigen den minsten tegenspraak, van applicatie worden gemaakt de ordres en besluijten, ten opzichte der præferentie van de E: Comp: op insolvente boedels van haare dienaaren, in eenig comptable ampt gesteld zijnde, Successive geemaneerd; inzonderheid de beide besluijten der Hooge Indiasche Regeering, op den 10 Julij 1750, en 27 Junij 1772, bij welk laatste besluit met ronde woorden word bepaald dat de E Comp: betreffende de administrateurs van haare gelden en goederen in cas van insolventie, op legaal hijpotheecq, voor alle anderen moeten worden gepræfereerd, tot de Somme by de borgtogten bepaald, en dat wanneer de administrateur dan nog te kort schiet de E Comp: in zulken gevalle ook zelfs præferentie heeft op de vaste boven de losse goederen, van de borgen ‘t Zy dezelve verbonden zijn of niet, en bij hypothekeering indien dezelve verbonden zijn na den datum van de borgtogt almeede ter concurrentie van de daarby bepaalde Somma; terwijl de verdere præferentie, in zoo verre den origineelen debiteur betreft, gezegd word te moeten plaats vinden naa doodschulden huis- en land huur, mitsgaders weezenmiddelen’

‘Doch zoo zeker als dit voorrecht van de E: Comp: is; zoo vast Staat het ook dat het zelve niet anders plaats heeft, noch wettig kan hebben, dan alleenlijk wanneer d’ E Comp: haar agter weesen vordert van den administrateur zelven, die in dit geval de geene is, aan welken van Comp:s wegen, de qualiteit is verleend, om haare goederen bij publicque opveiling te gelde te doen maaken: dit blijkt duidelijk uit voorsz: besluit van den 10 Julij 1750; waar by de Hooge Indiasche Regeering, naa vooraf te hebben bepaald de Sommen der borgtogten, door de resp: administrateurs in dienst der E Comp: te Stellen verder statueert’

‘“dat de Comp in cas van insolventie zal hebben en genieten het recht van præferentie tot de Sommen by de borgtogten bepaald in de zevende plaatze, ofte immediaat naa die geene, die huijs of landhuur te prætendeeren hebben, voor de legaale hijpotheeken en alle andere Crediteuren;”’

‘Op welk voorschrift Hoogstdezelve onmiddelijk deeze bepaaling laaten volgen.’

‘“in zo verre betreft de zulken, die alleen in een compatable ampt of bediening gesteld zijn, maar dat de Compagnie, betreffende de administratien en bedieningen, daar Twee administrateurs, pakhuijzmeesters of andere bediendens in Solidum aansprakelijk en responsabel zijn, ingevalle van insolventie van den eenen haar regres zal hebben en behouden op den anderen, of over blijvenden,die NB eenlijk in concurrentie zal worden geadmitteerd met de andere Crediteuren van den insolventen boedel van zijnen mede administrateur”‘

