C226 v1.20
C. 226, pp. 2-37.¶
Woensdag den {17940917} 17 September 1794
‘S voormiddags, alle present, behalven den Heere Brandt.
Na resumptie en approbatie der Resolutien op den 9 deezer genomen, wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat zijn Ed: van den Capitein en Capitein Luitenant van het alhier geankerd leggend Retourschip de Phœnicier ontfangen hebbende ‘t volgend Schriftuur.
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer A: J: Sluijsken, Raad ordinair van Nederlands India, mitsgaders Commissaris deezes Gouvernements en de Ressorte van dien & & &.
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘Geeft met alle verschuldigde Eerbied te kennen Uw Wel Ed: Groot Achtbaare zeer gehoorzaame en onderdanige Dienaar den Capitein en Capitein Luitenant ter zee Augustinus Hyenberg, en Hendrik Eden beide in dienst de E: O: I: Compagnie op ‘t Retour Schip de Phoenicier dat zij Suppliante de vrijheid neeme de gesteldheid van haar onderhebbende Bodem aan Uwel Edele Groot Achtb: te doen bekend worden, daar UwelEdele Groot Achtb: niet onbewust is de zwakke gesteldheid van dezelve door een berigt daar van aan Uwel Edele Groot Achtb: ingedient bij onze aankomst in de Baaij Fals , alwaar gemelde Bodem behoorlijk gerepareerd zoo veel doenelijk is geweest, zodanig dat dezelve in staat was, om in een goed Jaar Saisoen na Europa te vertrekken, dog de ondervinding heeft ons reeds geleerd op de korte reize van de Baay fals na herwaards daar wij geen slegt weer ontmoet hebben ijder Wagt te moeten lens pompen, uit dies hoofde vinden wij ons bezwaard om in dit Jaar Saisoen met zodanig een Bodem die bij de eerste of tweede Storm of slegt weer dat wij te wagten zijn weer in zijn voorige slegte gesteldheid zal gebragt worden na Europa te vertrekkken daar wy zo in de Maanden November en December in dat Waereld deel daar ‘t om die tijd bij na geen dag word, en niets anders te verwagten hebben dan storm en mistig weer en dat met een Schip dat van boven is los gewerkt, zodanig dat de Batterij bij het minste werke van het Schip 3 á 4 duim van Boord afwijkt en het niet onbekend is dat het Schip voor een groot gedeelte bout los is, een zwakke Equipagie en een Bodem niet bestaanbaar teegen een slegt jaar Saisoen, wat is daar in te voorzien, niets dan ongelukken, waar door S’ E: Compagnies dierbaare Bodem en Capitaale Lading, ten eenemaal geruineerd zoude kunnen worden uit dien hoofde vinden wij ons verpligt dit aan Uwel Edele Groot Achtb: voor dit Jaar Saisoen na Europa te vertrekken met zodanig een Equipagie bestaande voor een groot gedeelte uit Inlanders die buijten staat zijn in het Waereld deel van Europa in het Winter Saisoen door Regen, Hagel, Sneeuw, felle Koude en storm buijen hun dienst te verrigten daar men door dit alles mooglijk genoodzaakt zal worden een vreemde Haven te moeten binnen loopen, tot behoud van ‘S E: Comp:s dierbaare Bodem capitaale Lading en Equipagie, en daar door mogelijk zwaare onkosten voor de Ed: Compagnie zoude ontstaan, na dit alles aan Uwel Edele Groot Achtb: berigt te hebben, zo neemen wij de vrijheid Uwel Edele Groot Achtbaere te verzoeken een zeekundige Commissie te stellen om daar over te handelen met verzoek dat als wij in dit Jaar Saisoen met zoo een Bodem en Equipagie na Europa moeten vertrekken voor de gevolgen hier in voorgesteld van de Verantwoording moge geexcuseerd zijn’
’/ get / A: Heijenberg H: Eden’
‘In ‘t Schip voorn:d den 11 Sept: 1794 Ter rheede Cabo de Goede Hoop’
directe na dies ontfangst den Equipagiemeester Jan Arnoud Voltelen, mitsgaders de Capitains ter Zee Christiaan van Veerden, Willem Udemans Junior, Nicolaas Acker en C: J: Brugman, hadt gecommitteerd om met alle naauwkeurigheid te onderzoeken de Staat en gesteldheid van gemeld Schip de Phœnicier , bijzonder omme te onderzoeken, of die Bodem zig in staat bevind dan wel door eene spoedige verhelping gebracht kon worden, om tegens het einde van deeze Maand de reize naar ‘t Vaderland aanteneemen, met opgaave van de reedenen welke daartegen zouden moogen militeeren, zo wel ten aanzien van den Kiel zelven, als van dies Equipagie mitsgaders op welke wijze aan laatstgemelde zou kunnen worden te hulpe gekomen en geremedieerd, en van van gedachte Commissie hadt bekoomen het hieronder geinsereerd Bericht.
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India, mitsgaders Commissaris deezes Gouvernements en de Resorte van dien & & &
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘Eene zeer gerespecteerde order van Uwel Ed: Groot Achtb: gelasten ons, om met alle naauwkeurigheid te onderzoeken en nategaan de Staat, en gesteldheid van het alhier ter Rheede geankerd leggend Schip de Phœnicier bijzonderlijk omme te ondersoeken, off het zelve Schip zig in staat bevind, dan wel door eenige spoedige verhelping daar in gebragt kan worden om teegens het einde van deeze Maand de reize naar het Vaderland aanteneemen, met opgaave van de bijzondere reedenen, welke daarteegen zoude mooge militeeren, zo wel ten aanzien van den kiel zelve als van dies Equipagie, mitsgaders op welke wyze aan laatstgemelde kan worden te hulp gekomen en geremedieerd met last om van dit een en ander ten allerspoedigste aan Uwel Edele Groot Achtb: te dienen van derzelver berigt ingeschrifte, zodanig dat wij zulks des requireerd wordende met solemneele Eede zoude moeten staaven en nog dat wij van den Capitijn ter Zee Augustinus Heijenberg en den Capitein Luitenant Hendrik Eeden zoude moeten opeisschen hunne Journalen aan Boord van die Bodem op de reize van Baaijfals naar herwaards gehouden ten einde daar uit na tegaan, en al meede aan Uwel Edele Groot Achtb: te berigten, hoe veel waater die Bodem op ‘t meergemelde Traject heeft gemaakt.’
‘Ingevolgen deeze in alle opzigte zo interessante last, hebben wij de Eer Uwel Edele Groot Achtb: te berigten dat wij ons begeeven hebben aan Boord van ‘t Schip de Phœnicier en naar een naauwkeurige visitatie zo binnen als buiten Boords waar zulks tot dat einde nodig was, bevonden dat die Bodem onder de Hulpe Godes, voor zo verre wij konden ontdekken in staat was de Reize op de bepaalde tijd naar Europa te kunnen onderneemen.’
‘Wij bevonden voorts deszelfs Equipagie te bestaan uit 52 Europeesen, / waar van alleen 24 Gemeene Zeevaarende / 25 Chinees en 23 Javaane te zaamen 98 koppen: en neemen de vrijheid Uwel Edele Groot Achtb: onder het oog te brengen: dat omme die kiel van een behoorlijke Equipagie te voorzien, ten einde in dit zo verre gevorderd Jaar Saisoen, na Patria te kunnen vertrekken, het alles noodzaaklijkst is, dat in steede der 23 Javaanen, hen worde toegevoegd 23 en nog was het mogelijk booven deeze 5 à 10 Europeeze Zeevarende meer.’
‘Dat wy vervolgens bij inspectie der Journale van den Capitein ter Zee Augustinus Heijenberg en Hendrik Eeden ontwaard hebben, dat zij met die Bodem den 1 November A:o C:t uit Baaifals zijn gezeild, en direct buiten gaats komende getroffe hebben, een stijve gereefde marszijl coelten met een hooge aanschietende Z: W: zee, waar in zij zwaar hebben gestampt, tot den 2:de van die Maand in welke tusschen tijd zij zedert den Eerste wagt op den 1 September tot de Dagwagt van den 2:de dito, zijnde 4 wagten ijder wagt eens hadde moete pompen op 18 à 19 duim Water agter en 10 duim voor: staande de Voorpomp op 7 en de Agterpomp op 6 duim Lens.’
‘Waarna de officieren van die Bodem ons te kennen hebben gegeeven dat er een seipering van Waater in het kruitgat plaats had die egter van geen aangeleegentheid kan weezen, om dat ‘t Schip heeden zedert 3 Etmaalen niet uitgepompt was, en er maar 19 duim water en 10 duim bij de voorpomp was, het welke wanneer de Pompe zo als hier voorengemeld is, op 7 duim voor en 6 duim agter lens Slaan in die 3 Etmaalen 13 duim water agter en 3 duim water voor uijt maakt, het welk over ‘t geheele Lighaam in die tijd 8 duim waater geeft, dat circa 3 duim in de 24 Uuren, en dus niet aanmerkkings waardig is,’
‘Wij verhoopen hiermeede aan Uwel Edele Groot Achtb: zeer gehonnoreerde Last, te hebben voldaan en laaten dit dienen tot berigt’
‘Actum in ‘S Ed: Comp:s Schip de Phœnicier geankerd ter Caabse Rheede den 14 September 1794.’
‘/geteekend:/ J: A:Voltelen C: V: Veerden W: Udemans N:s AckerJunior C: J: Brugman’
welk bericht geleezen en daaruit gebleeken zijne dat het Schip de Phœnicier , voor zo verre door Gecommitteerdens heeft kunnen worden ontdekt, onder Gods hulpe ter bepaalde tijd de reize naar Nederland kunnen aanneemen, zo is verstaan het meermeld Schip de Phœnicier in gezelschap met het Schip Zuiderburg te laaten vertrekken, zullende ingevolge de consideratien van Gecommitteerdens de zig op die Boden bevindende 23 Javanen van dezelve worden geligt, om met de aanweezende uitkomende Scheepen naar Batavia te worden verzonden, en zo ter plaatsvulling van deeze als tot versterking der Equipagie wederom worden geplaatst 33 Europeese Zeevarenden waar door dus de Equipagie zal worden gebacht op 110 koppen als 85 Europeaanen en 25 Chineeschen.
Uit twee Rapporten van officieren der Artillerie die het nat geworden Buskruit van de Scheepen de Phœnicier en Zuiderburg hebben gevisiteerd, gebleeken zijnde, dat op eerstgemelde Bodem waaren bevonden 8 Vatjes a 50 lb ieder in staat om hermaalen te worden, en een geheel bedorven en onbruikbaar, mitsgaders aan Boord van Zuiderburg 4 gelijke Vatjes geheele bedorven en een dat nog zou kunnen worden hermaalen, en zo meede dat ‘t voorsZ bedorven Buskruit ter ordre van den Edelen Heer Commissaris, ten overstaan hen Gecommitteerdens in Zee was geworpen, zo is besloten omme de 9 Vatjes of 450 lb Buskruit die nog kunnen worden hermaalen met de aanweezende Scheepen naar Batavia te verzenden.
Uit twee Resolutien genomen in de Scheepsraad van ‘t uitkomend Schip Buitenverwachting , gebleeken zijnde, de aanstelling van de quartiermeester Jan Franken tot Constapel en van de Matroosen Carel David Pieters en Auke Janssen tot quartiermeesters, zo is besloten dezelve aanstellingen provisioneel gevolg te doen neemen, onder gunstige approbatie van de Wel Edele Groot Achtb: Heeren der Hooge Indiasche Regeering, van wie dezelve perzoonen zo de bevestiging in hunne respective qualiteiten zo wel als de daartoe staande Gagie zullen moeten imploreeren
De Adsistent ter Negotie Comptoir Andreas Forselli bij Requeste hebbende voorgedragen, hoe dat hij door dringende Familie zaaken genooddrongen is, na Europa te retourneeren, met verzoek dat hem daar toe met ontslag uit ‘S Comp:s Dienst, met een der vertrekkende Scheepen permissie moogen worden verleend. Is goedgevonden en verstaan hem daartoe verlof te geeven en dienvolgens uit den dienst der Maatschappije te ontslaan en zijne Gagie met Ultimo deezes afteschrijven.
Voorts geleezen zijnde een definitief Vonnis bij den Raade van Justitie deezes Gouvernements op den 4 deezer loopende Maand geveld teegens den Capitein ter Zee Francois Duminij gevoerd hebbende het permanent Fregat Schip de Meermin en den teegenswoordige Gezachhebber van die Bodem Pieter de Bäehr, waarby onder anderen eerstgemelde is gecondemneerd om aan de Compagnie te restitueeren, Drie honderd lb Ryst, voorts tot de betaling der gewoone Vrachtpenningen en inkomende Rechten op eene quantiteit van 2000 lb Ryst bereekend; en laatstgemelde om ten behoeve van de Comp:e te voldoen Zes Maanden Gagie om op deszelfs loopende Soldij Reekening te worden belast, zo is verstaan om den adinterim Fiscaal Willem Stephanus van Ryneveld, de Visitateur der Soldyen Clemens Matthiessen j:r en den Negotie Overdrager Henricus Coens Voget, bij Extract deezer te gelasten ieder in den zijnen te zorgen dat aan gemelde gedeeltens van gedagt vonnis de nodige executie worde gegeeven
Hierna wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat den Burger Arend van Wielligh als Aanneemer der Leverantie van het voor de Compagnies benodigd Brood, Meel, en Beschuit, ingevolge het geresolveerde ter sessie van den 24 Julij Jongstleeden op den als toen ingediende Memorie van Debiteuren en Crediteuren, aangesprooken geworden zijnde tot de voldoening van het bedragen van 1255 Mudden Meel, aan hem bij de afschaffing van ‘S Compagnies Bakkerij overgegeeven zich zijn Ed: daar over hadt bezwaard, en teffens aan zijn Ed: overgelegd Extract uit de Resolutien deezer Tafel op den 14 Februarij Anno Passato genoomen met verzoek dat aangezien hij ingevolge van dat besluit sufficiente aparte cautie hadt gesteld om het gezegd Meel te zullen betaalen na expiratie van zijn tegenswoordig Contract, hy ook voor als nu van dezelve betaaling bevrijd mogt blijven, en is bij herleezing van gedacht besluit van den 14 Februarij Anno Passato goedgevonden en verstaan daar bij te blijven persisteeren, zullende dienvolgens de betaaling van gezegde 1255 Mudden Meel door hem van Wielligh niet eerder behoeven te worden gedaan, als bij expiratie van zijn tegenswoordig Contract van aanneeming, wordende dus ook voor zo verre geresilieerd van het besluit dienaangaande ter sessie van den 24 Julij JongtsLeeden genomen
Na dit een en ander wierd door den Edelen Heer Commissaris ter Tafel geproduceerd eene Missive door Landdrost en Heemraaden van Graaff Reinet aan deeze Regeeringe geschreeven, luidende als volgd,
Kaap de Goede Hoop.
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer! Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlandsch India, mitsgaders Commissaris over Kaap de Goede Hoop en de Ressorte van dien & & &, beneevens den Wel Edele Achtb: Politicque Raad, aldaar
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en Wel Edele Achtb: Heeren!’
‘Wij neemen de vrijheid Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Ed: Achtb: hierneevens te suppediteeren de Specificque Cassa Reekening beneevens den staat en constitutie der Colonie en derzelver Balance, zoo als dezelve bij de verschansing van Heemraden op heden is bevonden, zullende Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Edele Achtb: zeer faciel uit de daarbij met alle Eerbied gevoegde Reekening courant ontwaare het deficiet van Rijxd:s 61:5:4: welke bij het overlijden van wijlen den Secretaris Jacobus Stanhoffius: / die S’ Colonies Cassa voor den oud Heemraad en toenmalige Cassier David Schalk van der Merwe de oude heeft geadministreerd: / zig ontdekt heeft, en welkers bedragen wij onder eerbiedige correctie vermeenen te zoude kunnen werde geconsidereerd in de termen van S’ Lands penningen en dienvolgens bij de distributie des Boedels van wijlen gemeld Stanhoffius bij preferentie aan onze Cassa werden uitbetaald, edog bij aldien Uwel Ed: Groot Achtb: en Wel Edele Achtb: onverhoopt zulx niet mogte agreëren, zo verzoeken wij allerneedrigst dat Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Edele Achtb: dieswegens zodanige andere bekwame middelen gelieven te beraamen als Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Edele Achtb: om onze Cassa van den last van dat defeciet te releveeren best zullen oordeelen.’
‘Wij hebben van den Landdrost en Heemraden der Colonie Stellenbosch bij Missive van den 7 October A:o P:o een nota ontfangen van Personen die onder het zelfde District woonachtig zijn, en wel in deeze Colonie besitten, waar van wy de Eer hebben Uwel Eele Groot Achtb: en Wel Ed: Achtb: Copia hier neevens toe te zenden, vergezeld met een Extract uit de opgaaf Rolle van ‘t zig in deeze Colonie bevindende en aan de in andere Districten wonende Lieden toebehoorend Vee, waar uit Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Edele Achtb: evident zullen bespeuren de door deeze Colonie’s Cassa prejuditieuse fraudes welke daar bij plaats grijpen, want of schoon wij niet als hoogstens de door Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Edele Achtb: dieswegens gemaakte bepaaling zeer geëerbiedigt goedkeure zo twijfelen wij egter geenzints of Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Ed: Achtb: zullen bij resumptie der voorsZ Copias duidelijk ontwaaren en / S: R: / met ons toestemmen dat den Landdrost deezer Colonie zulx beter kan nagaan als die van Stellenbosch en dewijl gewisselijk het doelwit van Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Edele Achtb: eenlijk is geweest omme de onder ‘t district van Stellenbosch woonende Opgezeetenen te faciliteeren, en daarom aan hen hebben vergund hunnen opgaav gelderen aldaar te betaalen. Zoo is ‘t dat wij van Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Edele Achtb: aller needrigst imploreeren dat ‘t Hoogstderzelver welbehaage zijn moogen de opgezeetenen der Districten van Stellenbosch en Zwellendam die Vee in deeze Colonie hebben te injungeeren omme voorthaan jaarlijks hunnen opgaav alhier ten Drostdije en voorts de betaaling ieder in zijn District te moeten doen.’
‘Hebbende wy in afwachting van Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Edele Achtb: gunstige dispositie d’ Eer Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Edele Achtb: in Jehovas veilige hoede te beveelen en met het diepste respect te zijn.’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en Wel Edele Achtb: Heeren!’
‘Uwel Ed: Groot Achtb: en Wel Ed: Achtb: onderdanige en zeer ootmoedige Dienaren’
’/:geteekend:/ H: D: Maijnier S: Naude Jan Booijsen J: Jacobs, B: J: Burger S: J: Burger H: Meyntjes v: d: Bergh’
‘Actum ter Heemraads Vergadering den 7 Julij 1794.’
en is na deliberatie over dezelve Missive en bij examinatie van de daarbij vermelde Specificque Cassa Reekening beneevens de Staat en consitutie der gemelde Colonie en derzelver Balance, goedgevonden en verstaan te verklaaren, zo als verklaard word by deeze, dat het defecit van S’ Colonies Cassa bevonden na het overlijden van de Secretaris Jacobus Stanhoffius, die dezelve Cassa voor den toenmaaligen Cassier den oud Heemraad David Schalk van der Merwe heeft geadministreerd gehad, aan dezelve Cassa ten bedragen van Rd:s 61:5:4: zal moeten worden vergoed, door den gemelde van der Merwe als daarvoor verantwoordelijk en dus ook aanspraaklijk geweest zijnde, terwijl hij deswegens op de nagelaaten Goederen van den overleeden Secretaris Stanhoffius zodanig verhaal zal kunnen zoeken als hij van der Merwe zal vinden te behooren.
Dan vermits de voormelde Cassa Reekeningen der Colonie Graaffe Reinet niet alleen zeer onduidelijk is zaamen gesteld geworden, maar dat ook ‘t defecit bij die Reekeningen slechts voorkomt te zijn Rd:s 25:4:4: daar ‘t zelve bij de Reekening courant door Landdrost en Heemraden geformeert ten lasten van den Overleedenen Secretaris Stanhoffius is gebracht van Rd:s 61:5:4:, zo zullen de gezegde Reekeningen worden te rug gezonden aan Landdrost en Heemraden, met last de daarbij begaane Erreuren behoorlijk te redresseeren en als dan aan deeze Regeering te rug te zenden, en teffens omme voorthaan zo hunne Cassa Reekeningen als de staat constitutie der Colonie zo veel mogelijk te specificeeren en te detailleeren
Landdrost en Heemraden van Graaffe Reinet nog aan deeze Regeering gericht hebbende het volgend Vertoog
Kaap de Goede Hoop
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India, mitsgaders Commissaris over Kaap de Goede Hoop ende Ressorte van dien &: &: &: beneevens de Wel Edele Achtb: Politicque Raad, aldaar
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en Wel Edele Achtb: Heeren!’
‘Nademaal wij in overweeging genoomen hebbende dat reeds zedert den aanleg deezer Colonie aan de bewoonders van dat Dorp uitgegeevene Erven tot heden nog ongemeeten en ongetransporteerd zijn, waardoor hoe langs hoe meer veelvuldige disputen veroorzaakt worden, en wij als ignorant ter hoe groote die Erven in der tijd zijn uitgegeeven zeer moeielijk de dagelijkse geschillen dies wegens met zeekerheid kunnen beslissen dewijl alhier dieswegens geene door Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Edele Achtb:s gemaakte bepaaling te vinden is; Zoo gebruike wij de vrijheid Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Ed: Achtb: aller needrigst te suppliceeren ons dies aangaande te elucideeren ter welke groote dier reeds uitgegeeve Erv bepaald is, ende de in ‘t vervolg nog uittegeevene alhier aan de Versoekers moogen werden vergund’
‘Wij kunnen teffens niet voorbijgaan Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Ed: Achtb: zeer eerbiedig in consideratie te stellen ofte vermits de verre afgeleegendheid deezer Colonie het niet voegelijk zoude weezen, dat zo van de reeds voorheen ten deeze Dorpe uitgegeevene Erven als bij vervolg in Cas van verkoop derzelve den Heer zijn regt alhier betaald en dies bedragen Jaarlijks door den Heere Landdrost in S’ Comp:s Cassa wierd overgebragt, mitsgaders dat alle dezelve behoorlijk gemeeten zijnde dies Transporten naar dat den Heer zijn recht door den kooper zoude weezen voldaan alhier ten Secretarij ten overstaan van Twee Gecommitteerde Heemraden wierden gepasseerd, door dien de opgezeetenen deezer Colonie langs dien weg bevrijd blijvende eene voor hun altoos zeer kostbare reize naar de Hoofdplaats te doen, zoude werden gefaciliteerd de E: Compagnie des te minder in haar Inkomsten gefrursteerd en daar door vermeid worden dat de Erven dikwerf teegens onderhandsche koop briefjes tot in de derde en vierde hand overgaan, zonder dat de E: Comp:e zijne hem wettig competeerende revenue daar van ontfangt, ook zoude zulx onder eerbiedige correctie niet ondienstig zyn voor Lieden dewelke zomwijlen tegens Heemraads kennisse eenige penningen op dezelven wilde negotieeren, dewijl die door dien weg dezelve speciaal zoude kunnen verbinden den Geldschieter, altoos tot zijne securiteit alhier ter Secretarije zoude kunnen verneemen voor hoe veel dezelve belast waren, het zoude ons bijzonder aangenaam weezen indien Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Edele Achtb: hieromtrend zodanige arrangementen geliefde te neemen, als Hoogstdezelve best zullen oordeelen, en ons dezelve nadien wierde meede gedeelt’
‘Voorts vinden wij ons genecessiteerd omme uit hoofde der veelvuldige aanstotelijkheedens en schadelijke gevolgen die door ‘t vertappen van sterke dranken in eene zo met Slaaven en Hottentotten opgepropte Colonie als deeze te weeg gebragt worden UwelEd: Groot Achtb: en Wel Ed: Achtb: zeer eerbiedig te imploreeren het vertappen, gelagen zetten ofte verkopen van sterke dranken aan Hottentotten en Slaven ‘t zij bij de groote of kleine maat alhier ten Dorpe te doen interdiceeren’
‘Overigens hebben wij de Eer Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Edele Achtb: waardige Persoonen in Godes dierbaare bescherming te beveelen en met onderdanigst Respect te zijn’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en Wel Edele Achtb: Heeren!’
‘Uwel Edele Groot Achtb: en WelEd: Achtb: onderdanige en zeer ootmoedige Dienaren’
’/:geteekend:/ H: D: C: Maijnier S: Naude Jan Booysen J: Jacobs Barent J: Burger S: J: Burger H: Meinties v: d: Bergh’
‘Actum Heemraads Vergadering den 7 Julij 1794’
zo is goedgevonden en verstaan het gezegd Vertoog te stellen in handen van den Heere de Wet, als Boekhouder van ‘S Lands Generaale Inkomsten ten einde nategaan en den Raade te berichten, of en in hoe verre aan de daarbij gedaane voordrachten en verzoeken zou kunnen en behooren te worden voldaan.
Hierop geliefde den Edelen Heer Commissaris ter tafel te produceeren een omstandig Bericht gemunieerd met onderscheidene Bijlagen door den Landdrost van Zwellendam Antonij Alexander Faure aan zij Ed: geaddresseerd over deszelfs verrigtingen ten aanzien van het aan hem gedemandeerd onderzoek over de Leeningsplaatzen onder gezegde Colonie leggende, welk Vertoog almeede verstaan is te stellen in handen van den Heere de Wet als Boekhouder van ‘S Lands Generaale Inkomsten, omme nategaan en den Raade te berichten, welke besluiten op de daarbij voorkomende onderscheidene poincten zouden kunnen en behooren te worden genomen.
Nog geliefde den Edelen Heer Commissaris den Raade te bedeelen dat zyn Ed: ontfangen hebbende eene Missive door Landdrost en Heemraden van Zwellendam aan zijn Ed gericht tot bijgeleide van een Request door eenige Opgezeetenen geteekend, houdende derzelver beswaaren, over de schikkingen en bepaalingen by besluit deezes Raads van den [.....] Jongstleeden gemaakt omtrend het kappen van Hout in de Bosschen naby de Mossel en Plettenbergs baaijen geleegen en verzoek dat daaromtrend voorzieninge mogt worden gedaan, en dat zijn Ed: directe bij Missive hadt gevorderd het bericht en de consideratie van Landdrost en Heemraden van Zwellendam of de voormelde beswaare gegrond zijn dan niet en zo ja, op welke wijze daarinne zonder merkelijk nadeel aan de Compagnie toetebrengen, ten faveure van de opgezeetenen zou kunnen worden voorzien, omme dat Bericht ingekoomen zijnde als dan op het gemeld Request te kunnen disponeeren.
De Heeren Lesueur en van Reede van Oudtshoorn, als Commissarissen over S’ Compagnies Post de Clapmuts ingedient hebbende het volgend Rapport.
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlandsch India mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den E: Achtb: Heer Gezachhebber en de Wel Edele Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en E: Achtb: Heeren!’
‘De Ondergeteekende Commissarissen over de Clapmuts hebbend de Eer ter kennisse van Uwel Ed: Groot Achtb: en E: Achtb: te brengen dat ‘t verkogte Hooij van die Post deezen Jaare heeft afgeworpen gehad, een bedraagen van drie honderd en Vijftig Rijksdaalders’
‘Dat daarvan betaald is geworden voor Huur van Agt Slaave Jongens, Twee Maanden à 5 Rd:s ‘S Maands Taggentig Rijxdaalders, bij gebrek van Volk aan de Linie, die anderzints het Hooij in voorige Jaaren hebben afgemaaït, en ingevolge de qualificatie hen tot dies inhuuring door den Wel Edele Groot Achtb: Heer Commissaris verleend.’
‘Verzoekende alzo het restant ter Somma van Rd:s 270:- in ‘s Comp:s Cassa te mogen brengen, omme nog bij de Boeken van het voorige Jaar, onder Ultimo Augustus te worden ingenoomen.’
‘En daar met primo October aanstaande het Hooijmaaijen weder op handen komt, verzoeken de Ondergeteekendens teffens met het nodige geadsisteerd, dan op nieuw qualificatie, omme daartoe de nodige Slaaven in te huuren.’
‘Het is inmiddels met gepasten Eerbied dat de Ondergeteekendens zig komen te noemen.’
‘In ‘t Casteel de Goede Hoop den 17 September 1794’
’/ geteekend / J: J: Le Sueur W: f: van Reede van Oudtshoorn’
zo is beslooten omme het geen uit den verkoop van ‘t Hooij op gedachte Post in den voorleeden Jaare gemaaid is geproflueerd ten bedragen van Rd:s 270:- in de Cassa te laaten overbrengen
De oud Burgerraad Johannes Mathias Bletterman bij requeste verzoek gedaan hebbende om de eigendom van een Stukje Gronds geleegen in deeze Tafelvallei onder de zogenaamde Windberg , zo is verstaan dezelve Requeste te stellen in handen van Commissarissen uit den Raade van Justitie en den Capitein Ingenieur Thiebault, met last aan eerstgemelde omme wanneer den gezegde Ingenieur mogt bevinden dat den uitgaaf van ‘t verzogte Land geen hinder mogt toebrengen aan de Fortificatie werken, als dan te onderzoeken of de uitgaave daarvan ook in andere opzichte of aan de Compagnie of aan de Ingezeetenen præjudiciabel zou kunnen zijn, omme vervolgens te tauxeeren hoe veel daar voor tot eene erkentenisse aan de Compagnie zou behooren te worden voldaan
Van weegens de Burger Johan Christoffel Germishuijzen almeede bij requeste verzoek gedaan zijnde, om de eigendom van een Erf ter groote van Twee morgen geleegen aan Hottentots Holland, onder ‘t district van Stellenbosch ‘t welk blijkens Extract Resolutie in Heemraads Vergadering te Stellenbosch op den 5 Mei deezes Jaars genomen onder de gewoone bepaalingen zou kunnen worden uitgegeeven, zo is goedgevonden en verstaan Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein te gelasten ‘t zelfde Erf ten hunnen overstaan door den gesworen Landmeeter te laaten meeten en carteeren, om vervolgens aan deeze Regeering te berichten, hoe veel voor dies verkrijging in Eigendom door den gemelde Germishuijzen zou behooren te worden voldaan
Door Wilhelmina Hugo, Weduwe Wijlen den Burger Andreas Jacobsz bij Requeste verzoek gedaan zijnde, om bevrijd te moogen blijven van de gewoone betaaling van ‘S Heeren Gerechtigheid over ƒ16000:- Kooppenningen van zeeker Huis en Erf ten voordeele van de gemeenschappelijke Boedel publiecq verkogt en door haar ingemeind geworden zo is na deliberatie over dezelve Requeste, en uit aanmerking dat de helfte van het verkogt Huis de Suppliante is toebehoorende geweest, goedgevonden en beslooten haar van de betaaling van ‘S Heeren Gerechtigheid van haare helft te libereeren, zullende zij dus kunnen volstaan met bij het Transport van gedacht Huis te betaalen de 25:ste Penning van ƒ8000:- en zal daar van bij Extract deezer kennisse worden gegeeven aan den Heere de Wet als Boekhouder van ‘s lands Generaale Inkomsten ten einde te strekken tot zijn Ed: naricht en informatie.
De Burger Johannes Cornelis Hugo bij Requeste verzoek gedaan hebbende om eene Publicque School voor Jonge kinderen aan deeze Plaatze opte richten, zo is bij den Raade beslooten aan Scholarchen deeser steede te demandeeren, gelijk hen gedemandeerd word bij deeze, te examineeren of den Suppliant daar toe de vereischte bekwaamheden komt te bezitten en dienvolgens tot Schoolmeester zou kunnen worden aangesteld.
Nog is op het desweegens bij Request gedaan verzoek, beslooten de Cadet bij de Infanterie alhier Johan Wilhelm Heijning van de Kaap geboortig van deeze zijnen dienst te ontslaan en te herstellen in Burger vrijdom, zo als hij daarvan ontslagen en hersteld word bij deeze.
Laatstelijk is aan Aletta Elsje de Neijs, Weduwe wijlen den Capitein Militair Johan Arnold Bleumer, gepermitteerd haare Slavinne in Naame Pamela, met haar Kinderen Jan, Philip, Hendrik en Claartje uit slaafsche dienstbaarheid te ontslaan en te moogen stellen in vrijdom, en zo meede aan den Luitenant der Burgerij Willem Kirsten toegestaan zijne Slavinne Eva van de Kaap te mogen emancipeeren, onder voorwaarden dat voor elk der gezegde Lijfeigenen aan de Diaconie Armen deezer Hoofdplaatze zal worden betaald Rd:s 50:- en bovensdien de vereischte cautie te stellen, dat dezelve Slaaven in den Tijd van Twintig Jaaren niet tot Lasten van de gemelde Diaconie zullen komen
Aldus geresolveerd ende gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop Ten daage en Jaaren voorschreeven
[Signed:] A: J: Sluijsken
[Signed:] J: I: Rhenius
[Signed:] J: J: Le Sueur
[Signed:] O: G: De Wet
[Signed:] W: F: V: Reede Van Oudtshoorn
[Signed:] E: Bergh
[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s
C. 226, pp. 38-77.¶
Dingsdag den {17940923} 23 Sept:r 1794
‘S Voormiddags, present de Edelen Heer Commissaris, beneevens de Heeren Leeden, LeSueur, de Wet, van Reede van Oudtshoorn en Bergh.
Na resumptie der Resolutien op den 17 deezer genomen wierd door den Edelen Heer Commissaris ter Tafel geproduceerd eene Resolutie in de Scheepsraad aan Boord van het Schip de Onderneeming genoomen, over de volgende provisioneele aanstellingen door de Overheeden van die Bodem gedaan als
welke aanstellingen verstaan is provisioneel te doen gevolg neemen, onder gunstige approbatie van de Wel Edele Groot Achtb: Heeren der Hooge Indiase Regeering van wien gemelde Persoonen dus de bevestiging in deeze hunne qualiteiten zo wel als de daartoe staande Gagie zullen moeten imploreeren.
Uit eene verklaring door de overheeden van het Schip de Buitenverwagting aan den edelen Heer Commissaris overgelegd gebleeken zynde dat zij zich genoodzaakt hadden gevonden, de verstrekkingen van Gordt, Erwten en Boonen, met een derde te vermeerderen ten einde de Scheepelingen behoorlijk te kunnen voeden en iets tot onderhoud van ‘t Vee over te houden, zo is verstaan Copia van dezelve Verklaring te stellen in handen van den Negotie overdrager ten einde de verstrekkingen aan Boord van gedachte Bodem gedaan daar na te bereekenen.
en dewijl te meermaalen en voornamentlijk deezen Jaare de Overheeden der uitkomende Scheepen bij de verantwoording van hunne Provisien, vooral van Gordt, Erwten en Boonen, verklaard hebben de bepaalingen omtrend dies verstrekkingen in Nederland gemaakt, te hebben moeten overtreeden, om den Mattroos naar behooren te kunnen spijzigen en alle representatien deswegens voor te komen, zo is verstaan omme onder overzending van de hieromtrent ingediende Scheeps Resolutien en Verklaringen hier van bij de eerst aftegaane Missives kennisse te geeven, zo aan de Ilustre Vergadering van Zeeventhienen als aan de Wel Edele Groot Achtb: Heeren Bewindhebberen der Kaameren waar voor die Bodems zyn uitgevaaren, ten einde in de bepaaling der verstrekkingen zodanige verandering te kunnen maaken als Hun Wel Edele Groot Achtb: zullen vinden te behooren.
Vervolgens wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat zyn Ed: rapport ontfangen hebbende dat het Schip Zuiderburg op den 17 & 18 deezer op het onvoorzienst meerder water dan na gewoonte hadt gemaakt, directe den Equipagiemeester Jan Arnoud Voltelen mitsgaders de Capiteins ter zee, Christiaan van Veerden, Willem Udemans junior, Nicolaas Acker en C: J: Brugman hadt gecommitteerd, omme na te gaan de reedenen welke daarvoor mogten zijn mitsgaders te onderzoeken of en op welke wijze aan dat inconvenient zou kunnen worden voorzien, en eindelijk of daar door hindernissen of zwarigheeden zouden kunnen worden ontmoet om gedacht Schip Zuiderburg gelijktijdig met het meede aanweezend Retourschip de Phœnicier in de eerste dagen van de aanstaande Maand October van hier naar Nederland aftevaardigen, en door gemelde Gecommitteerdens daar over was ingedient het volgend Bericht
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris over dit Gouvernement en den Ressorte van dien &:a &:a &:a
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘De Ondergeteekendens door Uwel Edele Groot Achtb: expresse gecommitteerd zijnde omme zig te begeeven, aan Boord van ter deezer rheede geankerd leggend Retour Schip Zuiderburg , en aldaar in ‘t bijweezen der Overheeden van die Bodem naauwkeurig te examineeren, en nategaan de Rheedenen, waar om gedacht Schip Zuiderburg , volgens ‘t Rapport van den Capitein Luitenant Gerhardus van den Brinck, gisteren en eergisteren op ‘t onvoorzienst meer Water dan na gewoonte heeft gemaakt; mitsgaders te onderzoeken, of, en op welke wijze aan dat inconvenient zal kunnen worden voorzien, en eindelijk of daar door hendernissen of zwarigheeden zouden kunnen worden ontmoet, om gedacht Schip Zuiderburg gelijktijdig met het meede aanweezend Schip de Phœnicier in de eerste dage van de aanstaande Maand October van hier naar Nederland af te vaardigen; en van hunne bevinding in deeze aan Uwel Ed: Groot Achtb: te doen behoorlijke Rapport in geschrifte, zodanig dat zij Gecommitteerdens zulx des gerequireerd werdende, met solemneele Eeden zullen kunnen bevestigen’
‘Ingevolge van deeze geEerde ordre hebben de eer Uwel Ed: Groot Achtb: te berigten’
‘Dat wij het meerder waater maaken van het Schip toeschrijven moeten aan het zwaar werken en slingeren, dat die Bodem heeft gedaan, naar dat de Wind tot het Z W:t was uitgeschooten, en voor zo verre wij ontwaaren kunnen, niet ontdekken dat zig iets ontzet heeft.’
‘Kunnende daar aan niets anders worden gedaan als het Schip van buiten hier en daar: daar het nodig is, worde nagezien het welk geene hindernissen zal veroorzaaken om dat Schip gelijlktijdig met het Schip de Phœnicier te kunnen laaten vertrekken’
‘Wij zijn al weder van en blijven bij het gevoelen /: zoo als Wij UwelEd: Groot Achtb: in een Berigt sub dato 21 Julij A:o C:t uit de Baaifals gerigt hebben:/ dat wij vast moeten stellen, dat de vullings verstopt zijn, dewijl wij heeden Morgen in 10 Minuten 30 d:m water hebben uitgepompt, en het waater, dat gemelde Schip maakt; op een korte distantie bij de pompen zig verzameld, en niet over het Lighaam kan staan dewijl het anders niet mogelijk is, om in de bovengemelde tijd met een Pomp 30 duim lens te pompen; maar wel 1 a 1 1/2 Uur. zo het over het gantsche Lighaam stond, daartoe nodig zoude zijn.’
‘Zeedert 1/2 Een Uuren van de gepasseerde nagt tot heeden morgen 1/4 voor agt uuren heeft die Bodem 30 duim Water gemaakt de pompen slaan op 6 d:m lens, dus in 7 uuren 24 d:m, dat ingevalle de Vullings niet verstopt waaren geen 5 duim over het Lighaam zoude hebben gemaakt’
‘Hiermeede verhopende aan Uwel Ed: Groot Achtb: zeer gevenereerde order te hebben voldaan, laaten Wy dit dienen tot schriftelijk Rapport. Zijnde de meede Gecommitteerde Capitein Udemans door indispositie belet geweest om hierbij te adsisteeren.’
‘Cabo de Goede Hoop den 19 September 1794’
‘in mijn præsentie / geteekend / Seares’
’/ geteekend / J: A: Voltelen C: V: Veerden N:s Acker C: J: Brugman’
dat de Overheeden van het Schip de Phœnicier almeede aan zijn Ed: gepresenteerd hebbende twee Verklaaringen volgens welke na het bedaaren der sterke N: W: wind die op den 17 a 18 deezer heeft gewoed, bevonden zou zijn dat voor de Fokke rust aan Bakboord en Stuurboord zijnde los was, als meede de bouten aan weerszijde van de Val reepen, de groot rust aan weerszijde ook in beweeging, de Lijfnaaden aan weerszyden op het dek los, mitsgaders een puttingbout aan Bakboord zijde in de groote rust, en eindelijk de tusschen deks poort aan bakboordszijde de twee voorste tusschen deks poorten, het Bordessje, en ‘t Zijboord zo van stuurboord als Bakboord in beweging, zijn Ed den Equipagiemeester Voltelen en genoemde Zee Capiteins alverder had gecommitteerd, omme met alle naauwkeurigheid te examineeren en nategaan de gebreeken, welke zig navolgens gemelde Verklaringen aan het Schip de Phœnicier mogten bevinden, en teffens bij ontdekking van dien te overleggen en optegeeven hoedanig die gebreeken op de bestmogelijkste en spoedigste wijze zouden kunnen worden gerepareerd, om die Bodem in gezelschap met het Schip Zuiderburg in de eerste dagen van de Maand October zijne reize naar Nederland te doen aantreeden, en van deeze Commissie ook over dit een en ander hadt ontfangen het hieronder geïnsereerd Bericht
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlandsch India mitsgaders Commissaris over dit Gouvernement en den Ressorte van dien &:a &:a &:a
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘De ondergeteekendens door Uwel Edele Groot Achtb: expresselijk gelast zijnde omme uit hoofde van Een Verklaring der Overheeden van het ter deezer Rheede leggend Schip de Phœnicier aan Uwel Edele Groot Achtb: overgelegd, door hen en de deksofficieren van die Bodem geteekend; volgens welke aan dit Schip onderscheidene gebreeken bij de sterke wind die op den 17 & 18 deezer uit den N: W: heeft gewaaid, zoüde zijn ontdekt; met alle naauwkeurigheid te examineeren en nategaan de gebreeken, welke zig navolgens gemelde Verklaringen mogten bevinden, en teffens bij ontdekking van dien te overleggen en op te geeven hoedanig de gebreeken op de best mogelijkst en spoedigste wijze zouden kunnen worden gerepareerd om die Bodem in gezelschap met het Schip Zuiderburg in de eerste dagen van de Maand October, zijne reize naar Nederland te doen aantreeden, en voorts over dit een en ander aan Uwel Edele Groot Achtb: te doen behoorlijk Rapport in geschrifte, zodanig dat de Geteekendens des gerequireerd wordende zullen kunnen met solemneele Eede staaven’
‘Ingevolge dat zo zeer gevenereerde bevel, hebben Wij de Eere UwelEdele Groot Achtb: te berigten, dat wij ons begeeven hebbende aan Boord van meergemeld Schip de Phœnicier , en bevonden het geen in de Verklaringen gestipuleerd is, zodanig, dat al wat daar aan mogte en zal worden gedaan, uiterlijk teegens den 5 a 6 :ste der aanstaande Maand October kan gereed gemaakt worden’
‘Künnende men, om verzeekert te zijn, dat er geene verdere klagten, zo wij vermeenen, van die natuur aan Uwel Edele Groot Achtb: worden ingebragt, aan wederzijden zo in de Fokke als groote ruste, twee Winkel knietjes tot steun derzelve plaatzen, waar van die in de Fokke Rust aan de agter kant, en die in de Groote Rust aan de voorkant moeten geplaats worden; om dat daar min of meer afwijking der Rusten plaats heeft.’
‘Vier Bouts aan Stuurboord en ses aan Bakboord zijde, scheenen beweeging gehad te hebben, dan dit kan door een gelijk getal van goede Takbouten daarnaast te slaan verholpen worden.’
‘Voor ‘t overige zijn alle de andere opgegeeven gebreeken van zo veel belang niet, dat door stremming in het vertrek van die kiel in gezelschap van het Schip Zuiderburg zoude kunnen veroorzaakt worden’
‘Hiermeede verhopen wij aan UwelEdele Groot Achtb: intentie voldaan te hebben en laaten dit dienen tot Rapport’
‘Zijnde de meede Gecommitteerde Capitein ter Zee Willem Udemans, door indispositie belet geweest om bij deeze Commissie te adsisteeren’
‘Cabo de Goede Hoop den 20 Sept:r 1794.’
’/ geteekend /J: A: Voltelen C: v: Veerden N:s Acker C: J: Brugman’
en nadien uit gezegde Berichten is komen te blijken, dat het meerder maaken van Water van het Schip Zuiderburg alleen moet worden geweeten aan het zwaar werken en slingeren dat die Bodem heeft gedaan, na dat de felle N: W: Wind de op den 17 a 18 deezer heef gewaaid, tot het Z W: was uitgeschooten. - mitsgaders dat de gebreeken door de Overheeden van het Schip de Phœnicier opgegeeven van zodanige aart kwamen te zijn, dat al wat daaraan zo wel als aan Zuiderburg mogt moeten worden gedaan, uitterlijk tegens den 5 of 6 der aanstaande Maand October zal kunnen weezen geefectueerd, zo is bij den Rade beslooten, de aan beide Bodems vereischt worden de reparatien en voorzieningen te doen bewerkstelligen, om die kielen op den 10 der meermelde Maand october van hier naar Nederland te doen vertrekken.
Hierna wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade te kennen gegeeven dat aan zijn Ed: was gebleeken, hoe de Overheeden der permanente Vaartuigen, gebruikt wordende om de Goederen die zoo uit Nederland als Indiën in Baaifals worden aangebracht naar deeze Hoofdplaatze, te vervoeren, uitteleeveren, zonder dat aan hen eenige spillagie worden gevalideerd, waar door dus gestadig minderheden bij de uitleevering der Goederen ontstaan en gegronde klachten van de overheeden om die minderheeden te kunnen dragen, en is dierhalven omme hierinne op eene billijke wijze te voorzien bij overweeging dat de Spillagie aan de overheeden van ‘S Compagnies Bodems volgens de daarvan op alle Comptoiren der E: Compagnie zijnde Reglementen gevalideerd wordende, haare oorsprong is verschuldigd aan de vermindering waaraan de meeste Goederen die of gestort of in losse emballages worden gepakt, bij de aflading en ontlossing onderheevig zijn, goedgevonden en dienvolgens beslooten, te bepaalen zo als bepaald word bij deeze, dat aan de Overheeden van de Permanente Scheepen, bij overvoer van Goederen uit Baaifals dit heen zal worden gevalideerd eene na ‘t traject geëvenreedigde afschrijving als op de Rijst 4 p:rC:to op de Zuiker 1 p:rC:to en op alle andere artikuls in zakken, Canassers of Fusten afgeladen wordende, en zo meede op de Metaalen de helft der Spillagie volgens de Reglementen gevalideerd wordende bij aanbrengen van Goederen alhier, ‘t uit Nederland dan wel uit Indien , alles echter onder Hooggunstige approbatie van de Wel Edele Groot Achtbaare Heeren der Hooge Indiasche Regeering, aan wien by de eerste aftegaane Missive deezes Raads van dit besluit kennisse zal worden gegeeven, met eerbiedig verzoek Hoogstderzelver goedkeuring daaraan te willen hechten!
Uit een door expres Gecommitteerd geweest zynde Leeden uit den Raade van Justitie ten overstaan van den adjunct Fiscaal Neethling aan den Edelen Heer Commissaris ingedient Rapport gebleeken zijnde, dat de Tarra der Canassers met Poeder Zuiker jongst van Batavia alhier aangebracht en in de dispens opgeslagen in steede van 30 lb waarvoor waaren aangereekend, bij exacte weging was bevonden te zijn 38 1/4 lb en die van de Canasssers met Candijzuiker 14 lb in steede van 10 lb bij ‘t factuur gebracht, zo is na rijpe deliberatie goedgevonden en dienvolgens beslooten het deficit van gedachte Tarra by eerste geleegendheid Indias Hoofdplaatze te doen aanreekenen, en daarvan onder aanbieding van Copia authentiecq eerbiedig kennisse te geeven.
Door den Heere Keldermeester M:r Jacobus Johannes Le Sueur, aan den Edelen Heer Commissaris gerapporteerd geworden zijnde, dat zig in S’ Compagnies Wijnkelder bevonden, vyf en Twintig Leggers beste Wijn azijn, die bij ‘t eindigen der Administratie van de Wijnkelder of verkogt of verzonden dienen te worden, zo is uit aanmerking dat de Verkoop der gemelde azijn alhier weinig of niets van belang aan de Compagnie zou opleeveren, en mogelijk te Batavia nuttig zal kunnen worden geëmploiëerd, goedgevonden en verstaan dezelve Azijn per de aanweezende Bodems naar Batavia te verzenden en volgens gebruik te doen aanreekenen.
Bij deeze geleegendheid wierd door den Ed: Heer Commissaris bedeeld, dat bij het Contract van aanbesteeding over de Leverantie van Wijnen ten dienste der Compagnie met den Burger Wijkmeester Jacobus Johannes van den Bergh geslooten was gecommitteerd geworden te begrijpen de Leverantie van Een a Twee Leggers roode rijzende Wijn, Jaarlijks noodzaaklijk vereischt wordende ten behoeve van ‘t Hospitaal en dat zijn Edele den gemelde van den Bergh hierover onderhouden hebbende, deeze zich bereidt had getoond dezelve Leverantie in zijn Contract te doen comprehendeeren, teegens betaaling van Rd:s 50:- voor ieder Legger der gezegde Wijnen die ten behoeve van het Hospitaal, geduurende den tijd van zijn Contract zou weezen benodigd; en is ten deezen belangen verstaan het aanbod van gezegde van den Bergh te accepteeren, zo als ‘t zelve geaccepteerd word bij deeze, zullende hy dienvolgens bij aparte acte moeten verbinden om de roode rijzende Wijn ten behoeve der Impotente geduurende den tijd van zijn Contract vereischt wordende, aan de E: Compagnie te zullen leeveren teegens Rijxdaalders 50 de Legger.
Na dit een en ander is getreeden ter resumptie van een Vertoog door den ad interim Fiscaal Willem Stephanus van Rijneveld, ingevolge ter voldoening van ‘t geen aan hem bij besluit deezer Regeering van den 6 Junij J: L: omtrend den pachter der Zoutpannen Abraham de Haan is gedemandeerd geworden, aan deezen Raade gericht, luidende als Volgt.
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neederlands Indie, en Commissaris over het Gouvernement van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edelen Achtb: Heer Gezachhebber en den verderen Edelen Achtbaren Raade van Politie deezes Gouvernements.
‘Wel Edele Groot Achtbaare Heer! en E: E: Achtbaare Heeren!’
‘Wanneer Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: ter Vergadering van den 6 Junij J: L: weegens de als toen plaats hebbende schaarsheid aan Zout ter deezer Hoofdplaatze, de noodige middelen ter voorkoming van een totaal gebrek in deliberatie hebben genomen; en is terzelver tijd ook, bij de overweeging van de omstandigheeden, die te zaamen geloopen hebben, om de gementioneerde schaarscheid aan Zout alhier te veroorzaaken, opgemerkt, dat den Pachter der Zoutpannen Abraham à de Haan die de aanstaande schaarsheid reeds bij ‘t missen der Pannen in de Maand December van ‘t voorleeden Jaar, had moeten voorzien, van deeze bedugtheid niet eerder kennisse had gegeeven, dan op den 5 Maart J: L: toen het Jaargetij reeds al te verre verloopen was, om daaromtrend gepaste voorzieningen te doen, en dat uit de enorme prijzen, waar voor het Zout als toen bij geringe quantiteiten wierd verkogt, het vermoeden ontstond, dat voorsZ: de Haan zich, booven een onverschoonlijke nalaatigheid, konde hebben schuldig gemaakt, aan de betragting van een schandelyk zelfs belang, strijdig met zijne verbintenissen, bij het aangaan der Zoutpagt, volgens welke hij het Zout voor een bepaalde prijs aan de Caabsche Ingezeetenen had moeten leeveren en ten hoogsten nadeelig aan het algemeen belang.’
‘Weshalven Uwel Ed Groot Achtb: en E: E: Achtb: beslooten hebben, den ondergeteekende als ad interim Fiscaal te gelasten, “om na alle de handelingen door evengemelde A: de Haan als Pachter van de Zoutpannen, in deeze gehouden zoo naauwkeurig als gepast onderzoek te doen, te doen ten einde bij bevinding dat hij de Haan zig aan plicht versuim, dan wel aan het bejaagen van zelfs belang ofte andersints in deezen mogte hebben schuldig gemaakt, teegens hem te institueeren zodanige actie, als hij zou vinden te behooren “’
‘Om dit onderzoek na behooren te bewerkstelligen heeft de Ondergeteekende gerepten de Haan, die zig aan de Groeneklooff bevond, Caabwaards ontbooden, dewelke aan deeze Hoofdplaats verscheenen en bij den ondergeteekende ondervraagd zijnde, waarom hij niet eerder als op den 5 Maart deezer Jaars aan UwelEdele Groot Achtb: en E: E: Achtb: had kennise gegeeven, van zijne bedugtheid voor het daar op gevolgd gebrek aan Zout, daar hij reeds in de Maand December van het voorleeden jaar 1793, het missen der Pannen had kunnen voorzien? voor reede hier van heeft opgegeeven: dat hij aan handen gehad hebbende naar gissing ruim 1600 Mudden Zout, welke, hij zeedert den 9 November van het gemeld Jaar 1793 tot in de Maand April J: L: ingevolge de onder L:a A: hier bij gevoegde Specifiecque Lijst, zoo aan Particulieren als voor S’ E: Comp:s omslag heeft afgeleevert; zig had gevleid, dat de Z O: Wind, als Jaarlijks tot het opdroogen der Pannen, het meeste toebrengen, ook in de Maanden Januarij en Februarij hem geleegendheid zoude hebben gegeeven, om zig van een genoegsame voorraad van Zout voor het præsente Jaar 1794 te voorzien, dag dat hij, zo dra niet de Maand February was ten einde geloopen, zonder dat de Z: O: Wind, zoo als in vroeger Jaaren altoos was geschied, als toen de gewenschte uitwerking had gehad, en hij in deezen zyne hoop moest opgeeven, zulks terstond in den aanvang der volgende Maand Maart, ter kennisse Uwer Wel Edele Groot Achtb: en E: E: Achtb: had gebracht, met verdere bijvoeging, van niet alleen dit geavanceerde maar ook zijne volkoomen goede trouw in deezen ten allen tijde met Eede te willen sterken.’
‘En heeft voorts met betrekking tot het verder ondersoek, of hij de Haan het Zout voor hoogere prijzen aan de Ingezeetenen had verkogt, als zijne Pacht conditien dicteeren, en mitsdien daar door eene zeer stafwaardige baatzugt ten kosten der schamele Gemeente alhier uitgeoeffend, de ondergeteekende van die geene welke het zout van gemelde Pachter de Haan alhier aan den Hoofdplaatze hadden ontfangen en verdebiteeren ingewonnen de deeze onder L:a B: C: D: en E bijgevoegde Verklaringen, waar bij de deposanten onder solemneele Eede getuigen oor het van de Groene Kloof aangebragte fijn en grof zout, ‘t eerste 2 1/2 en het laatste 2 Rijxd: mitsgaders van de Jan biesjes Craal het fijn Zout teegens Twee en grof Zout met 1 1/2 Rijxdaalder de Mud, en nooit meerder, aan gemelde de Haan te hebben betaald’
‘Hoe zeer nu Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: E: Achtb: Heeren uit de verdere informatien welke de Ondergeteekende ten deezen belange, van deskundigen, heeft ingenoomen gemelde de Haan wel niet ten eenemaale zoude zijn vrij te spreeken, van, het zij door eene bloote inattentie, het zij uit quaade Vuës of Inzigten, nalatigheid te hebben gepleegd, door niet reeds in de Maand Januarij, en dus twee Maanden vroeger als werkelijk is geschied, aan Uwel Edele Groot Achtb: en E: E: Achtb: van de gesteldheid der Zoutpannen kennisse te geeven: daar de meenigvuldige Reegens, welke voornamentlijk het laatst van den Jaare 1793 zijn gevallen, de gementioneerde Zoutpannen zo zeer met versch Water hadden aangevuld, dat men met geene waarschijnlijkheid het volkoomen opdroogen derselve, veel min de noodige vervulling aan Zout daar in, teegen het einde der Zoomer Maanden January en Februarij zoude hebben kunnen te gemoet zien; zo zouden egter naar het gering begrip van den Ondergeteekende, die inzigten zo ze het bejægen van een schandelijk eigen belangen ten kosten der gemeente, ten doele hadden, zig al ras, bij het verder ondersoek, hebben moeten openbaaren, of, door het dadelijk gebruik welk den Pachter de Haan van de præsente Schaarsheid heeft gemaakt, om namentlijk het Zout voor hooger prijzen aan de Ingezeetenen te leeveren, als zijne Pacht Conditien dicteeren, of, door in ‘t vervolg, na dat hij van zyne pacht zoude zijn ontslagen, zig de gemelde Schaarsheid, omtrend den voorraad, welke hij aan handen hebben mogt ten nutte te maaken’
‘Dan, daar uit de gezegde beEedigde verklaringe consteerd dat gerepten de Haan het Zout voor geen hoogere prijzen heeft verkogt, als waar toe hij zig volgens de pacht Conditien van den 31 Augustus 1793 heeft verbonden gehad, en het restant van Zout, welk in het begin der Maand Junij bij hem aan de Jan Biesjes Craal overig is bevonden, en niet meerder dan 30 Mudden heeft bestaan, die door hem ook zeedert aan de E: Compagnie zijn geleevert, neevens eene quantiteit van 125 Mudden zogenaamd ongezuivert Zout, door hem nog in de Maanden May en Junij, uit een der Pannen aan de Groene Clooff , versaameld en alle aan de E: Compagnie opgebracht.’
‘Vermeend den Ondergeteekende dan ook onder eerbiedige reverentie, uit dit een en ander te moeten afleijden, dat voorsZ Pachter de Haan, behalven dat hij ‘t Zout geenzints strijdig met den inhoud zijner Pacht conditien, heeft verkogt, verder, niet wel kan gezegd wordenter quaader trouwte hebben gehandelt of de verschuldigde kennis geeving van de gesteldheid der Zoutpannen, tot op den 5 Maart J: L:met opzet te hebben nagelaten; maar in allen gevalle, te naauwsten genoomen, ‘t zy door in attentie, ‘t zy door onkunde en verkeerden waan, om zig van de uitwerkselen der Z: O Winden van de Maanden Januarij en Februarij meerder effect te belooven als hij het strenge Winter Saisoen, welk vooraf gegaan was, en den toestand der Zoutpannen in aanmerking neemende, immer had kunnen verwagten, het voorsZ: versuim te hebben gepleegd; zonder dat het zelve versuim egter, onder eerbiedige verbetering beschouwd kan worden van dien aart, dat hij alleen daarover in Regten zoude behoren te worden aangesprooken, of eene Actie van het officie Fiscaal onderheevig gemaakt.’
‘De Onderget: heeft van zijn pligt geagt, van dit onderzoek en zyne bevinding UwelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: bij deeze de nodige ouvertuure te geeven; en zyne consideratien ten dien belange aan Welderselver verligter oordeel submitteerende, heeft hij de Eer, zig met verschuldigde veneratie te teekenen’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en E: E: Achtb: Heeren!’
‘UwelEd: Groot Achtb: en E: E: Achtb: ootmoedigen Dienaars’
‘/was get/ W: S: van Rijneveld’
‘Kaap de Goede Hoop. den [.....] September 1794.’
‘en nadien uit gemeld Vertoog is koomen te blijken, dat het gedrag door Pachter a de Haan gehouden, door deeze Regeering niet vroeger als hij heeft gedaan te verwittigen van de geduchte en wezendlijk bestaan hebbende schaarsheid aan Zout in deeze Colonie, min aan betrachting van zelfs belang als aan een onbedagtsaam versuim dan wel verkeerdelijk opgevatte hoop moet worden geweeten, en hij dus van alle verdere gerechtelijke poursuites ten deezen aanzien behoord te worden bevrijd, - zo is bij den Raade beslooten in het voorsZ: Vertoog van den ad interim Fiscaal van Rijneveld genoegen te neemen, en dezelve dienvolgens te gelasten zo als hij gelast word bij deeze ‘t aan hem gedemandeerd onderzoek daar meede voor getermineerd houden’
‘Het besluit deezer Vergadering om weder in den aanstaanden even gelijk indeezen Jaare een quantiteit van 55000 Mudden Tarwe in te slaan, noodzakelijk gemaakt hebbende dat daar toe voldoende Bergplaats en zo veel mogelijk in het Hospitaal gevonden word gaf den Edelen Heer Commissaris kennis dat zijn Ed: de Capiteins Zorn en von Hughel respectivelijk commandeerende de Depots van de Regimenten de Meuron en Wurtemberg hadt gecommitteerd gehad om een bekwaam gebouw te zoeken en voor reekening van de Comp:e in te huuren om beide gezegde Depots tot nu toe in ‘t Hospitaal gelogeerd geweest te kunnen huis vesten, en dat gemelde Capiteins tot dat einde hadden ingehuurd een ruim Pakhuis toebehoorende aan den Burger Wykmeester Jacobus Johannes van den Berg voor Rd:s 35:- ‘S Maands op zodanige Conditien als bij het hieronder geinsereerd Rapport van gemelde Capiteins zyn gespecificeerd.’
‘Wy ondergeteekende Capiteins commandeerende de Depots van de Regimenten Meuron en Wurtemberg gecommitteerd zynde door de WelEd: Groot Achtb: Heer A: J: Sluijsken, Commissaris van deeze Gouvernemente & & & om een bequaam gebouw te zoeken en zulks in te huuren voor Reekening van de E: Compagnie tot logement van de respective Twee Depots’
‘Hebben de vereischte eijgenschappen gevonden in de Pakhuis toebehoorende aan den oud opperChirurgijn en Burger J:J: van den Berg, met dewelke wij, als daartoe gelast zijnde, volgende Condities zijn ingegaan’
‘1:e Zal den opperChirurgijn en Burger J: J: van den Berg zijn Pakhuis geleegen in de Loopstraat op de hoek van de Leeuwe Straat, ten vollen gebruik en huisvesting van gem: twee depots overlaaten’
‘2:e Zal de Verhuurder in de onder Pakhuis die geene verandering of separatie tot vertrekken laten betimmeren, als hij met de Twee Gecommitteerde Capitians is overeens gekomen.’
‘3:e Zal het booven Pakhuis insgelijks in ordre gebragt, schoongemaakt en in een behoorlijken staat overgeeven worden.’
‘4:e Zal de Kerke daar by annex, nevens ‘t kleine vertrek en agterplaats tot den dienst en gebruik der Twee Depots ingerigt en overgeeven worden ook zal de Verhuurder een gemak Huisje op een betamelijken plaats laaten bouwen.’
‘5. Alle deeze veranderingen en inrigting zullen geschieden op kosten van de Verhuurder, zoo als ook ingevolge van tijd aan ‘t Gebouw eenig defect en noodzaakelijke reparatie mogte exigeeren zo als een scheur of de platt te voorzien &:a zal zulks van den Verhuurder moeten op zynen kosten gerepareerd worden.’
‘6 Zal het gebouw gereed moeten zijn, door gemelde Twee Depots te kunnen betrokken worden op den aanstaande Primo October’
‘7 Daar tegen zal de E: Comp:e gemelde Gebouw Twee agter een volgende Jaaren in Huur houden en aan den Verhuurder betaalen 35 Rijxdaalders indiasche Valuatie ‘s Maands.’
‘Cabo de Goede Hoop den 22 September 1794.’
’/ geteekend /J: Zorn von Hugel’
met welke Conditien verstaan zijde genoegen te neemen, zo zal de huur van gemeld Gebouw in gaan met primo October van dit lopende Jaars
Vervolgens wierd door den Edelen Heer Commissaris nog ter kennisse van den Raade gebracht, dat zyn Edele was koomen te ontwaaren, hoe het Carton, op verzoek van deeze Regeering door de Hooggebiedende Heeren Majores herwaards gezonden, om tot het stempelen en teekenen van Munten te worden gebruikt direct bij dies aanbreng bij de Negotie boeken deezes Gouvernements was afgeschreeven geworden en in de Groote Geld kassa geplaast zonder dat het gebruik ‘t welk daarvan heeft moeten worden gemaakt ergens specifiecq is bekend gesteld, doch dat zyn Ed: bij nadenking van de volstrekte noodzaaklijheid om ‘t zelve Carton, alleen gevraagd en uitgezonden ten einde de vervalsching van de alhier rouleerende papiere Munten voor tekomen, behoorlijk te doen gadeslaan en verantwoorden, van ‘t resteerende daarvan eene opgaave hadt gevordert, en daar bij bevonden dat aan onderscheidene couleuren van Carton nog restant waaren een volle Cas met 100000 P:s en een andere met 46000 p:s en is ten deeze aanzien beslooten omme de Gecommitteerdens tot ‘t opneemen van S’ Compagnies groote Geld Cassa onder Ultimo Augustus Jongstleeden door den Edelen Heer Commissaris benoemd, te demandeeren en te gelasten, zo als hen gelast en gedemandeerd word bij deeze, omme bij de opneem van gemelde groote Geld Cassa ook teffens naauwkeurig nategaan, welke Cartonnen, tot bestempeling van Muntstukken aan handen koomen te zijn met aantoning der Couleuren welke dezelve draagen omme daar over insgelijks te dienen van Rapport, ten einde dat Rapport ingekomen zijnde, door middel van ‘t dubbeld ‘t welk daarvan ingevolge de ordres van de Edele Heer Hoofdadministrateur, deeze in staat te stellen om ‘t zelve Carton nog onder primo deezer loopende Maand bij de Negotieboeken deezes Gouvernements binnens lijns, en zo meede bij het Boek van de Groote Geld Cassa, in derzelver onderscheidene Couleuren en met aantoning van de waarde voor ieder derzelve bepaald, te doen voortloopen, omme niet anders dan op schrijftelijke, ordonnantie te worden verstrekt of afgeschreeven, en bij den Jarlixen opneem van geseïde Cassa te worden nagezien en bij het Rapport bekend gesteld.
Nog wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat zyn Ed: bij ‘t gestadig nagaan van de omstandigheeden waarin deeze Colonie zich bevind en de middelen langs welke dezelve omstandigheeden eene gunstige keer zouden kunnen neemen, onder anderen ook was geinformeerd geworden, dat van de gunstige vrijheid door de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal aan de Ingezeetenen verleend tot de Walvischvangst een veel groter en dus ook allezints nuttiger gebruik zou worden gemaakt, wanneer bij de permissie tot den uitvoer van Traan naar Nederland, ook was gevoegd die tot de exportatie van Baleinen waarmeede de geene die zig op de vangst van Walvisschen of eigentlijk op de Vangst van Noordkapers hebben tegelegd zig geëmbarasseerd vinden, zonder niet alleen daarvoor eenig debiet in de Colonie te hebben, maar ook zonder hoop daarvoor ooit eenige andere dan door verzending naar ‘t Moederland te kunnen bekoomen, waartoe de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal Hoogstderzelver veelvermoogende voorschrijvens en invloed wel hebben gelieven te bezigen, zonder dat deezen Raade zig deswegens met eenige aanschrijvens van de Hoog Gebiedende Heeren Majores heeft mogen zien vereerd; en is na deliberatie over de noodzaaklijkheid dat hoe eerder hoe beeter de Ingezeetenen de bewustheid bekoomen, of de gemelde tak van bestaan en welvaard voor deeze Colonie, door de permissie tot den vervoer naar Nederland van Baleinen, ten algemeene nutte zal kunnen worden voortgezet en uitgebreid, daar dezelve anderzints door de meenigvuldige kosten en gevaaren, de hooge vracht, uitgaande rechten en recognitie op de Traan gesteld, mitsgaders schaarsheid en daaruit voortvloeïende enorme duurte van het Vaatwerk, en eindelijk laage prijs van de hierlandsche Traan in Nederland, veel meer tot nadeel van dit Land zou keeren, dan om aan derzelver Ingezeetenen nieuwe bronnen van werkzaamheid te verschaffen, wanneer deeze werkzaamheid geene voordeelen konde aanbrengen, goedgevonden en dienvolgens beslooten bij eerst voorkomende geleegendheid de Hooggebiedende Heeren Majores allereerbiedigst doch even instantigst te verzoeken, wel de vrijheid te willen hebben aan de Ingezeetenen te bezorgen de vrijheid tot ‘t vervoeren van Walvischbaarden naar Nederland, zonder welke de permissie tot de Walvischvangst nimmer eenig voordeel aan dit Land zal kunnen toebrengen.
Vervolgens gaf den Edelen Heer Commissaris aan de Vergadering kennisse dat zijn Edele aan den kassier Egbertus Bergh as in deezen Raade sessie hebbende op desselfs daartoe gedaane voordracht hadde geaccordeert en toegestaan onder approbatie en goedkeuring van de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal om uit ‘s Comp:s Kassa onder Ultimo Augustus Jongstleeden te moogen ontfangen eene Summa van Rd:s 530:4:- omme gevoegd bij zodanige Rijxd:s 1469:44: als hij geduurende het afgelopen Boekjaar 1793-4 heeft genoten van ‘t halv prCt:o hem als kassier toegelegd net te maaken den Summa van 2000 Rijxd:s welke gereekend bij de 2000 Rijxd:s die hem door welgemelde Heeren Commissarissen Generaal gracieuselijk toegestaan geworden sijn, zullen uitmaken de Summa van 4000 Rijxd:s welke ondersteld worden ‘t welbehaagen van Hoogstdezelve geweest te zijn om aan jeder Lid deeser Vergadering voor een jaarlijks gewettigd inkomen toeteleggen
Laatstelijk wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade nog gecommuniceerd, dat zijn Edele in dienst der E: Compagnie als Cadet de Marine hadt aangenoomen Pieter de Waal JansZ: onder een verband van Vijf Jaaren met de gagie van ƒ12:- per Maand, mitsgaders tot Bode te Graaffe Reinet den Canonnier Samuel Freyth Ourtellie met de Gagie van ƒ14 per Maand onder een verband van drie Jaaren en eindelijk tot Chirurgijn van gedachte Colonie den Ondermeester Johannes Woijer, welke laatste dienvolgens onder afgeschreeven Gagie word gesteld
Aldus geresolveerd ende gearresteerd In’t Casteel de Goede Hoop. Ten daage en Jaare voorschreeven
[Signed:] A: J: Sluijsken
[Signed:] J: J: Le Sueur
[Signed:] O: G: De Wet
[Signed:] W: F: V: Reede van Oudtshoorn
[Signed:] E: Bergh
[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s
C. 226, pp. 78-161.¶
Maandag den {17940929} 29 Sept: 1794
‘S voormiddags alle Present
Geresumeerd en geapprobeerd geworden zijnde, de Resolutien ter Sessie van den 23:ste deezer genomen, wierd vervolgens door den Edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat zijn Ed: ten einde te kunnen beoordeelen, in hoe verre het met S’ Compagnies belangen overeenkomen zoude om de offertes welke zouden worden gedaan ter extructie van ‘t Equipagie Magazijn in Baaijfals , ‘t welk volgens besluit van den 3 deezer en de geafigeerde Billetten, naar luid van de ontworpene Conditien, heden moet worden aanbesteed, al ofte niet te accepteeren van den Capitein Ingenieur Thiebault hadt gevorderd eene exacte bereekening over ‘t geen de opbouw van gedacht Magazijn zou komen te staan, wanneer van weegens de Compagnie wierd gedaan, dat uit deeze bereekening gebleeken zynde dat het Gebouw in zijn geheel, ‘t arbeidsloon daaronder begreepen, wanneer van wegens de Compagnie wierd opgehaald zou koomen te kosten ruim Rd:s 6200:- zijn Ed: ook niet om heen wilde zijn, den Raade te proponeeren, omme zo wanneer niemand mogt worden gevonden, die de extructie van meermeld Magazijn voor de gezegde Somma wilde aanneemen, als dan den opbouw daarvan S’ Comp:s weegen te laten doen
Den Raade zig met dit voorstel van den Edelen Heer Commissaris volkomen geconformeerd hebbende is vervolgens getreeden tot de aanbesteeding zelve waar bij ‘t laagste aanbod bevonden zijnde Rd:s 8500:- te weezen, zo is verstaan dezelve aanbesteeding volgens de bij de Conditien gemaakte reserve geen voortgang te doen neemen, en ‘t Magazijn ‘s Compagnies weegen te doen vervaardigen
Dan vermits den onderafgeschreeven Gagie alhier remoreerende Baas Metzelaar Antonij Schoonhuizen naderhand heeft gepresenteerd het meermeld Gebouw in alles navolgens de Conditien voor eene Somma van Zes duizend Vijf honderd Rijxdaalders te vervaardigen, zo is bij overweeging dat ‘t getal Ambachts Lieden en Slaaven volgens de gemaakte reductie, nog aan handen, zo gering komt te zijn, dat men daarmeede zelfs de gewoone noodzaaklijke reparatien aan de Gebouwen en Vestingwerken naauwlijks kan gaande houden, en dat dus zeer waarschijnlijk, zonder extra ordinair inhuuring van Ambachtslieden en Slaaven, het zelve Gebouw wanneer ‘S Compagnies weegen wierd ondernomen, niet in gereedheid zou kunnen worden gebracht teegens den 15 April eerstkomende tijdstip bij de Conditien bepaald, om van ‘t zelve Gebouw reeds bij de aanstaande Kwaade Mousson, dat gebruik te kunnen maken waartoe de Hoog gebiedende Heeren Majores bij Hoogstderzelver gevenereerde Letteren van den 11 Januarij deezes Jaars de extructie daarvan hebben geordonneerd, bij den Raade nader besloten het aanbod door gemelde Schoonhuizen gedaan, gaave te accepteeren, gelijk het zelve geaccepteerd word bij deeze, hebbende dienvolgens de genoemde Antonij Schoonhuizen zich by onderteekening van de ontworpen en bij den Raade geapprobeerde Conditien verbonden, tot de extructie van meermeld Magazijn in Baaijfals voor eene Somma van Rijxdaalders Zes duizend Vijf honderd, en ter nakoming van dit Contract tot Borgen gesteld de Burgers Jurriaan de Vries, Abraham de Smidt en Jacobus Johannes Vos.
Hierna wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade gecommuniceerd, dat den Equipagiemeester Voltelen aan zijn Ed: Rapport hadt gedaan, dat het zwaar Touw van 8 duim aan Boord van het Schip Westcapelle uit deszelfs eigen voorraad gebezigd en waar voor Slechts een etmaal hadt geleegen, eergisteren op ‘t onvoorzienst met een kleine Z: O: luchtje was koomen te breeken, en dat dit zo door den Equipagiemeester als door de overheeden van het Schip Westcapelle wierd toegeschreeven aan de slegte qualiteit van het Touw, als in de teer verbrand zijnde, en is ten deezen aanzien verstaan ‘t zelve gebrooken Touw bij de Boeken van het Equipagie Pakhuis ongetaxeerd te laaten inneemen, omme vervolgens ten nutte van de Compagnie te worden verstrekt, terwijl voorts wederom uit ‘t Cargasoen van het Schip Westcapelle zal worden geligt en aan die Bodem verstrekt een ander zwaar Touw van 18 duim, waarvan door deeze Raade kennisse zal worden gegeeven aan den Hooge Indiasche Regeering, onder verzeekering dat ook dit Touw bij aanbreng van anderen voor dit Gouvernement wederom zal worden gerembourseerd
Vervolgens is geleezen een Rapport door de Capitiens ter Zee Willem Udemans Junior en Nicolaas Acker aan den Edelen Heer Commissaris ingedient over de examinatie van 4 p:s Zeilen die door de Overheeden van ‘t Schip de phœnicier , als onbekwaame naar Land zijn gezonden, welk Rapport bevonden wierd van volgende inhoud.
Aan den wel Edele Groot Achtb: Heer A: J: Sluijsken, Raad van Neederlands India, mitsgaders Commissaris deezes Gouvernements en de Ressorte van dien & & &.
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘De ondergeteekende Capiteins ter Zee W:m Udemans en N:s Acker door Uwel Edele Groot Achtb: expresselijk gecommitteerd zijnde om zig te begeeven na s’ Ed: Comp:s Equipagiewerf en aldaar ten overstaan van den Equipagiemeester deezes Gouvernements J: A: Voltelen in het bij zijn van den Baas Zeilemaaker deezes Gouvernements C Mol exact te visiteeren 4 P:s zijlen die van Boord van het Schip de Phœnicier voor onbequaam aan Land zijn gezonden bestaande in’
‘ten einde Uwel Edele Groot Achtb: te dienen van derzelver berigt in scriptis in hoe verre die Zeilen nog zoude kunnen worden gebruikt dan wel of daar toe andere dienden te worden vervaardigt’
‘Ingevolge deeze zo gevenereerde Last hebben wy de Eer UwelEdele Groot Achtb: te berigten dat die Bodem enkeld van een nieuwe aap en nieuwe bezaan moet worden voorzien in steede der oud en afgesleetene, die tot niets anders als tot noodwendigheeden voor dit Gouvernement kunne werden geemploijeert.’
‘Hiermeede verhoopen wy aan UwelEdele Groot Achtb: zeer geëerde intentie voldaan te hebben, laaten wy dit dienen tot bericht’
‘Equipagiewerff den 24 September 1794.’
‘ten mynen overstaan / get / J: A: Voltelen’
‘Als Gecommitteerdens / get / W Udemans J:r N:s Acker C:s Mol’
en daarop beslooten zig met ‘t zelve Rapport te conformeeren, zullende dienvolgens het voormelde Schip de Phœnicier worden voorzien van een nieuwe Bezaan en een nieuwe Aap, terwijl de onbequaame Aap en Bezaan bij de Boeken ongetaxeerd zullen moeten worden ingenomen, omme ten dienste der E: Compagnie te worden verstrekt
De Capiteins ter Zee Nicolaas Acker en Hendrik Anthonij beneevens den Baas der Scheepstimmerlieden Meindert van Eijk door den Edelen Heer Commissaris gecommitteerd geweest zynde, omme naauwkeurig te examineeren de staat waarin zig de Landsboot de Admiraal Tromp komt te bevinden en over hunne bevinding in deeze ingedient hebbende het volgend Rapport
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neederlands India, mitsgaders Commissaris deezer Gouvernements en den Ressorte van dien & & &.
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘De ondergeteekende Capitains ter Zee N:s Acker en H: A: Stoete door UwelEd: Groot Achtb: gelast zynde omme zich met ende beneevens den Baas der Scheepstimmerlieden M:t van Eijk, te vervoegen aan den Equipagiewerf en aldaar ten overstaan van den Equipagiemeester deezes Gouvernements J: A: Voltelen den aldaar op strand staande Landsboot genaamt de Admiraal Tromp exact en naauwkeurig te examineeren, en aan Uwel Ed: Groot Achtb: te dienen van bericht, en consideratie wat met die Boot te doen is.’
‘Ingevolge van die gerespecteerde ordre hebben wij ons na bovengemelde plaats, in ‘t bijweezen van van den Equipagiemeester J: A: Voltelen en den Scheeps Timmermans baas M: van Eijk, vervoegd den genoemde Boot gexamineerd, en zodanig bevonden dat dezelve ten eenemaale onbruikbaar was, zijnde dezelve van vooren na agteren bout los, vermolmd, eenige buijkstukken gebroken en den inhoute zoo zeer vergaan, dat geen boute nog spijkers in dezelve kunnen houden, Zoo dat het beeter is, een nieuwe Boot opterigten dan met zeer zware kosten den oude Boot weder te repareeren’
‘Hiermeede aan Uwel Edele Groot Achtb: ordre voldaan hopende te hebben, hebben wij de eer dit te laaten dienen voor bericht’
‘Cabo de Goede Hoop aan den Equipagiewerff den 27 September 1794.’
‘ten mijnen overstaan / get / J: A: Voltelen’
’/ get / N:s Acker H: A: Stoete M: v: Eijk’
zo is, nadien uit zelve Rapport is komen te blijken dat de gemelde Landsboot de Admiraal Tromp , welke ook reeds zedert den Jaare 1769 is gebruikt, geheel onbekwaam komt te zijn, goedgevonden en besloten de gezegde Landsboot te doen slopen, na dat door den Heere Hoofdadministrateur, volgens gebruik, zal weezen vervaardigt en ingedient eene Memorie over zodanige Goederen als tot de fleet of Inventaris van dat Vaartuig gehoorende, nog ten nutte van de Compagnie zulle kunnen worden geemploïeerd, dan wel ten haare voordeele verkogt, omme daarop zodanig te disponeeren als den Raade zal vinden te behooren.
Door het breeken van het Schot van de Broodkamer aan Boord van ‘t Schip de Buitenverwachting , veroorzaakt zynde dat van de daarin voor Batavia afgelaaden Tarwe, 250 Mudden uit de zelve Broodkamer in het ruim en wel tusschen de Smeekolen zijn gevallen, welke Tarwe door de ordinaire Gecommitteerdens gelost, geharkt, en uit hun over deeze verrichting ingedient Rapport gebleeken zijnde dat 201 1/2 Mudden wederom goed en schoon in de Buitenverwachting zijn afgescheept geworden doch dat de resteerende 48 1/2 Mudden geheel vuil met Smeekolen doormengd komt te zijn zo is bij den Raade best gedacht en dienvolgens beslooten omme de gemelde 48 1/2 Mudden Tarwe bij publiecque Vendutie te laten verkoopen, en de schaade welke daar op zal loopen op Reekening van Winst en Verlies te doen afschrijven.
De overheeden van ‘t Schip Zuiderburg aan den Edelen Heer Commissaris gerapporteerd hebbende, dat 15 à 16 Cassen met Chinasche Goederen, bij ‘t breeken van ‘t Roer beschadigd waaren geraakt, zo heeft welgemelde Edele Heer Commissaris de Leden uit den Raade van Justitie Cornelis Cruijwagen en Petrus Johannes Truter expres hadt gecommitteerd omme de defecte aan gemelde Cassen ten spoedigste en op de best moogelikste wijze te doen repareeren en daarover ontfangen het volgend Rapport.
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neederlandsch India mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Kaap de Goede Hoop, en den Ressorte van dien & & &
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘Het heeft Uwel Edele Groot Achtb: behaagt de ondergeteekende Kooplieden titulair Cornelis Cruijwagen en Petrus Johannes Truter, expres te committeeren om zig de begeeven aan Boord van ‘t alhier ter Rheede geankerd leggend Chinaasch Retour Schip Zuiderburg ten einde aldaar in ‘t bijweesen van de overheeden van die Bodem naauwkeurig te examineeren de gebreeken, welke volgens opgaaven van gezegde overheeden bij het breeken van ‘t Roer van gedachte Bodem zou zijn toegebracht aan 15 à 16 Kassen Chinaasche waare omme vervolgens zodanige der gemelde kassen als met eenige geringe reparatien ofte verhelpingen aan Boord wederom in behoorlijke staat kunnen worden gebragt direct te doen repareeren en voorzien, en zodanige deselve kassen, als geheel onbequaam mogten worden bevonden, dan wel zodanig defect, dat de voorzigtigheid vorderde de zig daarin bevindende Goederen over te pakken naar Land te vervoeren, omme aldaar opgeligt en verpagt te kunnen worden, met verdere ordre van deeze hunne Commissie te doen behoorlijk Rapport in geschrift’
‘Zo hebben de ondergeteekendens de Eere Uwel Edele Groot Achtb: te berigten, dat zij op den 26 deezer ofte s’ daags naar den ontfangst der Commissie hun hebben begeeven aan Boord van voorm: Schip Zuiderburg en aldaar ten overstaan van den Capitein dier Bodem Jan George Hendrik Serres, uit de Constapels kamer hebben doen opbrengen, de beschadigde kassen, en bij examinatie bevonden, dat dezelve in de volgende 21 Stuks kwamen te bestaan: Namentlijk’
‘8 Kassen Thee Congo gem:t VOC/C, S N:o 3134, 3169, 3531, 3136, 3250, 3552, 3472, en 3442, aan welke alleen de planken los en gebrooken waaren, dog ‘t lood in de kassen onbeschadigt gebleeven, zynde deeze Acht kassen binnen boord verholpen, en wederom geborgen’
‘10 kassen Thee Congo gem:t VOC/C, S: N:o 3510. 3490, 3700, 3150, 3267, 3675, 3439, 3663, en 3685 welke kassen alle, vermits dezelve ten eenemaale defect het lood gescheurt en in elkanderen gedrukt was, en de Thee min of meer uitgeloopen, zo zijn deeze kassen met Zeildoek ommaait en naar Land vervoert die alhier vervolgens, daar het hout ontbrak met Zeildoek bespijkert zijn geworden, voorts behoorlijk geembaleert, gesjord en op de emballage, na dies weeging, met het bruto gewigt, als volgt beschreeven, te weeten’
‘2 Kassen Thee Tankaij gem:t VOC/T S: N: 85, en 132, die beide, even als de voorm: Tien Cassen Thee Congo gesteld geweest, welke daarom ook gelijk evengemeld is behandeld en beschreeven als volgt’
‘1 kas Rubarber gem:t VOC/R B N:o 9. S, welke kas onherstelbaar was, een gedeelte der Rubarber daar uit gevallen, welke verzamelt zijnde met de kas in zeildoek omnaait geworden en zodanig naar de Wal gebracht, aldaar opgelegt, mitsgaders in een nieuwe kas herpakt en met deszelfs eigen merk beschreeven, beneevens ‘t bevonden gewigt,’
‘
dat bruto is | 273 lb |
Tarra | 114 d:o |
dus Netto | 159 lb Rubarber |
dat bruto is | 273 lb |
Tarra | 114 d:o |
dus Netto | 159 lb Rubarber |
‘Met de verrigting van dit een en ander, verhoopen wij aan de zeer geeerde intentie van Uwel Ed: Groot Achtb: te hebben voldaan, en laaten de Geteekendens deezen dienen voor Eerbiedig Rapport’
‘In ‘t Casteel de Goede Hoop den 29 September 1794.’