‘Houdt het recht van præferentie op omtrent gelden van de E Comp: tegen een mede administrateur, waarvan de qualificatie en aanstelling niet dependeert van den geenen, die met denzelven in administratatie is geweest en in Solidum heeft voldaan, hoe veel te meer zal dan het recht moeten cesseeren, wanneer een administrateur zonder last van de E Comp: een derden naar goedvinden tot de invordering van ‘S Comp: penningen qualificeerd? deeze gevolgtrekking word ten Sterksten bevestigd door het geen zo wel in India, en als aan deezen uithoek geuseert en bij de statutaire wetten in Specie voorgeschreeven word gevonden, omtrent alle de geenen die tot het houden van Vendutien Compagnies wegen gequalificeerd zijn, hier inne bestaande, dat de Vendumeesters in allen gevalle direct verantwoordelijk zijn voor de Vendupenningen, zonder de E Comp: te mogen renvoijeeren na de afslagers en bodens, ten opzigten van welken zij alleenlijk gerechtigd Zijn, om boven en behalven de gewoone cautie,zodaanige nadere præcautien te neemen, als zij tot haar Securiteit nodig en billijk oordeelen Vid: Statuten van Nederlandsch Indien Tit: Vendumeester §3,volgens deeze bepaaling hebben de onderget: die eed en plichtshalven in het reguleeren der præferentie, in naame van den Souverain gehouden zijn, Stiptelijk te agtervolgen de wetten en ordonnantien, door ofte van weegen Hoogstdenzelven tot een rigtsnoer in dat opzicht voorgeschreeven, zich reeds herhaaldelijk in de verpligting gebracht gezien, omme met andere personeele Schulden te moeten doen concurreeren, de prætensien van Vendumeesters op de insolvente boedels van hunne bodens; ‘t geen nog laatstelijk is geschied, omtrent den insolventen boedel van den bode der Weeskamer Jurriaan Marthinus Prins waarin aan het Collegie van weesmeesteren, als administreerende den boedel van wijlen derzelver Secretaris Tobias Christiaan Ronnenkamp wegens vendupenningen door gem: Prins ingevordert, doch onverandwoord gebleeven op een montant van Rx 5109:15: slegts 35 1/2 prC:t zyn te goed gedaan.’

‘Op alle deeze gronden moeten de onderget: in allen eerbied betuijgen, dat zij zich ten eenemaal onbevoegd reekenen, aan de prætensie van den WelEdele Achtb: Heere Gezachhebber op den boedel van den procureur Vercueil eenig meeder recht toetekennen, als aan alle andere prætensien, welke voortkoomen wegens invordering van penningen, door Vercueil uit kragte eener Speciale op hem verleende procuratie, in zyn qualiteit als procureur gedaan; omtrend welke laatstgem:e geen onderscheid kan worden gemaakt, of de ingevorderde Schulden bij kustingbrieven, Schepenen kennissen, notarieele of andere publiecque actens geconstitueerd, dan wel uit simpele onderhandsche schuldbrieven of andere dergelijke oorzaaken voortspruijtende zijn geweest want ofschoon niet kan worden ontkent, dat penningen, uit den verkoop van ‘S E Comp: goederen geprovenieerd, als Comp:s gelden moeten worden aangemerkt; zoo is het niettemin tevens buijten tegenspraak, dat zoo dra de penningen niet in natura existeeren ook het recht, op zodaanige penningen in Specie moet cesseeren, en dat die geene aan wien de invordering Comp:s wegen incumbeert, debiteur word van de waarde welke qualiteit van debiteur nimmer zonder toestemming van den Crediteur op een derden kan worden getransfereerd, maar word tusschen dezen derden en den administrateur die aan hem de invordering demandeert, eene andere actie en prætensie gebooren, geheel different van die der E Comp: als zijnde de oorzaak daarvan geleegen in het mandaat op de procuratie tot de incasseering verleden, maar geenzints in eene door de E Comp:s aan den mandataris toebetrouwde administratie’