’/ get / C: Cruijwagen P: J: Truter’
‘ten mijnen overstaan / get / J: H: G: Serres’
in welk Rapport beslooten is genoegen te neemen, en zal daar van bij vertrek van ‘t Schip Zuiderburg Copia authentiecq aan de Hoog gebiedende Heeren Majores worden gesuppediteerd.
Hierop gaf den Edelen Heer Commissaris aan de Vergadering kennisse, dat ter ordre van zijn Edele voor Indias Hoofdplaatse in het Schip de onderneeming zouden worden afgeladen 1074 Mudden Tarwe en 40 Leggers Wyn, in de Buitenverwachting 2700 Mudden Tarwe en 76 Leggers Wijn, en in Westcapelle 1550 Mudden Tarwe, 75 Leggers Wijn, 25 Leggers Azijn, en zo veel Boter als met eenige mogelijkheid te bekoomen zal zijn
Door den Heer Gezachhebber als Hoofdadministrateur vervaardigt en heden ingedient zijnde eene Memorie over de bevinding van diverse Goederen en benodigdheeden per de Retour Scheepen de Phœnicier , de Africaan , Blitterswijk , de Enchuiser Maagd en Delft van Batavia ten dienste deezes Gouvernements in Baaijfals aangebragt, en aldaar in ‘t permanent Fregat Schip de Meermin overgescheept, zo wierd dezelve Memorie bevonden van volgende inhoud
Aan den WelEd: Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken, Raad Ordinair van Neederlands India, mitsgad:s Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & en de Wel Edele Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en Wel Edele Heeren!’
‘Marginale dispotien genomen in Raade van Politie aan kabo de Goede Hoop op Maandag den 29 Sept. 1794.’
‘Word verstaan om’
‘Ingevolge Rapporten zo van Expresse Gecommitteerde Leeden van Justitie als van ordinaire Gecommitteerdens, heeft de ondergeteekende de Eer Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Ed:s bij deezen aan te toonen de bevinding van diverse Goederen en benodigdheeden, per de Scheepen de Phœnicier de Africaan , Blitterswyk , de Enckhuisermaagd en Delft van Batavia, ten dienste deezes Gouvernements in Baaifals aangebragt, en aldaar in ‘t Colonie Schip de Meermin overgescheept, alles in vergelijking, zo als dezelve op de origineele Factuuren zijn bekend gesteld geworden, te weeten’
‘
vermits uit 't Rapport van twee Justitieele Leeden welke, ten overstaan van de adjunct fiscaal alle de pakken hebben geopend en nagesien consteerd dat 't Pak N:o 62 niet meerder gewoogen heeft als 381 lb in steede van 383 lb en dat daar in 4 stukken te min zyn bevonden 't bedragen deezer 4 p:s Batavia te doen terug reekenen met byvoeging van een extract uit 't zelve Rapport en van 't afpak briefjen volgens welke geseide pak guinees gem: gebleekt den 14 Nov: 1793 te Jagernaikpoeran door A: f van Hoet en C: B: Dirks afgepakt is. | 480 | p:s | Guinees Groff gebl:t in 12 pakken, als | ||
en om de 100 Stuk gevlekte en aangeslagen bij eerste geleegendheid per Vendutie te verkopen. | |||||
160 | p:s | in 4 pakken per Blitterswijk | |||
160 | p:s | d:o 4 d:o d:o de Africaan | |||
160 | d:o | d:o 4 d:o d:o d:o Phœnicier | |||
51 | p:s ten eenemaal nat in de Baaifals per Vendutie verkogt | ||||
29 | d:o goede over Land na herwaards opgebragt en | ||||
400 | d:o in 10 pakken in de Meermin overgescheept, waar van bij naweeging alhier 't pak N:o 62, in steede van 383 lb bruto niet meerder als 381 lb heeft gewoogen, en bij 't openen derselve bevonden niet meer te houden als 36 p:s dus | ||||
4 p:s te min uitgeleeverd | |||||
112 d:o gevlekt en aangeslagen | |||||
284 d:o onbeschadigt | |||||
600 | P:s | Baftas swarte breede heele in 12 Pakken, teweeten | |||
200 | p:s | in 4 pakken per Blitterswijk | |||
200 | d:o | d:o 4 d:o d:o de africaan | |||
200 | d:o | d:o 4 d:o d:o d:o Phœnicier | |||
46 | p:s ten eenemale nat, in voorsZ Baaij p:r Vendutie verkogt | ||||
54 | d:o goede over land alhier aangebragt | ||||
500 | d:o in 10 pakken in de Meermin overgescheept, en alhier behoorlijk uitgeleevert. | ||||
300 | p:s | Niquaniassen Groove, waar van | |||
100 | p:s | in 1 pak per Blitterswijk | die als gem: in de Meermin zijn overgescheept en alhier opgeslagen | ||
100 | d:o | d:o 1 d:o d:o de africaan | |||
100 | d:o | d:o 1 d:o d:o d:o Phœnicier | |||
200 | P:s | Niquaniassen fijne in 2 Pakken, als | |||
100 | p:s | p:r Blitterswijk | in voorm: Bodem overgescheept en alhier behoorlijk uitgelost | ||
100 | d:o | d:o de Phœnicier | |||
2250 | P:s | Hembden in 20 pakken à 112 & 113 p:s ider, als | |||
450 | p:s | Per Blitterswijk in 4 pak | waar van | ||
450 | d:o | d:o de Africaan d:o d:o d:o | |||
450 | d:o | d:o d:o Phœnicier d:o d:o d:o | |||
450 | d:o | d:o Delft d:o d:o d:o | |||
450 | d:o | d:o de Enkhuisermaagd d:o | |||
70 | p:s als gem: aangeslagen en per Vendutie verkogt | ||||
43 | d:o goede over Land alhier aangebracht | ||||
277 | d:o in gemeld Baaij aan de overheeden van opgem: Retour Scheepen ter hand gesteld om aan de Zeevarende op reekening van Zoldijen te verstrekken | ||||
om teegengem: 402 P:s aangeslagen Hembden, meede bij vendutie te doen verkoopen | 1860 | d:o in 17 pakken in de Meermin overgescheept, waarvan | |||
402 p:s aangeslagen en | |||||
1458 d:o goede die alhier zijn ontfangen | |||||
2000 | p:s | Broeken in 10 pakken, als | |||
400 | p:s | in 2 pakken per Blitterswijk | waarvan | ||
400 | d:o | d:o 2 d:o d:o de Africaan | |||
400 | d:o | d:o 2 d:o d:o d:o Phœnicier | |||
400 | d:o | d:o 2 d:o d:o Delft | |||
400 | d:o | d:o 2 d:o d:o de Enkhuisermaagd | |||
zowel als de 59 P:s Broeken | 135 | p:s als ten eenemaale verstikt p:r vendutie verkogt | |||
65 | d:o goede over Land alhier aangebragt | ||||
1800 | d:o in 9 pakken in de Meermin afgeladen, waarvan | ||||
59 p:s aangeslagen | |||||
1741 d:o goede uitgeleevert | |||||
750 | p:s | Baaitjes Gecatoeneerde in 10 Sakken, als | |||
150 | p:s | in 2 pakken per Blitterswyk | als gem: afgeladen waar van bij 't openen der pakken bevonden | ||
150 | d:o | d:o 2 d:o d:o de Africaan | |||
150 | d:o | d:o 2 d:o d:o d:o Phœnicier | |||
150 | d:o | d:o 2 d:o d:o Delft | |||
150 | d:o | d:o 2 d:o d:o de Enckhuisermaagd | |||
en insgelijks de 150 Baaitjes | 150 | p:s ten eenemaale aangeslagen | |||
600 | d:o uitgeleeverd | ||||
150 | p:s | Chitzen breede ordinaire in 5 Pakken als. | |||
30 | p:s | in 1 pak per Blitterswijk | waarvan | ||
30 | d:o | d:o 1 d:o d:o de Africaan | |||
30 | d:o | d:o 1 d:o d:o d:o Phœnicier | |||
30 | d:o | d:o 1 d:o d:o Delft | |||
30 | d:o | d:o 1 d:o d:o de Enckhuisermaagd | |||
14 | p:s nat en bedorven in gem: Baaij per vendutie verkogt | ||||
16 | d:o Goede over land alhier aangebragt | ||||
120 | d:o in 4 pakken in de Meermin overgescheept, waarvan | ||||
29 p:s aangeslagen | |||||
de 29 P:s aangeslagene Chitzen en | 91 d:o goede uitegeleeverd | ||||
80 | p:s | deekens groote Souratze in 2 Pakken, als | |||
40 | p:s | in 1 pak per Blitterswijk | waarvan | ||
40 | d:o | d:o 1 d:o d:o de phœnicier | |||
40 | p:s goede over Land van gem: baaij na herwaards aangebragt, als | ||||
8 P:s deekens groote Souratse almeede inselver voegen te verkopen | 8 p:s aangeslagen | ||||
32 d:o goede | |||||
40 p:s in 1 Pak in de Meermin overgescheept en alhier behoorlijk uitgeleevert | |||||
33985 | lb | Netto poedersuiker in 86 Canassers, als | |||
4953 | lb | in 12 Cannassers p:r Blitterswijk | volgens Bataviasche Factuur | ||
9039 | d:o | d:o 23 d:o d:o de africaan | |||
11024 | d:o | d:o 28 d:o d:o d:o Phœnicier | |||
7689 | d:o | d:o 23 d:o d:o delft | |||
660 | d:o | op gem d:o d:o volgens verklaring Baaifals meerder uitgeleeverd als de Bataviasche factuur dicteerd en | |||
620 | d:o | op gem: Canassers p:r delft , volgens het Bruto gewigt te min aan Netto ponden bij de Bataviacshe Factuur bekend gesteld als zijnde slechts de gezegde 7689 lb aangereekend, daar egter het bruto gewigt 8990 lb komt uit te maaken, zijnde dus na aftrek der Tarwe van gemelde 23 Cannassers à 30 lb ieder eene meerderheid van voormelde 620 lb zijnde daar en teegen | |||
585 | lb door de opperhoofden van het Schip Blitterswijk minder uitgeleeverd, als op de factuur bekend staat, 't welk hun zo aan afschrijving is gevalideerd dan wel op Reekening van Zoldijen belast, dus | ||||
33400 | lb Netto in de Meermin afgelaaden en 86 Cannassers die alhier bruto zijn uitgeleevert met 36165 lb blijvende na aftrek der bij factuur aangeschreeven Tarra van 30 lb Per Cannasser aan Netto ponden | ||||
van teegenstaande 33770 lb N:to poedersuiker aan de Scheepsoverheeden te valideeren de hun bij Resolutie van den 23 deezes toegestaane 1 prC:to minwigt makende 337 1/2 lb en de overige door de pakhuismeester doen verantwoord. | 33585 lb dus aan overwigt | ||||
185 d:o Netto Poeder Zuiker. | |||||
10120 | lb | Netto Candy Zuiker in 80 Canassers, als | |||
2540 | lb | N:to in 20 Cannassers p:r Delft | waarvan | ||
2528 | d:o | d:o d:o 20 d:o d:o Blitterswijk | |||
2525 | d:o | d:o d:o 20 d:o d:o de Africaan | |||
2527 | d:o | d:o d:o 20 d:o d:o d:o Phœnicier | |||
248 | lb in de Baaifals uit Blitterswijk te min uitgeleeverd | het welk zo aan gepermitteerde afschrijving de opperhoofden is gevalideert dan wel op hunne Zoldij reecq: belast | |||
134 | d:o d:o d:o d:o d:o delft d:o d:o d:o | ||||
9738 | d:o in de Meermin afgelaaden in 80 Cannassers die alhier met 10307 lb Bruto zijn uitgeleeverd, waar van na aftrek der per factuur aangeschreeven 10 lb Tarra per Cannasser, komt uit te maaken. | ||||
de te min uitgeleeverde 231 lb kandij suiker na aftrek van 1 prct:o minwigt en dus 134 lb door de scheepsoverheeden doen vergoeden | 9507 lb Netto Candij zuiker; dus | ||||
231 d:o d:o d:o d:o te min uitgeleevert. | |||||
74400 | lb | Ryst of 24 Lasten a 3100 lb N:to ider te weeten | |||
12400 | lb | of 4 Lasten per Blitterswijk | waarvan | ||
27900 | d:o | d:o 9 d:o d:o de africaan | |||
34100 | d:o | d:o 11 d:o d:o d:o Phœnicier | |||
3376 lb | per de Africaan verrot en bedorven aangebragt | welk bedorvene in zee is geworpen en de minderheid op Reecq: van Zoldijen belast | |||
2091 d:o | d:o Blitterswijk d:o d:o d:o | ||||
14739 d:o | d:o de phœnicier d:o d:o d:o | ||||
9592 d:o | d:o d:o te min aangebragt | ||||
van teegenstaande 44602 lb de toegestane 4 PrCt:o Scheeps minwigt aan de overheeden te valideeren en 't overige te doen vergoeden. | 44602 lb | in de Meermin overgescheept, waarvan | |||
41985 lb Netto uitgeleevert, dus | |||||
2644 d:o te min | |||||
19250 | lb | Netto Coffijboonen, als | |||
4000 | lb | per Blitterswijk | waarvan | ||
5500 | d:o | d:o de africaan | |||
3250 | d:o | d:o d:o Phœnicier | |||
6500 | d:o | d:o Delft | |||
382 lb | uit de Africaan te min uitgeleeverd | waarmeede als voorsZ: bij de Rijst is gehandelt | |||
613 d:o | d:o Blitterswijk verrot aangebragt | ||||
4565 d:o | d:o delft d:o d:o | ||||
na aftrek van de geaccordeerde Scheeps minwigt tot een PrCt:o dan nog te kort komende na de order laaten vergoeden | 13690 d:o | in de Meermin afgeladen, zijnde slegts | |||
12970 lb Netto uitgeleeverd dus | |||||
720 d:o Coffijboonen te min | |||||
240 | p:s | Baftas witte breede heele in 3 Pakken, als. | |||
80 | p:s | in 1 pak per Blitterswijk | die insgelijks inde Meermin syn overgescheept en alhier behoorlijk uitgelost | ||
80 | d:o | d:o 1 d:o d:o de Africaan | |||
80 | d:o | d:o 1 d:o d:o d:o Phœnicier | |||
200 | lb | Netto Noote Muschaaten in 1 Cas 1 Zoekel en 1 Zakje als | |||
100 | lb | N:to volgens Bataviasche factuur in 1 Zoekel wt: bruto 98 lb en 1 Zakje N:to 7 lb bij de ontfangst in de Baaijfals 6 lb op 't bruto gewigt te min bevonden en | |||
100 | d:o | d:o in 1 kist per de Enkhuisermaagd waar van geen bruto gewigt is bekend gesteld dog onbeschadigd uitgeleeverd | en in de Meermin afgeladen waarvan | ||
6 | lb aan voorschreeven minwigt, de opperhoofden, van gem: Bodem Blitterswijk , zo aan afschrijving is gevalideerd, als wel op derselver Reecq: belast, dus | ||||
om de nevensgaande 39 lb bedorven Noten in een kastjen door de Justitieele Gecommitteerdens verseguld na Batavia te senden En om 't bedragen daar van zo wel als de bevondene minderheid op winst en Verlies afteschryven alzo de Nooten soo oud en bedorven zijn dat deselve minderheid zeer gemakkelik aan Stof vuiligheid en Brokken kan zijn verlooren geraakt door de holte der Soekels veroorzaakt door 't in drogen der Rottangs | 194 | d:o Netto, volgens de aanreekening van Batavia de voorsZ: Emballagies inhoudende, egter alhier bij 't openen derselve als volgt bevonden, | |||
135 lb Goede, als | |||||
57 1/2 lb uit Blitterswijk | |||||
77 1/2 d:o d:o de Enckhuisermaagd | |||||
39 lb Bedorven, als | |||||
23 lb uit Blitterswijk | |||||
16 d:o d:o de Enckhuisermaagd | |||||
20 lb aan minwigt, als | |||||
13 1/2 uit Blitterswijk | |||||
6 1/2 d:o de Enckhuisermaagd | |||||
300 | lb | Nagulen, als | |||
150 | lb | Netto volgens factuur in 2 kisten zondert bruto gewigt aangereekend, en door de opperhoofden van het Schip de africaan de kisten aldaar onbeschadigt uitgeleeverd | zynde gem: 4 kisten in de Baaifals in de Meermin overgescheept en bij 't openen alhier bevonden als volgt | ||
150 | d:o | d:o per delft als voorm: | |||
157 1/2 | lb Netto in de 2 kisten per de africaan aangebragt dus 7 1/2 lb Meerder als de factuur dicteerd en | ||||
140 1/4 | d:o Netto in de 2 kisten per 't Schip Delft overgevoerd dus in alles | ||||
deeze 2 1/4 Nagulen als 't toegestaane minwigt niet bovengaande op winst en Verlies afteschryven | 2 1/4 | d:o d:o Nagulen te min | |||
375 | lb | Cattoene Gaarens in 3 Baalen te weeten | |||
125 | lb | in 1 Baal w:t b:to 130 lb per delft | in de meermin overgescheept en als volgt alhier uitgeleevert | ||
125 | d:o | d:o 1 d:o d:o d:o 128 d:o d:o blitterswijk | |||
125 | d:o | d:o 1 d:o d:o d:o 130 d:o d:o de phœnicier | |||
121 1/4 | lb N:to b:to 124 lb uit de Baal per 't Schip Delft aangebragt | waarvan | |||
117 1/2 | d:o d:o d:o 125 d:o d:o d:o d:o d:o d:o Blitterswijk d:o | ||||
24 1/2 lb verstikt en | |||||
93 d:o goede | |||||
123 | lb N:to bruto 127 lb uit de Baal per de Phœnicier aangebragt dus in alles. | ||||
deeze 24 1/2 lb verstikt Catoene garens bij Publicque vendutie te verkopen en te min uitgeleeverde 13 1/4 lb op winst en Verlies afteschryven | 13 1/4 | d:o Cattoene Gaarens te min. | |||
1600 | p:s | Caaijangmatten, als | |||
400 | p:s | Per Blitterswijk | insgelyks in de Meermin overgescheept, en alhier behoorlijk uitgeleevert | ||
400 | d:o | d:o de africaan | |||
400 | d:o | d:o d:o Phœnicier | |||
400 | d:o | d:o Delft | |||
110 | P:s | of 6243 1/2 ellen roode Baaij in 27 kassen, als | |||
32 | p:s | of 1870 Ell: in 8 Cassen per Blitterswijk | als voorsZ in de Meermin afgeladen en waarvan alhier bij 't uitpakken bevonden | ||
24 | p:s | d:o 1329 1/2 d:o d:o 6 d:o d:o de africaan | |||
28 | d:o | d:o 1591 1/2 d:o d:o 7 d:o d:o d:o Phœnecier | |||
26 | d:o | d:o 1452 1/2 d:o d:o 6 d:o d:o delft | |||
insgelijks te verkoopen de 7 P:s aangeslaagene Baaij | 7 p:s of ellen aangeslagen | ||||
103 d:o d:o d:o goed uitgeleevert | |||||
100 | lb | wasch Gemeene in 1 Cas, weegt bruto 153 lb per de africaan in Baaifals , en vervolgens door de Meermin alhier aangebragt | |||
375 | d:o | Netto Thee in 6 kassen, te weeten | |||
125 | lb | in 2 Cassen per de africaan | als gem: per de Meermin alhier aangebragt en behoorlijk uitgeleevert | ||
125 | d:o | d:o 2 d:o d:o Phœnicier | |||
125 | d:o | d:o 2 d:o d:o Delft | |||
de 3 lb meerder uitgeleeverde foelij ten voordeele van de winst reekening laaten inneemen en verantwoorden. | 154 | lb | Netto Foulij in 1 Zoekel w:t bruto 189 lb per de Phœnicier als voormeld en vervolgens per de Meermin na herwaards overgevoerd, bij naweeging der Netto ponden ontwaard 3 lb meerder in te houden als de factuur komt te dicteeren | ||
200 | p:s | Chelassen in 1 Pak per de Enkhuisermaagd insgelijks als voorm: alhier behoorlijk uitgeleevert | |||
100 | lb | Inkstof in 1 Cas per de Phœnicier als voorsZ aangebragt | |||
1 | ongeopende kas N:o 133, waarin | ||||
300 | p:s | Boekebindersnaalden | als gem: alhier aangebragt, en bij 't openen bevonden van de | ||
400 | d:o | Neete kammen | |||
400 | d:o | friseer d:o | |||
400 | d:o | wijde d:o | |||
de defecte kammen insgelijks bij Vendutie doen verkoopen en de te min uitgeleverde op winst en verlies doen afschrijven also Cas ongeopend bevonden is | 400 | p:s Neete kammen | |||
108 p:s goede | |||||
168 d:o defecte en | |||||
124 d:o minder uitgeleevert | |||||
400 | p:s friseer kammen als | ||||
138 p:s goede | |||||
262 d:o defecte | |||||
400 | p:s wyde kammen, als | ||||
312 p:s goede | |||||
88 te min uitgeleevert | |||||
om welke reedenen en vermits de kas meede behoorlijk en ongeopend is bevonden schoon daarin geen enkeld naald gevonden wierd de Boekebinders naalden in selver voege af te schrijven vermits er geen mogelijkheid is om te ontdekken waar die ontvreemding is gepleegd | 500 | p:s Boekebinders naalden by 't openen niet in gem: Cas bevonden | |||
de meerder ontfangene 4 paar witte Cattoene manskoussen te laaten inneemen en verantwoorden | 4 | Paar | of | 1/3 douzijn witte Cattoene Manskoussen p:r 't Schip alblasserdam van Zeeland bij natelling bevonden in 1 Cas op 66 2/3 douzijn meerder als de factuur dicteerd |
vermits uit 't Rapport van twee Justitieele Leeden welke, ten overstaan van de adjunct fiscaal alle de pakken hebben geopend en nagesien consteerd dat 't Pak N:o 62 niet meerder gewoogen heeft als 381 lb in steede van 383 lb en dat daar in 4 stukken te min zyn bevonden 't bedragen deezer 4 p:s Batavia te doen terug reekenen met byvoeging van een extract uit 't zelve Rapport en van 't afpak briefjen volgens welke geseide pak guinees gem: gebleekt den 14 Nov: 1793 te Jagernaikpoeran door A: f van Hoet en C: B: Dirks afgepakt is. | 480 | p:s | Guinees Groff gebl:t in 12 pakken, als | ||
en om de 100 Stuk gevlekte en aangeslagen bij eerste geleegendheid per Vendutie te verkopen. | |||||
160 | p:s | in 4 pakken per Blitterswijk | |||
160 | p:s | d:o 4 d:o d:o de Africaan | |||
160 | d:o | d:o 4 d:o d:o d:o Phœnicier | |||
51 | p:s ten eenemaal nat in de Baaifals per Vendutie verkogt | ||||
29 | d:o goede over Land na herwaards opgebragt en | ||||
400 | d:o in 10 pakken in de Meermin overgescheept, waar van bij naweeging alhier 't pak N:o 62, in steede van 383 lb bruto niet meerder als 381 lb heeft gewoogen, en bij 't openen derselve bevonden niet meer te houden als 36 p:s dus | ||||
4 p:s te min uitgeleeverd | |||||
112 d:o gevlekt en aangeslagen | |||||
284 d:o onbeschadigt | |||||
600 | P:s | Baftas swarte breede heele in 12 Pakken, teweeten | |||
200 | p:s | in 4 pakken per Blitterswijk | |||
200 | d:o | d:o 4 d:o d:o de africaan | |||
200 | d:o | d:o 4 d:o d:o d:o Phœnicier | |||
46 | p:s ten eenemale nat, in voorsZ Baaij p:r Vendutie verkogt | ||||
54 | d:o goede over land alhier aangebragt | ||||
500 | d:o in 10 pakken in de Meermin overgescheept, en alhier behoorlijk uitgeleevert. | ||||
300 | p:s | Niquaniassen Groove, waar van | |||
100 | p:s | in 1 pak per Blitterswijk | die als gem: in de Meermin zijn overgescheept en alhier opgeslagen | ||
100 | d:o | d:o 1 d:o d:o de africaan | |||
100 | d:o | d:o 1 d:o d:o d:o Phœnicier | |||
200 | P:s | Niquaniassen fijne in 2 Pakken, als | |||
100 | p:s | p:r Blitterswijk | in voorm: Bodem overgescheept en alhier behoorlijk uitgelost | ||
100 | d:o | d:o de Phœnicier | |||
2250 | P:s | Hembden in 20 pakken à 112 & 113 p:s ider, als | |||
450 | p:s | Per Blitterswijk in 4 pak | waar van | ||
450 | d:o | d:o de Africaan d:o d:o d:o | |||
450 | d:o | d:o d:o Phœnicier d:o d:o d:o | |||
450 | d:o | d:o Delft d:o d:o d:o | |||
450 | d:o | d:o de Enkhuisermaagd d:o | |||
70 | p:s als gem: aangeslagen en per Vendutie verkogt | ||||
43 | d:o goede over Land alhier aangebracht | ||||
277 | d:o in gemeld Baaij aan de overheeden van opgem: Retour Scheepen ter hand gesteld om aan de Zeevarende op reekening van Zoldijen te verstrekken | ||||
om teegengem: 402 P:s aangeslagen Hembden, meede bij vendutie te doen verkoopen | 1860 | d:o in 17 pakken in de Meermin overgescheept, waarvan | |||
402 p:s aangeslagen en | |||||
1458 d:o goede die alhier zijn ontfangen | |||||
2000 | p:s | Broeken in 10 pakken, als | |||
400 | p:s | in 2 pakken per Blitterswijk | waarvan | ||
400 | d:o | d:o 2 d:o d:o de Africaan | |||
400 | d:o | d:o 2 d:o d:o d:o Phœnicier | |||
400 | d:o | d:o 2 d:o d:o Delft | |||
400 | d:o | d:o 2 d:o d:o de Enkhuisermaagd | |||
zowel als de 59 P:s Broeken | 135 | p:s als ten eenemaale verstikt p:r vendutie verkogt | |||
65 | d:o goede over Land alhier aangebragt | ||||
1800 | d:o in 9 pakken in de Meermin afgeladen, waarvan | ||||
59 p:s aangeslagen | |||||
1741 d:o goede uitgeleevert | |||||
750 | p:s | Baaitjes Gecatoeneerde in 10 Sakken, als | |||
150 | p:s | in 2 pakken per Blitterswyk | als gem: afgeladen waar van bij 't openen der pakken bevonden | ||
150 | d:o | d:o 2 d:o d:o de Africaan | |||
150 | d:o | d:o 2 d:o d:o d:o Phœnicier | |||
150 | d:o | d:o 2 d:o d:o Delft | |||
150 | d:o | d:o 2 d:o d:o de Enckhuisermaagd | |||
en insgelijks de 150 Baaitjes | 150 | p:s ten eenemaale aangeslagen | |||
600 | d:o uitgeleeverd | ||||
150 | p:s | Chitzen breede ordinaire in 5 Pakken als. | |||
30 | p:s | in 1 pak per Blitterswijk | waarvan | ||
30 | d:o | d:o 1 d:o d:o de Africaan | |||
30 | d:o | d:o 1 d:o d:o d:o Phœnicier | |||
30 | d:o | d:o 1 d:o d:o Delft | |||
30 | d:o | d:o 1 d:o d:o de Enckhuisermaagd | |||
14 | p:s nat en bedorven in gem: Baaij per vendutie verkogt | ||||
16 | d:o Goede over land alhier aangebragt | ||||
120 | d:o in 4 pakken in de Meermin overgescheept, waarvan | ||||
29 p:s aangeslagen | |||||
de 29 P:s aangeslagene Chitzen en | 91 d:o goede uitegeleeverd | ||||
80 | p:s | deekens groote Souratze in 2 Pakken, als | |||
40 | p:s | in 1 pak per Blitterswijk | waarvan | ||
40 | d:o | d:o 1 d:o d:o de phœnicier | |||
40 | p:s goede over Land van gem: baaij na herwaards aangebragt, als | ||||
8 P:s deekens groote Souratse almeede inselver voegen te verkopen | 8 p:s aangeslagen | ||||
32 d:o goede | |||||
40 p:s in 1 Pak in de Meermin overgescheept en alhier behoorlijk uitgeleevert | |||||
33985 | lb | Netto poedersuiker in 86 Canassers, als | |||
4953 | lb | in 12 Cannassers p:r Blitterswijk | volgens Bataviasche Factuur | ||
9039 | d:o | d:o 23 d:o d:o de africaan | |||
11024 | d:o | d:o 28 d:o d:o d:o Phœnicier | |||
7689 | d:o | d:o 23 d:o d:o delft | |||
660 | d:o | op gem d:o d:o volgens verklaring Baaifals meerder uitgeleeverd als de Bataviasche factuur dicteerd en | |||
620 | d:o | op gem: Canassers p:r delft , volgens het Bruto gewigt te min aan Netto ponden bij de Bataviacshe Factuur bekend gesteld als zijnde slechts de gezegde 7689 lb aangereekend, daar egter het bruto gewigt 8990 lb komt uit te maaken, zijnde dus na aftrek der Tarwe van gemelde 23 Cannassers à 30 lb ieder eene meerderheid van voormelde 620 lb zijnde daar en teegen | |||
585 | lb door de opperhoofden van het Schip Blitterswijk minder uitgeleeverd, als op de factuur bekend staat, 't welk hun zo aan afschrijving is gevalideerd dan wel op Reekening van Zoldijen belast, dus | ||||
33400 | lb Netto in de Meermin afgelaaden en 86 Cannassers die alhier bruto zijn uitgeleevert met 36165 lb blijvende na aftrek der bij factuur aangeschreeven Tarra van 30 lb Per Cannasser aan Netto ponden | ||||
van teegenstaande 33770 lb N:to poedersuiker aan de Scheepsoverheeden te valideeren de hun bij Resolutie van den 23 deezes toegestaane 1 prC:to minwigt makende 337 1/2 lb en de overige door de pakhuismeester doen verantwoord. | 33585 lb dus aan overwigt | ||||
185 d:o Netto Poeder Zuiker. | |||||
10120 | lb | Netto Candy Zuiker in 80 Canassers, als | |||
2540 | lb | N:to in 20 Cannassers p:r Delft | waarvan | ||
2528 | d:o | d:o d:o 20 d:o d:o Blitterswijk | |||
2525 | d:o | d:o d:o 20 d:o d:o de Africaan | |||
2527 | d:o | d:o d:o 20 d:o d:o d:o Phœnicier | |||
248 | lb in de Baaifals uit Blitterswijk te min uitgeleeverd | het welk zo aan gepermitteerde afschrijving de opperhoofden is gevalideert dan wel op hunne Zoldij reecq: belast | |||
134 | d:o d:o d:o d:o d:o delft d:o d:o d:o | ||||
9738 | d:o in de Meermin afgelaaden in 80 Cannassers die alhier met 10307 lb Bruto zijn uitgeleeverd, waar van na aftrek der per factuur aangeschreeven 10 lb Tarra per Cannasser, komt uit te maaken. | ||||
de te min uitgeleeverde 231 lb kandij suiker na aftrek van 1 prct:o minwigt en dus 134 lb door de scheepsoverheeden doen vergoeden | 9507 lb Netto Candij zuiker; dus | ||||
231 d:o d:o d:o d:o te min uitgeleevert. | |||||
74400 | lb | Ryst of 24 Lasten a 3100 lb N:to ider te weeten | |||
12400 | lb | of 4 Lasten per Blitterswijk | waarvan | ||
27900 | d:o | d:o 9 d:o d:o de africaan | |||
34100 | d:o | d:o 11 d:o d:o d:o Phœnicier | |||
3376 lb | per de Africaan verrot en bedorven aangebragt | welk bedorvene in zee is geworpen en de minderheid op Reecq: van Zoldijen belast | |||
2091 d:o | d:o Blitterswijk d:o d:o d:o | ||||
14739 d:o | d:o de phœnicier d:o d:o d:o | ||||
9592 d:o | d:o d:o te min aangebragt | ||||
van teegenstaande 44602 lb de toegestane 4 PrCt:o Scheeps minwigt aan de overheeden te valideeren en 't overige te doen vergoeden. | 44602 lb | in de Meermin overgescheept, waarvan | |||
41985 lb Netto uitgeleevert, dus | |||||
2644 d:o te min | |||||
19250 | lb | Netto Coffijboonen, als | |||
4000 | lb | per Blitterswijk | waarvan | ||
5500 | d:o | d:o de africaan | |||
3250 | d:o | d:o d:o Phœnicier | |||
6500 | d:o | d:o Delft | |||
382 lb | uit de Africaan te min uitgeleeverd | waarmeede als voorsZ: bij de Rijst is gehandelt | |||
613 d:o | d:o Blitterswijk verrot aangebragt | ||||
4565 d:o | d:o delft d:o d:o | ||||
na aftrek van de geaccordeerde Scheeps minwigt tot een PrCt:o dan nog te kort komende na de order laaten vergoeden | 13690 d:o | in de Meermin afgeladen, zijnde slegts | |||
12970 lb Netto uitgeleeverd dus | |||||
720 d:o Coffijboonen te min | |||||
240 | p:s | Baftas witte breede heele in 3 Pakken, als. | |||
80 | p:s | in 1 pak per Blitterswijk | die insgelijks inde Meermin syn overgescheept en alhier behoorlijk uitgelost | ||
80 | d:o | d:o 1 d:o d:o de Africaan | |||
80 | d:o | d:o 1 d:o d:o d:o Phœnicier | |||
200 | lb | Netto Noote Muschaaten in 1 Cas 1 Zoekel en 1 Zakje als | |||
100 | lb | N:to volgens Bataviasche factuur in 1 Zoekel wt: bruto 98 lb en 1 Zakje N:to 7 lb bij de ontfangst in de Baaijfals 6 lb op 't bruto gewigt te min bevonden en | |||
100 | d:o | d:o in 1 kist per de Enkhuisermaagd waar van geen bruto gewigt is bekend gesteld dog onbeschadigd uitgeleeverd | en in de Meermin afgeladen waarvan | ||
6 | lb aan voorschreeven minwigt, de opperhoofden, van gem: Bodem Blitterswijk , zo aan afschrijving is gevalideerd, als wel op derselver Reecq: belast, dus | ||||
om de nevensgaande 39 lb bedorven Noten in een kastjen door de Justitieele Gecommitteerdens verseguld na Batavia te senden En om 't bedragen daar van zo wel als de bevondene minderheid op winst en Verlies afteschryven alzo de Nooten soo oud en bedorven zijn dat deselve minderheid zeer gemakkelik aan Stof vuiligheid en Brokken kan zijn verlooren geraakt door de holte der Soekels veroorzaakt door 't in drogen der Rottangs | 194 | d:o Netto, volgens de aanreekening van Batavia de voorsZ: Emballagies inhoudende, egter alhier bij 't openen derselve als volgt bevonden, | |||
135 lb Goede, als | |||||
57 1/2 lb uit Blitterswijk | |||||
77 1/2 d:o d:o de Enckhuisermaagd | |||||
39 lb Bedorven, als | |||||
23 lb uit Blitterswijk | |||||
16 d:o d:o de Enckhuisermaagd | |||||
20 lb aan minwigt, als | |||||
13 1/2 uit Blitterswijk | |||||
6 1/2 d:o de Enckhuisermaagd | |||||
300 | lb | Nagulen, als | |||
150 | lb | Netto volgens factuur in 2 kisten zondert bruto gewigt aangereekend, en door de opperhoofden van het Schip de africaan de kisten aldaar onbeschadigt uitgeleeverd | zynde gem: 4 kisten in de Baaifals in de Meermin overgescheept en bij 't openen alhier bevonden als volgt | ||
150 | d:o | d:o per delft als voorm: | |||
157 1/2 | lb Netto in de 2 kisten per de africaan aangebragt dus 7 1/2 lb Meerder als de factuur dicteerd en | ||||
140 1/4 | d:o Netto in de 2 kisten per 't Schip Delft overgevoerd dus in alles | ||||
deeze 2 1/4 Nagulen als 't toegestaane minwigt niet bovengaande op winst en Verlies afteschryven | 2 1/4 | d:o d:o Nagulen te min | |||
375 | lb | Cattoene Gaarens in 3 Baalen te weeten | |||
125 | lb | in 1 Baal w:t b:to 130 lb per delft | in de meermin overgescheept en als volgt alhier uitgeleevert | ||
125 | d:o | d:o 1 d:o d:o d:o 128 d:o d:o blitterswijk | |||
125 | d:o | d:o 1 d:o d:o d:o 130 d:o d:o de phœnicier | |||
121 1/4 | lb N:to b:to 124 lb uit de Baal per 't Schip Delft aangebragt | waarvan | |||
117 1/2 | d:o d:o d:o 125 d:o d:o d:o d:o d:o d:o Blitterswijk d:o | ||||
24 1/2 lb verstikt en | |||||
93 d:o goede | |||||
123 | lb N:to bruto 127 lb uit de Baal per de Phœnicier aangebragt dus in alles. | ||||
deeze 24 1/2 lb verstikt Catoene garens bij Publicque vendutie te verkopen en te min uitgeleeverde 13 1/4 lb op winst en Verlies afteschryven | 13 1/4 | d:o Cattoene Gaarens te min. | |||
1600 | p:s | Caaijangmatten, als | |||
400 | p:s | Per Blitterswijk | insgelyks in de Meermin overgescheept, en alhier behoorlijk uitgeleevert | ||
400 | d:o | d:o de africaan | |||
400 | d:o | d:o d:o Phœnicier | |||
400 | d:o | d:o Delft | |||
110 | P:s | of 6243 1/2 ellen roode Baaij in 27 kassen, als | |||
32 | p:s | of 1870 Ell: in 8 Cassen per Blitterswijk | als voorsZ in de Meermin afgeladen en waarvan alhier bij 't uitpakken bevonden | ||
24 | p:s | d:o 1329 1/2 d:o d:o 6 d:o d:o de africaan | |||
28 | d:o | d:o 1591 1/2 d:o d:o 7 d:o d:o d:o Phœnecier | |||
26 | d:o | d:o 1452 1/2 d:o d:o 6 d:o d:o delft | |||
insgelijks te verkoopen de 7 P:s aangeslaagene Baaij | 7 p:s of ellen aangeslagen | ||||
103 d:o d:o d:o goed uitgeleevert | |||||
100 | lb | wasch Gemeene in 1 Cas, weegt bruto 153 lb per de africaan in Baaifals , en vervolgens door de Meermin alhier aangebragt | |||
375 | d:o | Netto Thee in 6 kassen, te weeten | |||
125 | lb | in 2 Cassen per de africaan | als gem: per de Meermin alhier aangebragt en behoorlijk uitgeleevert | ||
125 | d:o | d:o 2 d:o d:o Phœnicier | |||
125 | d:o | d:o 2 d:o d:o Delft | |||
de 3 lb meerder uitgeleeverde foelij ten voordeele van de winst reekening laaten inneemen en verantwoorden. | 154 | lb | Netto Foulij in 1 Zoekel w:t bruto 189 lb per de Phœnicier als voormeld en vervolgens per de Meermin na herwaards overgevoerd, bij naweeging der Netto ponden ontwaard 3 lb meerder in te houden als de factuur komt te dicteeren | ||
200 | p:s | Chelassen in 1 Pak per de Enkhuisermaagd insgelijks als voorm: alhier behoorlijk uitgeleevert | |||
100 | lb | Inkstof in 1 Cas per de Phœnicier als voorsZ aangebragt | |||
1 | ongeopende kas N:o 133, waarin | ||||
300 | p:s | Boekebindersnaalden | als gem: alhier aangebragt, en bij 't openen bevonden van de | ||
400 | d:o | Neete kammen | |||
400 | d:o | friseer d:o | |||
400 | d:o | wijde d:o | |||
de defecte kammen insgelijks bij Vendutie doen verkoopen en de te min uitgeleverde op winst en verlies doen afschrijven also Cas ongeopend bevonden is | 400 | p:s Neete kammen | |||
108 p:s goede | |||||
168 d:o defecte en | |||||
124 d:o minder uitgeleevert | |||||
400 | p:s friseer kammen als | ||||
138 p:s goede | |||||
262 d:o defecte | |||||
400 | p:s wyde kammen, als | ||||
312 p:s goede | |||||
88 te min uitgeleevert | |||||
om welke reedenen en vermits de kas meede behoorlijk en ongeopend is bevonden schoon daarin geen enkeld naald gevonden wierd de Boekebinders naalden in selver voege af te schrijven vermits er geen mogelijkheid is om te ontdekken waar die ontvreemding is gepleegd | 500 | p:s Boekebinders naalden by 't openen niet in gem: Cas bevonden | |||
de meerder ontfangene 4 paar witte Cattoene manskoussen te laaten inneemen en verantwoorden | 4 | Paar | of | 1/3 douzijn witte Cattoene Manskoussen p:r 't Schip alblasserdam van Zeeland bij natelling bevonden in 1 Cas op 66 2/3 douzijn meerder als de factuur dicteerd |
‘Aldus geresolveerd ten dage als boven’
‘Ter ordonnantie van den Edelen Heer Commissaris en den Raad’
’/ get / G: f: Goetz Secret:s’
‘In ‘t Casteel de Goede Hoop den 29 Sept: 1794.’
’/ get / J: I: Rhenius’
en is na aandachtige deliberatie over deeze Memorie, by den Raade goedgevonden daar op te neemen en te arresteeren zodanige besluiten als in margine van dezelve zijn bekend gesteld.
Welgemelde Heer Gezachebber welke bij besluit deeze Regeering van den 11 augustus Jongstleeden is geinjungeerd geworden, omme ter voldoening van het geen de Wel Edele Groot Achtb: Heeren bewindhebberen ter kamer Hoorn bij Missive van de 7 December Jongstleeden hebben gelieven te vorderen naauwkeurig nategaan en vervolgens den Raade te berichten hoedanig er met een gedeelte van de Ladingen der Scheepen de Vrouwe Catharina Johanna , de Castor , Gouda , de Geertruijda Petronella en Macasser , ten deeze Gouvernemente is gehandeld, hier over heeden ingedient hebbende het volgend Bericht.
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heere Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neederlands India, mitsgaders Commissaris over Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens de Wel Edele Heeren Raden van Politie.
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en Wel Edele Heeren!’
‘Ingevolge het geëerd besluit van UwelEdele Groot Achtb: en Wel Edelens op den 11 Augustus J: L: genomen waarbij den Ondergeteekende is gecommitteerd, omme naauwkeurig nategaan en vervolgens aan deezen Rade op te geeven hoedanig er met een gedeelte der Ladingen van de Scheepen de Vrouwe Catharina Johanna , de Castor , Gouda , de Geertruijda Petronella en Macasser bestaande in’
‘Welke volgens een door den Boekhouder in het pakhuis te Hoorn aan den Hoog Edele Heeren Bewindhebberen van die kamer ingedient berigt, alhier nog zoude verbleeven zyn, is gehandeld; zo heeft hij thans de Eer hier op te berigten.’
‘Dat by Resolutien van 11 Augustus 1 September en [.....] October 1792 vermits den ondergeteekende uit aanmerking der veelvuldige beezigheeden in het waarneemen van het Hoofdbestier, toen geenzints in zyne qualiteit als Hoofdadministrateur konde ageeren door deezen Raade dierhalven is benoemd den Heere Keldermeester Le Sueur, om onder zijn Ed:s opzigt door de Gecommitteerdens den onderkoopman Adriaan Vincent Bergh, de ordinaire Gecommitteerdens Kuuhl Vischer en den Boekhouder Bletterman, de bovengem: Scheepen te doen ontlossen, de Goederen aan Land te brengen en wijders de nat gewordene Coffij Bonen van de goede en droog gebleeven te sorteeren &:a’
‘Dan of schoon die Goederen gesoigneert en het gedroogde vervolgens weder in de Scheepen zijn afgeladen, heeft er egter erreuren plaats gehad, die aanleiding hebben gegeeven dat men in Hoorn heeft vermeend dat eene aanzienlijk quantiteit van veele Articulen nog hier aan de Wal verbleeven zijn, daar dezelve egter wezentlijk in de Scheepen afgeladen en na Europa verzonden zijn gelijk UwelEdele Groot Achtb: en Wel Ed:s uit het volgende zult kunnen ontwaaren’
‘6 Canassers Poeder Zuiker - Dezelve zijn, als geheele nat en beschadigd, naar ‘t Dispens gebragt, het welk is gebleeken uit de Lyst of Generale Verslag van de Lading van het Schip de Catharina Johanna , die behalven het Cognoscement in Triplo naar Europa zijn verzonden, en waar van Copia hier annex gequoteerd L A.’
‘239 Balen Coffij Boonen - deeze alhier na de Wal als nat en beschadigd gebragt zijnde hebbben gewoogen 63728 lb N:to waarvan 52913 lb drooge Coffij en in 263 Zakken, wederom naar de Castor zijn afgescheept; en schoon deeze niet op het Cognoscement Factuur bekend staan blijkt dien afscheep egter uit de bovengemelde Lijst welke conform is met het Rapport der Gecommitteerdens L:a B terwijl den ontfangst van reeds gemelde 263 Zakken aan Boord van de Castor , wijders consteerd uit de daarvan verleende quittantien door den Gezachebbende Eerste officier dier Bodem S de Tang N:o 1. &. 2. hier annex, overigens zijn er 8363 lb naar het Dispens gebragt en aldaar ingenomen, en 2452 lb aan minwigt, door Spillagie &:a bevonden, ‘t geen bij meerm: Lijst L:a A duidelijk word aangetoond. Bij de’
‘12 leggers Arack - uit de drie Gebroeders en de Vrouwe Catharina Johanna in de Baayfals overgescheept, zin nog gevoegd 36 Leggers Arack van laatstgemelde Bodem makende dus te zamen 48 Leggers waarvan volgens Cognoscement Factuur naderhand’
‘
Per de Castor | 33:- en |
per de Constitutie de resteerende | 15:- |
Dus te Zaamen | 48 Leggers |
Per de Castor | 33:- en |
per de Constitutie de resteerende | 15:- |
Dus te Zaamen | 48 Leggers |
‘Arack van hier verzonden zijn of schoon op die Factuuren abusivelijk bekend gesteld is, als of alle 48 Leggers uit de Drie Gebroeders waren’
‘12 halve leggers Tamarinde, staan insgelijks abusivelijk onder de meerdere partij van 33 halve Leggers als uit de Lading van de drie Gebroeders , daar er van de 61 Leggers, uit laatstgem: Bodem gelost 40 per ‘t Schip Gouda verzonden zijn, dus niet meer als 21 p:s uit die Lading resteerende in de Castor afgescheept zijn’
‘1 Aam Tamarinde, op de Factuur van de Castor meede abusief voor een aam van de drie Gebroeders bekend gesteld.’
‘De mindere uitleevering in Europa van 11255 lb Peper op 24995 lb per Macasser van hier verzonden word wel niet op de Factuur gevonden, dog uit de Lijst L:a A in Europa ontfangen, blykt zulks klaar te zijn afgescheept, zynde die afscheep volgens Rapport van Gecommitteerdens L. B van de Wal naar het voorm: Schip geschied, en in het zelve nevens dat geen het welk tot de eigene Lading van die Bodem behoorde, conform meerm: Rapport ontfangen, blijkens de door den Eerste officier gepasseerd en hier geexamineerde quitantien N:o 3. 4. 5 en 6.’
‘terwijl bij de lossing der Peper alhier, door de overheeden van de Vrouwe Catharina Johanna 1184 lb minder uitgeleevert zijnde, zij op hunne Reekeningen voor dezelve behoorlijk zijn belast, en wijders is aan de Wal door Spillagie en indrooging een minderheid van1100 lb gevallen.’
‘1 Zak Noten en 4 Schuitjes Thin. - zijn niet uitgeleevert en dus als even, op Reekening dier overheeden belast, gelijk uit de Memorie en belasting, gequoteerd L:a C. en D. te zien is’
‘alhoewel dezelve op het Cognoscement Factuur van de Castor niet bekend gesteld zijn, maar wel op de Lijst L. A. overeenkomstig ‘t Rapport L:a B. zyn deeze Goederen ook in die Bodem, volgens eene quitantie N:o 7 ontfangen, zynde 58 p:s vermiste paliacatse Neusdoeken op Reekening der Scheeps overheeden belast volgens Bylaag L. C.’
‘Dat nu de abuijzen en erreuren in de Cognoscementen plaats hebben gehad, onstaat alleen daar uit, vermits ten Negotie Comptoire eeniglijk is ingekomen, het Rapport van den Boekhouder Bletterman, waarna dezelve Cognoscementen geformeerd zijn, en in welk alleen de overgescheepte Goederen uit de Vrouwe Catharina Johanna naar Gouda , de Castor en de Constitutie vermeld staan, volgens eenen Copie L. A. zijnde van het Rapport der gecommitteerdens L. B. weegens eene nadere inscheeping van de Wal geenen Papieren ten Negotie Comptoiren gekomen, waar na het generaal Verslag /: zo wel van de behandeling der Lading van de Vrouwe Catharina Johanna , als van ‘t geen uit het gestrand Schip de drie Gebroeders is geborgen:/ naderhand is geformeert en ook na Nederland verzonden, ten einde daar uit de aflading in de resp:e Scheepen aan te tonen’
‘En aangezien uit het bovengemeld Rapport van den Boekhouder in het Pakhuis te Hoorn ten vollen blijkt, dat die lyst of Manifest aldaar ontfangen is, zo is ‘t ten hoogsten te verwonderen, dat men bij het ontfangen der Ladingen, zig na dezelve niet heeft gereguleerd en daar na is te werk gegaan, want het is in geenen deelen te veronderstellen dat de overheeden dier Bodems dat geene voor welks ontfangst zij alhier aan de Gecommitteerdens behoorlijk Recepissen hebben gepasseert, zouden hebben durven te rug houden, of zulks, als van eene al te groote quantiteit zynde als overwigt aanmerken’
‘Wyders is het geen wonder dat er op het gewigt van hier eene meerder of minderheid in Europa bevonden is, wyl de meeste dier Goederen ter deezer Rheede van ‘t eene Schip na ‘t andere aan boord derzelver Scheepen gewoogen zynde, door het slingeren en stampen geen accuraat gewigt kunnen opleeveren’
‘Den ondergeteekende hoopt hiermeede aan de geëerd Intentie van UwelEdele Groot Achtb: en Wel Edelens te hebben voldaan, en laat deeze voor nedrig Berigt dienen’
‘In ‘t Casteel de Goede Hoop den 23 Sept:r 1794.’
’/ was geteekend / J: I: Rhenius’
zo is na deliberatie over ‘t zelve Bericht goedgevonden en dienvolgens beslooten, ‘t zelve bij eerst voorkomende geleegendheid in origineel te suppediteeren aan de Wel Edele Groot Achtb: Heeren Bewindhebberen ter kamer Hoorn, met en beneevens alle de daarbij gevoegde Stukken na dat van ‘t een en ander zal weezen vervaardigt authenticque Copias, omme ter Secretarij te blijven berusten.
Door den Edelen Heer Commissaris zijnde kennisse gegeeven van het verlangen der Ingezeetenen in ‘t algemeen, doch vooral der Landbouwers dat in de inrichting van de Bank van Leening mogt worden gemaakt, die verandering, dat de Intressen, in steede van onder Ultimo Augustus, onder Ultimo Februarij van ieder jaar mogten worden betaald, zo is by overweeging, dat daar ‘t oprijden der Wijnen, bij de Wetten en ordonnantien is bepaald van primo September tot Ultimo Januarij, en den aanbreng van Graanen en alle andere producten meest in de laatste en eerste Maanden van ieder jaar geschied, zeer zeeker de Landlieden zig beter in staat bevinden hunne Intressen onder Ultimo Februarij dan onder Ultimo augustus te voldoen, goedgevonden en verstaan aan dat verlangen te defereeren, zullende dienvolgens bij Publicatie en affixie van Billetten, de gezamentlijke In-en-opgezeetenen worden verwittigd, dat om aan hun verlangen te voldoen, en eene geregulde behandeling van zaaken bij de Bank van Leening te kunnen doen betrachten, een ieder hunner die penningen bij de Bank van Leening heeft genegotieerd, verpligt en gehouden zal zijn zijne Intressen van primo deezer loopende Maand beginnende onder Ultimo Februarij aanstaande te vereffenen, omme dezelve vervolgens in plaatze van onder Ultimo Augustus, onder Ultimo Februarij van ieder jaar optebrengen en te bepaalen.
Commissarissen van de Bank van Leening zich aan deezen Raade geaddresseerd hebbende met het volgend Verzoekschrift
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlandsch India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en de den Ressorte van dien & & & beneevens den Edelen Achtb: Politiecquen Raad.
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en Edele Achtb: Heeren!’
‘Commissarissen van de Bank van Leening neemen de vrijheid UwelEd: Groot Achtb: en E: Achtb: hier nevens aantebieden eene Notitie van zodanige Intressen als geduurende dit Boekjaar voor de door de Bank uitgezette Capitaalen zijn ingekomen als meede een Specificque Lijst van zodanige Persoonen als nog nalatig zijn gebleeven haare verschuldigde Intressen te koomen voldoen: Dan daar Commissarissen bij ‘t 37 Articul van hun voorgeschreevene Instructie gehouden zyn onder Ultimo August de Boeken van de Bank te sluiten, ten einde door de Heeren UweEdele Groot Achtb: en E: Achtb: Gecommitteerdens te worden examineerd. - Zoo neemen dezelve op ‘t eerbiedigst de vrijheid zig tot Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: te vervoegen met nedrigst supplicq dat wel Hoogstdezelve moogen gelieven, de Supplianten derzelver gerespecteerde ordres te doen toekomen, hoedanig zig zullen hebben te gedragen, en of zullen moogen overgaan tot het sluiten hunner Boeken, zonder na de achterstallige Intressen te wagten’
‘’T welk doende &:a’
’/ geteekend / J: J: Le Sueur J: Smuts C:s Matthiessen j:r’
zo is goedgevonden, aangesien het Sluiten en in order brengen der Negotie Boeken een geruimen tijd zoude worden vertraagd zo men genoodzaakt bleeff om de Jaarlyx opneem der kassen te moeten uitstellen tot dat Commissarissen van de Bank de verschuldigde Intressen zoude hebben ontfangen en daar door in staat gesteld deselve in kassa over te brengen, om geseide Commissarissen te qualificeeren om het by haar ontfangen bedragen van Rd:s 20752:4:5 dadelijk in Cassa op ordonnantie over te brengen, en door de ingebreeken gebleevene Schuldenaars voor haar agterweesen een jeder te crediteeren om bij haar nieuwe Boeken daar voor gedebiteerd te worden, haar Boeken van ‘t afgeloopene Jaar 1793-4 te sluiten, ondertusschen dat alle mogelijke devoiren zullen moeten adhibeeren, selfs des noods met middelen van regten om nog onverschuldigd gebleevene Somma van Rd:s 1633:16:- wegens verloopene Interessen in te vorderen
De ad interim Fiscaal Willem Stephanus van Rijneveld, als ex officio gequalificeerd zijnde, tot den ontfangst der in-en-uitgaande rechten ten deeze Gouvernemente hebben ingedient hebbende het volgend Vertoog, tot bijgeleide van de Reekening der ontfangst door hem van primo Maart tot Ultimo augustus Jongstleeden gedaan, luidende als volgd
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neederlandsch India mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele Achtb: Heer Gezachhebber, en verderen Edelen Achtb: Raade van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en E: Achtb: Heeren!’
‘De ondergeteekende pro interim Fiscaal heeft de eer UwelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: bij deezen aan te bieden eene Notitie van zodanige penningen tot ‘S E: Comp:s Douane behoorende als door hen zedert primo Maart tot Ultimo Augustus deezes Jaars zijn ontfangen tot een bedraagen van Rd:s 11250:43: na aftrek van de hem toegelegde 4 prCt:o waarbij gevoegd zijn eenige Vracht of Recognitie penningen, weegens Goederen met de Chinasche en ander Retourscheepen in bestelling aangebracht, welke onder beding van hier tot 10 prCt:o afzonderlijk te voldoen, zijn ontscheept, mitsgaders ook Transport en kostgeld, van met dezelve Scheepen aangebrachte Slaaven; belopende Rd:s 5390:10:- het een an ander ingevolge de neevens voorsZ: Notitie gevoegde Sommarium. En verzoekt den ondergeteekende mitsdien de nodige qualificatie, om dit montant in S’ E: Comp:s kas over te brengen.’
‘’T welk doende &:a’
’/:get:/ W: S: van Rijneveld’
‘Overgegeeven in Raade van Politie den 29 September 1794.’
zo is goedgevonden en verstaan omme ingevolge de gestatueerde ordres de door den adinterim Fiscaal Willem Stephanus van Rijneveld ingevorderde in-en-uitgaande rechten ten bedragen van Rd:s 11719:33: na aftrek van de hem toegelegde 4 prCt:o met Rd:s 11250:43 in S’ Comp:s Cassa te doen overbrengen, omme ten voordeel van de Reekening van ‘S Lands Inkomsten te worden ingenoomen.
Dan nadien uit de nevens gemeld Vertoog gevoegde Lijsten is koomen te blijken, dat nog door den ad interim Fiscaal op bevel van den Edelen Heer Commissaris ontfangen, eene Somma van Rd:s 5390:10:- voor Vracht en Recognitie penningen weegens Goederen met de Chinasche Retour Scheepen in bestelling aangebracht welke onder beding van hier toe 10 prCt:o afzonderlijk te voldoen, zijn ontscheept, mitsgaders ook Transport en kostgeld van met de Retourscheepen deezes Jaars alhier aangebragt Leifeigenen, zoo is verstaan het gemeld Montant van Rd:s 5390:10 almeede in S’ Comp:s Cassa te doen overbrengen, omme ten faveure der Reekening van onkosten van Scheepen bij de Negotie Boeken te worden ingenoomen.
Uit Zes Rapporten van Gecommitteerdens tot ‘t teekenen der Pergamente Muntstukken gebleeken zynde, dat wederom door hen in gereedheid waaren gebracht
zo is verstaan alle dezelve Muntstukken met een bedraagen van D:s 8583 1/3 ofte Rd:s 12875:- zo bij de Negotie Boeken als bij die van de Groote Geld Cassa te laaten inneemen.
De Burger Nicolaas van der Walt aan deeze Regeering geaddresseert hebben het volgend Request
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlandsch India, mitsgaders Commissaris over dit Gouvernement en den Ressorte van dien & & &
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer’
‘Met verschuldigde Eerbied geeft te kennen uwel Edele Groot Achtb: zeer onderdanige en gehoorzame Dienaar den Landbouwer Nicolaas van der Walt.’
‘Dat den Suppl:t voor nu omtrend Veertien Jaren geleeden ter politieque Secretarije op het des tijds aldaar berustende aanteekenings boek der Leeningsplaatzen, volgens usantie heeft doen aanteekenen de Leeningsplaats genaamd het Zeekoegad geleegen agter de Renosterberg . met oogmerk om eenige tijd daarna die plaats op ordonnantie te neemen.’
‘Dat inmiddels den meede Landbouwer Petrus Venter HendriksZ, aan den Suppl:t verzoek gedaan hebbende, om van het bezit van voorsZ plaats aftezien, en hem te vergunnen dezelve op ordonnantie te mogen verzoeken, den Suppl:t uit puure vriendschap in dat verzoek heeft bewilligd, en ‘t geen dan ook oorzaak is geweest dat gem: Venter eenigen tijd daarna bovengemelde plaats het Zeekoegad , onder de naam van Schaumbees Fontein op ordonnantie heeft verzogt en verkreegen, en deeze plaats thans ook werkelijk in Leening bezit.’
‘Dat echter bij geleegendheid dat den Suppl:t zich bij den Heere Boekhouder van S’ lands Generaale Inkomsten heeft vervoegd, ten einde eenige achterstallige recognitie penningen op andere door hem in leening bezittende Veeplaatzen te voldoen, door gemelde Heere Boekhouder is verstendigt geworden, dat de meergemelde Plaats het Zeekoegad op de naam van den Suppl:t bij de Boeken bekend stond, en dat den Suppl:t daarop ook reets eenige Jaaren agerstallige recognitie penningen debet was’
‘En daar den Suppl:t Uwel Edele Groot Achtb: in gemoederen en oprechtheid kan betuigen, dat hij niet alleen, nimmer van de hiervoren gemelde plaats gebruik heeft gemaakt maar dat hij ook nimmer daarvoor de bepaalde Som van Rd:s 25:- voor het verkrijgen daarvan in ‘S Comp:s kas alhier heeft voldaan, en dus ook volstrekt onkundig is, door wat toeval die Plaats op de naam van den Suppl:t bij de Boeken komt voortteloopen, zo is het dan ook om die reedenen dat den Suppl:t in allen Eerbied van UwelEdele Groot Achtb: suppliceerd, dat het van Hoogstderzelver welbehagen mogten zijn, den Suppl:t goedgunstig te libereeren van de betaling der achterstallige recognitie pennningen, als waarvoor den Suppl:t op de meermalengemelde plaats het Zeekoegad , bij de Boeken te kwaad staat.’
‘’T welk doende &:a’
’/ geteekend / Nicolaas van der Walt’
zo is verstaan den Heere de Wet als Boekhouder van ‘S lands Generaale Inkomsten te qualificeeren zo als zijn Ed: gequalificeerd word bij deeze de acherstallige Recognitie penningen ten lasten van den Suppl:t hechtende op de plaats het Zeekoegad , geleegen aan de Renosterberg op de naam van gemelde Nicolaas van der Walt afteschrijven, en dezelve plaats te roïeeren, onder voorwaarden dat den Suppliant bevoorens met solemneele Eeden zal moeten bevestigen de waarheid van ‘t geen door hem is gealegueerd; zullende echter den Heere Landdrost en Heemraaden van Graaff Reinet bij Missive worden gelast en geordonneert met alle naauwkeurigheid te onderzoeken en den Raade te berichten of de plaats het Zeekoegat, geleegen aan de Renosterberg , dezelve komt te zijn die de Burger Petrus Venter HendriksZ, onder de naam Schaumberg Fontein nog teegenswoordig in leening komt te bezitten
Bij deeze geleegendheid wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade te kennen gegeeven dat zijn Ed: bij ‘t nagaan der Negotie boeken deezes Gouvernements hadt ontwaard, hoe alle de voordeelen welke de Compagnie ten deeze Gouvernemente is trekkende alleen op twee generaale Hoofdreekeningen, onder de benaming van S’ Lands Inkomsten en die van Winst en Verlies worden geboekt, waardoor dus ook niet anders dan met groote moeite en langs uittrekzels uit het Journaal te maken, kan worden gezien, hoe veel ieder tak van Inkomsten of Gewin op zich zelfs ieder Jaar heeft opgegeeven, en is bij overweeging van de noodzaaklijkheid dat aan de behandeling der gemelde voordeelen bij de Negotie deezes Gouvernements de zo nutte als vereischte klaarheid word gegeeven, bij den Raade beslooten alle de voordeelen welke de Compagnie ten deeze Gouvernemente is hebbende, op de natenoemene Reekeningen te doen boeken, omme vervolgens invoege als daar bij word gezegd overgeschreeven en vereffend te worden, Namentlijk
op Reekening van Recognitie
de Recognitie der Leeningsplaatzen
de Recognitie van Land in Eigendom, en
de Recognitie van Land in Erfpagt
op Reekening van S’ Heeren Gerechtigheid
de Gerechtigheid van verkogte vaste Goederen.
de Gerechtigheid van verkogte opstallen van Leeningsplaatzen en,
de betaling gepresteerd wordende voor Land dat in Eigendom word uitgegeeven
op Reekening van douane
de Inkomende Rechten
de uitgaande Rechten
het Hoofd en kraangeld
op Reekening van Pachtpenningen
Het rendement van ieder perceel van Verpachting waarvoor de respective Pachters dadelijk bij expiratie der termijnen zullen moeten worden gedebiteerd
op Reekening van gestempeld Papier
Het rendement der gewone Zeguls, en
Het rendement der Zeguls tot de Vendubrieven
op Reekening van Vatgeld
Het Vatgeld op de Wynen en
Het Vatgeld op de Brandewijnen
op Reekening van Tiendens
de Tiendens welke van de Leverantien aan de Compagnie worden afgetrokken
de Tiendens welke van de Leverantien ten behoeve der Colonie bij Commissarissen uit den Raade van Justitie worden ingehouden
de Tiendens door den Commies gepercipieerd wordende van Graanen en Peulvruchten particulier verkogt wordende
op Reekening van Recognitie van de Vendutien
Het geen door ieder der Vier Vendumeesters ten deeze Gouvernemente jaarlijks respective zal worden opgebracht
op Reekening van Carosse geld
Het geen daarvoor door Commissarissen uit den Raade van Justitie Jaarlijks zal worden ontfangen en in S’ Compagnies Cassa overgebracht
op Reekening van Huurpenningen
de Huur van ‘t Rondebosje
de Huur van ‘S Comp:s Tuin
de Huur van ‘t Paarden Eiland
Het provenu van ‘t Hooi aan de klapmuts gemaaid wordende
alle welke Reekeningen Jaarlijks bij ‘t sluiten der Boeken zullen moeten worden vereffend op de Reekening van ‘S Lands Generaale Inkomsten, omme vervolgens het saldo van deeze ten faveure van ‘t Comptoir Generaal te sluiten; zullende verders op
de Reekening van Intressen moeten worden geboekt
de gewoone Intressen van Capitaalen door de Compagnie direct uitgezet, de Intressen de Compagnie van de Bank van Leening competeerende, en
de Voordeelen welke de Compagnie moet genieten uit de inrichting van S’ Colonies Graan magazijnen onder administratie van Commissarissen uit den Rade van Justitie, en op
de Reekening van Ambtgeld.
Het geen uit hoofde deezer belasting jaarlijks aan de Compagnie zal worden opgebracht
omme beide deeze Reekeningen ten voordeele van de Generaale Reekeningen van Winsten en verlies te vereffenen, terwijl op
de Reekening van Vrachtpenningen
zullen moeten worden ingenomen alle de Vracht en Recognitie penningen van Goederen alhier ontfangen of afgescheept wordende, omme ‘t batig Saldo deezer Reekening Jaarlijks ten voordeele van onkosten van Scheepen te brengen
Voorts wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade nog kennisse gegeeven, dat de wijze op welke achtervolgens het besluit van de hooge Indiasche Regeering van den 29:ste Januarij 1790 genoomen, op een berigt van den Heer Visitateur Generaal Neum, om het gestempeld Papier ofte de Zeguls directe met haare waarde ten faveur van ‘S Lands Inkomsten te brengen, ten deeze Gouvernemente van deeze nadeelige gevolgen is, dat ‘S Lands Inkomsten en bij gevolge de Winsten zig eene aanzienlijke Somma grooter vertoonen dan dezelve waarlijk zijn, eene waarheid volkoomen bevestigd uit de Negotie Boeken van ‘t Jaar 1792-3 als zynde daar bij ‘S Lands Inkomsten alhier ten voordeele gebracht ƒ74233:10:-, wegens Zeeguls in dat Boekjaar aangestempeld, daar ondertusschen het bedraagen van dezelve afgegeeven en verbruikte, mitsgaders gekogte Zeguls niet meerder bedraagt dan ƒ9933:17:8: en dus de overige restant zijn gebleeven met ƒ64299:12:8: waar door ‘S Lands Inkomsten reeds in 1792-3 met die Somma bevoordeeld zijn voor Zeguls welke men mogelijk in twee volgende Jaaren niet zal kunnen verstrekken en inderdaad niet als reëele Inkomsten kunnen worden geconsidereerd voor dat dezelve verkogt en afgegeeven zijn, waarbij nog komt dat men op deeze wijze nimmer in staat kan zijn om de Zeguls welke volgens de Schikkingen door de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal voor de quitancien of Vendubriefjes gebruikt worden, als een tak van ‘S lands Inkomsten uitmaakende te kunnen bepaalen, ten minsten niet brengen tot de reguliere Inkomsten van ieder Jaar, wanneer de geheele quantiteit welke geslaagen word ‘t zij dat dezelve gebruikt worden of niet alle dadelijk worden gebracht tot de Inkomsten van dat Jaar; over welk een en ander aandachtig gedelibereerd zijnde, zo is bij den Raade beslooten, om de Zeguls of het gestempeld Papier weer bij de Boeken te verhandelen zo als zulks voor de voorseide Resolutie van de Hooge Indiasche Regeering in Indien pleegde te geschieden, in deezer voegen
Gestempeld Papier | ||
Debet 1794 | ||
[.....] | p:mo Aan 't Comptoir Generaal over de volgende die op heeden aangestempeld zijn volgens 't rapport van de Justitieele Commissie welke daar toe ten overstaan van den adinterim Fiscaal heeft gevaceerd als | |
100 p:s Van Rd:s 20:- Rd:s -: | ||
100 d:o d:o d:o 10 d:o d:o | ||
50 d:o d:o d:o 5 d:o d:o | ƒ-:- | |
d:o | d:o aan Schrijfmaterialen over 2 Riemen papier stelle | d:o 30:-:- |
d:o | aug:s 'S Lands Inkomsten over 't Saldo deezer | d:o 5470:- |
Somma | ƒ5500:- |
Gestempeld Papier | ||
Debet 1794 | ||
[.....] | p:mo Aan 't Comptoir Generaal over de volgende die op heeden aangestempeld zijn volgens 't rapport van de Justitieele Commissie welke daar toe ten overstaan van den adinterim Fiscaal heeft gevaceerd als | |
100 p:s Van Rd:s 20:- Rd:s -: | ||
100 d:o d:o d:o 10 d:o d:o | ||
50 d:o d:o d:o 5 d:o d:o | ƒ-:- | |
d:o | d:o aan Schrijfmaterialen over 2 Riemen papier stelle | d:o 30:-:- |
d:o | aug:s 'S Lands Inkomsten over 't Saldo deezer | d:o 5470:- |
Somma | ƒ5500:- |
Credit | ||
1794 | ||
Octob: Ult:o per Cassa over de volgende welke volgens ordonantie daar in zijn bepaald tot gemeen gebruik, als | ||
20 p:s van Rd:s 20 | Rd:s 400:- | |
15 d:o d:o d:o 10 | d:o 150:- | |
10 d:o d:o d:o 5 | 50:- | |
Rd:s 600:- | ƒ1320:- | |
Nov Ult:o per Cassa Over de volgende welke volgens ordonnantie zijn verstrekt en bepaald tot Vendubrieven, als | ||
50 p:s van Rd:s 20 | Rd:s 1000:- | |
75 d:o d:o d:o 10 | d:o 750:- | |
30 d:o d:o d:o 5 | d:o 150:- | |
Rd:s 1900:- | d:o 4180:- | |
aug:s Ult:o per 't Comptoir Generaal over de Restant bevonden als | ||
30 p:s van Rd:s 20 | ||
10 d:o d:o d:o 10 | ||
10 d:o d:o d:o 5 | ||
Somma | Rd:s | ƒ5500:- |
Credit | ||
1794 | ||
Octob: Ult:o per Cassa over de volgende welke volgens ordonantie daar in zijn bepaald tot gemeen gebruik, als | ||
20 p:s van Rd:s 20 | Rd:s 400:- | |
15 d:o d:o d:o 10 | d:o 150:- | |
10 d:o d:o d:o 5 | 50:- | |
Rd:s 600:- | ƒ1320:- | |
Nov Ult:o per Cassa Over de volgende welke volgens ordonnantie zijn verstrekt en bepaald tot Vendubrieven, als | ||
50 p:s van Rd:s 20 | Rd:s 1000:- | |
75 d:o d:o d:o 10 | d:o 750:- | |
30 d:o d:o d:o 5 | d:o 150:- | |
Rd:s 1900:- | d:o 4180:- | |
aug:s Ult:o per 't Comptoir Generaal over de Restant bevonden als | ||
30 p:s van Rd:s 20 | ||
10 d:o d:o d:o 10 | ||
10 d:o d:o d:o 5 | ||
Somma | Rd:s | ƒ5500:- |
terwijl teffens goedgevonden is te bepaalen, zo als bepaald word bij deeze, dat de Stempelen der gezegde Zeguls zal geschieden ten overstaan van twee Jusitieele Gecommitteerdens en de Fiscaal, en de quantiteit Zeguls in voege voorsZ worden ingenomen, op haar schriftelijk Rapport mitsgaders het restant van dezelve onder Ultimo augustus van ieder Jaar, door een gelijke Commissie zal worden nagezien en gesteld, en met de verstrekte quantiteiten vergeleeken, alles nochtans onder gunstige approbatie van de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal, aan wien de Edele Heer Commissaris hier van bij eerste geleegendheid de verschuldigde kennisse zal geeven.
De Visitateur der Soldyen Clemens Matthiessen Junior en den koopman Cornelis Cruijwagen door den Edelen Heer Commissaris gecommitteerd geweest zynde om opteneemen al het Carton zo in ‘S Comp:s Groote Cassa als onder de Secretaris van Justitie tot het stempelen van Munten berustende, en daar van ingedient hebbende het volgend Rapport.
Aan den Wel Ed: Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India en Commissaris van Cabo de Goede Hoop neevens den Ressorte van dien & & &.
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘Ter voldoening aan het seer g’ Eerd bevel van Uwel Edele Groot Achtbaaren, omme naauwkeurig opteneemen, de bruikbaare en onbruikbaare Cartonnen, welke zig in S’ E: Compagnies Groote geld Cassa, en onder den Secretaris van Justitie Jan Andreas Truter mogten bevinden, hebben de Ondergeteekendens zig in de groote geld Cassa begeeven en aldaar een opene en twee nog ongeopende Kasten met Cartonnen bevonden, zo meede van voormelden Secretaris, de onder hem berustende ongeteekende Cartonnen afgevraagd en van het een en ander de deesen geannexeerde Specificatie geformeert waar uit Uwel Edele Groot Achtbaaren des gelievende zal koomen te blijken dat bevonden zijn’
‘
aan ongestempeld Carton | 155152 2/3 p:s |
d:o gestempeld en bruikbaar Carton | 3306 2/3 d:o |
d:o verstempelde, verschreeven, aangeslaagen, en door het een en ander onbruikbaar | 2528. |
TeSamen | 160987 1/3 p:s |
aan ongestempeld Carton | 155152 2/3 p:s |
d:o gestempeld en bruikbaar Carton | 3306 2/3 d:o |
d:o verstempelde, verschreeven, aangeslaagen, en door het een en ander onbruikbaar | 2528. |
TeSamen | 160987 1/3 p:s |
‘welke voormelde Cartonnen weederom in ‘S E: Compagnies Groote geld Cassa zyn gebragt’
‘In hoope hiermeede aan de geëerde intentie van Uwel Edelen Groot Achtbaaren te hebben beantwoord en in afwagting van Hoogstderzelver ordre hoedanig met de onbruikbaare Cartonnen te handelen hebben wij de Eere ons met de diepste Hoogachting te teekenen’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer’
‘Uwel Ed: Groot Achtbaaren needrige Dienaaren’
‘/get/ C:s Matthiessen J:r C: Cruijwagen’
‘Casteel de Goede Hoop dn 1 october 1794’
zo is verstaan de nevens gedacht Vertoog gevoegde Specificatie te doen afgeeven aan den Heere Hoofdadministrateur ten einde de daarbij opgegeeven 1609871/3 p:s Cartonnen ingevolge ‘t besluit ter sessie van den 23 deezer genoomen, in derselver onderscheidene sorteeringen bij de Negotie boeken inteneemen
Vervolgens zijn ter plaatsvullinge van de op deszelfs verzoek ter sessie van den 15 Augustus J: L: ontslaagen Capitein bij de Burger Invalides alhier Hendrik de Waal de oude de volgende avancementen en aanstelling gedaan, als.
Tot Captein
de Luitenant Johan Guillaume van Helsdingen Senior
Tot Luitenant
de Sous Luitenant Pieter Zeeman
Tot sous Luitenant
de Vaandrig Johan George Lochner en
Tot Vaandrig
Johan Guillaume van Helsdingen Junior en
is wijders tot Adjudant bij de Burger reserve in plaatse van den tot Vaandrig bij ‘t vrijcorps bevorderde Josias Brink wederom aangesteld den Wachtmeester Marthinus Holtman; van alle welke avancementen en aanstellingen aan den Burger krijgsraad alhier bij Missive kennisse zal worden gegeeven en zo meede dat bij deeze Regeering is beslooten, zo als geschied bij deeze, om den Vaandeljonker Jeremias Kuuhl, van deeze en alle verdere Burgerdiensten te ontslaan met de rang van Vaandrig
Hierop geliefde den Edelen Heer Commissaris den Raade te bedeelen dat zijn Ed: ter plaatsvulling van den overleedenen Capitein der Artillerie, mitsgaders Commies der Magazijnen Hendrik Willem Rutz de volgende bevordering bij ‘t artillerie Corps hadt gedaan, als
Tot Capitein
de Capitein Luitenant Hendrik van de Graaff met de Gagie van ƒ80 S’ Maands.
Tot Capitein Luitenant
de Luitenant Christiaan Fredrik Langerman met de Gagie van ƒ60:- S Maands
Tot Luitenant
de ordinaire Vuurwerker Johan David Piton met de Gagie van ƒ50:- per Maand
Tot ordinaire Vuurwerker
de extra ordinaire Vuurwerker Johan Jacob Denner met de Gagie van ƒ40: S’ maands. en
Tot extra ordinaire Vuurwerker
de Cadet Bombardier Pieter William Ferdinand van Schuler met de Gagie van ƒ30 per Maand en alle onder een nieuw verband van Vijf Jaaren; dat in steede van geseiden overleedenen Rutz tot Commies der Magazynen was benoemd den vooren genoemden Capitein Luitenant Langerman en zijn Ed: voorts in plaatse van evengemelde Schuler als Eleve bij de Genie had geplaatst den Cadet Bombardier Jacobus Coenraad Cloete onder genot van ‘t door de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal bepaald douceur van Rd:s 3:- ‘S Maands, mitsgaders dat zjn Ed: de Mattroos Hendrik Willem Gunter die zints eenige tijd den dienst van Arbeider in de Houtloos in de Plettenbergsbaaij heeft gepresteerd in Gagie hadt verhoogd tot ƒ14 per Maand
de Metselaar Hendrik oltsmit bij Requeste verzoek gedaan hebbende omme op de gewoone wijze te worden gegageerd, zo is uit aanmerking dat de gemelde oltsmit reeds boven de Zestig Jaaren heeft bereikt en daar van ruim een en Twintig Jaaren de Compagnie gedient, goedgevonden en dienvolgens beslooten, aan dat verzoek te defereeren, zullende dus aan meermelde oltsmit worden toegelegd zijn rust Gagie à ƒ10:- per Maand, zoo als hem toegelegde word bij deeze
Van weegens twee europeesche Geconfineerdens in naame Estienne Labourij en Antony Cantes waar van de eerste in den Jaare 1784 is gecondemneerd om voor den tyd van tien Jaaren ten Robben Eilande en laatsgemelde in den Jaare 1791 om voor den tijd van drie Jaaren aan de gemeene werken te arbeiden verzoek gedaan zijnde, omme vermits expiratie der gemelde tijd van hier te moogen worden verzonden zo is goedgevonden en verstaan in dat verzoek te condescendeeren, zo als geschied bij deeze, zullende dienvolgens op ieder der aanweezende Scheepen de Phœnicier en Zuiderburg een der gemelde Bandieten worden geplaatst om daarmeede naar Nederland te worden verzonden.
Voorts wierd door den Edelen Heer Commissaris ter tafel geproduceerd een zeer ampel Vertoog gemunieerd met eenige Bijlaagen, door den Heere Præsident en Raaden van Justitie deezes Gouvernements aan zijn Ed: geaddresseerd luidend dat Vertoog als volgt.
Aan den Wel Edelen Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India, mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop, en den Ressorte van dien & & &
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer’
‘Vertoonen Uwel Edele Groot Achtb: reverentelijk de Præsident en Leeden van den Raade van Justitie deezes Gouvernements.’
‘Hoe zij Vert:s op den16 Junij deezes loopende Jaars buiten gewoon vegadert zynde, ten einde eenige rondgeleezen procedures te termineeren, door den Eerstgeteekende President, in Raade is te kennen gegeeven, hoe zeekere onder afgesz: gagie gestelde Dragonder in naame Coenraad Marneweck de jonge, tusschen wien en den Burger Hermanus keytel ter ordinaris Rechtdag van den 5 Junij bevorens in Cas van prætentie eene questie ter Rolle was geventileerd welke ten fine van accoord in handen van Heeren Gecommitteerdens was gesteld geworden, ten zelve dage nademiddagh bij zijn WelEdele Achtb: was verscheenen, en zonder eenige zaakelijke voorafspraak, zijne reedenen in deeze voegen had begonnen; ” hoe kunt je het bij God Almachtig verantwoorden, dat je mijn Procureur verbooden hebt te spreeken, en daartoe aan den Procureur van mijn Parthij volkoomen vrijheid hebt gegeeven”? dat de eerstgeteekende ten vollen overtuigd, van zelfs geene Gedagten tot iets van dien aart te hebben gevoegd, en uit dien hoofde ten hoogsten geindigreerd over den verregaande stap van voorsZ: Marneweck nazig eenigen tijd beraaden te hebben aan dezelve eenvoudig ten antwoord had gegeeven: ” binnen wijnige dagen denk ik eene extra ordinaire Vergadering van Justitie te convoceeren, dan zal ik u laten appoincteeren, en dan kunt gij mij die vraag in den Raade zelve voorstellen” waarop gem: Marneweck was vertrokken; dat de eerstgeteekende ingevolge dit antwoord niet alleen Coenraad Marneweck de Jonge zelven maar ook den procureur Jacobus van Leuwen, die hem in judicio had geadsisteerd, voor de Vergaderzaal had doen appoincteeren, ten einde aan den eersten te worden gevraagd, welke reedenen hem tot zodanigen stap hadden aangespoord, en aan dezelve zijne verkeerde handelwijze te worden onder ‘t oog gebracht, mitsgaders om door den procureur van Leuwen te worden opgegeeven of en wat er nog tot defensie van zijn ppl:s zaake zoude hebben kunnen worden bijgebracht; Voegende de Eerstget: daar eindelijk nog bij, dat ingevalle de voorsz: vrage van Marneweck met eenigen schyn als personeel had kunnen worden beschouwd, zijn Wel Edele Achtb: zulks zeer gaarne aan de onkunde en onwelleevendheid van denzelven Marneweck zoude hebben vergeeven; dog dat hij Eerstget: daar die insimulatie hem als præsident en Rechter betrof, uit dien hoofde zich in de noodzaake had bevonden, het gebeurde ter kennisse van den Raade van Justitie te moeten brengen, om daarinne of op den voorgestelden voet, of zodanig anders te werk te gaan, als bevonden zoude worden, te behooren.’
‘Dat dit voorstel door den Eerstgeteekende unanime en volkomen geagreëerd zynde, vervolgens in Raade verscheenen zijn, zo wel de gemelde Procureur Jacobus van Leuwen, als voorn: Coenraad Marneweck de Jonge, aan welken laatsten als toen door den Eerstgeteekende ‘S Raads weegen is aangezegt, omme te repeteeren de vraage, door hem op den 5 Junij bevoorens ten zijnen huize gedaan, met dit gevolg, dat dezelve zonder eenige de minste hæsitatie antwoorde: “Ik heb aan den E: Achtb: Heere Præsident gezegd, hoe kunt gij ‘t voor God Almachtig verantwoorden, dat gij een ander laat plijten, en mijn advocaat met de hand hebt gewenkt om te zwygen.” Waar op de procureur van Leeuwen op expresse afvraage, of hij tot defensie van zijn principaals zaake ook nog iets zoude hebben kunnen voordragen, betuigde, niets verder te zeggen te hebben gehad, en ‘t geen hij te zeggen had, ook te hebben voortgebracht.’
‘Dat na dit antwoord van den Procureur van Leeuwen, aan Marneweck voorgesteld zijnde, hoe hij derhalven verkeerdelijk zig aan een ongepermitteerde stap had kunnen overgeeven, met afvraage of hij daartoe ook door ijmand was aanspoord, dezelve Marneweck verklaard heeft, op niemands aanraaden maar uit eigen beweeging na den Wel Edele Achtb: Heer Præsident te zijn gegaan, voegende daar nog bij “Ja de Achtb: Heer heeft mijn advocaat met de hand gewenkt; de Achtb: Heer heeft hem de mond toegehouden.” Na welk antwoord aan Marneweck ‘S Raads weegen door den Eerstgeteekende is voorgehouden of hij na de gedaane declaratie van den geenen, die hem als Procureur had bedient, zig niet overtuigd moest houden, van den onrechte te werk te zijn gegaan, en of hij mitsdien geneegen was, te verklaren en te erkennen, dat hij qualijk had gedaan, ‘t geen van dat vrugteloos gevolg is geweest, dat hij Marneweck zig vergenoegde, met op dit en en ander onverschillig en irreverent te antwoordden, “Neen, dat doe ik niet.”’
‘Dat gem: van Leeuwen en Marneweck hier op buiten getreeden, en het gedrag van laatstgemelde bij de Vertoners in ernstige overweeging genomen zijnde, het zelve aan hen is voorgekomen, te weezen ten hoogsten onbetaamelijk en beleedigend, niet alleen voor den Eerstgeteekende maar ook voor de verdere Vert:s die ingevalle er van de zijde eens Præsidents eenig beletzel wierd toegebragt, aan de vrije verdeediging van voor den Raade van Justitie geventileerd wordende geschillen, deswegens verantwoordelijk zoude zijn, en dienvolgens onder de naauwste verpligting leggen, om zulks niet te gedoogen.’