‘De onderget: houden zich overtuigd dat ook deeze reedenen ten grondslag hebben verstrekt van het besluit welke de E Achtb: Raad van Politie op den 12 Maart des gepasseerden Jaars 1793 heeft gelieven te neemen op de voordragte destijds door den WelEd: Achtb: Heere Gezachhebber gedaan, om de voorsz: prætensie van Rd:s 2267 als præferent in den boedel van meerm: Vercueil te doen considereeren bij welke besluijt zeer billijk word gereflecteerd, dat in deezen niet anders kan worden gevolgt, dan die wetten en ordres welke de wijze waarop de præferentie en concurrentie van insolvente boedels moet worden gereguleerd aan den rechter voorschrijven, zo als dan ook bij welgem: Raade van Politie ten dien opzichte alleenlijk is beslooten, aan den Sequester by Extract van gem: besluit kennisse te doen toekoomen van de gedaane voordragte, ten einde zodanig Extract nevens de reekening van den insolventen boedel van den Procureur Vercueil over te leggen aan de onderget:, om bij het reguleeren der præferentie en concurentie zodaanige dispositie op de præferentie in questie te neemen, als zy navolgens de beschreeven wetten de gestatueerde ordres, en de omstandigheeden bestaanbaar zouden vinden. - En aan dit besluit der Regeeringe, waar van thans meede Extract aan den Sequester is gesuppediteerd, zullen de onderget: het Zich ook tot een plicht reekenen, by de finaale reddering des boedels van Jacobus Vercueil zodanig te voldoen dat zo min aan het Recht van den WelEdelen Achtb: Heere Gezachhebber; als aan dat der overige Crediteuren eenige de minste attentie toegebragt en dus de wetten en gestatueerde ordres functueel worden opgevolgd, waarin de onderget: te meer verbonden zijn, Zoo Strikt doenlijk te werk te gaan; om dat de weg van appel, zoo wel van een vonnis van præferentie als van andere vonnissen, aan den geenen, die zich beswaard agt, open staat, en ook door de onderget: vrij en onverhindert moet worden gelaaten.’

‘Na dit alles oordeelen de onderget: zich nog verplicht ter kennisse van UWelEdele Groot Achtb: en E: E: Achtb: te brengen, dat in den boedel van Vercueil gevonden zijnde een aanmerkelijke quantiteit inneschulden waarvan de invordering reeds vroegtijdig bleek aan buijtengewoone zwarigheeden onderworpen te zijn, de onderget: blijkens het Sub Numero 2 hiernevens gevoegd Extract uit de Civile Regts Rolle, reeds op den 30 Augustus 1792 op voorstel van den toen maaligen Sequester hebben vermeend te moeten besluiten om uit provenu der vaste en losse goederen eene provisioneele uitbetaaling op de bezeguldheeden ten laste des boedels te doen geschieden, ten einde door de twyffelachtige situatie der inneSchulden waarvan zelfs tot hiertoe Slechts een gering gedeelte, heeft kunnen worden geincasseert, den boedel niet boven maate met voortloopende renten te bezwaaren, welke uitbetaaling dan ook is geschied, doch niet anders dan onder Cautie de restituendo: zijnde de boedel tot hier toe niet finaal geliquideert; om dat het gering montant der geincasseerde inneSchulden niet voldoende is, om de nog in den boedel Zijnde præferente prætensien te voldoen, veel min om aan concurrente Crediteuren iets te distribueeren waar uit UWelEdele Groot Achtb: en E E Achtb: zullen ontwaaren dat by de onderget: tot hiertoe geene quæstie heeft kunnen onstaan over het finaal reguleeren der præferentie en concurrentie en dus tot het refereeren der voorsz: prætensie van Rd:s 2267:- onder de laatsgem: Classe: terwijl overigens bij de retroacta van den Rade van Justitie geen blijk is te vinden welke devoiren door den WelEdele Achtb: Heere Gezachhebber zouden zijn gedaan om præferentie te genieten, ofte dat de onderget: eenig finaal besluit zouden hebben genoomen die prætentie als concurrent in den boedel van Vercueil te beschouwen’

‘De ondergeteekendens Submitteeren dit hun bericht en deeze hunne consideratien eerbiedig aan het beter en meer verligt oordeel UWer WelEdele Groot Achtb: en E: E: Achtb: en besluiten in ‘t vertrouwen van aan derzelver geeerde intentie pligtschuldig te hebben voldaan’

‘Overgegeeven in Raade van Politie Aan Cabo de Goede hoop den 16 Julij 1794’

’/:get:/ O: G: de Wet W: S: V: Rijneveld Joh:s Smuts R: J: v D Riet G: H: Meijer C: Matthiessen Junior H: Baumgardt A:m Fleck H:k A:s Truter’