‘Zijnde ‘t gedrag van Marneweck aan de Vert:s te meer onbetamelijk voorgekomen, daar ‘t wenken van de hand van den Eerstgeteekende waarop hij zig schijnt te fundeeren, wel verre van eenig beletzel in de vrijheid van spreeken ten doel te hebben gehad, in teegendeel regelrecht, en zonder de minste bedenking gestrekt heeft, om aan hem geleegentheid te geeven, tot het defendeeren zijner zaake, waarin hij door zijne Procureur wierd geinterrumpeerd; terwijl nadat Marneweck had opgehouden te spreeken door den Procureur van Leeuwen nog verder daarbij is gevoegd, al ‘t geen hij volgens den stijl van procedeeren meende ter zaake te behooren; Zo als onder anderen aan Uwel Edele Groot Achtb: kan consteeren uit de deswegens door van Leuwen gedaane declaratie terwijl bovensdien, alwaare het dat van de zijde van Marneweck iets, tot nader aandrang zijner defensie nodig had kunnen worden bijgebracht, zulks door denselven of van zijnent weegen, nog zeer gevoeglijk en met overleg zoude hebben kunnen geschieden, aan Gecommitteerde Leeden uit den Raade van Justitie, in wier handen de zaak uitwyzens neevens gaande Extract uit de Civiele Rechts Rolle sub N:o 1 ten fine van accoord is gesteld geweest, en voor welken hij ook reeds heeft gecompareerd, zonder dat zelfs thans, veel min des tijds de zaak is getermineerd’
‘Dat de Vert:s uit aanmerking van deeze omstandigheeden onder correctie vermeenende hierinne niet onverschillig te kunnen zijn, maar volgens eed en plicht het gezag en den Eere der Justitie waarvan altijd maar vooral in deeze daagen de Rust en zeekerheid eener Maatschappije dependeeren, te moeten handhaaven, ernstig hebben geraadpleegt over de wijze, waarop in deezen eene condigne en exemplaire Correctie aan meerm: Marneweck zoude behooren te worden opgelegt, en bevindende, dat zo wel de waarheid van ‘t gebeurde, als het misdadige daar van aan geen den minsten twyffel ofte bedenking onderheevig was, vervolgens hebben geoordeelt,ex officiozodanige correctie te moeten bepaalen, als tot betering van den door Marneweck gepleegden hoon, zouden behooren geagt worden te strekken.’
‘Dat derhalven na den Eerstget: Præsident had verklaard van begrip te zijn, dat in Consideratie zoude behooren te worden genoomen, dat Marneweck meer uit een blinde dwaaling, als wel met een bepaald opzet scheen te handelen, en dat zijn WelEdele Achtb: zig uit dien hoofde gaarne zoude bevreedigt houden wanneer door Marneweck wierd gedeclareerd qualijk te hebben gedaan, de overige Vert:s getreeden zijnde tot het bepaalder Correctie zelve, na rijpe overweeging van al ‘t geen ter zaake was dienende, dikwijls gem: Coenraad Marneweck de jonge als volkomen in Confesso, namens de Hoogmoogende Heeren Staten Generaal der vereenigde Nederlanden hebben gecondemneert, omme in vollen Raade met open deuren, onder het geklep de klokken op zijne ontbloote knien God en de Justitie om vergiffenis te bidden, en te verklaaren, dat de expressien door hem aan den Eerstgeteekende in ‘t bijzonder gebeezigd, en in Judicio gerepeteerd, van harten leed zijn: dat voorts bij onwilligheid, om aan deeze Condemnatie te obtempereeren hij Marneweck zoude worden geplaatst in Gijzeling om aldaar te verblijven; tot tijd en wijlen aan het gewijsde zoude zijn voldaan, met condemnatie van denzelven in de kosten.’
‘Dat dit Vonnis aldus gearresteerd, vervolgens aan Marneweck, ten dien einde wederom binnen getreeden, gepronuntieerd zynde dezelve op een zeer insolenten en disrespectueusen toon heef verklaard, daar aan niet te zullen voldoen, en dat hij ook niet in Gijzeling begeerde te gaan, maar daarteegen protesteerde, en zig van ‘t gewijzde quam te stellen appellant, invoegen voorsZ: Marneweck, agtervolgens ‘t laatste gedeelte der Condemnatie dadelijk in gijzeling is geplaats hebbende hij niet alleen, wanneer dit geschiedde, maar ook geduurende en na de pronuntiatie van ‘t vonnis door geduurig te grimlaggen, en door zijne verdere contenance de blijkbaarste versmading voor het gezag der Justitie betoond, gelyk zulks alles komt te blijken uit het hier neevens gevoegd Extract Crim: Rechts Rolle Sub N:o 2.’
‘Dat vervolgens door den Eerstget: op den 27 der voorsZ: Maand Junij in Raade is te kennen gegeeven, hoe de Huisvrouw van gem: Marneweck bij zijn WelEd: Achtb: verzoek hebbende gedaan, om namens haaren Man bij geleegendheid der des tijds gehoudene extra ordinaire Vergadering Request te mogen presenteeren, ter obtenue van eene mitigatie, in ‘t teegen denzelven geslagen vonnis zijn WelEdele Achtb: gelijk in allen gevallen, ook in het jegenswoordig geval, daar in had bewilligd. Dat dat zijn Wel Edele Achtb: tevens nodig had geoordeelt, zich te moeten onthouden van alle rechterlijke deliberatien over deeze zaake; om dat, hoe zeer hij zig ook overtuigd hield, van in allen opzigten de plichten van een gemoedelijk rechter in ‘t oog te hebben gehouden bij geleegendheid dat de zaake tusschen Marneweck en Kytel op den 5 Junij voorm: ter rolle heeft gedient, en hoe zeer zig uit dien hoofde ook vrij kende van alle onzijdigheid, om in deezen te jugeeren, vooral daar de Correctie aan Marneweck opgelegd, gegrond was op de door hem in Judicio zelve gepleegde Insolentie en geenzits op eenige byzondere beleediging; ‘t egter welke ligt niet buiten reflexie zoude blijven dat zijn Wel Edele Achtb: die zig in de onaangenaame noodzaaklijkheid had bevonden om ‘t beleedigend gedrag, door Marneweck ten zijnen opzigte gehouden, tot ‘S Raads kennisse te moeten brengen niet alleen als Rechter voteerde, maar zelfs als president de deliberatie over deeze zaak bestierde, te meer, daar de Raad voltallig zijnde, een genoegzaam getal Leeden overig bleeff’
‘Dat na deeze declaratie de Eerstgeteek: uit de Vergaderzaal gegaan zijnde, in raade verscheenen is de Huisvrouw van ged: Marneweck, exhibeerende de hiernevens Copielijk Sub N:o 3 gevoegde Requeste, waarbij, onder een volkomen aveu van den gepleegden hoon, door Marneweck in substantie verzoek word gedaan, dat aan hem zijne onbezonnenheid en onvoorzigtigheid mogt worden geremitteerd, en toegestaan de opgelegde amende honorable te mogen verrigten met gesloten deuren, zonder geklep der klokke en zonder in de noodzake te zijn, van zulks op zijne ontblote Knien te moeten doen: over welke verzoek geraadpleegd zijnde, hebben de Vert:s zig onbevoegd geoordeelt, af te wijken van eene reeds bepaalde Correctie tot betering van hoon, niet aan de Leeden des Raads in hunne persoonen, maar aan de Justitie zelve gepleegd; en hebben de Vert:s over zulks zig eed en plichts halven genecessiteerd gezien, omme te blijven persisteeren bij derzelver op den 16 Junij bevorens geveld en gepronuntieerd vonnis, Zo als de Vert:s zig ook om dezelve Motiven verpligt hebben geagt, zig daar toe te refereeren, wanneer op den 3 Julij laatsleeden door gem: Huisvrouw van Marneweck een Dergelijk verzoek bij monde aan de Vert:s is gedaan.’
‘Dat dus het gevolg van de voortduurende weigering van Marneweck, om stiptelijk aan het gewijsde te voldoen, is geweest, dat dezelve tot hier toe in gyzeling is verbleeven, zonder dat hij van zijne zijde verder de minste bereidwilligheid heeft betoond, terwijl ondertusschen het gezag van de Justitie volstrekt vordert, dat dergelijke verregaande beleedigingen op eene exemplaire wijze worden gecorrigeerd, ten einde aan de eene zijde andere qualijk denkende van ‘t onderneemen derselver afteschrikken, en aan den anderen kant de rust en veiligheid van wel geintentioneerde Leeden der Maatchappije niet in de waagschaal te stellen.’
‘De Vert:s hebben derhalven geoordeelt ‘t gedrag van meerm: Marneweck ter kennisse van UwelEd: Groot Achtb: te moeten brengen onder gemoedelyke betuiging, dat zij denzelven als een pernicieus subject voor de Colonie beschouwen, en dat zij zig in ‘t onvermogen gebracht zien, om de Justitie overeenkomstig het oogmerk en de voorschriften van hunnen geerbiedigden Souverain te administreeren, zo niet door hooger hand de Maatschappije worde gezuivert van Sujetten, welke zonder met het Burgerrecht te zijn begunstigd, slechtsprecarioalhier verblijf houden en zig niet te min in zo verre kunnen vergeeten, om de Justitie opentlijk en met het blijkbaarste opzet te versmaaden.’
‘Reedenen, waaromme de Vert:s zig tot UwelEd: Groot Acht: zijn wendende, met needrig versoek dat het van UwelEd: Groot Achtb: welbehagen mogen zijn ten opzigte van voorm: Coenraad Marneweck de Jonge zodanige maatregulen in ‘t werk te stellen als UwelEd: Groot Achtb: tot conservatie van rust en goede ordre in deeze Colonie mitsgaders maintien van ‘t daartoe onontbeerlijk gezag der Justitie zal oordeelen te behoren’
‘’T welk doende &:a’
’/:geteekend:/ O: G: de Wet Joh:s Smuts W: S: van Rijneveld R: J: v: d: Riet G: H: Meijer C: Matthiessen j:r J: P: Baumgardt A:m Fleck C: Cruijwagen H: A: Truter H: P: Warnecke’
bij lecture van welk Vertoog den Raade zynde koomen te blyken, de verregaande hoon door den onderafgeschreeven Gagie alhier remoreerende Dragonder Coenraad Marneweck de Jonge zo aan den Heer Præsident, als aan het geheel Lichaam der Justitie aangedaan, en ook de onvoorbeeldelijke halstarrigheid om aan de hem door zijne competente Rechters opgelegde correctie te voldoen, zo is door geseiden Edelen Heer Commissaris verder verklaard dat bij overweeging van de aller volstrekste noodzaaklijkheid, dat tot conservatie van rust en goede ordre in deeze Colonie, mitsgaders tot handhaving van ‘t daartoe onontbeerlijk gezach der Justitie, dergelijke pernicieuse en schadelijke sujetten als den gemelde Marneweck komt te zijn anderen ten afschrik uit dezelve Colonie worden verwijderd, dezelve Marneweck per ‘t aanweezend Schip de Phœnicier als een schadelijk en pernicieus Sujet van hier naar Nederland te sullen verzenden, en is dienvolgens goedgevonden hier van eerbiedig te sullen kennis geeven aan de ilustre Vergadering van Zeeventhienen met ootmoedig verzoek de goedheid te willen hebben de nodige ordres te stellen dat dezelve Coenraad Marneweck de Jonge niet wederom in dienst der E: Compagnie word aangenoomen en dit heen komen
Wyders is aan de predikanten Paulus van der Dussen en Maurits Brinksken op de deswegens gedaan verzoeken, gepermitteerd, omme van het Schip de Buitenverwachting waarmeede alhier zijn aangeland te moogen overgaan op ‘t Schip Westcapelle , eerstgem: met zyne Zuster Antoinetta van der Dussen en laatstgenoemde beneevens zijne Huisvrouwe Hendrina Comman en kind Anna Maria
Nog is aan den Capitein Pieter Malet, voerende het gemeld Schip Westcapelle , gepermitteerd omme per die Bodem na Batavia overvoeren eene Slavinne in naame Liserta van Batavia, mits daar voor ‘t gewoon Transport en kostgeld betaalende
Ook zyn ter plaatsvulling van de alhier door indispositie moetende verblijven Bottelier en Constapelsmaat van ‘t Schip de Buitenverwachting wederom aangesteld.
Tot Bottelier den Mattroos Hendrik Lodewijk Meindertz en Tot Constapelsmaat den quartiermeester Jacob Gost; beide onder geëerde approbatie van de WelEd: Groot Achtb: Heeren Bewindhebberen [.....] Regeering van wien dezelve Persoonen, zo de bevestiging in deeze qualiteiten als de daartoe staande Gagie zullen moeten imploreeren
Laatstelijk is aan den Jong adsistent Nicolaas Louis Brugman, per ‘t Schip de onderneeming alhier aangeland, op zyn desweegens bij request gedaan verzoek gepermitteerd omme ter herstelling zyner gezondheid alhier tot eene nadere scheepsgeleegendheid onder afgesZ Gagie te moogen verblijven,
Aldus geresolveerd ende gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop Ten daage en Jaare voorschreeven
[Signed:] A: J: Sluijsken
[Signed:] J: I: Rhenius
[Signed:] J: J: Le Sueur
[Signed:] O: G: De Wet
[Signed:] W: F: V: Reede Van Oudtshoorn
[Signed:] E: Bergh
[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s
C. 226, pp. 162-173¶
Vrjdag den {17941010} 10 October 1794.
S’ voormiddags, present de Edele Heer Commissaris beneevens den Heere Gezachhebber en de Heeren Leden Le Sueur van Reede van Oudtshoorn en Bergh
Na dat geresumeerd en geapprobeerd waren de Resolutien op den 29 September Jongstleeden genomen, wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade gecommuniceerd, dat op den 5 der loopende Maand ter deezer Rheede gearriveerd zynde, het noord americaansch Scheepje Schott Jeniks , zijn Ed: zig geinformeerd hadt gevonden dat aan Boord van die Bodem de kinderziekte had gegrasseerd, en dat bovensdien den gemelde Schipper bij zijn Ed: was gesuspecteerd geworden de wil naar Mauritius te hebben, in steede van naar Bambay zo als door hem was opgegeeven zijn Ed: ook dienvolgens geene afscheep van provisien in gedacht Schip hadt gepermitteerd, en dat ‘t zelve op den 7 deezer de Tafelbaaij hadt verlaaten
Uit twee Verklaringen respectivelijk verleend door den eerste opperChirurgijn deezes Gouvernements Johannes Leuver en den oppermeester van ‘t Schip de Buitenverwagting C: Arends gebleeken zijnde dat de Constapelsmaat Jan Gardman, per evengemelde Schip alhier uit Nederland aangekomen aan Epilepsie of vallende ziekte is laboreerende, met welke ziekte hy uit Nederland was vertrokken zonder dat geduurende de reize daarvan heeft kunnen worden geneezen, en dat dus voor den dienst der E: Compagnie ten eenemaale onbekwaam komt te zijn, zo is bij den Raade beslooten, den gemelde Constapelsmaat Jan Gardman, met het aanweezend retour Schip Zuiderburg onder stilstand van Gagie naar Nederland te rug te zenden, en daarvan met aanbieding van Copias authenticq van gedachte Verklaring kennisse te geeven aan de Wel Edele Groot Achtb: Heeren Bewindhebberen ter kamer Amsterdam waar voor ‘t Schip Buitenverwachting is uitgevaren
Hier na getreeden zijnde ter resumptie van een Vertoog door ‘t Colegie van Commissarissen uit den Raade van Justitie aan deeze Regeering gericht tot bijgeleide van de door hen vervaardigde quotisatierolle voor deezen jaare luidende als volgd.
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens de E: Achtb: Heer Gezachhebber en de WelEd: Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren!’
‘Commissarissen uit den Raade van Justitie volgens Jaarlijks gebruik gevaceerd hebbende tot ‘t formeeren eener nieuwe quotisatie lijst voor den Jaare 1794 hebben de Eere Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: dezelve hierneevens in allen eerbied aantebieden’
‘Zij hebben op eenige weinige Leeden na, die deels uit aan merking hunner bevorderingen tot onderscheidene ampten en bedieningen zo in den dienst der E: Compagnie als in den Burgerstaat, in hunne quotas hebben moeten worden vermeerderd, en deels uit hoofde hunner bij Commissarissen wel bekende armoede inteegendeel verminderd de perzoonen daarbij voorkomende, over ‘t algemeeen genoomen met betrekking tot derzelver quotisatie penningen niet durven verhoogen, en wel om die reedenen, welke daartegen bereids in den gepasseerden Jaare hebben gemiliteerd, en veroorzaakt zijn geworden door den ontstaane oorlog met de Franschen, waar door veele Ingezeeten verpligt zijn geworden en thans nog zyn hunne neeringen en kostwinningen voor ‘t grootste gedeelte moeten laaten stil staan, zoo door de geringe aanbreng aan deezen uithoek van Europische en Indische waaren als ‘t slegt debiet die dezelve van de Producten deezes Lands hebben’
‘Commissarissen de g’eerde approbatie van Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: hier op imploreerende, met onderdanig verzoek hen dienvolgens te willen qualificeeren de invordering der gezegde quotisatie penningen na de voorsZ lyst te moogen laaten geschieden hebben overigens de Eere met diep ontzag te verblyven’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren’
‘Uwer WelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: zeer onderdanige en gehoorz: Dienaren’
’/ geteekend / W: F: van Reede van oudtshoorn Joh:s Smuts R: J: v: d: Riet C: Matthiessen j:r H: J: de Wet A:m Fleck J: P: Baumgardt H: A: Truter’
‘Kaap de Goede Hoop, dn 10 october 1794’
zo is na examinatie van voorzeide quotisatie rolle bij den Raade beslooten dezelve te approbeeren zo als geschied bij deeze, wordende dienvolgens Commissarissen gequalificeerd om den ontfangst der penningen navolgens meermelde Rolle te doen geschieden
de Heere van Reede van Oudtshoorn als Administrateur van ‘S Compagnies Graanmagazijnen aan deezen Raade geaddresseerd hebbende het volgend Verzoekschrift
Aan den Wel Edelen Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlandsch Indien, en Commissaris over ‘t Gouvernement van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Ed Achtb: Heer Gezaghebber en de Wel Edele Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren’
‘De ondergeteekend administrateur van ‘S Compagnies Graanmagazyn heeft de eer van pligtschuldig ter kennisse van UwelEd: Groot Achtb: en E: Achtb: te brengen, dat volgens de Boeken zyner administratie onder Ultimo augustus Jongst gepasseerd restant moeten zijn als’
‘Dat bij nameeting door expresse Gecommitteerdens onder dien datum wezentlijk in de Magazijnen bevonden zijn, te weeten’
‘Gevolglijk meerder, als de Boeken kwamen aantewijzen’
‘Verzoeke hy alzoo, dat bedragen, ten einde aan het zeer geëerd bevel van Haar Hoog Edelheedens, de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal hieromtrend te voldoen, als overmaat, bij de Boeken van ‘t voorige Jaar ofte van A:o 1793-4 ende wel onder Ultimo Aug:s ten voordeelen der E: Compagnie te moogen inneemen’
‘’T welk doende &:a’
’/ get / W: f v: Reede van oudtshoorn.’
en daar uit zijnde koomen te blijken dat bij de nameeting der Graanen in ‘S Compagnies Magazijnen, onder Ultimo Augustus Jongstleeden is bevonden eene meerderheid van
zo is verstaan dezelve meerderheid nog voor het Sluiten der Boeken van 1793-4 bij dezelve ten voordeele van Winst en Verlies te doen inneemen
Uit eene door den Heere van Reede van Oudtshoorn, als Commissaris over het Post Comptoir, ingediende Reekening gebleeken zijnde, dat in den Jongstverloopen maand September aan Portpenningen was ontfangen een bedraagen van Rd: 54:24: zo is verstaan ‘t zelve in S’ Compagnies Cassa te doen overbrengen.
Vervolgens geresumeerd met eenige Bijlaagen door den Landdrost der Colonie Zwellendam aan deeze Regeering geaddresseerd, houdende verslag zijner verrichtingen en gedaan onderzoek weegens de Leeningsplaatzen onder zijn district sorteerende, zo is goedgevonden en verstaan ‘t zelve Vertoog met alle dies Bijlaagen te stellen in handen van den Heere de Wet, als Boekhouder van S’ Lands generale Inkomsten met last deezen Raade daarover te dienen van zijn Ed: consideratien en bericht
Na dit een en ander geliefde den Edelen Heer Commissaris ter lecture te produceeren de Instructie door zijn Ed: gearresteerd voor den nieuw aangestelden Commies der Magazijnen Christiaan Fredrik Langerman en zijnen opvolgers in der tijd na lecture van welke Instructie denzelve Langerman daar op aan handen van den Edelen Heer Commissaris de gewoone Eed heeft afgelegd, mitsgaders de eed van Purge
Nog wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat zijn Ed: wederom uit S’ Compagnies Cassa hadde gevraagd en ontfangen eene Somma van Vijfthien duizend Guldens hollandsch Courant ofte Rijxdaalders 6250:-:- à 48 Stuivers ider, omme te strekken tot de uitgaaven die zijn Ed: gehouden is alhier te doen en voor welke Somma zijn Edele zich provisioneel bij de Negotie boeken hadt laaten debiteeren op de ten dien einde volgens besluit van den 5 Maart Jongstleeden bij dezelve Boeken geopende Reekening
Laatstelijk zyn geresumeerd en geteekend de Missives door deezen Raade aan de Hooge Indiasche Regeering geschreeven, om per de op heeden gemonsterd wordende Scheepen de Buitenverwachting , Westcapelle , en de Onderneeming te worden verzonden
Aldus geresolveerd ende gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop Ten daage en Jaare voorschreeven
[Signed:] A: J: Sluijsken
[Signed:] J: I: Rhenius
[Signed:] J: J: Le Sueur
[Signed:] W: F: V: Reede Van Oudtshoorn
[Signed:] E: Bergh
[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s
C. 226, pp. 174-282.¶
Woensdag den {17941015} 15 October 1794
’ S voormiddags, present de Edele Heer Commissaris, beneevens de Heere Gezachhebber en de Heeren Leeden Le Sueur de Wet, en van Reede van Oudtshoorn.
De Resolutien op den 10 deezer genoomen geresumeerd en geapprobeerd geworden zijnde, wierd vervolgens door den Edelen Heer Commissaris ter tafel geproduceerd het ampel en zeer gedetailleerd Bericht door ‘t Colegie van Weesmeesteren deezer plaatze op den 15 Augustus Jongstleeden het bij de resolutien van die datum aangeteekende, ingedient, houdende verslag van het geen door hen is verricht, omme ingevolge de beveelen van de Hoog Edele Heere Commissarissen Generaal vervat by Hoogstderzelver Missive van den 26 Februarij Anno passato en daar op gevolgd besluit deezer Regeering van den 4 Maart deselven Jaars de zaaken der Weeskamer wederom uit den ongelukkigen verwarden toestand waarïn zich hebben bevinden in behoorlijke ordre te bengen en nadien uit ‘t zelve Bericht den Raade is gebleeken dat dit gewichtig werk door Weesmeesteren met adsistentie van hunne geweezen Secretaris den teegenswoordigen ad interim Fiscaal Willem Stephanus van Rijneveld met zo veel ijver als exactitude is ondernoomen voortgezet en getermineerd geworden, zodanig dat de zaaken der Weeskamer zig thans geheel-en-al uit derzelver voormaligen verwarden en ongelukkige toestand in zondanige ordre en klaarheid vinden gebracht als vereischt worde om de heilzaame schikkingen door de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal omtrend de administratie en directie van de Weeskamer ten nutte van Weduwen en Weezen beraamd in alle derzelver uitgestrektheid te doen werken, te kunnen doen betrachten, zo is aanvanklijk beslooten omme bij Extract deezer aan ‘t Colegie van Weesmeesteren betuigen S’ Raads bijzonder genoegen over de ijver en exactitude door hen in deeze betoont, met recommandatie om in het vervolg alle mogelijke attentie te adhibeeren en zorge te dragen dat nimmer weder eene diergelijke verwaarloosing en verval ter voorsZ Weesmeesteren plaats hebben kan.
En nadien bij het gezegd Bericht van Weesmeesteren voorkomen eenige poincten die de voorzienige deezer Regeering koomen te vorderen, zo is na aandachtige deliberatie over alle de voordrachten door gemelde Colegie deswegens gedaan, goedgevonden en dienvolgens beslooten: om de handelingen door Weesmeesteren gehouden en de administratie des Boedels van Elisabeth Strijdom Weduwe wylen den Burger Andries van Tonderen uit aanmerking van de deswegens plaats gehad hebbende omstandigheeden te approbeeren zo als dezelve geapprobeerd worden bij deeze, - en zo meede het geen door Weesmeesteren is verricht in de Boedel van wijlen Johan Andries Thomas Kempff, met betrekking tot de procedures geëntameerd door Johannes Paulus Kempff tegens Fredrik Herwich en thans in appel voor de Raade van Justitie des Casteels Batavia, zullende echter Weesmeesteren worden gerecommandeerd en gelast, gelijk zij gelast worden bij deeze, omme wanneer de gemelde Procedures ten definitive zullen weezen getermineerd, en zij daar door in staat gesteld de Boedel van Johan Andreas Thomas Kempff finaal te liquideerde, ook voortaan de verschuldigde sorge voor het Interest der uitlandige Erfgenaamen van laatstgem: Kempf te draegen.
Voorts om ‘S Heeren Gerechtigheid den 40:ste penningen van ƒ6000:- Kooppenningen over de opstal van een Leeningsplaats uit den Boedel van Beatrix van der Westhuizen Weduwe Abraham Rossouw op den 18 Februarij 1791 door Weesmeesteren publiecq verkogte, zonder dat dezelve opstal door dies voorige bezitter Jacobus Theodorus Karstens aan opgemelde Weduwe Rossouw is getransporteerd en S’ Compagnies Cassa te doen betalen, zo wel als de op gemelde plaats verschuldigde Recognitie penningen, zedert den 17 November 1790 tot den 18 februarij 1791 omme voor ‘t een en ander belasten den Boedel van den overleedenen Secretaris ter Weeskamer Tobias Christiaan Ronnenkamp door wie verzuimd is geworden volgens plicht te zorgen dat voor den verkoop der opstal in questie door dies voorige bezitter Karstens, ten behoeve des Boedels van geciteerde Weduwe Rossouw behoorlijk transport wierd gedaan, en zo meede dat voor de vereffening, des gemelde Boedel uit dies provenue betaald wierdende aan de E: Compagnie competeerende, behoudens nochtans aan Weesmeesteren als administrateurs des Boedels van wylen den Secretaris Ronnenkamp, omme het nadeel ‘t welk door deeze betaling aan die Boedel word toegebracht, te verhaalen daar en zo als zij zullen vinden te behooren; zullende insgelijks door hen aan de E Compagnie moeten worden betaald de 15 Jaaren en 6 Maanden achterstallige recognitie penningen hectende op de plaats de Coeree geleegen aan de breede Rivier door wijlen den Burger Alewijn Smit aan deszelfs Zoon Hercules Philippus Smit vermaakt, en waarvan meermelde Ronnenkamp almeede verzuimd heeft de betaling te doen niettegenstaande de Boedel van Alewijn Smith onder Ultimo Augustus 1792. ter Weeskamer is gesloten en dies provenu aan de respective Erfgenamen uitgekeerd.
Dan ten aanzien van de achterstallige recognitie hechtende op de plaats de Twee Fontijnen , geleegen in de Cambdebos ruggen door wijlen den Burger Hermanus Combrink in den Jaare 1785 op ordonnantie genomen, zonder dat door hem daar van eenige gebruik heeft kunnen worden gemaakt is goedgevonden omme uit aanmerking dat de opstal van gedachte plaats bij de Inventarisatie des Boedels van gerepte Combrink niet is geconsidereerd als een effect dier Boedel en ook niet ten voordeele van dezelve verkogt, dezelve Recognitie ten lasten van meermelde Hermanus Combrink bij de Boeken van s’ lands generaale Inkomsten te laten afschryven en de plaats de twee Fontynen te doen roïeeren. - zullende insgelijks bij gemelde Boeken moeten worden afgeschreeven de vier Jaren achterstallige recognitie daar bij voorkomende ten lasten van Dirk van den Bank, op de plaats het goed Geloof geleegen aan de Koggemans Clooff , door Jacob Fredrik Beck gehuwd geweest met de Weduwe van evengemelde van den Bank naderhand verlaaten, en zo meede de 12 Jaaren en 9 Maanden recognitie hectende ten lasten van Johannes Zwanepoel de oude, op de plaats genaamt Fortuin , geleegen in het Roggeveld en welke door hem Swanepoel reeds in den Jare 1775 is verlaaten geworden, als kunnende het achterlaten dier betaalingen, / door dien de beide gemelde plaatzen lange zijn afgedankt geworden voor dat de Boedels van Jacob Fredrik Beck en Johannes Swanenpoel de oude ter administratie aan de Weeskamer zijn gekoomen: / niet aan eenig verzuim van Weesmeesteren of dies Secretaris worden geweeten; waarenteegen echter de aan de Compagnie competeerende Rd:s 123:- aan achterstallige recognitie, hectende op de plaatsen de Uitkyk en de Rietkuil , uit den boedel van Frans Kruger publiecq verkogt aan dies voorige Bezitter Laurens Erasmus, door Weesmeesteren moeten worden betaald en gebracht ten lasten des Boedels van den overleedene Secretaris Ronnenkamp, nadien uit het bericht van Weesmeesteren volkomen consteerd dat het niet presteeren dier betaaling eenig en alleen aan ‘t verzuim van hem Ronnenkamp moet worden geweeten; almeede echter onder zodanige reserve als hiervoren omtrend de achterstallige recognitie van de Weduwe Rossouw is gezegd.
Dan vermits bij de naauwkeurige examinatie der Boeken en papieren der Weeskamer niets is gevonden waaraan de Rd:s 4782:4:- die blykens het Vertoog door Weesmeesteren sub dato 30 Januarij deezes Jaars aan deeze Regeering gericht en bij de Resolutien van den 5 Maart daaraan geinsereerd door den Secretaris Christiaan Ludolph Neethling aan zynen opvolger Ronnenkamp als een surplus van Penningen zyn overgegeeven zoude ontbreeken en bij gevolg kunnen worden toegeweezen, en de onderstellinge van Weesmeesteren bij haar bericht van den 30 Januarij anno couranti eene waarschijnlijkheid ontfangt welke genoegsaam geen twijffel overlaat, dat namentlijk dit surplus moet worden geattribueerd aan een reëel abuis ofte ommissie in het crediteeren van den Bode Jurriaan prins weegens de door denzelve ter Weeskamer ingebrachte Vendupenningen zo daar van behoorlijke quitancie te ontfangen begaan, zo is thans ten vervolge van het besluit van den 5 Maart Jongstleeden, bij den Raade beslooten, omme Weesmeesteren te qualificeeren en te authoriseeren, zo als zij geauthoriseerd en gequalificeerd worden bij deeze, om de gemelde Somma van Rd:s 4782:4:- te laaten brengen ten voordeele van de Bode prins, in mindering van het geen hij wegens te min betaalde Vendupenningen vergoeden moeste, en waarvoor de Reekening van den Secretaris Ronnenkamp onder generaal bedragen der Vendupenningen met Rd:s 8262:16 belast geworden is.
Voorts zullen Weesmeesteren worden gelast om de Gagien en Emolumenten van hunne Secretaris eerste en verdere Clerquen ter Weeskamer die volgens de beveelen van de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal aan de Compagnie moeten worden gerestitueerd tot Ultimo August Jongstleeden in ‘S Compagnies Cassa overtebregen, doch in twee paartijen als eerstelijk zeedert den 26 februarij tot Ultimo Augustus 1793. en vervolgens van primo September anno passato tot Ultimo Augustus deezes Jaars, omme het eerste volgens de ordre bij de Negotie Boeken in te neemen ten voordeele van voorjaarige Lasten en ongelden, en ten anderen ten faveure der Reekeningen van Soldijen aan Land en Randsoenen ordinair respective, omme daarmeede bij expiratie van ieder Boekjaar inzelver voege te handelen.
Omme voor zo veel mogelijk is by ‘t vervolg Weesmeesteren in staat te stellen voor te komen dat niemand als Crediteur bij de Weeskamer te boek staat, dan die inderdaad onmondig is, zo is besloten het Colegie van Commissarissen van huwelykse zaaken te gelasten, omme bij ‘t scheiden van ieder Vergadering waarin door hen huwelijks proclamatien worden verleend, bij eene Nota door hunne Secretaris geteekend aan de Secretaris ter Weeskamer kennisse te doen dragen van de naamen der Persoonen die voor hen zijn verscheenen, waardoor dus Weesmeesteren zig in staat zullen bevinden omme wanneer onder dezelve Persoonen zich pupillen hunner kamer mogten bevinden dezelve tot den ontfangst van hun credit te doen appoincteeren
Den Raade genoegen neemende in het verzoek door Weesmeesteren gedaan, om bij de Boeken der kamer te moogen openen eene aparte Reekening vanDebiteuren en Crediteuren over bewijzen, en tot vrucht gebruik afgegeeven Erffenispenningen, zo zullen Weesmeesteren voormeld tot ‘t openen der gemelde Reekening worden gequalificeerd, gelijk zij daartoe gequalificeerd worden bij deeze, zo en in zulkervoege als door hen zelfs is voorgedragen.
Dan ten aanzien der behandeling bij de Boeken van de Weeskamer van het Capitaal door wijlen den oud Secretaris Joachim Nicolaas van Dessein vermaakt en nagelaaten, is bij den Rade beslooten daaromtrend geene verandering te laaten maaken, zullende dus ook dat fonds niet tot de Generaal staat van het Capitaal der Weeskamer moogen worden gebracht, maar voortaan zo als tot nu toe heeft plaats gehad, afzonderlijk moeten worden behandeld, en zullen insgelijks de Reekeningen van onkosten en Intressen nog bij ‘t vervolg separaat moeten blijven, doch ‘t saldo ten kwaade van eerstgemelde bij ‘t sluiten van ieder Boekjaar op de Reekening van Intrest moeten worden vereffend.
Den Raade haare goedkeuring hechtende aan den voordracht van Weesmeesteren om die geene die pretensien hebben op Boedels bij de kamer geadministreerd wordende te verpligten, ‘t geen hen competeerd ter gezetter tijd behoorlijk te ontfangen zal wijders aan Weesmeesteren blijven gedemandeerd om omtrend de behandeling en opvoeding hunner Pupillen in de Buitendistricten zodaning onderzoek te doen of te laaten doen als zij zullen vermeenen te behooren, en daartoe te verzoeken en te emploïeeren zodanige persoonen als zij daartoe best in staat zullen achten als vermeenende den Raade dat niemand der Ingezeetenen deezer Colonie het zij Publiecque Ambtenaaren dan wel private persoonen zig zullen onttrekken om Weesmeesteren hierinne behulpzaam te zijn en ten dienste te staan
Nog zal ingevolge het verzoek door Weesmeesteren gedaan Landdrost en Heemraden van Zwellendam door deeze Regeering worden geordonneert en gelast, zo als zij gelast en geordonneerd worden bij deeze, omme met al den ernst de ‘t gewicht der zaaken vordert, middelen te beraamen en onmiddelijk te bewerkstelligen, langs welk zij in staat zullen kunnen geraaken omme de achterstallige Intressen van het Capitaal uit de Gelden der Weezen aan hunne Colonie opgeschoten te voldoen, en die Renten vervolgens gereguld te kunnen betaalen, ten einde daar door voor te koomen de onaangenaame vervolgingen die Weesmeesteren anderzints gehouden zouden kunnen zijn hen te moeten aandoen
En is laatstelijk nog ten deeze aspecte beslooten, dat nadien het meermeld Bericht en dies Bijlaagen onvermijdelijk zodanig volumineus heeft moeten worden, dat niet welvoeglijk bij de Resolutien deezes Raads kan worden geinserreerd Copias van ‘t een en ander gesuppediteerd zullen worden aan de Illustre Vergadering van Zeeventhienen, terwijl de origineele alhier geseponeerd zullen blyven, om bij de terug komst van de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal in deeze Colonie aan hunne Hoog Edelheedens gepresenteerd te worden.
Hier na wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade gecommuniceerd dat wanneer op den 12 deezer de Capitein van het Schip de Buitenverwachting Hendrik Anthonij Stoete, als Wimpelvoerder over de Scheepen Westcapelle en de onderneeming bij een felle Zuidooste Wind, sein hadt gedaan om te zeilen het Schip Westcapelle bij ‘t onderzeil gaan het ongeluk hadt gehad het deensch asiatisch Comp:s Schip de Princesse Louisa Augusta aan Boord te koomen en uit hoofde van bekoomen schadens genoodzaakt wederom ten anker te gaan; dat zijn Ed: hierover ontfangen hebbende de onderstaande Verklaaring door de Scheepsoverheeden gepasseerd.
‘Wij ondergeteekende opper en onder officieren bescheiden op s’ Ed: O: I: Comp:s Schip Westcapelle Ter kamer Zeeland, verklaaren ter requisitie van den Wel Ed: Manh: Heer P:r Malet Capitein op gemelde Bodem.’
‘Dat daar wij op gisteren na de middag bij elkander geweest zijnde door den Wimpelvoerder H: A: Stoete beslooten was, niet raadzaam te zijn, een los Schip te maken: En heeden Morgen zeyn gedaan wordende om ‘t thuij Anker te ligten, / hoe wel wij ‘s morgens met half Ses Uuren, bereeds voor een Frisse zuid ooste wind lagen / te raden wierden direct met S’ lands Boot, ‘t daags Anker te ligten; dog bespeurende dat het aangekoomen Deensch Schip met zijn Tuij anker, nabij ons daags Anker was vertuyd wierden wij genoodzaakt een werp op ‘t Schip de Phœnicier aan boord te brengen, om met ‘t ligten van ons daags Anker vrij van zijn Thuij te koomen, dit egter kosten veel moeijten, door de stijve aanneemende Zuid ooste wind. Vervolgens deed voorm: Wimpelvoerder zeijn, om onder zeijl te gaan: konden toen onmoogelijk op ons Thuij inwinden, en waaren bevreest van ‘t deensche Schip aan Boord te koomen en door het vallen met de kop na de wal, op strand te raaken.’
‘Na een wijl tijds zagen wij den Wimpelvoederder onder zeijl gaan, en vervolgens S’ Ed Comp:s Schip de Onderneeming loopende laatstgemeld Schip de wal zeer nabij, door de trekking van de Stroom.’
‘Dewijl het nu niet raadsaam nog te verantwoorden was, om hier te blyven leggen, resolveerden wij om alle Zeemanschap te gebruiken, naayden een Cabeltouw van Negen duim op ‘t touw tot een spring, en lieten ‘t buiten om door de agterste poort aan Stuurboordsijde brengen om ‘t Schip met de kop over Bakboordsijde te doen vallen, stonden klaar bij kluijver en voorstenge stagzijlsvallen en schooten Het Schip dien afvallende dagten wij ‘t deensche Schip vrij te loopen, en kapten ons spring dog subiet weder oploevende, zetten wij het Kruiszeil bij om ‘t Schip weder te doen deinzen dog alles vrugteloos kwamen wij ‘t voorm: Deensche Schip aan Boord, stelden vervolgens alles in ‘t werk, om van elkander vrij te raaken, bevonden agter de kluijver, en voorstenge Stagzeil, uit hunne Lyken gescheurd, en weg gewaaijd, en de scheg, na examinatie van den Timmerman Twee regelings aan stuk waren toen weder genoodzaakt ten Anker te koomen niet raadsaam oordeelende zo in Zee te steeken’
‘Verklaaren dit alles de zuivere waarheid te zijn en gerequireerd wordende met solemneele Eeden, te kunnen bevestigen’
‘Actum ut supra Den 12 october A:o 1794. Ter Rheede Cabo de Goede Hoop’
’/ get / Cap:Luit:t C: V: d Vooren Luitenant M: J: Cooman d:o D: V: Soomeren Bootsman J: Cooman opperTimm:n G: D: Wolf’
directe den Equipagiemeester Voltelen en den Baas der Scheepstimmerlieden Meijndert van Eijk hadde gelast exact opteneemen de gebreeken welke zich aangemelde Schip Westcapelle kwaamen te bevinden en dat daaromtrend aan zijn Ed: was ingedient het volgend Rapport.
Rapport
Aan den Wel Edelen Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India mitsgaders Commissaris deezes Gouvernements en de resorte van dien & & &.
‘In opvolging van Uwel Edele Groot Achtb: zeer gevenereerde ordres heb ik mij met den Baas der Scheepstimmerlieden alhier Meijndert van Eijk heeden morgen begeeven aan Boord van het Schip Westcapelle en aldaar geinspecteerd de schaaden die volgens den hier neevens gaande Verklaaring der Scheepsoverheeden: bij het onderzeil gaan aan die Bodem zoude zijn veroorzaakt en bevonden de scheg onder het waterstag schuins af, en drie reegelingen aan Stuurboord zijde stuk en de kluijver en voorstenge stag zeil aan flardens, zo dat het geen daar van geborgen is van weinig belang, en bijna niet is.’
‘tot verbeetering van zo evengemelde Schaade dient die Bodem te worden verstrekt’
‘alle welke reparatien verhoopen in 3 à 4 daagen zo het weder eenigsints toelaat te zullen kunnen volbragt worden.’
‘Door deeze hoopt den ondergeteekende aan UwelEd: Groot Achtb: ordres en intentie voldaan te hebben, en laat dit dienen tot pligtschuldig Rapport’
‘Actum in ‘t Schip Westcapelle den 14 8ber: 1794’
’/ get / J: A: Voltelen M: v: Eijk’
uit welk Rapport gebleeken zijnde dat de Schadens die het Schip Westcapelle heeft bekoomen in eenige weinige daagen kunnen worden gerepareerd, zo is verstaan dezelve reparatien ten spoedigste te doen bewerkstelligen, om die Bodem daar door in staat te stellen deszelfs reize naar Batavia te kunnen aanvaarden.
Door den Capitijn Carel Schutte voerende het voormeld deensch Schip de Princesse Louisa Augusta aan deezen Raade ingedient zynde het volgend Request
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neederlands India mitsgaders Commissaris over dit Gouvernement en dies onderhorig heeden & & &, beneevens den E: Achtb: Raad van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en E: Achtb: Heeren’
‘Met verschuldigde respect neemt de vrijheid te kennen te geeven Carel Schultz, Capitein van het ter Rheede leggend Deensch Asiatisch Compagnies Schip Princes Louisa Augusta ‘
‘dat hij Suppl:t op den 11 deezer loopende Maand october in dees Tafelbaaij gearriveerd zynde, op de gewoone Rheede, en zo hij Suppl:t sustineerde bevrijd van de overige Scheepen het anker geworpen en vervolgens vertuid heeft.’
‘Dat hij Suppl:t hier in te meer bevestigd is geworden om dat den Equipagiemeester deezes Gouvernements bij de gewoone visitatie op zijnen Bodem in perzoon gedaan, den Suppl:t niet bevoolen heeft tot meeder zeekerheid van S’ E Comp:s Scheepen van leg plaats te veranderen, dus stilswijgende daar in heeft geconsenteerd gehad’
‘Dat vervolgens s’ daags daaraan, ofte den 12 deezer wanneer het Compagnies Schip Westcapelle voorneemens was onder zeil te gaan en zijn touw latende slippen, het is koomen te gebeuren dat den op des Suppl:s Bodem commandeerende officier, bemerkende dat ‘t Schip Westcapelle in ‘t vallen schade aan het zijne zoude toebrengen, hem direct had toegeroepen om zijnen Anker weeder te laaten vallen, dog daar aan geen gehoor verleend zijnde is gedagt Schip Westcapelle dwars op des Suppl:s Bodem en wel aan Stuurboord zijde bij het valreep aan stukken, waardoor veroorzaakt is dat de groote Mars Rha gebrooken de Trappen van het valreep aan stukken en drie planken die het tweede Barckhout uitmaken, zijn gekraakt, waar bij het Schip zig zodanig heeft begeeven dat er elf bouten, een duim meer of minder na buiten staat, zijnde bij die geleegentheid wijders een beugel van het Lijzeil op de groote Rha en een Canonpoort gebrooken terwijl van het loopend wand almeede is ontramponeert, een groote brass, een dubeld gijtouwblok en twee Canontalie blokken.’
‘En daar uit het hiervooren geexposeerde, zo den Suppl:t vermeend, voldoende consteerd, dat de aan zijne Bodem door het Schip Westcapelle toegebragte avarijen en schadens niet door hem, ofte op zijne kosten, kunnen worden gerepareerd; Zo neemt hij bij deezen de vrijheid zig in allen eerbied te wenden tot UwelEdele Groot Achtb: en E: Achtb:s met ootmoedig verzoek dat het van Hoogstderzelver welbehagen gelieven te zijn, tot ‘t opneemen en inspecteeren van de hiervoren opgegevene bekoomene gebreeken op zijnen Bodem door ‘t decerneeren eener expresse Commissie, een nauwkeurig onderzoek te laaten doen, en den Suppl:t omme zig by zijne Heeren en Meesteren in tijd en wijlen te kunnen verantwoorden in deezen eene behoorlijke schade vergoeding te bezorgen met de bekoomene defecten ten spoedigsten te laaten repareeren dan wel tot schadeloos stelling van den Suppl:t herinne zodanig te voorzien als UwelEdele Groot Achtb:s na Welderselver verligt oordeel te raade vinden zullen’
‘’T welk doende &:a’
’/ get / C Schultz.’
zo is na aandachtige deliberatie over dezelve Requeste bij den Raade beslooten, Copia authentiecq daar van te stellen in handen van den Equipagiemeester deezes Gouvernements Jan Arnoud Voltelen beneevens de Capiteins ter zee Christiaan van Veerden en Willem Udemans Junior, met last en bevel omme zig te begeeven aan ‘t voorm: Schip Westcapelle en aldaar bij den Capitein pieter Malet, gedacht Schip Commandeerende, zig naauwkeurig te informeeren over de wijze, waarop die Bodem de opgegeevene schadens aan het deensch Schip de Princesse Louisa Augusta heeft veroorzaakt, omme vervolgens over meermelde Request van den Capitein Schultz deeze Regeering te dienen van derzelver consideratien en bericht
De Capiteins ter Zee Nicolaas Acker en Jan Hendrik George Serres, welke zig door den Edelen Heer Commissaris gecommitteerd hebben gevonden omme ten overstaan van den Equipagiemeester Voltelen en in bijweezen van den Capitein Pieter Malet te examineeren het zwaar touw dat volgens het genoteerde bij de Resolutien van den 29 September laatstleeden aan Boord van ‘t Schip Westcapelle is koomen te breeken over hunnen bevinding in deeze ingedient hebbende het volgend Bericht
Aan den Wel Ed: Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlandsch India, mitsgaders Commissaris van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & &
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘De ondergeteekende Cap:s ter Zee N:s Acker en J: G: Serres door Uwel Groot Achtb: expresselijk gelast zijnde om ons te begeeven naar ‘S Ed: Comp: Equipagiewerf alhier en aldaar ten overstaan van de Equipagiemeester deezes Gouvernements in ‘t bijweezen van den Capitein ter zee P:r Malet commandeerende ‘S Ed: Comp:s alhier ter Rheede en kortelings uit Europa gearriveerd Schip Westcapelle :/ te inspecteeren een zwaartouw dat volgens opgaaf van evengem: Capitein schoon nimmer in ‘t waater geweest te zijn, egter na dat die Bodem daar 32 Uuren voor vertuyd geleegen had, met een ordinaire Z: O Wind en Coelten is koomen te breeken en daaromtrend Uwel Edele Groot Achtb: in geschrifte te dienen van bericht, zo over de qualiteit van gedachte touw als de oorzaak waar aan het breeken daar van toe te schrijven is, en vervolgens van dat Touw 5 Vadem aftekappen behoorlijk te verzegelen en zodanig te voorzien dat dezelve met de daar op door ons geplaatst Casjetten Patria waards kan versonden worden.’
‘Ingevolgen van dit zo gefenereerd bevel hebben wij de Eer Uwel Edele Groot Achtb: te berigten dat wij dat Touw, bevonden hebben van binnen in het hart door de Teer verbrandt en onbruikbaar, als tot proppen of keer worsten agter de affuiten &:a’
‘Dat wij vervolgens aan evengemelde afgekapte 5 Vadems, naar dat aan weders eijnde goede binzels waaren gelegd, die met ons gewoone Cachet waaren verzegeld dit ons Cachet nog hebben geplaatst op een plankje beschreeven als hier onder’
‘Dit is vijff vadems swaar touw van het Thuijtouw van t Schip Westcapelle waar voor die Bodem enkeld 32 Uuren heeft vertuijd geleegen zynde dit Touw volgens opgaaf der Cap:n van die Bodem / en den meede teekenaar deezes / P:r Malet, nimmer te voren in het waater geweest, en met een ordinaire Z: O Coelten gebrooken.’
‘Hier meede hoopen wij aan Uwel Edele Groot Achtb: zeer gehonoreerd bevel voldaan te hebben en laaten dit dienen tot berigt’
‘Equipagiewerff den 8 october 1794’
‘ten mijnen overstaan / get / J: A: Voltelen’
‘in mijn byweezen / get / P: Malet’
‘als Gecommitteerdens /get / N: Acker J: H: G: Serres’
zo is verstaan omme de Vyf Vademen welke Gecommitteerdens van gemeld Touw hebben laten afkappen, verzorgd en bezeguld per ‘t Schip Zuiderburg naar Nederland te verzenden, geconsigneerd aan de Kamer Zeeland, waar voor ‘t Schip Westcapelle is uitgevaaren.
Voorts door den Edelen Heer Commissaris ter tafel geproduceerd zynde een door den Capitein Ingenieur Thiebault vervaardigt plan tot ‘t verlengen van het Zeehoofd in Baaijfals zo is verstaan omme conform ‘t geen deswegens door de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal is geordonneerd dezelven verlenging aan het Zeehoofd onder opzicht van den Heere Resident Brandt als nu ten spoedigste voortgang te doen neemen.
De Heere de Wet aan wien by Resolutien deezer Tafel van den 9 & 17 de Jongstverloopen Maand September is gedemandeerd den Raade te berichten over de als toen respectivelijk ingediende Memorien van de Landdrosten der Colonien Stellenbosch en Zwellendam over hunne verrichtingen met betrekking tot de Leeningsplaatzen onder hunne Districten gehoorenden daar over vervaardigt en heeden ingedient hebbende, het volgend ampel en gedetailleerd Vertoog
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neederlands India, mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & &, beneevens den E: Achtb: Heer Gezachhebber en de Wel Edele Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en Edele Achtb: Heeren’
‘Den ondergeteekende heeft ter voldoening aan het geene bij besluit van den 9:de der even afgeweekene Maand September, met betrekking tot het door den Landdrost van Stellenbosch en Drakenstein van zijne verrigtingen omtrend de invordering der agterstallen de Leeningsplaatzen gedaan verslag en de daar neevens gevoegde lijst, aan hem gedemandeerd geworden is, dezelve lijst of Memorie naauwkeurig nagegaan en by de Boeken geconfronteerd. Daarbij komt gemelde Landdrost op te geeven eenige der geene die op de Leeningsplaatzen, welke zij voor veele Jaaren bezetten hebben gehad, bij het verlaaten derzelve, in de betaling der Jaarlijkse Recognitie ten agteren gebleeven waaren, dog bij hem bevinden zijn alle in zulke omstandigheeden te verseeren als hij op ieder in het bijsonder heeft aangeteekend. De reedenen door hem Landdrost specificq, ten belange van dezelve gegeeven, ten eene maale hopeloos maakende, om van die agterstallig gebleevene Debiteuren iets het allerminste te kunnen verhaalen, gelijk de agterstallen op verlaatene Leeningsplaatzen door den ondergeteekende bij zijn Vertoog van den 22 Julij 1793, bereids zijn aangemerkte geworden, als, in comparatie der andere achterstallen, het meest uit hoopelooze posten te ontstaan van hoedanige posten het rendement derzelve dierhalven noodzaakelijk behoord te worden gezuiverd, zoude na ‘t inzien van den ondergeteekende, met het geëerd goedvinden Uwel Edele Groot Achtb:e en E: Achtb: dezelve opgegeeven geheel hopeloose posten mitsdien ook alle behooren te worden afgeschreeven, behalven ‘t geene Johannes Swanepoel de oude de te kwaad gebleeven is, om dat dies betaling uit zijn nalatenschap van de zeijde der Weeskamer nagebleeven zijnde, ten dien belange een afsonderlijke dispositie werd te gemoed gezien, bedragende de overige te zaamen Rd:s 4870:- gelijk volgt.’
‘
folio 6 | Jan Lodewijk Putter | Rd:s 124:- |
d:o d:o | Cornelis Bezuidenhout | d:o 264:- |
d:o 7 | Jurriaan Appel | d:o 168:- |
d:o 9 | Jan Smit | d:o 116:- |
d:o 30 | d:o d:o | d:o 102:- |
d:o 8 | de wed:we Jan Kuiler | d:o 96:- |
d:o 10 | Christiaan Ernst | d:o 212:- |
d:o 23 | d:o d:o | d:o 182:- |
d:o 11 | Hendrik Lubbe | d:o 208:- |
d:o d:o | Elias Nel | d:o 28:- |
folio 53 | Elias Nel | d:o 8:- |
d:o 12 | Johannes Gideon de Wege | d:o 206:- |
d:o 15 | Johannes Casper Pieck | d:o 54:- |
d:o 4 | Christiaan Liebenberg de oude | d:o 278:- |
d:o 16 | d:o d:o d:o | d:o 530:- |
d:o 18 | Fredrik de Wit | d:o 208:- |
d:o 20 | Jacob Kruger | d:o 340:- |
d:o 22 | Gysbert Bronkhorst | d:o 312:- |
d:o d:o | Jan Myntjes van den Berg | d:o 72:- |
d:o 25 | Gerrit Schalkwijk | d:o 74:- |
d:o 22 | Gerrit Putter | d:o 72:- |
d:o 27 | d:o d:o | d:o 240:- |
d:o 32 | d:o d:o | d:o 108:- |
d:o 28 | Paul Hijns | d:o 352:- |
d:o 38 | Michiel Hen | d:o 252:- |
d:o 65 | Johannes van Koppen | d:o 84:- |
d:o 47 | Josua Joubert JansZ | d:o 108:- |
d:o 118 | d:o d:o d:o | d:o 72:- |
Rijxd:s 4870:- |
folio 6 | Jan Lodewijk Putter | Rd:s 124:- |
d:o d:o | Cornelis Bezuidenhout | d:o 264:- |
d:o 7 | Jurriaan Appel | d:o 168:- |
d:o 9 | Jan Smit | d:o 116:- |
d:o 30 | d:o d:o | d:o 102:- |
d:o 8 | de wed:we Jan Kuiler | d:o 96:- |
d:o 10 | Christiaan Ernst | d:o 212:- |
d:o 23 | d:o d:o | d:o 182:- |
d:o 11 | Hendrik Lubbe | d:o 208:- |
d:o d:o | Elias Nel | d:o 28:- |
folio 53 | Elias Nel | d:o 8:- |
d:o 12 | Johannes Gideon de Wege | d:o 206:- |
d:o 15 | Johannes Casper Pieck | d:o 54:- |
d:o 4 | Christiaan Liebenberg de oude | d:o 278:- |
d:o 16 | d:o d:o d:o | d:o 530:- |
d:o 18 | Fredrik de Wit | d:o 208:- |
d:o 20 | Jacob Kruger | d:o 340:- |
d:o 22 | Gysbert Bronkhorst | d:o 312:- |
d:o d:o | Jan Myntjes van den Berg | d:o 72:- |
d:o 25 | Gerrit Schalkwijk | d:o 74:- |
d:o 22 | Gerrit Putter | d:o 72:- |
d:o 27 | d:o d:o | d:o 240:- |
d:o 32 | d:o d:o | d:o 108:- |
d:o 28 | Paul Hijns | d:o 352:- |
d:o 38 | Michiel Hen | d:o 252:- |
d:o 65 | Johannes van Koppen | d:o 84:- |
d:o 47 | Josua Joubert JansZ | d:o 108:- |
d:o 118 | d:o d:o d:o | d:o 72:- |
Rijxd:s 4870:- |
‘Het heeft Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: vervolgens bij besluit van den 17 der voormelde gepasseerde Maand September insgelijks goedgedagt ten fine van berigt en consideratien in handen van den ondergeteekende te stellen een berigt van Landdrost en Heemraden van Zwellendam op het geene uit dat District bij aanschrijvens sub 27 februarij, 27 Maart en 29 April laatsleeden gerequireerd geworden, is, zijnde dat Bericht gedateerd primo der meermelde Maand September en verzeld van een Lijst of zogenaamde Specificatie waar op gebragt zijn een aantal persoonen die onder dat District gehooren en bij ‘t zelve Colegie opgegeeven worden, dat of door armoede zig buiten staat bevinden, om de agterstallen die op hunne Leeningsplaatzen onvereffend staan op te brengen of welker vermogen alleen zo verre strekken dat zij van die agterstallen slegts een gedeelte zouden kunnen voldoen’
‘Tot de eerste Classe brengt dat Collegie met anderen zodanige Persoonen als den ondergeteekende bij eene sub Litt:a A neevens deezen overgelegde Lyst, met aanwijzing der op hunne Leeningsplaatzen onvereffend staande agterstallen, nader uitgetrokken heeft, welke agterstallen eene Somma van Rd:s 18926:- importeeren’
‘En tot de tweede Classe al zulke persoonen als met byvoeging hunner Leeningsplaatsen ‘t geen zijlieden respectivelijk daar op ten agteren staan, welke te zamen een bedragen van Rd:s 13956: uitmaaken door den ondergeteek: bij een Lijst sub L:a B hier annex zijn bekend gesteld.’
‘Om aan de intentie van ‘t gemelde Uwer WelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: besluit met meerder klaarheid tot zuivering van den agterstal te kunnen voldoen had den ondergeteekende wel gewenscht neevens de zo simpel opgegeeven armoede van de onder de eerste Classe opgenoemde persoonen te omtmoeten eene meer naauwkeurige aanwijzing hoe verre de armoede van ieder derselve in het byzonder zig uitstrekt, gelijk zulks in diervoegen door Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein aan deezen Raade ter sessie van den 11 Augustus laatstleeden is verrigt geworden, waar door Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: zig dan ook in staat zoude hebben kunnen vinden om, even als ter gemelde Sessie geschied is finaal te besluiten tot afschrijving dier posten welke man als geheel hopeloos considereeren moet, dan daar zulks in deezen is geomitteerd, vermeend den ondergeteekende onder submissie, dat aangezien er onder de gemelde bij de Lijst sub L:a A aangeweezene Debiteuren van agterstal, geen een voorkomt die niet op zijn Leeningsplaats continueerd, welks opstal voor dat agterweezen legaal verbonden is, dierhalven best zoude zyn al ‘t geene de gemelde persoonen ten agteren staan, bij de Boeken aftesluiten om by ‘t formeeren der nieuwe Boeken binnenslyns als wanhopende pretensien te worden ingenoomen, en als zodaning te blijven voortloopen tot tijd en wylen die opstallen veralieneert of verkogt worden, ten einde als dan op dies provenue te verhaalen zo veel bevonden zal worden mogelijk te zijn, zo nogthans dat de gem: Debiteuren verpligt blijven, de recognitie hunner Leeningsplaatzen voortaan Jaarlijks prompt en zonder het minste verzuim te voldoen, en dat, indien Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: zulks alzo goedvinden mogten, alle dezelve persoonen hier van door Landdrost en Heemraden van Zwellendam werden geinformeert, om te gelijk door ‘t zelve Colegie hunne verpligting, tot erkentenis voor de in deezen betoonde consideratie onder het oog gebragt, en tot ‘t volbrengen hunner gehoudenisse tot de jaarlijkse vernieuwing hunner Leeningsplaatzen voor het vervolg serieuselijk aangespoord en gerecommandeert te worden’
‘Dan ten opzigte van alle persoonen, bij de sub Litt:a B neevens deezes geexhibeerde Lijst bekend gesteld, hebben Landdrost en Heemraden voorn:d bij hunne gementioneerde Lijst op ieder in ‘t bijzonder slegts deezer woorden aangeteekend, kan de helfte betaalen, met welke bijvoeging het zelve Collegie zeer waarschijnlijk op ‘t oog heeft dat de omstandigheeden van die Lieden zoude meriteeren om hun van de helfte der agterstallen ten eenemaal te ontheffen; want indien men anders daar meede wilde te kennen geeven, dat dezelve zig thans in staat bevinden om de helfte van hun agterstal op te brengen en voor de andere helfte slegts eene consideratie tot uitstel meriteeren, zoude zulks veel eer aanleiding geeven om hun tot strikter betaling aan te spooren, als waartoe men vermogende volgens Publicatie van de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal van dato 20 Februarij 1793 verpligt geworden zijn; het geen ook strijdig zouden zijn met de intentie waartoe den Wel Edele Groot Achtb: Heer Commissaris het spoedig nagaan van de staat en Conditie der agterstallig staande persoonen, aan den respective Collegien van Landdrost en Heemraden in de buiten Districten, circulair heeft gelieven aan te schryven en te gelasten’
‘Daar dan ook na de veronderstelde bedoeling van Landdrost en Heemraden te werk gegaan wordende aan de zodanige meer faveur en consideratie zoude worden betoond, als men omtrend de zulke die zij als arm voorgesteld hebben, gebruiken kan, gelijk hiervoren is geproponeerd geworden, sustineerd den ondergeteekende, met submissie, dat ten belange van dezelve op de Lyst L:a B overgebragte persoonen in comparatie der anderen genoegzaam zoude zijn wanneer met uitzondering alleen van Lambertus Zaaijman op zijn plaats de Melk Craal , Fredrik Botha Jacobusz op de plaats de Melkboom en Jacobus Francois Joubert op zijn plaats agter de Cogmans Cloof op de Wagenboomsberg , om reedenen als op dezelve bij de Lijst is genoteerd, alle de overige onder de verpligting blijvende om de helft van hun agterstal Jaarlijks met de vernieuwing hunner plaatzen, in al zulke termijnen op te brengen, als de gemelde Publicatie aan minvermoogende overlaat, overigens aan hun alleen voor de andere helfte eene gelijke consideratie wierd verleend, als hier vooren met betrekking tot de geene die arm zijn, voor hun geheele agterstal voorgeslagen is, om dienvolgens de helfte hunner achterstallen inzelver voege aftesluiten en weder binnenlijns in te neemen en ook voor zo verre daartoe relatief dezelve informatien en adhortatien door Landdrost en Heemraden voormeld te doen geschieden als reeds ten reguarde der armen opgegeeven is’
‘Bij het nagaan van de voormelde door Landdrost en Heemraden van Zwellendam overgezondene Lijst ondertusschen voorgekoomen zijnde onderscheidene persoonen die den ondergeteekende onder de geene welke op zijne gem: sub Litt:a A & B geproduceerde Lysten worden voorgesteld, niet heeft kunnen classeeren, om dat bij zijn onderzoek eenige bedenkingen en zwarigheeden zyn ontstaan die zulks hebben verhindert heeft hij alle diergelijke persoonen met hunne Leeningsplaatzen en ‘t geen zij daar op ten agteren staan, moeten brengen op twee andere Lysten sub Litt:a C en D meede neevens deeze gevoegd’
‘De eerste derzelver gequoteerd Litt:a C vervat de zulke omtrend welke, of hunne respective Leeningsplaatzen de gezegde bedenkingen en zwarigheeden hebben verhindert eenige andere provisioneele of finaale dispositie te proponeeren, dan alleen, zo als den ondergeteekende needrig doet bij deezen, om den Landdrost van Zwellendam te gelasten tot een naauwkeurig onderzoek ter beantwoording en elucidatie van ‘t geene bij ieder persoon of plaats op die Lijst is andergesteld of aangeteekend, en met relatie tot de eerste en tweede persoonen de bij hun aangeteekende remarques te brengen in ‘t Colegie van Heemraden ten einde zo wel afzonderlijk als Collegialiter daar op ten spoedigsten te berigter’
‘Op de tweede sub Litt:a D zijn gebragt de Persoonen die op de Lyst van ged:te Landdrost en Heemraden nog onder de Classe van Armen, nog onder die welke zy opgeeven dat de helfte betaalen kunnen zijn gerangschikt maar aldaar met differente bijvoegzels voorkoomen, en ten reguarde van dewelke den ondergeteekende / onder correctie / vermeend, dat provisioneel zodanige zoude kunnen worden beslooten als hij de vrijheid neemt bij die Lijst, bezeijden ieder in ‘t bijzonder voortedragen onvermindert het onderzoek en de opgaave welke ten respecte van ieder daar bij word gevorderd, tot welkers spoedige verantwoording den Landdrost insgelijks zoude dienen worden gelast.’
‘Overigens door meerm: Landdrost en Heemraden bij hun voorsZ berigt nog apart beantwoord wordende de vorderingen bij aanschrijvens sub datis 27 february en 29 April laatstleeden gedaan, is den ondergeteekende, onder submissie aan betere van oordeel, dat Cornelis van Rooijen CornelisZ: also op eene voldoende wijze beweezen is dat hj van zyn Leeningsplaats de Zandfontyn geleegen in de Congo , nooit eenig gebruik heeft kunnen maken, van den agterstal met welke hij voor 13 Jaren en 4 Maanden daar op is belast, behoord te werden ontheeven, om die plaas te considereeren als door hem verlaaten, en weder aan een ander in Leening te kunnen worden uitgegeeven, en dat de Weduwe Jan Andries Swanepoel, van dewelke het Colegie, berigt slegts geinformeerd te zijn, dat niet alleen haar plaats de Beezemfonteijn geleegen is in het veld alwaar het grootste gedeelte de Bosjesmans zig onthoud, maar dat zij ook dermaten door dezelve van haar Vee is beroofd geworden dat zij zig genoodzaakt heeft gevonden van het gebruik dezelve plaats te desisteeren, insgelijks van het geene zij daar op zeedert 16 Jaaren en 4 Maanden agterstallig is zoude behooren te worden ontheeven, na dat zij de waarheid noopens het berooven van haar Vee en het desisteeren van haar plaats met solemneele Eede voor Landdrost en Heemraden, wanneer Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: dat Colegie daar toe gelieven te qualificeeren zal hebben bevestigd om intusschen de recognitie op dezelve plaats te doen stilstaan en haar agterstal als dubieus aftesluijten en weder binnens Lijns te neemen.’
‘Behalven de redressen tot welke de ondergeteekende door de bevindingen, berigten en opgaaven hier bovengemeld verhoopt eenigzints tot zuivering van het abusive waar van men met regt altoos het enorm bedragen der agterstallen op de Leeningsplaatzen heeft moeten verdagt houden in staat te worden gesteld heeft hij nog eenige andere abuijzen meede tot die agterstallen betrekkelijk successivelijk nader ontdekt, die hij de vrijheid neemt te gelijk bij eene Memorie hier neevens overgelegd en gequoteerd Litt:a E voor te stellen, met nedrig verzoek dat ‘t Uwel Ed: Groot Achtb: en E: Achtb:s gelieven moogen tot het redresseeren derzelve, in diervoegen als in margine op ieder is aangeteekend de nodige qualificatie op hem te verleenen’
‘Dan hoe wel nu reeds een meenigte van abuijzen in voegen voorsZ van tijd tot tijd zyn ontdekt en op qualificatie van Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: reedenen zijn of nog staan geredresseerd te worden zo blijft er evenwel nog een al te groot aantal van Leeningsplaatzen over die, met de daarop te kwaad staande agterstallen uit de zogenaamde Wildschutte bij de nieuw geformeerde Boeken overgebragt geworden zijn, omtrend welke men steeds in het onseekere verseert, niet alleen of dezelve in der daad wel nog in leening werden beseeten, maar ook hoofdzakelijk of de bekend staande bezitters waarlijk te kwaad zijn, en nimmer in staat weezen zullen, om op te brengen, het geen waar voor men hun na aanwijzing dier Wildschutte Boeken heeft moeten debiteeren, dan dat men eenigzints twijffelen kan of het bedragen der Jaarlijkse recognitie op de Leeningsplaatzen verschijnende, moet een zeer erroneuse vertooning maaken zo lang onder dat bedragen begreepen zal zijn het geen op diergelijke plaatzen jaarlijks voortloopt en gedebiteerd word, behalven dat ook daar door de agterstallen ongeagte het verbazend verschil in de betaling derzelve, in twee laats afgeweekene, teegens twee voorgaande Boekjaren, toeneemen zullen, zonder te kunnen weeten of ‘t geene men op alzulke plaatzen debiteerd, en niet betaald word wel vooragterstal te houden is’
‘Als zodanige Leeningsplaatzen agt den ondergeteek: dat wel aantemerken is, de zulke welker uit de Wildschutte boeken overgenoomene Bezitters, Thien Jaaren en daar booven met de recognitie ten agteren staan en niet alleen in dien tusschen tijd geen betaaling hoegenaamd hebben gepresteerd, maar ook ongeagt de bovengemelde ten dien belange bij de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal op den 20:e Februarij 1793 bij pubicatie gestatueerd orde, met eenige betalinge, het zij van agterstal of loopende Recognitie, in gebreeken gebleeven zijn, en omtrend dewelke men bovendien nog geen de minste elucidatie of informatie heeft ontfangen, alle welke plaatzen uit de byzondere buijten Districten op drie neevens deezen gevoegde en met L:s F: G: H: gequoteerde Lijsten zijn gebragt en een getal van 320 uitmaaken te weeten’
‘en waar bij onder het laatstgemelde District wel nog zouden hebben moogen worden gevoegd de plaatzen geleegen in de Conterijen welke zig voor de invallen der Caffers bloot gesteld vinden, om dat men weet dat hunne bezitters, eenige zelfs beroofd van al hun Vee en verder bezit zig in de laatste jaaren, meest alle, met de vlugt van daar hebben moeten begeeven, dog dewijl de geweldenarijen der Caffers volgens de ingekoomene rapporten thans gelukkig zijn gecesseert en men dierhalven kan verwagten dat dezelve plaatzen weder zullen weezen bewoond vertrouwd den ondergeteekende dat wel binnen korten nadere informatien inkoomen zullen van de gevolgen welke zulks omtrend de geene welke aldaar plaatzen bezitten hebben gehad.’
‘Den ondergeteekende neemt dierhalven insgelijks de vrijheid aan Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s in overweeging te geeven of niet om zo wel de jaarlijkse Recognitie der Leeningsplaatzen als het verbasend bedragen der agterstallen op dezelve, zo veel mogelijk buijten een erroneuse en allezints abusive vertooning te brengen, best zoude zijn, alle de plaatzen waarmeede het invoegen voorsZ geleegen is, en die op drie gemelde uitgetrokken Lijsten bekend zijn gesteld, provisioneel te doen stilstaan en derzelver agterstallen aftesluijten, om binnenslijns voortteloopen, tot dat men in ervaringe gekoomen zal zijn hoe het met die plaatzen en bezitters derzelve en zo meede met den agterstal daar op verloopen, geleegen is, om als dan na geleegentheid en bevinding daarinne te werk te gaan en intusschen den Landdrost van ‘t District tot welke zodanige plaatzen gehooren onder toezending van een afschrift der Lijst van de plaatzen onder zyn District sorteerende, te injungeeren, om zo wel aangaande dezelve plaatzen en de geenen die als Bezitters daar van geboekt staan, als ten opzigte hunner agterstallen ten spoedigsten alle mogelijke naauwkeurige Perquisitien te doen, en van derselver bevindingen aan Uwel Ed: Groot Actb: en E: Achtb: te dienen van bericht’
‘Welk onderzoek en berigt, al waar het dat Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: des ondergeteekende zo even gedane propositie, tot het provisioneel doen stilstaan der Jaarlijkse Recognitie en afsluiting der agterstallen, onnodig agten of daar in geen welgevallen mogten gelieven te neemen, evenwel met betrekking tot de Districten van Zwellendam en Graaffe Reinet , nodig blijven en hij needrig verzoek dat de Landdrosten aldaar, moogen worden opgelegt, om dat hij tot nog toe geen de minste informatie nog elucidatie van dezelve ontfangen heeft op onderscheidene duisterheeden welke omtrend de Leeningsplaatzen op de aan hun afgezondene Lijsten zijn aangeweezen, en zo meede niet op eenige poincten vervat bij zijne Memorie welke neevens Missive van den 28 Augustus 1793 aan dezelve zijn toegezonden, terwijl zijn needrig verzoek teevens is dat weegens Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: beide dezelve Landdrosten mogen worden aangeschreeven om nog ten spoedigste de Informatien by die Lijsten en Memorien gevorderd aan den ondergeteekende te suppediteeren en in te zenden’
‘Waar meede den Ondergeteekende de Eere heeft deeze te laaten dienen voor nedrig berigt’
‘Kaap de Goede Hoop den 1 october 1794.’
’/ get / O: G: de Wet’
over welk Vertoog en de daar nevens gevoegde Lijsten met alle aandacht gedelibereert zijnde zo is ter aanzien van het geen daarbij omtrend de Leeningsplaatzen onder de Districten van Stellenbosch en Drakenstein voorkomt goedgevonden ‘t zelve te agreëeren, zullende ‘t zelve dienvolgens geconverteerd worden in eene Resolutie deezes Raads gelijk geschied bij deeze.
Den Raade insgelijks haare goedkeuringe hechtende aan ‘t geen door den Heere de Wet omtrend de Leeningsplaatzen onder het District van Zwellendam is bericht zo zal ‘t zelve meede geconverteerd worden in een besluit deezer Vergadering met uitzondering echter
dat de achterstallige recognitie van de bij de Lyst L:a A. aangeweezen Debiteuren uitgezonderd die van Pieter Lindequest:/ van welkers volstrekt onvermoogen den Edelen Heer Commissaris gebleeken is, en welke achterstal dus finaal zal moeten worden afgeschreeven:/ nog bij de Boeken van 1793/4 zal worden af en overgeschreeven, van de reekening van Recognitie van Leeningsplaatzen op eene te formeeren Reekening van wanhopige Debiteuren, waar op als dan meede zullen worden gebragt de Debiteuren welkers achterstallige recognitie penningen ‘t zij geheel dan wel ten deele successivelijk zijn afgeschreeven om binnenslijns wederom te worden ingenoomen en te blijven voortloopen, alle nominatien met simpele aanwijzinge van de nummer en folio van de Boeken der Leeningsplaatzen en buitenlijns, ten einde het geen nog, hoeweinig hoop daartoe ook weezen mag, in der tijd mogt te binnen komen op deeze Reekening afteschryven, om alzo Jaarlijks voortgedragen te worden, ten einde als bij het bericht vemeld, met recommandatie in het vervolg te zorgen dat de nu voorthaan jaarlijks te verschijnen recognitie door de Bezitters prompt word opgebracht en betaald; dat de aangeweezene bij de Lyst L:a B. uitgezonderd de daar bij gemelde drie persoonen, de helfte van haare achterstallige recognitie zal worden afgeschreeven en overgeschreeven even als die van L:a A. mits zij de overige helfte voldoen, door de betaaling ieder Jaar, aanvang neemende met dit loopende, van Twee Jaaren der gemelde achterstal, boven’t loopend of verscheenen jaars.
Den Raade zig alverder conformeerende met den voorslag van den Heere de Wet omtrend de persoonen bij de Lysten C. en D. en zo meede met die omtrend Cornelis van Rooijen CornelisZ en de Wed:we Jan Andries Swanepoel zullen ook de afschrijvingen en redressen volgens de Lijst L:a E gevolg moeten neemen uitgenoomen dat zulks buiten Lyns zal moeten geschieden
Dat de plaatzen op de Lijsten L:a F. G. en H. provisioneel en tot nadere berichten zullen moeten stilstaan en niet meerder jaarlijks gedebiteerd worden zullende ten dien einde derzelver achterstallen meede onder Ultimo Augustus laatstleeden worden overgeschreeven op eene meede te formeerene Reekening van stilstaande plaatzen, en zulks met derzelver bedragen respective in gelde en nominatien, met bijvoeging van de nommers en folios der Leeningsboeken waar op bekend staan zullende de voormelde Reekening van stilstaande plaatzen en de hiervoren gemelde reekening van wanhopige Debiteuren als gezegd met haare GeldSommen, bij ‘t sluiten der Boeken aan de Hoofdreekening worden gedebiteerd, alleen om by de nieuwe Boeken weeder gecrediteerd te worden, en daarvan by de bevinding van dezelve Boeken onder eene aparte periode verslag worden gedaan, zonder dezelve Sommen weder bij het doen van het geseide Verslag onder de hoofd Somma van ‘t geen de Compagnie weegens nog onvoldaane recognitie te vorderen heeft te comprehendeeren; wordende bij deeze geleegendheid verstaan om in gelijker voege als met voormelde Reekeningen ook te handelen met de Reekening van verlaaten Leeningsplaatzen; en zullen laatstelijk de Landdrosten van Zwellendam en Graaffe Reinet , conform het verzoek door den Heere de Wet bij ‘t slot van zijn Edele Bericht gedaan worden gelast en bevoolen, zo als hen gelast en bevoolen word bij deeze, omme ieder in den zijnen aan zijn Ed: ten allen spoedigste te doen toekomen, zodanige informatie elucidatien en berichten als zijn Ed: van hen respective heeft gevorderd.
Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein aan wien bij besluit van den 29 Julij Jongstleeden is gelast, omme uit hoofde van zodanige reedenen als bij dat besluit zijn omschreeven, de ouderling der Zwartlandsche Gemeente Matthijs Michielse Basson van de Lijst van de Molenaar aan de Paarl te laaten roïeeren, daar over bij ‘t volgend Vertoog hunne bedenkingen hebbende voorgedragen.
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heere Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India, mitsg:s Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Ed: Achtb: Heer Gezachhebber en Wel Edele Heeren Raaden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E E: Achtb: Heeren.’
‘Het heeft Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: bij Hoogstderzelver zeer gevenereerde Extract Resolutien van den 29 Julij J: L: op ‘t door den ouderling der Zwartlandsche Gemeente Matthijs Michielse Basson diesweegens aan UwelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: gepresenteerd request gelieven te behaagen, de ondergeteekende te injungeeren de van weegens de Paarlsche Molenaar op voorm: Basson gedaane dagvaarding te doen roijeeren en voor vervallen te houden, en zo meede om hem van de Lyst van voorm: Molenaar te doen roijeeren ten einde gebracht te kunnen worden en voorthaan te blijven voortloopen op die van de Kaap aan welke zeer gerespecteerde ordre de onderget:s voldaan hebbende Echter de vrijheid neemen in alle eerbied voor Uwel Edele Gr: achtb: en E: Achtb:s openteleggen’
‘Dat nadien alle de bezitters der plaatzen aan deeze zijde der Diep revier , mitsgaders Mosselbanks en Kuils Revieren , tot dat daar de laatstgemelde in zee loopt, altoos verplicht zijn geweest aan de Molen van Stellenbosch of de Paerl te moeten laaten maalen, dan wel bij accoord met een der Molenaars aantegaan, op particuliere Moolens hebben mogen doen maalen, gelijk zeedert de erectie der Colonien Stellenbosch en Drakenstein ook door de bezitters der voorsZ Plaatzen is geobserveerd, tot dat abusivelyk door de Krijgsraad aan de Kaap voor eenige Jaaren voorm: Basson tot Veldwagtmeester aangesteld zijnd, de Molenaar der Kaapsche Molen naar ‘t schijnt op dien grond denzelven heeft doen contribueeren aan de Molen aldaar, en gem: Basson ook uit dien hoofde vermeent onder de jurisdictie van de Kaap te sorteeren en hier door van de betaling aan de paerlsche Moolen ontheft te zijn, en waar door bij aldien voorm: Basson van de Rolle der Paerlsche Molenaar mogt blijven geroijeerd, het gevolg zal zijn, dat zo niet alle dog de meeste der aan deeze zyde der voorsZ Revieren woonende opgezeetenen, gelijk sommige reeds getragt hebben, voortaan zullen weigeren aan de Moolens onder deeze Districten te doen maalen dan wel bij accoord aan de Moolenaars maalgelden te betaalen; waar door dezelve dus volstrekt in de onmoogelijkheid zullen worden gesteld hunne bedongen Pachtpenningen te kunnen opbrengen niet alleen maar ook deeze Districten in de voornaamste tak haarer inkomsten groot nadeel zou koomen te lyden.’
‘Terwijl de onderget:s voor ‘t overige de vrijheid neemen met diepschuldig Respect zig te onderschrijven, als’
’/:onderstond / Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: E: Achtb: Heeren /: lager / Uwel Ed: Groot Achtb: en E: E: Achtb:s zeer onderdanige en gehoorzame Dienaaren / was geteekend / H: L: Bletterman, P: G: wium J: w: v: d: Merwe, J: Eksteen, Pieter Roux, A: C: v: d: Bijl, Jacob de Villiers, S: J: Cats, J: de Villiers, J: Z:/ in margine In Heemraads Vergadering aan Stellenbosch den 6 october 1794.’
zo is na aandachtige deliberatie over het zelve Vertoog en bij overweeging van de noodzaaklijkheid dat ter wegneeming van die verwarringen en abuijzen die ontstaan uit de onzeekerheid der limietscheidingen tusschen de districten van de Kaap, Stellenbosch en Drakenstein , bij den Raade best gedacht en dienvolgens beslooten, omme Commissarissen uit den Raade van Justitie, mitsgaders Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein te ordonneeren en te gelasten, zo als zij gelast en geordonneerd worden bij deeze, omme door Gecommitteerdens uit hunne Colegien respective ten overstaan van den adinterim Fiscaal Willem Stephanus van Rijneveld en den Landdrost van Stellenbosch en Drakenstein Hendrik Lodewijk Bletterman op zeekere bij den gem: Fiscaal te bepaalen convenable tijd, te doen onderzoeken en aan deeze Regeering optegeeven, welke de limietscheiding tusschen de Districten van de Kaap, Stellenbosch en Drakenstein koomen te zyn, zo als dezelve van ouds hebben plaats gehad, zullende dus ook de dispositie op ‘t gezegd Vertoog uitgesteld blijven gelaaten tot dat het bericht van Commissarissen uit den Raade van Justitie en Heemraden zal ingekomen weezen.
Door den Edelen Heer Commissaris wederom ter tafel geproduceert zynde de Missive gemunieert met onderscheidene Bijlaagen door den Landdrost van Graaffe Reinet Honoratus Christiaan David Maijnier, sub dato 11 August Jongstleeden aan zijn Ed: geschreeven, en volgens het aangeteekende bij de Notulen van den 17 September aan den Heere Gezachebber en de Heeren Leden des Raads ter lecture gezonden zo wierd dezelve Missive bevonden van volgende inhoud
Cabo de Goede Hoop
Aan den Wel Edelen Groot Achtb: Heer M:r Abraham Josias Sluijsken Raad Ordinair van Nederlands Indien mitsg:s Commissaris over ‘t Caabsch Gouvernement en den Ressorte van dien & & &.
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘Ik heb thans wederom het genoegen Uwel Edele Groot Achtb: in allen eerbied te kunnen berichten dat er zeedert mijne laatste onderdanige letteren van den [.....] der Jongstverweekene Maand Junij met den subsistut deezer Colonie Casper Bodenstein aan Hoogstdezelve gesuppediteerd, met betrekking tot de Kaffers Natie niets naamwaardigst is voorgevallen dat naar een vreede breuk zweemd, dat deselve zig voor als nog stil en vreedzaam gedraagd, terwijl ik Uwel Edele Groot Achtb: echter tot myne uiterste smerte moet melden, dat ik des nietteegenstaande dagelijks moet ondervinden hoe de geneichtheeden van sommige Ingezeetenen en dat wel van de sodanige dewelke niet alleen uit hoofde van hun post onder de duure verplichting leggen tot het onderhouden dier voor ons land zo heilzaame vreede meede te werken, maar ook bovensdien tot heeden toe van gemelde Natie geen de minste aanstoot hebben geleeden zig nog steeds daar heen strekken, om de oorlogs vlam op nieuw te onsteeken, mitsgaders de heilzaame en vaderlijke oogmerken Uwer WelEd: Groot Achtb: illusoir te maken, waarvan de laatste krijgsvergadering van den 16 der voormelde Maand Junij een doorslaand blijk heeft opgeleevert indewelke den Luitenant Carolus Johannes Tregard, dewelke anders of weinig of niet de Vergaderingen bijwoond verscheenen zynde, na dat Uwel Edele Groot Achtb: Missive van den 29 April L: L: ten opzigte der Kaffers aan beide de Colegien gericht geleesen was, blijkens Extract Resolutie dewelke in alle eerbied hier neevens voege, een verschriklijk misbaar maakte, en met afwijking van de zo even te vooren aan denzelve gecommuniceerde expresse wil van UwelEdele Groot Achtb: om niet dan in de dringendste noodzaaklijkheid de geweldigste middelen te emploïeeren aandrong om de kaffers vijandelijk aantevallen, hier toe voorwende eene door den burger Hendrik Fredrik Prinslo aan hem gedane Communicatie dewelke insgelijks onderdanigst de vrijheid neeme hier bij onder L: A: overteleggen, met bijvoeging van gedagte Tregard dat hij ‘s daags te vooren zijn Contrije de Bruinshoogte had verlaaten om zig herwaards te begeeven dog hij niet verzeekert was, ja, zelfs vreesde dat deselve reeds door de Kaffers zoude zijn ingenomen en dat er dus noodzakeljik een Commando teegens dezelve moest werden gedetacheerd dan daar in nog van het geene gem: Tregard quam te avanceeren, zo min als van de communicatie door Prinsloo aan hem gedaan nopens eenige nieuwe beweeginge der kaffers door de Veldwachtmeesters dier Contrijen was geinformeerd geworden, en het dus niet weinig bedenkingen baarde, dat ged:e Prinslo, omtrend wiens gedrag van vroegere tijden af UwelEdele Groot Achtb: zig onder eerbiedige correctie best door den E: Achtb: Heer Olof Godlieb de Wet zoude kunnen doen elucideeren, om hun quaad oogmerk te bereiken, zig hier toe had geleend, zo heb ik geinsteert, dat men met het een en ander tot een nader onderzoek en suffisant bewijs moest supercedeeren waar op door gem: Tregard op eene verregaande insolente toon wierd gezegdnu ik zeg je dan daten te gelijk gevraagd,is Prins dan een Leugenaar? zeg je dan dat hij een Leugenaar is! en denzelven hier op gerepliceerd hebbende dat men op zo een enkeld bewijs geene Vijandelijkheeden konde pleegen, waar door men wiskunstig het gantsche Land op nieuws aan eene totaale ruine zoude blootstellen, wierd door gem: Tregard als meede door desselfs broeder Jacobus Gustaaf Tregard geinsteerd, dat er middelen in ‘t werk moesten worden gesteld, om het Vee van de Ingezeetenen uit ‘t Kafferland te halen en dezelve schadeloos te stellen, mitsgaders door eerste gem: gezegd, dat er zig daar toe ook wel sollisitanten zoude opdoen. de Vergadering, alzo de mede Leden Nicolaas Smit en Carel David Gerots met mij van een gevoelen waren, tot dus verre afgeloopen zijnde rapporteerde de Bode, dat er eenige Lieden versogten binnen te mogen koomen; welke persoonen zynde de Burgers Lucas Meijer Isaakz: Ferdinand Klynhans, Frans en Jacob Joh:s kruger fransZ dan ter Vergadering verscheenen zijnde vernam ik tot myner alleruiterste surprise dat deselve en voornamentlyk Lucas Meijer, dewelke dronken zijnde het woord voerde, gelijk UwelEdele Groot Achtb: uit voorsZ Extract Resolutien des behaagende nader zult kunnen ontwaaren, begeerden, dat men hun geroofd Vee uit het Cafferland halen en aan dezelve zoude te rug geeven. Dan onder geëerde welduiding vermeend hebbend, dat behalven dat zulx teegens de geeerde intentie van UwelEdele Groot Achtb: en het algemeen welvaren quam aan te loopen, het ook beeter was, de vreede met de Caffers te conserveeren, dan het algemeen welzijn aan ‘t belang eeniger noodliedende individus op te offeren, is mits dien dan ook in der Suppl:ten versoek in weerwil der gebroeders Tregard niet gecondescendeert, maar in teegendeel beslooten, omme beweegingen waartoe het brutaal gedrag der Sollisitanten, zo als Uwel Edele Groot Achtb: des gelievende uit het: Certificaat van voorm: Gerots zal kunnen ontwaaren; niet ongeschikt scheen te vermeiden het versoek der voorsZ Suppl:ten aan Uwel Edele Groot Achtb: voor te stellen te meer daar er onder geëerde welduiding geen twijffel meer overbleef, dat de voorsZ Supplianten door gem: Carolus Johannes Tregard tot het doen van voorsZ versoek waaren geinstigeert geworden, alzo denzelven niet alleen even te voren een diergelijk versoek zo wel had geprædestineerd, maar ook met deselve in geselschap gekoomen en weeder te rug was gereeden, het welk ook nader bevestigd word door eene declaratie van den Burger Jan Duvenage aan den Heemraad Stephanus Naude gedaan, dat hij gemelde Tregard verseld van voorm: Vier persoonen bij den meede burger Carel Erasmus alwaar hij Duvenage zig met er woond bevind ontmoet hebbende, denselven hem ter presentie van den meede Burger Albert Stegman had gezegd, dat voorsZ Persoonen naar de Drostdije reeden om voorsZ versoek te doen, en dat hij Tregard het maaken en het vee van de Menschen uit het Cafferland haalen zoude, mitsg:s dat hij Tregard gehoord had, had dat gem: Duvenage voorneemens was, zijn berouw en leedweezen over zijne betoonde disobedientie aan mijne beveelen te betuigen, maar hem ried zulx niet te doen maar inteegendeel vol te houden gelijk ook uit het verhaal van den Meede Heemraad Hendrik Meintjes van den Berg niet onduidelijk blykt dat gem: Tregard van der Suppl:ten hiervoren gem: Versoek niet onkundig was, maar deselve appuïeerde als betuigende gem: van den Berg dat reeds eenige tijd voor de Vergadering den Burger Hendrik Strijdom woonachtg in de Congo bij hem gekoomen was en hem geprævenieert had, dat gem: Tregard met verscheide Leeden ter Drostdijen zoude koomen om voorsZ Versoek te doen’
‘Dan Wel Edele Groot Achtb: de zaak dus danig op zijn beloop gelaten hebbende, zo is ‘t wel verre, dat door de kaffers op nieuw eenige beweegingen gemaakt of de Contrijen van de bruinshoogte volgens zeggen van Tregard zoude ingenoomen zijn geworden, vermits my tot heeden door geen Veldwagtmeester iets diergelijks gerapporteerd, maar inteegendeel door den Veldwagtmeester der voorsZ: Contrije is bericht geworden, dat er voor eenige tijd van den Burger Hendrik klopper een aanzienlijk getal Beesten weggenoomen geworden zijnde deselve op eenige weinige na door de kaffers, dewelke betuigden voorsZ: Beesten van de Bosjesmans afgenoomen te hebben bij den Burger Pieter van der Merwe Gerritz op twee onderscheidene reisen waaren te rug gebracht geworden, dewelke deselve dan ook aan voorsZ: Eigenaar had besorgd.’
‘En omme UwelEdele Groot Achtb: met des te meer zeekerheid van de gesteldheid der kaffers te kunnen elucideeren, en hoogstdezelve / onder eerbiedige correctie ten klaarsten aantetoonen, hoewynig fidutie gemelde Tregard meriteerd, en hoe schadelijk deszelfs voorsz: gedrag ter bereiking Uwer Wel Edele Goot Achtb: vaderlijke vues komt te zijn, heb ik niet alleen door den Secretaris van tijd tot tijd aanteekening doen houden, van declaratien die het gesegde van gem :Tregard en die met hem het verderflijk plan ten doel hebben, om het land op nieuws te beroeren teegenspreeken, maar ook van sommige geloofwaardige Ingezeetenen uit onderscheide Contrijen verklaringen ingenoomen dewelke in allen eerbied hierbij onder L:as [.....] annexeere, waaruit ‘t Uwel Edele Groot Achtb: manifest zal koomen te blijken, dat het Lichaam der Caffers Natie wel deegelijk de met het selve getroffene vreede beswaard, en het quaad slechts door eenige weinige en met de opgedroste Hottentotten te zamen gerotte kaffers gepleegd werd, echter zoude het mij geenzints verwonderen Wel Edele Groot Achtb: Heer, dat men, wanneer ged:e Tregard niet teegenstaande mijne onafgebrooke waakzaamheid om diergelijke snoode en teegens het recht der Volkeren, mitsg:s algemeen belang zo dwars draats strijdige oogmerken te weeren, en ongeacht het geene ik God is mijn getuigen van mijne sobere en bekrompene omstandigheeden daar aan te koste legge, om dit gedeeelte van mijn Vaderland dan niet weinige influentie op de overige gedeeldents hebben kan in zijne voorige rust en vreede te brengen, met zijne schadelijke handelwijze voortvaart deeze Colonie eerlang weeder in de droevigste toestand gedompeld zag en ter welkers voorkoming, ik dus vermits mijne vermogens gelijk de ondervinding dagelijks leerd niet genoegsaam zijn, om denselven daar inne te stuiten ofte daar van te rug te houden tot behoud deezer Colonie genoodzaakt word UwelEdele Groot Achtb: authoriteit in te roepen.’
‘Ik kan ook niet om heen, om de waarde van ‘t ampt waarmeede het UwelEdele Groot Achtb: behaagd heeft mij te verëern, Hoogsdezelve op ‘t allerootmoedigst te smeeken, daar gem: Tregard blijkens de hierneevens onder L:a gevoegde beledigde Verklaring van den Veldwagtmeester Jacobus Janze van Rensburg Jacob:sZ: van zig heeft kunnen verkrijgen mij ter presentie van verscheide in voorsZ: Verklaring benoemde Lieden van dewelke om de kortheid des tijds nog geene Verklaringen hebben kunnen inwinnen, op eene verregaande wijze te beleedigen en mij aan te vrijwen dat ik myn aan het steelen van Caffers beesten zoude hebben schuldig gemaakt, dat het van Uwel Edele Groot Achtb: welbehagen zijn moogen, vermits deeze zaak te teeder en te serieus is, mitsgaders te veel invloed by ‘t algemeen op ‘t gesag van een Landdrost maakt, deselve goedgunstiglijk te willen stellen in handen van den Heere Prointerim Fiscaal ofte zodanige andere persoonen als UwelEdele Groot Achtb: sal gelieven goedtevinden, ten einde daaromtrend een allerrigoureust, ondersoek te doen, op dat ik bevonden werdende, mij in ‘t minste aan iets diergelijks schuldig te hebben gemaakt ten exempel van andere publiecque Ambtenaaren kan werden gestraft, gelyk ik dan ook van UwelEdele Groot Achtb: allomme bekende Rechtvaardigheid gerustelijk durf verwagten, ingevalle mijn onschuld zal zijn gebleeken een eclatante satisfactie te zullen mogen erlangen.’
‘En daar nu gem: Tregard in voorsZ vergadering van den 16 Junij l:l: zo weinig onderwerping en in ‘t minste geene inclinatie, zoo als het Uwel Edele Groot Achtb: uit al het voorestaande als meede uit meerm: Extract Resolutie hopentlijk evident zal zijn gebleeken, heeft betoond, om ingevolge de in deselve Vergadering zo duidelijk voorgeleesene Missive van den 29 April J: L: mitsgaders daarinne voorkomende ernstige recommandatie van Uwel Edele Groot Achtb: om de rust, vreede eendracht en betamelijke ondergeschiktheid te herstellen en bestendig te doen blijken meede te werken, maar inteegendeel daarvan zo verre aftewijken; en UwelEdele Groot Achtb: besluit van den 9 Maij deezes Jaars, waarbij het Hoogstdezelve behaagd heeft Landdrost en Heemraaden te ordonneeren, omme gemelde Tregard voor zig te ontbieden, en denzelven namens Uwel Ed: Groot Achtb: en E: Achtb: politiecquen Raade voor te houden het schandelijk en allezints onwaardig gedrag door hem gehouden in ‘t niet agtervolgen der beveelen hen door mij gegeeven met bedreiging dat zo wanneer immer of ooit wederom mogt afwijken van ‘t geen zijn Eed en plicht van hem komt te vorderen en ongehoorzaamheid te betoonen aan de beveelen der geenen die recht hebben hem te gebieden, als dan na bevinding en volgens de wetten te zullen werden gecorrigeerd, niet eerder dan op den 27 der evenafgeweekene Maand Julij bij mij ontfangen geworden zynde, heeft voorsZ ordre om de zo evengem: reeden voor als nog op gem: Tregard van geene applicatie kunnen werden gemaakt, behalven dat ook de Heemraaden, aan wien ik Uwel Edel Groot Achtb: zo evengem: intentie gecommuniceerd en met de welke ik daaromtrend geconfereerd hebbe, met mij van gevoelen zyn, dat daar men zig van de door UwelEdele Groot Achtb: gegeevene beveelen om denzelven Tregard voor dit Colegie te ontbieden, en aldaar namens Hoogstdezelve te reprimendeeren, weinig of geen Vrucht kan belooven, maar zig gelijk te meermaalen is geschied, aan de grootste insolentien zoude blootstellen dit bevel onder geëerbiedigde welduiding tot UwelEdele Groot Achtb: nadere order uitgesteld te laaten, en Uwel Edele Groot Achtb: als van sijne voorsz: intusschen gehouden gedrag nog niet onderrigt geweest zijnde veel vermoogende authoriteit ter beteugeling zijner wanbedrijven allerootmoedigst te imploreeren, terwijl men intusschen de overigen bij voorsZ Extract Resolutie voorkomende poincten met de meeste eerbeid prompt sal trachten uit te voeren.’
‘Met geene mindere satisfactie mag ik Uwel Edele Groot Achtb: thans ook communiceeren, dat den Gonnas Capitein Hans woonachtig in ‘t land van den vreedzaame Caffers Capitein Sambè waar van ik bij mijne voorsz onderdanige Letteren gewag hebbe gemaakt, met verscheide andere kaffers begeleid door voorm: Burger Pieter van der Merwe Gerrits heeden onder het schrijven deezes alhier is aangekoomen, dewelke door vertolking van zo evengemelde Pieter van der Merwe en den Burger Lucas Janze van Vuuren betuigde zijne komst alleenlijk te zijn om van my te verneemen, in welke betrekking wij nog met gemelde kaffers Capitein Sambè stonden en te gelijk om een blijk van aanhoudende Vriendschap te vragen, waar op ik denzelven, door voorschreevene Tolken hebbende doen antwoorden, dat Sambè zig van mijne achting konde verzeekert houden, zo lange hij zig aan geene vijandelijkheeden quam schuldig te maaken repliceerde voorm: Afgezant Hans, dat dit antwoord hem tot bijzonder veel genoegen strekte en dat gem: Sambe reeds lange reikhalsende een diergelijk antwoord had te gemoed gesien alzo denselven vermeend had, uit de praat van verscheide Caffers dewelke van de Christenen gekomen waren, te hebben moeten opmaken, dat de Christenen hem het quaad dat door eenigen Schelmen zijner Natie die zich nog met de Hottentotten vereenigd hielden gepleegd wierd, wilde toereekenen en doen vergelden; dog dat hij Sambè mij ten blijke van ‘t teegendeel en door hem van zeeker Hottentot dewelke door slegte besorging los geraakt was, verovert geweer uitzond, mij vervolgens bij meerm: Capitain Hans geinformeert hebbende, naar de door mij afgesondene Hottentotten Hasebek en Noeka van dewelke al meede bij mijne meerm: onderdanige Letteren mentie word gemaakt, betuigde denselven naar sijn vertrek op de reise herwaards vernomen te hebben dat voorsZ Hottentotten, reeds bij den kaffers koning quæqua, aan wien Sambè vermits denselve zyne competente ouderdom verkreegen hebbende, het rijksbestuur overgegeeven had, gelukkig met de aan hun breede gegeevene geschenken gearriveerd waaren, en dat men deselve erlang konde verwagten, naauwlijks was voorsZ: afgezant Hans gearriveert of verscheide qualijk geintentioneerde Lieden waaronder zich voornamentlijk brenger deeses / den burger Andries Adriaan Smith de oude / dewelke ik Uwel Edele Groot Achtb: aller ootmoedigst versoeke tot een beeter ondergeschiktheid als meede dat denzelven zich minder met allerlei onaangenaame en Landdrost zaken zal hebben te bemoeïen, te willen vermanen:/ bevond spargeerden, dat de komst van meerm: afgesant Hans was, om een Commando te versoeken met bijvoeging dat wanneer ik dat Commando quam te weigeren, gem: Sambè teegens ons uittrekken het ganstche Land inneemen en alles voor de Voet massacreeren zoude door welk gericht men zo als UwelEd Groot Achtb: wel licht zult gelieven te bezeffen niet weinig geallarmeerd wierd, waar op ik na voorm: Cap:n Hans hierover serieuselijk door voorm: Tolken te hebben doen interrogeeren en denzelven betuigd hebbende hiervan volstrekt niets te weeten nog gezegd hebben, meerm: Smith bij mij ontboden ende hem hierover onderhouden hebbende declareerde denzelven zulx van den Burger Barend Christiaan Grijling gehoord te hebben, en gem: Grijling dewelke juist alhier præsent quam te zijn insgelijks geroepen zijnde, betuigde, denzelven in bijweesen van ged: Smith hem nimmer iets diergelijk te hebben gezegd van dit gebeurde heb ik gemeend Uwel Edele Groot Achtb: ook niet onkundig te moeten laaten op dat Hoogstdezelve hier uit al meede mocht ontwaaren hoe zommige Ingezeetenen al diergelijke zaken verdraaijen en ten hunne belangens in een valsch daglicht weeten te stellen, en hoe ligt iemand dan ook, voor al wanneer hij zich omtrend 200 Uuren van de Hoofdplaats bevind zonder, met iemand ter waereld in zeekerheid te kunnen raadpleegen en dus aan zich zelve overgelaaten indiergelijke neetelige omstandigheeden inwelke hij, alles door zig zelve niet kunnen ondervinden wellicht radeloos gemaakt en aan eene verkeerde stap zoude kunnen werden bloot gesteld. Dan hoe zeer ook in dit tijdstip de allergrootste onaangenaamheeden moet ondergaan en men mij als een crime toereekend dat ik aan de geneigtheeden van Sommige gevoelloose Ingezeetenen om de Kaffers op nieuw aantetasten, niet den vrijen teugel viere, sal ik mij echter daar door nimmer laten afschrikken om de plichten van ‘t Ampt dat Uwel Edele Groot Achtb: mij hebt gelieven toe te vertrouwen als een eerlijk man naar best vermogen uit te oeffenen, en de grootste beloning daarvan voor mij sal zijn, wanneer mijn gedrag de goedkeuring Uwer Wel Ed: Groot Achtb: sal mogen wegdragen’
‘En vermits er aan ‘t Corps der officieren deezer Burgerije zo door het overleiden als vertrek van sommige derselve blijkens eene lijst dewelke in allen eerbied hierneevens voege Twee Cornets en Een Adjudant komt te manqueeren gebruike ik aller onderdanigst de vrijheid Uwel Edele Groot Achtb: tot Cornets voor te dragen de Veldwagtmeester Pieter Ernst krüger en Cornelis Jacobus Coetzee DirksZ en tot adjudant den Standaartjonker Jacobus Francois Naude met zeer ootmoedig versoek dat het van Uwel Ed: Groot Achtb: gunstig welbehagen zijn mogen voorsZ Persoonen tot de gemelde Posten te willen bevorderen’
‘Waarmeede de Eer hebbe, na UwelEd: Groot Achtb: dierbaare Persoon in de bescherming des allerhoogsten aanbevolen te hebben met het aller diepst respect te verblijven.’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer’
‘UwelEd: Groot Achtb: zeer onderdanige en getrouwe Dienaar’
’/ get / H: D: C: Maijnier’
’ Graaffe Reinet den 11 Aug:s 1794.’
naar welkers Lecture de Edele Heer Commissaris geliefde te communiceeren dat zijn Ed: gelijktijdig met gedachte Missive van den Landdrost Maijnier ontfangen hebbende een Brief sub dato 10 Augustus Jongstleeden aan zijn Ed: geschreeven door Twee krijgs officieren te Graaffe-Reinet naame Adriaan van Jaarsveld en Andries Petrus Bürgers, waardoor zijn Ed: zich versterkt vond in de bewustheid dat kwalijk geintentioneerde Persoonen in dezelve Colonie niets anders verlangen dan om langs ongeoorloofde Commandos op de Caffers Natie zig te verrijken en den pas getroffen vreede den Bodem in te slaan, mitsgaders dat woelziekige Gemoederen en daar onder principaalijk opgemelde van Jaarsveld en Burgers, zig meer en meer zoeken te onttrekken aan het gezach van hen die door deeze Regeering gerechtigd zijn om de goede ordre en betaamelijke ondergeschiktheid in de Colonie van Graaffe Reijnet te handhaaven zijn Ed: ook van de alleruiterste noodzaaklijkheid hadde geoordeeld, om tot stuiting van de tweedracht en insubordinatie, en zo meede de neiging der opgezeetenen om zonder noodzaaklijkheid commandos op de Caffers te doen, uit welkers gevolgen niets anders kan ontstaan dan de ruine van een gedeelte der goede opgezeetenen, zo aan den Landdrost Honoratus Christiaan David Maijnier, als aan gemelde krijgsofficieren Adriaan van Jaarsveld en Andries Petrus Burgers in zijn Ed:s qualiteit als Commissaris over dit Gouvernement hadt doen afgaan de twee Volgende Missives
‘Aan den Landdrost der Colonie Graaffe Reine t Honoratus Christiaan David Maijnier’
‘Goede Vriend!’
‘Schoon ik mij gevleid had, dat de maatregulen welke ik in myne qualiteit als Commissaris bij aanschrijvingen van 11 en 29 April Jongstleeden en neevens den Rade van Politie bij Resolutie van den 9 May daar aanvolgende genomen heb, om de zucht tot tweedragt en insubordinatie in Uwe Colonie te weesen, en voorts ook te sluiten de ongeoorloofde inclinatie der Opgezeetenen, om zonder noodzakelijheid, op de kaffers Commandos te doen, de gewenschte uitwerking zouden hebben gehad, en men zig uit een bezef dat die maatreegelen volkomen geschikt zijn de ruine van ‘t grootste gedeelte der Ingezeetenen te verhoeden, met volkomene onderwerping daar naa zoude hebben gedragen, is mij evenwel, zo uit uwe gedetailleerd Missive van de 11 Aug:s Jongstleeden als daar bij gevoegde Resolutie van den krijgsraad, houdende aanteekeningen van het in die Vergadering op den 16 Junij te voren gebeurde neevens de verdere Bijlagen, tot mijne uitterste ontstigting gebleeken, niet alleen de nog voortduurende geneigdheid van eenige weinige zeer kwalijk geintentioneerde Ingezeetenen om, zonder voldoende reedenen te hebben de kaffers Natie aan te tasten, maar dat zelfs dergelijke zeer strafwaardige onderneemingen appui vinden bij die geenen, welke volgens hun Eed en pligt gehouden waaren UE in het volbrengen van de intentie der Regeeringe te adsisteeren en daar in Uw goed voorbeeld te volgen.’
‘Daar onder de zodanige de eerste aanmerking verdiend den Burger Lieutenant Carolus Johannes Tregard, van wien ik, op mijne serieuse aanschrijvingen van 11 & 29 April J: L: met reede een geheel ander gedrag had moogen verwachten als om de eerste te zijn die met vertreeding van alle banden van ontzag en onderwerping zig zo wel privaat onder de Ingezeetenen, als opentlijk in de krijgsVergadering teegen mijne beveelen aan kant, heb ik denzelven gesteld in handen van het officie Fiskaal deezes Gouvernements, om zonder eenig verzuim jeegens hem zodanige procedures te entameeren, als den aart der zaake en ‘t belang Uwer Colonie vorderen: waarvan UE bij deeze de nodige kennisse wordt gegeeven.’
‘Voorts ook volkomen goedkeurende ‘t gehouden gedrag van UE: en eenige Leeden van den Krijgsraad nopens het verzoek van Lucas Meyer / C: S: / in Vergaderinge van den 16 Junij voorgesteld wordt UE: en voor zo veel des noods ook den Krijgsraad op ‘t nadrukkelijkste aanbevolen, om zig omtrend dergelijke verzoeken, te reguleeren naar het geen dezelven bij mijne Brieven van de Maand April en dispositien van 9 Maij J: L: zo duidelijk is voorgeschreeven, houdende ik UE als Landdrost in de eerste plaats daar voor personeel aansprakelijk’
‘En wordt UE bij deezen gelast om de Persoonen van Lucas Meijer Ferdinand Klijnhans, Frans en Jacob Joh:s Kruger, in de eerst op handen zijnde krijgsvergadering te doen ontbieden, en hen met gepasten ernst voor te houden, dat zij zig wel zullen hebben te wachten, van in ‘t vervolg ‘t zij door zig zelve, ‘t zij door ‘t aanstooken van andere kwalijk geintentioneerden, onwaarachtigen opgaven, van gedaane beleedingen der kaffers Natie te doen en daar op verzoeken voor te stellen voor welkers gevolgen, zo ze eens blindelings wierden ingewikkeld een ieder die zelfs nog maar eenige restes van menschelijkheid in zig gevoeld, ‘t zidderen moet;’
‘Met verdere aanzegging, zo aan hen als anderen die dergelijke geneigdheeden in vervolg nog mogten aan den dag leggen, dat ik voorthaan geene afwijkingen van beveelen der Overheid, met meerder rigueur of strengheid zal doen straffen, als moedwilligheeden aan de anders zo vreedsaame kaffers Natie gepleegde en het doen van Commandos zonder dat de hoogste noodzaaklijkheid tot eigen defensie u zal hebben gepermoveerd daar toe schriftelijken last te verleenen, Want zo zeer als ik geneegen ben om ten opzigte van ieder Ingezeetenen den minnelijkste weg inslaande steeds derzelver belangen ter harte te neemen, en een ieders geluk zo ik kan, met allen iever te bevorderen, zo zeer zal ik aan den anderen kant, van de aan my toevertrouwde magt, een gepast gebruik maken, wanneer ‘t zelve tot algemeene welzijn en handhaving van goede ordre nodig is, en om in ‘t bijzonder die geene te beteugelen die ongeagt mijne tot hiertoe aangewende vermaningen, zig teegens de bovengemelde maatreegelen ‘t zij heimelijk, ‘t zij in ‘t openbaar komen aantekanten en zig aan de banden van betamelijke ondergeschiktheid trachten te onttrekken’
‘Ook hier van zal UE in Vergadering van den krijgsraad de noodige ouverture moeten geeven, ten einde de zodanige onder hen die als nog een dergelijk geest van ongehoorzaamheid koesteren, en daarvan zelfs nu en dan blijken geeven zig zulks voor ‘t laatst tot naricht kunnen doen strekken, en de overige aangemoedigd worden, om hunne meede Ingezeetenen verder in de opvolging der voorsZ: beveelen met een goed exemple voor te gaan’
‘De verdere behandelingen van zaaken, welke in Uwe Missive voorkomen, als met voorzigtigheid en overleg te werk gesteld verdienen mijne goedkeuring, En word UE gecommandeert, om alzo overeenkomstig de intentie der Regeering, voort te vaaren; zonder zig door onaangenaam- of moeijelijkheeden, die immers ieder publiecq amptenaar steeds te beurte vald, en waarvan ik helaas! in mijn gewichtige dienst meede niet bevrijd ben, van het volbrengen Uwer pligten, te doen aftrekken, als verzeekerd zijnde, dat, zo lange Uwe messures uit beginselen voortvloeijen, die, gelijk tot hier toe geschied is, mijn vertrouwen verdienen, de Regeering deezer Plaatse en ik in het bijzonder Uw teegen alle onaangenaamheeden zal maintineeren.’
‘Waar meede ik na groete ben.’
‘Uw Goede Vriend’
‘Ter ordonnantie van den Ed: Heer Commissaris’
’/ was get / G: F: Goetz Secret:s’
‘Kabo den 13 Sept: 1794.’
‘Aan de krijgsOfficieren te Graaffe Reinet A: Van Jaarsveld en A: G: Burger’
‘Goede Vrienden!’
‘Ik heb ontfangen UE: aanschrijving van den 10 Aug:s J: L: en mij niet weinig verwondert, daar in de duidelijkste blijken te moeten ontdekken, van eene nog aanhoudende geneigdheid, om teegens mjne ernstige vermaningen bij brieven van 11 & 29 April en ook teegen de dispositien van 9 Maij Jongstleeden, alle ter stipte nakoming aan Landdrost neevens Heem-en Krijgsraaden toegezonden, te werk te gaan en zulks niet teegenstaande de verzeekeringe door den Eersten teekenaar van Jaarsveld aan mij in persoon, bij zijn laatst aanweezen aan de kaap gedaan, van onder anderen zig zelve stil en vreedzaam te gedraagen en voorts de rust en eensgezindheid in de Colonie Graaffe Reinet te helpen bevorderen’
‘Ten uittersten heeft mij dus den inhoude van Ulieder Missive moeten ontstigten, alzo in dezelve niet alleen als nog teegen alle mijne beraamde ordres aan Uwe begeerte, om op nieuws de Kaffers Natie aan te tasten, heb moeten ontwaaren, maar daar bij ook ten opzigte van Landdrost en Heemraden, uitdrukkingen gebeezigd vinde, die behalven het honende, welk daar in op zig zelve geleegen is, verder niets minder dan de kenmerken, van volstrekte weerzin om een goede verstandhouding met derzelve te bevorderen wegdragen’
‘Geene verdere beantwoording nodig zynde, als alleen dat UE zig zullen moeten vervoegen in krijgsvergadering om aldaar kennis te neemen van de aanschrijving welke ik onder huidigen datum wederom weegens de zaaken der Colonie Graaffe Reinet aan den Landdrost heb doen afgaan; wordt UE de stipte nakoming daarvan bij deezen nader ten ernstigsten aanbevolen’
‘Zullende UE: betrekkelijk het geen bij P: S van Uw brief is gemeld, met opzigt tot de gefingeerde nominatie van Gerrit Koetzé, zig in ‘t vervolg wel moeten wagten, zig met zaken te bemoeijen die van Uwe Competentie niet zijn en Uw geenzints mengen in de politieke bestiering van de Colonie, maar zulks aan hen, die daartoe door hooger hand gerechtigd en desweegens verantwoording schuldig zijn overlaten.’
‘In welke verwagting ik ben.’
‘UE: Goede Vrienden’
‘Ter ordonnantie van den Ed: Heer Commissaris’
’/ was get / G: f: Goetz Secretaris’
‘Kabo den 13 September 1794’
na lecture van welke Missives de Edelen Heer Commissaris voor de gegeeven communicatie beleefdelijk bedankt geworden zijnde, zo is vervolgens verstaan de door zijn Ed: gegeevene beveelen aan den Landdrost Maijnier nogmaals met allen nadruk te inhæreeren, en is wijders beslooten omme conform de voordracht door den meerm: Landdrost bij ‘t slot zyner Missive gedaan, onder de officieren bij de Burgerije van Graaffe Reinet de volgende bevorderingen en aanstellingen te doen, als
Bij de eerste Compagnie, Tot Cornet
den Adjudant Carel David Geroets
Bij de tweede Compagnie, Tot Cornet
de Velwachtmeester Pieter Ernst Kruger
Bij de derde Compagnie, Tot eerste Luitenant
de Sous Luitenant van de eerste Compagnie Abraham de Klerk
Tot Sous Luitenant
De Cornet van de Eerste Compagnie David Schalk van der Merwe Junior
Tot Cornet
De Veldwachtmeester Cornelis Jacobus Coetzee DZ:
Tot Adjudant
De Standaartjonker Jacobus Francois Naude
zijnde voorts de verschanssingen der officieren van de eene Compagnie in den anderen volgens voorstel van den Landdrost geapprobeerd geworden.
Van wegens den Adsistent Adriaan van Schoor aan deezen Raade ingedient zijnde het volgend Request.
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neederlands India, mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & &, beneevens den E: Achtb: Heer Gezaghebber en de Wel Edele Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en E: Achtb: Heeren!’
‘Met verschuldigde eerbied geeft te kennen Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: zeer onderdanige en gehoorzame Dienaar Jan Daniel Alders geadmiteerd procureur alhier als genaare Gemagtigde van Adriaan van Schoor’
‘dat des Suppl:s p:l verzuimd hebbende gehad met wylen zynen Huisvrouw een Testament op te richten bij ‘t overlijden van haar den Boedel is geraakt aan de Weeskamer waar door dezelve publiecq ten gelde heeft moeten werden gemaakt ten einde daaruit de portie te vinden van een nog onmondig zijnde erfgenaam dat als een gevolg daar van ook hebbende moeten verkogt des Suppl:s p:l plaats genaamd Hasendaal , des Suppl:s p:l dezelve heeft ingemeind voor eene Somma van ƒ4600:- Ind: Valuatie’
‘Reedenen waar om den Suppl:t qq van UwelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: onderdanigst verzoek dat opgemelde zijnen p:l goedgunstig mogten werden geexcuseerd van de betaling van ‘S Heeren Gerechtigheid voor voorsZ Somma van ƒ4600:- Ind: Valuatie’
‘’T welk doende &:a’
’/ get / J: D: Alders q:q:’
zo is uit aanmerking dat de Suppliant zich verpligt heeft gevonden zijn eige aandeel in de verkogte plaats tot de gemeene Boedel van hem en zijne overleedene Huisvrouwe te koopen goedgevonden hem voor zo veel dat aandeel importeerd van de betaling van ‘S Heeren Gerechtigheid te libereeren, gelijk hij daarvan gelibereerd word bij deeze.
de Burger Jan Jacobse bij Request verzoek gedaan hebbende, om zijn Huis, Erf en Tuin in deeze Tafelvallei geleegen bij verlooting van den hand te moogen zetten, zo is verstaan aan dat verzoek te defereeren, zo als geschied bij deeze, onder voorwaarden nochtans dat door den geene die dezelve Tuin bij verlooting te beurt mogt vallen aan de Compagnie zal worden betaald ‘S Heeren Gerechtigheid de 25:ste Penning van het geheel bedragen, waarvoor gemelde Tuin zal worden verloot, en door den Suppl:t in haare Cassa voldaan worden de Recognitie die haar zoude competeeren wanneer die Tuin voor dezelfde Somma publiecq was verkogt geworden
De Negotieoverdrager Henricus Coens Voget ingevolge en ter voldoening van ‘t geen hem bij besluit deezer Tafel van den 9 September Jongstl: is gelast geworden, schriftelyke opgaave gedaan hebbende, hoe veel van de aangebrachte Coffijboonen, Suiker, en Ryst ten behoeve van de Compagnie zou behooren te worden aangehouden, zo is als nu ten vervolge van gemeld besluit, goedgevonden en verstaan op den 24 en 25:ste deezer loopende Maand publiecq te laaten verkoopen.
De administratie der Wijnkelder ingevolge de beveelen door de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal ten deeze Gouvernemente gegeeven ondr Ultimo Augustus Jongstleeden hebbende moeten cesseeren, zo is door den Heere Gezachhebber als Hoofdadministrateur over de door expres Gecommitteerdens in gemelde administratie bevonden restanten in vergelijking met die welke bij de Negotieboeken voorkoomen ingedient de volgende Memorie
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad Ordinair van Neerlands India, mitsgaders Commissaris over het Gouvernement Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edelen Raad van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en Wel Edele Heeren!’
‘Den ondergeteekende neemt de vrijheid UwelEdele Groot Achtb: en Wel Ed: bij deeze te berichten dat er onder Ultimo Augustus 1793 in ‘s Comp:s Wijnkelder blijkens de Negotie boeken de volgende Dranken zijn restant geweest, Namentlijk’
‘
kaapse Wijn in zoort | 994 Legg:s | en 96 Cann: |
waar bij geduurende dit Boekjaar 1793-4 is ingeslaagen | 66 d:o | roode in Zoort |
Uitmakende te zamen | 1060 legg:s | en 96 Cann: |
waar van successivelijk in den loop van evengem: Boekjaar zo per factuur is verzonden, als andersints verstrekt | 852 d:o | d:o 346 1/2 d:o |
Blijvende dus onder Ulltimo aug:s deezes Jaars volgens de Negotie Boeken restant | 207 Legg:s | & 137 1/2 Cann: |
doch van welke hoeveelheid, zig volgens eene bij Uwel Ed: Groot Achtb: ingekoomen bericht van expresse Gecommitteerdens in der reets gem: datum, niet meer aan handen bevinden dan | 126 Legg:s | en 194 Cann Wijn enz:t |
25 d:o azijn | ||
5 d:o droefwijn | ||
Te zaamen | 156 Legg:s | en 194 Cann: Wijn |
't welk in vergelijking met de restanten zo als dezelve zig bij de Negotie boeken bevinden een minderheid van 50 Leggers en 331 Cann: aantoont, bij aldien de 27 Leggers Azijn en 3 Leggers droefwijn als wijn worden aangemerkt. | ||
Onder omme gemelde datum was 't restant van de Brandewijn | 82 Legg:s | en 119 1/2 kann: |
en waar bij geduurende meerm Boekjaar 1793-4 is ingeslagen. | 67 d:o | |
dus te zamen | 149 Legg:s | en 119 1/2 kann |
Waar van in voorm: tijd zo aan 's Comp:s passeerende Scheepen, als meede aan diverse posten verstrekt | 142 d:o | d:o 114 1/2 d:o |
blyvende dus onder meerm datum restant | 7 Legg:s | en 5 Kann |
daar echter niet meer dan 4 Leggers en 194 Cann: in weezen zyn bevonden. Zo blijkt almeede in comparatie met de Restanten van de Negotie Boeken een minderheid van 2 Leggers en 199 Cannen | ||
Sub dato meermeld was het Restant der | ||
Wijntint | 3 Cann | |
Waar bij geduurende dit Boekjaar 1793-4 is ingeslagen | 388 d:o | |
Te zamen | 391 Cann: Wyntint | |
hier van in maniere als dikwijls gemeld verstrekt | 319 d:o | |
Zynde alzo 't Restant 72 Cannen Wijntint | ||
Terwijl er nochtans niet meer dan 62 Cann: zijn bevonden het geen al weederom naar luid der Negotie Boeken een different van 10 kannen, minder uitmaakt |
kaapse Wijn in zoort | 994 Legg:s | en 96 Cann: |
waar bij geduurende dit Boekjaar 1793-4 is ingeslaagen | 66 d:o | roode in Zoort |
Uitmakende te zamen | 1060 legg:s | en 96 Cann: |
waar van successivelijk in den loop van evengem: Boekjaar zo per factuur is verzonden, als andersints verstrekt | 852 d:o | d:o 346 1/2 d:o |
Blijvende dus onder Ulltimo aug:s deezes Jaars volgens de Negotie Boeken restant | 207 Legg:s | & 137 1/2 Cann: |
doch van welke hoeveelheid, zig volgens eene bij Uwel Ed: Groot Achtb: ingekoomen bericht van expresse Gecommitteerdens in der reets gem: datum, niet meer aan handen bevinden dan | 126 Legg:s | en 194 Cann Wijn enz:t |
25 d:o azijn | ||
5 d:o droefwijn | ||
Te zaamen | 156 Legg:s | en 194 Cann: Wijn |
't welk in vergelijking met de restanten zo als dezelve zig bij de Negotie boeken bevinden een minderheid van 50 Leggers en 331 Cann: aantoont, bij aldien de 27 Leggers Azijn en 3 Leggers droefwijn als wijn worden aangemerkt. | ||
Onder omme gemelde datum was 't restant van de Brandewijn | 82 Legg:s | en 119 1/2 kann: |
en waar bij geduurende meerm Boekjaar 1793-4 is ingeslagen. | 67 d:o | |
dus te zamen | 149 Legg:s | en 119 1/2 kann |
Waar van in voorm: tijd zo aan 's Comp:s passeerende Scheepen, als meede aan diverse posten verstrekt | 142 d:o | d:o 114 1/2 d:o |
blyvende dus onder meerm datum restant | 7 Legg:s | en 5 Kann |
daar echter niet meer dan 4 Leggers en 194 Cann: in weezen zyn bevonden. Zo blijkt almeede in comparatie met de Restanten van de Negotie Boeken een minderheid van 2 Leggers en 199 Cannen | ||
Sub dato meermeld was het Restant der | ||
Wijntint | 3 Cann | |
Waar bij geduurende dit Boekjaar 1793-4 is ingeslagen | 388 d:o | |
Te zamen | 391 Cann: Wyntint | |
hier van in maniere als dikwijls gemeld verstrekt | 319 d:o | |
Zynde alzo 't Restant 72 Cannen Wijntint | ||
Terwijl er nochtans niet meer dan 62 Cann: zijn bevonden het geen al weederom naar luid der Negotie Boeken een different van 10 kannen, minder uitmaakt |
‘Den Ondergeteekende heeft de Eer met de meeste Eerbied zich te noemen’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en Wel Edele Heeren’
‘Uw Wel Ed: Groot Achtb: & WelEd: zeer Gehoorzame Dienaar’
’/ get / J: I: Rhenius’
‘In ‘t Casteel de Goede Hoop. den 15 October 1794.’
na lecture van welke Memorie, en op ‘t deswegens door den Heere M:r Jacobus Johannes Lesueur gedaan versoek, beslooten is aan zijn Ed op de in het afgelopen Boekjaar geadministreerde Dranken te valideeren de bij ‘t Reglement toegestaane afschrijving van 10 PrCt:o en dus volgens gewoonte bij de Negotie Boeken op Winst en Verlies te laaten afschrijven 106 Leggers en 10 kannen Wijn, 14 Leggers en 351 kannen Brandewijn en 39 kannen Wijntint, dan vermits volgens gedachte Memorie bij de vergelijking der Restanten in de Wijnkelder bevonden, met die welke de Negotie boeken vertonen eene minderheid blijkt van 50 Leggers en 331 kann: Wyn, en dat onder de restant gebleeven Wijnen zich hebben bevonden 25 Leggers Azijn die bereids naar Batavia zijn verzonden, en aangereekend, mitsgaders nog eene minderheid van 2 Leggers en 199 kannen Brandewijn en 10 kannen Wyntint
zo is verstaan omme ingevolge de ordres door de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal by gevenereerde Missive van den 3 January anno Passato gegeeven, aan den geweezen keldermeester den Heere LeSueur, uit S’ Comp:s Cassa te laaten betaalen de hem nog competeerende 25 Leggers en 67 kannen Wijn à Rd:s 27:- de Legger, 12 Leggers en 152 kannen Brandewijn à Rd:s 40:- de Legger en de 29 kannen Wyntint teegens inkoops prijs, terwijl de 25 Leggers azyn aan zyn Ed: zullen worden uitbetaald teegens de waarde waarvoor Batavia zijn aangereekend
Den adsistent Jan van Lindebaum bij Requeste verzoek gedaan hebbende om uit hoofde van zijne debile lichhaams gesteldheid uit deeze zijnen dienst te worden ontslagen, zo is verstaan aan dat verzoek te defereeren, wordende dienvolgens gemelde Jan van Lindebaum bij deezen onderafgeschreeven Gagie gesteld; waar en teegen door den Edelen Heer Commissaris wederom in zijne voorige qualiteit in dienst der E: Compagnie is aangenoomen, den in den Jaare 1787 onder afgeschreeven Gagie gestelde Boekhouder Petrus Albertus van der Riet die vervolgens gerepatrieerd met het Schip Alblasserdam alhier in zijne vorige qualiteit is aangeland, ende zulks onder een Verband van drie Jaaren met de gewoone Gagie ƒ30: Per Maand.
De onderafgeschreeven gagie gestelde kok bij ‘t Nationaal Bataillon Johan Philip Anhuijzen bij Request verzoek gedaan hebbende, omme een onderdanig suppliecq ter obtenue van ‘t Burgerrecht deezer plaatse, onder ‘S Comp:s Papieren aan de ilustre vergadering van Zeeventhienen te mogen overzenden, zo is verstaan aan dat verzoek te defereeren en zal uit hoofde van het stil en ijverig gedrag het welk hij Anhuijzen in deeze Colonie is houdende de Hooggebiedende Heeren Majores worden verzocht op des Suppliants beede een gunstig regard te willen slaan
Scholarchen deeze Steede die ingevolge de aan hen gegeeven last hebben geexamineert de Burger Cornelis Johannes Hugo, schriftelijk bericht hebbende dat zij hem tot ‘t leeren van de Jeugd bekwaam gevonden hebben, Zo is verstaan dezelve Cornelis Johannes Hugo aantestellen tot publiecque Schoolhouder deezer plaatse, zo als hij daar toe aangesteld word bij deeze.
Laatstelijk wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat den Heere van Reede van Oudtshoorn, als president van ‘t Colegie van Commissarissen uit den Raade van Justitie, namens dat Colegie zijn Ed: hadt verzocht, dat doch eens mogt worden geapreciëerd door wie zouden worden betaald de Onkosten van vacatie, Wagenhuur &:a door Gecommitteerde Leeden uit gezegd Colegie aangewend en hen competeerende, uit hoofde van het volbrengen eener Commissie op expres bevel deezer Regeering in den Jaare 1793 gedaan ter beslissing van het dispuut tusschen den oud Heemraad Hendrik Cloete Senior, en de Hout karreweijers gereezen, over het branden van Houtskoolen in de zogenaamde Maccassaarse Duinen dewijl Commissarissen voormeld nietteegenstaande het bevel deezer Regeering vervat bij besluit van den 11 Junij Anno passato zich buiten staat bevonden te bepaalen door wie dezelve onkosten behoorden te worden gedragen, Weshalven ingezien zynde het zo evengemeld besluit en daar bij geinserreerd bericht van Commissarissen uit den Rade van Justitie, waar uit volkomen consteerd, dat het dispuut tusschen den oud Heemraad Cloete en den Houtkarreweijer ontstaan en ter onderzoek aan Commissarissen uit den Raade van Justitie opgedragen, niet aan Partijen, maar veel eer aan den form der ordonnantien voorheen aan de Houtkarreweijers tot ‘t branden van Houtskoolen verleend geworden, is te wyten en dat different niet door een der partijen in ongelijk te stellen maar door de interpretatie deezer Regeering bij gemeld besluit van den 11 Junij anno passato en daar op gevolgde publicatie, uit den weg is geruimd, als nu ook is beslooten dat de onkosten van vacatie wagenhuur &:a Commissarissen uit den Raade van Justitie uit hoofde van gezegd onderzoek competeerende door de E: Compagnie zal worden gedragen en aan hen uit haare Cassa betaald worden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop Ten daage en Jaare voorsZ:
[Signed:] A: J: Sluijsken
[Signed:] J: I: Rhenius
[Signed:] J: J: Le Sueur
[Signed:] O: G: De Wet
[Signed:] W: F: V: Reede van Oudtshoorn
[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s
C. 226, pp. 283-294.¶
Vrijdag den {17941017} 17 October 1794.
‘S namiddags by omvraage,
Heeden bij den Edelen Heer Commissaris ingekomen zynde het bericht en de consideratien van den Equipagiemeester deezes Gouvernements Jan Arnoud Voltelen en de Capiteins ter Zee Christiaan van Veerden, en Willem Udemans Junior, bij de besluit van eergisteren gevorderd op de als toen ingediende Requeste van den Capitein Carel Schultz voerende het deensch asiatisch Comp:s Schip de Princesse Louisa Augusta houdende verzoek omme te moogen erlangen vergoeding der Schadens aan zijnen onderhebbende Bodem toegebracht door ‘t Compagnies Schip Westcapelle zo wierd ‘t zelve bericht beneevens de daarbij vermelde Verklaring bevonden van volgende inhoud
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad Ordinair van Neederlands India mitsgaders Commissaris deezes Gouvernements en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele Achtb: Heer Gezachhebber en de Wel Edele Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en E: Achtb: Heeren!’
‘Een Extract Resolutie de dato 15 october 1794 beneevens een authentique Requeste van den Capitein Schultz commandeerende ‘t Deensch Asiatisch Compagnies Schip de Princesse Louisa Augusta ons ondergeteekenden synde in handen gesteld, met order ons te begeeven aan boord van ‘t alhier ter Rheede geankerd leggend O: I: Comp:s Schip Westcapelle en aldaar bij den Capitein P:r Malet ged: Schip commandeerende zich naauwkeurig te infomeeren, over de wijze waarop die Bodem de opgegeeven schaaden aan het Deensch Schip de Princesse Louisa Augusta heeft veroorzaakt omme daaromtrent over gemeld Request van den Capitein Schultz deezen Regeeringe te dienen van derzelver consideratien en bericht in geschrifte’
‘Ten einde waar van den Teekenaar zo uit de Verklaring hier by annex en waaruit het blykt dat alle Zeemanschap is gebruikt, als ook uit hier nog by gespecificeerde Verbaal; van gevoelens zyn dat de schaade die niet uit onoplettendheid nog uit onkunde maar alleen door wisselvallige zee omstandigheeden en nog door de wijze van verthuijing van gedagte Deensche Schip, dat te na by de ankers van ‘t op zyn vertrek leggend Schip Westcapelle is geschied onder welduyding vermeent de schaade alleen door ‘t Deensch Schip moet worden gedraagen te meer daar zo den Deensche officier Zeemanschap had gebruikt en zienende dat ‘t er gevaar by was en schaade ter voorzien was, verpligt was geweest zyn thuy te laten slippen en zig voor zyn daags had kunnen laaten optornen gevallen die honderde maalen der Zeeman overkomen en in die omstandigheid volgens Zeemansstyl, practicabel zyn en dit gedaan hebbende zoude het schip Westcapelle zynen reise onverhindert kunnen voortgezet hebben.’
‘Den eerste tekenaar kan niet afzijn Uwel Ed: Groot Achtb: en E: Achtb: nog zyne gevoeligheid ter kennis te brengen over ‘t periode die den Capitein van ged: Deensche Schip de Princesse Louisa Augusta in zyn request te kennen geeft als of de Eerste Teekenaar die by de gewoone visitatie op zyn Bodem in persoon geweest was, hem niet bevolen had, tot meerderheid zeekerheid van ‘S E: Comp:s scheepen van Legplaats te veranderen en dus stilzwijgend in zyn legplaats heeft geconsenteerd, ten welker beantwoording hy de Eer heeft UwelEd: Groot Achtb: en E: Achtb: te berigten dat hem den Cap: Schultz niet gevraagd heeft of hy daar konde verthuijen dat het hem onbewust was, hoe lange die Bodem hier zouden blijven leggen, terwijl volgens opgaaf niets benodigd had als wat waater, en het dikwijls gebeurd, zoo als nog twee Engelsche Scheepen hier leggen, die enkeld in deeze tijd met een werp vertuijen dan dat egter daar dat Schip ter dier tyd lag hij naar onse wyze van verthuyen vry van de Ankers van onze Scheepen konde leggen dat hem door den Capitein niet gevraagd is, hoe onse manier van Verthuijen was, en dat ik mij ook niet verpligt vind van onse wijze van verthuijen aan Vreemdelingen kundschap te geeven, ten zy daaromtrend op eene heuze wijze mogte worden gevraagd, en by gevolg verwonderd ben hoe ged:e Capitein Schultz my als een meede oorzaak durft aantasten en ten mijnen lasten in zyn request een ongepaste argument voordraagen het blyft ondertusschen een zeeker en bij alle Zeeluiden bekend waarheid dat het aankomend Schip zorgen moet de ankers van het verthuijd leggend Schip in geen eenige maniere zo naa te koomen dat hij het zelve in eenige maneuvre hoe genaamd zoude kunnen stremmen dit heeft plaats tusschen Scheepen onder eene Vlag, hoe veel meer moet een Vreemdeling dan niet zorgen dat hij die bekende wet niet overtreed’
‘Hiermeede verhoopen de Ondergeteekendens aan de geEerde intentie te hebben voldaan en laten dit dienen tot bericht’
‘Cabo de Goede Hoop den 16 october 1794’
’/ geteekend / J: A: Voltelen C: V: Veerden W: Udemans J:r’
‘Wij ondergeteekende opper en onder officieren bescheiden op ‘S Edele Oost Indische Comp:s Schip Westcapelle ter kaamer Zeeland verklaaren ter requisitie van den Wel Edelen Manh: Heer Pieter Malet capitein op gem: Bodem’
‘Dat daar wij ondergeteekende zyn geinformeerd geworden, dat de Capitein van ‘t Deensche Schip het welk my den 12 October l: l:, volgens ingeleeverde verklaring, zijn aan Boord gekomen bij requeste van de hooge Regeering verzogt heeft reparatie van schaden zynen Bodem door de onzen toegebragt onder ‘t voorgeeven als of wij hier van oorzaak, door nalatigheid of onkunde zoude geweest zyn. Zo is ‘t dat wy by deeze verklaaren, zo tot requisitie van de Wel Ed: Manh: Heer P:r Malet Capitein voorm: als tot verantwoording van ons zelven. Dat het voorgeeven van den opperstuurman van gem: Deensche Schip; / welke ons zoude toegeroepen hebben /ons anker te laten vallen door niemand onzer gehoord en ten eenemaale onwaarheid is Dat daar en boven, wanneer men hier toe had willen overgaan dit ten gevolge zoude gehad hebben dat voorn: Deensche Schip zo wel als onzen Bodem importanten schaden bekomen had.’
‘Dat wij in steede van gemelde officieren van ‘t deensche Schip, ons met meer regt kunnen beklagen, over de onvoorzigtigheid van zig zo nabij een Schipagterenvoorvertuijd te hebben ‘t welk alle ogenblikken stond te vertrekken daar de Waaker van onze Boeij hun tot een gids had moeten dienen Dat wyders geene Zeemanschap en voorzorgen zijn gespaard geworden om alle onheilen voortekoomen dan dat in weerwil van alle goede maatregulen door voorsZ Cap:n Pieter Malet in ‘t werk gesteld ‘t Schip niet willen luisteren en subiet oploevende breeder volgens ingeleeverde verklaaring / men niet heeft kunnen voorkomen die schaden zo aan onzen Bodem als aan ‘t Deensche Schip toegebragt’
‘Verders berustende bij ingeleeverde verklaaring ged: 12 october 1794 verklaren wij dit alles de reëele Waarheid te zyn en zyn gerequereerd wordende ten allen tijde bereid ‘t zelve met reeden te staaven’
‘Actum ut Supra den 16 october 1794 Ter Rheede Cabo de Goede Hoop.’
’/ get / Cap:Lieut: C: v: d: Vooren Luit M: Cooman Luit: D: v: Someren Sous luit G: C: de Bije Bootsman X Schieman / F: Leewan.’
en nadien uit gedachte Stukken volkoomen is komen te consteeren dat de Schaden door ‘t Schip Westcapelle aan het deensch Schip de Princesse Louisa Augusta toegebracht geenzints aan onoplettendheid nog onkunde van de Overheeden van Westcapelle kan worden geweeten, als zynde door deese alles betracht wat met mogelijkheid ter voorkoming van avarijen heeft kunnen worden gedaan, maar veel eer aan wisselvallige Zeeomstandigheeden, en wel voornamentlijk aan de manier waarop den Capitein Schultz zijn Schip heeft vertuid gehad, en zo meede dat den Equipagiemeester Voltelen zijn manier van vertuijen geenzints heeft goedgekeurd mitsgaders dat zo wanneer den officier van ‘t Deensch Schip zeemanschap hadt gebruikt, en by het ontdekken van gevaar zijn, tuitouw hadt laaten slippen om voor zijn daags optetornen, niet alleen zyn Bodem geenen schaade zou hebben bekoomen maar ook het Schip Westcapelle zijne reise onverhindert zou hebben kunnen voortzetten zo is by omvraage ter ordre van den Edelen Heer Commissaris bij den Heere Gezachhebber en de Heeren Leeden des Raads gedaan, goedgevonden en dienvolgens beslooten, te verklaaren zo als verklaard word bij deeze dat den Raade in het verzoek door den Capitein Carel Schultz bij zyne voormelde requeste gedaan omme te obtineeren vergoeding der Schaade door ‘s Compagnies Schip Westcapelle aan het deensch asiatisch Compagnies Schip de Princesse Louisa Augusta toegebracht niet kan worden getreeden en zal bij Extract deezer daar van kennisse worden gegeeven aan gedachte Capitein Carel Schultz ten einde te strekken tot zyn naricht en informatie
Door Alexander Fraser, geweezen derde Stuurman aan Boord van het deensch Schip de Princesse Fredrica , by Requeste te kennen gegeeven zijnde, dat bijzonder omstandigheeden hem noodzaakt zo spoedig mogelijk naar Europa te vertrekken, zonder per zijnen evengemelde Bodem die alhier capitaale reparatien moet ondergaan, daar toe binnen kort geleegendheid te kunnen vinden, met verzoek dat hem op een van ‘s Compagnies op vertrek staande Retourbodems passagie mogt worden verleend, zo is goedgevonden den Suppliant te permitteeren, gelijk hem gepermitteerd word bij deeze, omme als Passagier per ‘t Schip de Phœnicier naar Nederland te moogen vertrekken mits alhier in ‘S Comp:s Cassa het gewoon Transport en kostgeld betaalende.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop Ten daage en Jaare voorsZ:
[Signed:] A: J: Sluijsken
[Signed:] J: I: Rhenius
[Signed:] J: J: Le Sueur
[Signed:] O: G: de Wet.
[Signed:] W: F: V: Reede van Oudtshoorn
[Signed:] E: Bergh
[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s
C. 226, pp. 295-329.¶
Donderdag den {17941023} 23 October 1794.
‘S Voormiddags, present de Edele Heer Commissaris, beneevens den Heere Gezachhebber en de Heeren Leeden Lesueur en van Reede van Oudtshoorn.
Aanvanklijk wierd door den Edelen Heer Commissaris ter tafel geproduceerd een Request van wegens den onderafgeschreeven Gagie gestelden Dragonder Coenraad Marneweck de Jonge die ingevolge het genoteerde bij de Resolutien van den 29 September Jongstleeden als een schadelijk en pernicieus sujet naar Nederland zal worden verzonden aan zyn Ed: gericht, luidende als volgt.
Aan den Wel Edelen Groot Achtb: Heere Abraham Josias Sluijsken Raad ordinairis van Neerlands Indien en Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & &
‘Wel Edele Groot Achtb: Heere!’
‘Met de meeste eerbied en diep ontzag geeft op eene zeer needrige wijze te kennen Uwel Ed: Groot Achtb: zeer onderdanigen en gehoorzame Dienaar den in ‘s Heeren Gevangenhuis gegijzelden en onderafgesZ: gagie gestelde Dragonder in ‘S Comp:s dienst Coenraad Marneweck de Jonge’
‘Dat den suppl:t reeds t’ zeedert den 16 Junij deezes Jaars en dus nu ruim Vier Maanden in gijzeling geplaats zynde, eindelijk zo vry geweest is om zig den 23 September l:l: per requeste te addresseeren aan Uwel Edele Groot Achtb: houdende onder anderen in substantie’
‘“En of schoon den Suppl:t vertrouwd gezeeten te zijn in een land van Recht en goede Justitie, ten welken einde ook alhier Procureurs zijn geadmitteerd, hoe zeer ook den Suppl:t verzogt heeft in deeze zaak voor hem te willen ageeren opgemelde Procureur hebben kunnen goedvinden zig daar van te excuseeren, dat Uwel Edele Groot Achtb: van die goedheid zijn mooge, een der voorn: Procureurs te ordonneeren, om alle zodanige stukken en munimenten, welke den Suppliant benodigt zal zijn te lichten, verklaaringen in te winnen dezelve te laaten recolleeren, en beëedigen, voorts te doen en handelen als in een Land van recht en goede Justitie oirbaar zij.”’
‘Dat ‘t Uwel Edele Groot Achtb: goedgunstig heeft gelieven te behaagen, om ingevolge derzelver al om beroemde equiteit bij apostille op den voorn:e requeste van evengemelde daage de Procureur Willem kolver te gelasten om den Suppl:t in deszelfs zake procurando te dienen voor welke vaderlijke, welmeenende en rechtvaardige gunst, den Suppl:t de Eere heeft Uwel Edele Groot Achtb: zijnen verschuldigden dank hiermeede te betuigen.’
‘Dat door voorn: Procureur kolver in opvolging dier zeer gerespecteerde last dan ook dadelijk in officio is werkzaam geweest, alhier wel door hem voor den Suppl:t op den eersten ordinairs rechts dag dewelke volgde na den ontvangst Uwer Wel Edele Groot Achtb: zeer geëerd appoinctement de dato 23 7:bres J: L: den voorn: Procureur kolver eerstdaags daaraan of op den 24 dito daar aan volgende teegen den middag ter hand gesteld geene provisie van Justitie heeft kunnen bewerkstelligd worden, terwijl juist dien rechtsdag des anderen daags of op den 25 dito gehouden wierd en dus de tijd te kort was.’
‘Dat op den 29 van meerm: Maand de voorn: Procureur kolver dadelijk heeft doen insunueeren den oud Procureur en Burger Jacobus van Leeuwen ingevolge acte van denuntiatie van de Notaris Pieter Hendrik Faure en Getuigen, ten deezen met de meeste eerbied annex en na denzelven den 3 deezer van voorn: Notaris Faure te rug ontfangen hebbende teegen den eersten daarop volgende rechtsdag gehouden op den 9:e daar aan volgende denzelven van Leeuwen onmiddelijk heeft doen dagvaarden ten einde te hooren eisschen en concludeeren tot ‘t geeven van getuigenis der waarheid en dientweegen te antwoorden op zodanige interrogatorien als aan hem copielijk zyn inhandigt mitsg:s om dezelve interrogatorien meede ordinaris modo voor Heeren Gecommitteerdens te recolleeren en te beEedigen en ten welken einde den Brandmeester Fredrik Arnold Heijneman en den Burger Bartholomeus Eibergen al meede zijn geconvoceerd zonder dat dezelve Interrogatorien tot dato deezes zijn beantwoord en beëedigt’
‘Dat op gisteren zig bij den Suppliant in geijzeling heeft vervoegd den Substituut Boode van den Wel Edele Achtb: Politicquen Raade deezes Gouvernements Jacob Seigneur voorzien met ‘t Schild deezer luisterijke Vergadering met aankondiging aan den Suppliant uit naam of van Uwel Edele Groot Achtb: om zig in gereedheid te brengen ten einde zich met een der in gereedheid zijnde ‘s Comp: Retour Scheepen naar Europa te vertrekken’
‘Dat daar den Suppl:t voor als nog is ontbloot van alle de ter materie dienende munimenten en niet alleen teegen ‘t op den 16 Junij deezes Jaars in den Ed: Achtb: Raade van Justitie deezes Gouvernements ten zynen lasten genoomen besluit geprotesteerd maar zig daar teegen als appellant gesteld heeft, naar den E: Achtb: Raade van Justitie des Casteels Batavia wenschte hy gaarne door Uwel Edele Groot Achtb: van zijne reize naar Nederland te werden geexcuseerd en in steede van dien met zyne stukken te werden opgezonden na den E: Achtb: Rade van Justitie des Casteels Batavia ten einde zyn zaak in cas d’ appel aldaar te kunnen vervolgen te meer dewijl ‘t lichtelijk zoude gebeuren dat wanneer hy zich voor onze Hoog Gebiedende Majores ter verantwoording stelde, hij van daar als dan wederom zoude kunnen verzonden worden na India’s Hoofdplaatse, ten einde zig aldaar ter purges, voor de Hoogste Rechtbank van Neerlands Maatschappij te kunnen stellen zo als geschied is met den onlangs alhier geretourneerden Burger Anthonij Krynauw door welke enorme kosten de totale ruine zo wel van den Suppliant als van zyne Vrouw en Kinderen zoude gebooren worden en ‘t welk den Suppliant ingevolge UwelEdele Groot Achtb: alom bekende menschlievendheid vertrouwd dat Hoogstdezelve veel eer teegen gaan als te weeg brengen zal’
‘’t is daar om dat hy met de meeste Eerbied zich keert tot Uwel Edele Groot Achtb: humbel insteerende om den Suppl:t van UwelEd Groot Actb: voorsZ last en ordre te libereeren hem tijd te vergunnen ten einde zijne verdere bewyzen in te winnen en vervolgens met een der uit Europa verwacht wordende Scheepen na Indias Hoofdplaats te werden verzonden ofte &:a’
‘’T welk doende.’
’/ get / Johan Coenraad Marneweck de Jonge’
‘Kaap de Goede Hoop den 22 October 1794. Pro stijlo & exhibitione’
’/ get / W: Kolver.’
over welke requeste gedelibereerd zijnde zo is goedgevonden te verklaaren gelijk verklaard worde bij deeze dat op ‘t daar bij voorkomend verzoek om naar Indias Hoofdplaatze te worden verzonde geene reflexie kan of mag worden geslagen ende zulks uit aanzien dat hy als een Compagnies Dienaar zynde, uit hoofde van zyn voorbeeldeloos en obstinaat gedrag in het niet gehoorzaamen aan een decreet aan den Raade van Justitie tot beetering van eene injurie dat Colegie in den persoonen van dies Præsident aangedaan, iets dat hij zoude verpligt zyn te doen hadt hy slechts iemand zyner Meede dienaaren in zelvervoegen gelædeerd, niet naar Batavia maar naar Nederland gezonden worden moet, als behoorende onder de Burgers in welkers obtie de Wel EdeleHoog Achtb: Heeren Majores bij secreete Missive van den 5 December 1783 zulks hebben gelieven te stellen terwijl hy overvloedig tijd heeft gehad om zyne reedenen van onschuld zo hij dezelve anders hebben mogte voortedragen, en hy bij den Raade van Justitie voor een schadelijk en pernicieus sujet word gehouden
De Capitein Carel Schultz voerende ‘t deensch asiatisch Compagnies Schip de Princesse Louisa Augusta aan wie by besluit van den 17 deezer deszelfs gedaan verzoek om te moogen erlangen vergoeding der Schadens aan zyne onderhebbende Bodem toegebracht door ‘t Schip Westcapelle is geweezen van de hand heeden daar over ingedient hebbende een formeel protest gewoone forma zo is verstaan ‘t zelve protest te seponeeren na daar van Copia authenticq zal weezen gesuppediteerd aan de ilustre Vergadering van Zeeventhienen en daar van deeze aanteekening te houden
Door den Edelen Heer Commissaris vervolgens ter tafel geproduceerd zynde een ampel Vertoog gemunieerd met eenige Bijlaagen door den adinterim Fiscaal Willem Stephanus van Ryneveld aan deezen Raade gericht houdende verslag zyner verrichtingen weegens de Leeningsplaatzen onder ‘t Kaaps district zo is verstaan ‘t zelve Vertoog te stellen in handen van den Heere de Wet omme in zijn Ed: qualiteit als Boekhouder van ‘s Lands generaale Inkomsten den Raade daar over te dienen van zyn Ed: consideratien en bericht.
Hier na is geleezen het onderstaande Request door de Kerkenraad het Land van Waveren aan deeze Regeering geaddresseerd, luidende
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neederlands India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernements van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele Achtb: Heer Gezachhebber en den Wel Edele Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtbaare Heeren!’
‘Geeven met alle verschuldigde eerbied en onderdanigheid te kennen Uwer Edele Groot Achtb: en E: Achtb: zeer onderdanige en getrouwe Dienaaren kerkenraaden van de Gemeente in ‘t Land van Waveren .’
‘Dat zy Supplianten voor een van haare eerste pligten agtende langs alle mogelijke middelen te tragten om haar kerk te ontlasten van de groote schuld die dezelve by de Diaconie deezer Hoofdplaatse heeft en dat aan deeze te bezorgen de renten van een gedeelte der Som welke zy reeds lange Jaaren aan de kerk van Waveren zonder Interessen heeft moeten laaten dat by ‘t nagaan dier middelen onder anderen aan kerkenraden is voorgenoomen dat in den Jaare 1778 ten behoeve van de kerk is gekogt en uit haare Cassa betaald twee Stukjes Huis Erf en Tuinland geleegen omtrend de kerk te zamen groot drie Morgen en 517 quadraat Roeden toebehoord hebbende aan den toenmalige Voorleezer Hendrik Arnoldus Brugman en aan hem met ƒ600:- betaald, Dat dit Land gevoegd geweest zijnde aan de ruime Landerijen door de Compagnie ten behoeve van Predicant en Voorleezer afgestaan ook in den Jaare 1778 tusschen Predicant en Voorleezer is verdeeld geworden zonder dat de Supplianten kunnen ontdekken of zulks met voorkennisse en approbatie der Regeering is geschied. Dat de Suppl:ten by naauwkeurige overweeging van alles wat eenige invloed op de belangens hunner Gemeente zo wel als op die van Predicant en Voorleezer nu en in der tijd zou kunnen hebbend gebleeken zyn dat gemelde twee stukjes Huis Erf en Tuinland die door de kerk vry en onbezwaart worden bezeeten van ‘t Land der Pastorij zouden kunnen worden afgescheiden zonder Præjuditie toetebrengen aan Predicant of Voorleezer alzo deeze voor dies aankoop reeds meerder Land in vrucht gebruik hebben gehad, en dus ook zullen kunnen behouden als zij met eenige mogelijkheid in staat zijn te kunnen bewerken zij Suppl:ten dus ook ter hunner Vergadering van den 7 der jongstverlopen Maand September het besluit hebben genomen UwelEd: Groot Actb: en E: Achtb: in allen eerbied te verzoeken gelyk zij doen bij deeze kerkenraden Hooggunstig te willen permitteeren de gezegde Twee Stukje Lands en kleine gedeeltens tot Huis Erven te moogen verkoopen ten einde ‘t provenue daar van in mindering der Schuld aan de Diaconie deezer Hoofdplaatze afteleggen waar door de Supplianten vermeenen een dubbeld nut te weege te kunnen worden gebragt nadien de kerk van Waveren eenige duizende Guldens aan die van de Kaap opbrengende eerstgemelde van een deel haarer schuld word ontheeven en laatstgemelde in de geleegendheid gesteld haare Jaarlijkse Interessen te vermeerderen terwijl bovensdien de aanbouw van eenige Huisen in de nabijheid van de kerk zeer zeeker de zo hoogstnoodzaakelijke faciliteit van Herberging en stalling zal kunnen verschaffen aan zodanige veraf wonende Leedemaaten als langs moeijelijke weegen uuren na den anderen moeten ryden om de openbare Godsdienst bij te wonen en zoude kerkenraden als dan teffens van UwelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: ootmoedig verzoeken hen te willen authoriseeren by de verkoping der Erven te mogen conditioneeren dat nimmer een eenige derzelve zou mogen worden gebruikt tot ‘t houden van kroegen of het debiteeren van Wynen en sterke dranken bij de kleine maat ten einden daar door voor te komen alle desordres en de onaangenaamheeden welke de Leeraars in der tijd zoude kunnen hebben wanneer die Huizen tot plaatsen van ligtvaardigheid en ongereegeltheid wierde gebezigt strijdig met het oogmerk dat kerkenraaden hebben om door dies aanbouw de Leedemaaten hunner Gemeente de weg te baanen om de openbaare Godsdienst vlytig bij tewoonen’
‘En daar kerkenraaden met bijzondere genoegen hebben mogen ondervinden dat hunne Leedemaaten meer en meer in getal toeneemen en met zo veel veel ijver en vlijt de Godsdienst oeffening bij woonen dat ‘t te meermalen onmogelijk is geweest hen allen in ‘t klein kerkgebouw behoorlijk te zamen plaatzen, zoo hebben kerkenraaden vermeend hare gedagte te moeten laaten gaan, over de middelen langs welke hierinne op de minstkostbaarste wyze zou kunnen worden voorzien en bevonden dat zo wanneer in ‘t kerkgebouw twee eenvoudige Gaanderijen wierden gemaakt het zelve als dan voor de Gemeente toereikende zoude zyn dan daar de droevige gesteldheid der armen Cassa niet zoude permitteeren daar van voor als nog gebruik te maaken om de gem: Gaanderyen te vervaardigen zo hebben kerkenraaden alvorens Uwel Edele Groot Achtb: en E Achtb: daartoe verzoek te doen onderzogt op welke wyze dezelve Gaanderyen zonder eenige beswaar voor de armen Cassa zoude kunnen worden gemaakt en nadien eenige der Leedemaaten zig hebben aangeboden om by wijze van vrijwillige giften een twee a drie Rijxdaalders tot den inkoop van het daartoe benodigt Hout te willen contribueeren en andere om dat Hout te laten bewerken, en welmeenende Ingezeetenen deezer Hoofdplaatze reeds aanbiedinge hebben gedaan om tot deeze noodzaakelijke verbeetering van ‘t kerkgebouw te Waveren iets te willen doen en kerkenraaden zig daar door en voor hen zo aangenaame geleegendheid vinden hun goed oogmerken in deeze zonder eenig beswaar ja tot merkelijk nadeel van hunne Arme Cassa te kunnen beryken zo verzoeken zij Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: al verder hen wel te willen authoriseeren om de beide geprojecteerde eenvoudige Gaanderijen in hunne kerk te mogen maaken en teffens hen ‘t daar toe benoodigt Houtwerk uit ‘s Compagnies Magazynen teegens gewoone betaaling te willen laaten verstrekken in zelver voegen als ‘t UwelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: Hooggunstig heeft behaagd hen het hout tot ‘t maken van een hek in de ringmuur om hunne kerk te laaten afgeeven en voor welke gunst kerkenraaden zo voor zig zelfs als namens hunner gemeente Uwel Edele Groot Achtbaare en E: Achtbaarens hunne opregte eerbiedige dank betuigen’
‘’T welk doende &:a’
‘Uit aller Naam.’
’/ get / H: C: vos Sijn h: t: Præs et secr:’
over welke requeste gedelibereerd zynde zo is goedgevonden en verstaan aan de daarbij voorkomende verzoeken te defereeren zo als daarvan gedefereerd word bij deeze werdende dienvolgens aan kerkenraade voormeld gepermitteerd de voor Reekening van hunne Diaconie in den jaare 1788 ingekogte twee stukken Erfs, weederom op de meest voordeeligste wyze bij kleine gedeeltens te verkoopen omme dies provenue volgens hun eigen aanbod afteleggen aan de diaconie deezer Hoofdplaatse, ten einde te strekken in mindering van ‘t Capitaal dat deeze van die van Waveren heeft te vorderen mitsgaders om hunne kerk door het maaken van Twee Gaanderijen volgens hun voordracht en dus zonder beswaar hunne arme Cassa te vergrooten waartoe volgens gebruik het benodigd Hout voor zo veel aan handen zal weezen en buiten eigen ongerief gemist zal kunnen worden uit ‘S Comp:s Magazijn teegens contante betaaling zal worden verstrekt, zullende echter kerkenraaden voormeld moeten zorgen dat by ‘t doen van sessie van gedachte Erven boven de door hen zelfs tot weering van ongereegeldheeden voorgeschreeven conditie, ook nog worde gestipuleerd, dat de eerste en namaalige Bezitters dier Erven of ieder derzelver geen ander of meerder Vhee dan twee Rypaarden zullen moogen houden
Door de Burgers Symon van Blerck, Jan Smith JurriaanZ, en Jan Luiten ingedient zijnde het volgend Request
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer M:r Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neederlands India mitsg:s Commissaris Generaal van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & en den Wel Edele Achtb: Heer Johannes Izaac Rhenius E: E: Heer Gezachhebber ten voorzeide Gouvernemente beneevens den Wel Edele Achtbaare Raade van Politie
‘Wel Edele Groot Achtbaare Heer Wel Edele Achtbaare Heer en E: Heeren!’
‘Geeven met diepen Eerbied te kennen UwelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: zeer nedrige Dienaaren de ondergeteekende Burgers Simon van Blerck, Jan Smith JurriaanZ en Jan Luiten alle bewoonders en bezitters van zeekere Thuijnen geleegen in deezer Tafel Valley ‘
‘Dat het den Wel Edelen Groot Achtbaare Heer en M:r Abraham Josias Sluijsken goedgunstig behaagd heeft, omme op den 17:de en 22:ste der Jongstafgeloopene Maand January te benoemen Commissarissen uit den Edelen Achtbaaren Raade van Justitie en hun E: E: te qualificeeren ten overstaan van den ad interim Fiscaal deezes Gouvernements van de Burgers Simon van Blerck, Jan Smith Jurriaanz Zoon en Jan Luyten aftevorderen en vervolgens doen produceeren zodanige bewyzen als zylieden mogten hebben omme aantetoonen dat de Fontein geleegen op zeekere stuks Land, door den Burger Luitenant de Manhafte Coenraad Nelson verzogt, alleen aan haar ofte haare Tuinen toekwam &:a blykens Extract uit het Vertoog door het Collegie van Commissarissen uit den Raade van Justitie de dato 22 April 1794 en welk Extract de Supplianten de Eer hebben hier aan te annexeeren onder L:a A.’
‘Dat zij Supplianten dan ook niet verzuimd hebben omme aan de g’eerbiedigde ordre van den Wel Edele Groot Achtbaare Heer Hoofd Gebieder te obedieeren en aan Heeren Commissarissen die bewijzen ter hand te stellen welke zy tot staaving van hunne sustenue vermeenden genoegzaam te zyn.’
‘Dan dat zylieden Supplianten /: uit hoofde van het gewigt der zaake waaraan hunne gantsche welvaard lag geleegen :/ niet durvende stil zitten zig in de Jongst afgeloopene Maand Maart andermaal by den Wel Edele Groot Achtbaaren Heer Hoofdgebieder hebben vervoegd ten einde zyn Wel Edele Groot Achtbaare te verzoeken Request aan Uwel Edele Groot Achtbaarens te mogen presenteeren en daar in hunne bezwaaren in Uwel Edele Groot Achtbaarens vaderlijken schoot te werpen welk verzoek door den Wel Edele Groot Achtbaare Heer Hoofdgebieder gunstig is geaccordeerd en dit Request door ons ondergeteekendens dan ook op den 22 April Jongstleeden aan Uwel Edele Groot Achtbaare is gepræsenteerd geworden in Copia hier annex onder Litt:a B: aan welkers inhoud men meerder vrjheid neemt zig eerbiedig te refereeren’
‘Dat eenige daagen daar na aan den Supplianten is ter hand gesteld de hiervooren gemelde Extract uit het Vertoog door het Collegie van Commissarissen uit den Raade van Justitie beneevens eene Extract Resolutie genoomen in Raade van Politie op Dingsdag den 22 April 1794 waaruit dezelve tot hun uitterste surprise [.....] hebben vernoomen dat aan opgemelde Nelson het stuk land op welke de Fonteyn legt dat hunnen Thuijnen moet bevogtigen in Eigendom was afgestaan onder betaaling van ƒ1000:- Indiasche Valuatie tot een erkentenis aan de E: Compagnie blijkens Copia van gemelde Extract hierneevens onder Litt:a C.’
‘Dan nog smertelijker [.....] het de Supplianten wanneer zij by naleezing van meergemelde Extract van E: Heeren Commissarissen uit den Raade van Justitie ontwaarde dat in het zelve / zeekerlijk door de meenigvuldige opgaave:/ waar verzuimt geworden niet alleen op te geeven de voornaamste Poincten van hunne bezwaaren en offertes maar zelve die welke door den Manhafte Nelson en wel in ‘t byzyn van de Wel Edele Groot Achtb: Heer Hoofdgebieder waaren geschied.’
‘Als ten Eersten, Dat de Manhafte Nelson zelfs aangebooden heeft het Wagenpat na den klipkuil te laaten leggen.’
‘Ten Tweeden dat gemelde Nelson wel verzogt heeft om het Land maar het Waater niet begeerde, om reedenen hy er nimmer Groentens op zoude zaaien maar Garst.’
‘Ten Derden, dat den Burger Jan Smit Jurriaans Zoon van Heeren Gecommitteerdens een Fontein heeft aangeweezen op welke hy na verzogte en bekoomene permissie een Dam had aangelegd van welke een Extract aan hun Edelens is ter hand gesteld, met bygaand Verzoek die niet te laaten in meeten’
‘Ten Vierden; dat ingevalle de Supplianten ontroofd moeten blyven dat Water, datals danonze Thuinen moeten verdroogen eer het Waater op den heeten Middag bij Zullen komt dewijl dit dan reeds van de Son verteerd is en op de Thuijnen boven ons daar het heele Moole Rivier op haare Uuren die zy hebben loopt, want die straal waater uit die Fontein is niet toereikende voor zo veele Partijen en dat is de reede waarom Jan Smit Jurriaans Zoon een dam heeft aangelegd op de onderste Fontein’
‘Ten Vijfden dat door ons offerte is gedaan niet alleen de Somma welke de E: Compagnie daar voor geliefde te vraagen met alle bereidwilligheid tot een erkentenis zoude werden opgebracht, maar zelfs ‘t Stuk Land in questie ten algemeenen nutte zouden laaten leggen.’
‘Reedenen, waaromme de Supplianten andermaal genoodzaakt zyn geworden zig te wenden tot hunne geëerbiedigde Hoofdgebieder, ootmoedig smeekende, gunstig reguard te slaan, op de reeds bygebragte gronden van hunne billijke klagten in het hier aan geannexeerde Request Littera B. en teevens wel gelieven in aanmerking te neemen.’
‘Ten Eersten dat zy lieden by het aan naaderend Somer Saisoen in de volstrekte onmoogelijkheid zullen zyn, om door gebrek aan Waater die Groente te kunnen leeveren als zylieden tot hun daagelijks onderhoud nodig hebben’
‘Ten Tweeden; dat de waardy van hunne Thuynen door het uitgeeven van het questie use stuk Land, meer dan op de helft werd vermindert.’
‘en Ten Derden, dat zy alle deeze onheilen aan niets anders dan aan hun onschuld en goed vertrouwen te danken hebben als hebben niet alleen zylieden, maar elk mensch van onheugelijke tijden in dat vertrouwen geverseerd dat, dat Waater aan hunne Thuijnen was geaccrocheerd, en dat zulks ook door verscheide Hoofdgebieders zo is begreepen geworden blykt uit neevensgaande Zeeven consonante Verklaaringen van de Burgers Rogier van Blerck, Jan Jacob Schreuder, Jan Smit Jurriaans Zoon, Joseph Jones, George Hendrik Teubes, Simon van Blerck en Mejuffrouw Sara Dreyer Weduwe Briesler welke zy de vryheid neemen omme hierneevens te annex onder Littras D. E. F. G. H. I. en K.’
‘En daar ‘t gewigt der zaak van dien aart is, dat niet alleen hun tydelijk bestaan maar zelfs het vooruitzicht gebrek van hunne kinderen daar genoegsaam van afhangt; zo neemen de Supplianten nogmaals de vrijheid te verzoeken, dat aan hun mag worden vergunt en in Erfpacht gegeeven /: Een morgen Land namentlijk aan ieder zyde een halve Morgen :/ der Fontein waar uit het Waater voortvloeid tot na de Sloot, beneevens de noodige secuuriteit, dat dat Waater tot niets als tot hunne Thuijnen welke daar op aangelegt zyn behoord onder offerte van daar voor tot een erkentenis aan de E: Compagnie te voldoen en te betaalen, zodanige Somma als naar billijkheid zal gelieven te vorderen dan wel indien de Manhafte Nelson mogt goedvinden van zyn gedaane stap te rug te treeden als dan /: onder de reeds gemelde bepaaling :/ van het geheele stuk Lands aan de E: Compagnie tot erkentenis te voldoen eene Somma van Drie duisend Guldens Caapsche valuatie’
‘’T welke doende &:a’
’/: geteekend:/J: van Blerck J: Smit JurriansZoon J: Luijten’
zo is, na deliberatie over dezelve Requeste en uit aanmerking dat de conditien waar op het Land in questie aan den Burger Vaandrig Coenraad Nelson ter sessie van den 22 April deezes Jaars is uitgegeeven geworden zyn overgenoomen uit het bericht door Commissarissen uit den Raade van Justitie na alvoorens de beswaren van de Supplianten te hebben gehoord en overwoogen, aan deeze Regeering ingedient, goedgevonden en dienvolgens beslooten de verzoeken door de Supplianten bij hunne voorzeide requeste gedaan te declineeren en te wyzen van den hand, zo als dezelve van den hand geweezen en gedeclineerd worden bij deezen, blijvende dus het besluit van den 22:ste April deezes Jaars waarbij aan den Burger Vaandrig Coenraad Nelson het Land in questie is afgestaan volkoomen in zijn geheel.
Door Hilletje Laubscher, Weduwe wijlen den Burger Christoffel Smit bij Requeste verzoek gedaan zynde, omme haar Huis en Erf geleegen in deeze Tafelvallei bij verlooting van den hand te moogen zetten, zo is zulks aan haar gepermitteerd, onder voorwaarden echter dat door den geene die het zelve Huis en Erf te beurt zal vallen aan de Compagnie zal worden betaald ‘s Heeren Gerechtigheid de Vijf en twintigste Penning van de Somma waar voor het Huis zal worden uitgeloot, en bovensdien door de Suppliante betaald, het geen van die zelfde Somma de Compagnie voor Recognitie zou competeeren wanneer gemeld Huis en Erf op publiecque Vendutie wierd verkogt
Na dit een en ander gaf den Edelen Heer Commissaris kennisse dat zyn Edele de Matroos Meindert ReeL hadt bevordert tot Dienaar der Justitie en de Jong Matroos Hendrik Peeper, tot ordonnantie Ruijter op Stellenbosch beide met de Gagie van ƒ14 Per Maand en onder hun loopend verband.
Wyders zyn geresumeerd en geteekend de Missives door den Raade onder huidigen datum zo aan de ilustre Vergadering van Zeeventhienen als aan de Wel Edele Groot Achtbaare Heeren, Bewindhebberen der respective Kameren gericht, om per de Scheepen de Phoenicier en Zuiderburg te worden verzonden
Laatstelijk door den Edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld zynde dat de Bezitters der plaats genaamt de Tygervalley in de kaapse Vlakte geleegen aan zyn Ed: klachten waaren koomen te doen dat de Wagens welke van buiten herwaards opkoomen en ook van hier vertrekken bij, en omtrend de plaats de Tygervalley niet alleen worden uitgespannen, maar ook dat men dies Trekbeesten op de Landerijen laaten loopen weijden, waar door het daar op gezaaide vertreeden en verricht word behalven andere schadens meer die uit zulk een handelwijze koomen te ontstaan zo is ten dien einde hierinne te voorzien bij den Raade beslooten omme by affixie van billetten aan alle ende een iegelijk der Inwoonderen deezer Colonie wel expresselijk te verbieden om voorthaan haare Wagens op en omtrend de voorzeide plaats de Tygervalley uittespannen en haare Beesten op dies Landeryen te laten loopen waaren teegens geordonneerd en gelast zal worden dat de Wagens omstreeks de gemelde Plaats de Tygervallei nergens anders zullen vermoogen uitspannen als.
Aldus geresolveert en gearresteerd
[Signed:] A: J: Sluijsken
[Signed:] J: I: Rhenius
[Signed:] J: J: Le Sueur
[Signed:] W: F: V: Reede van Oudtshoorn
[Signed:] My present, G: F: Goetz Secret:s
C. 226, pp. 330-341.¶
Maandag den {17941027} 27 8:ber 1794
‘S voormiddags present de Edele Heer Commissaris, beneevens den Heere Gezachhebber en de Heere Leeden Le Sueur, de Wet, van Reede van Oudshoorn en Bergh
De Resolutien by deezen Rade op den 15, 17 & 23 der loopende Maand genomen geresumeerd en geapprobeerd geworden zynde is vervolgens geleezen eene Missive door de ilustre Vergadering van Zeeventhienen sub dato 28 Junij Jongstleeden aan dit Gouvernement geschreeven en per de Pacquet boot de Maria Louisa op den 25 deezer alhier aangebracht na welkers lecture verstaan is, om over de daarbij voorkomende poincten welke ‘s Raads dispositien koomen te vorderen bij eene ander geleegendheid te delibereeren.
Hier na geliefde den Edelen Heer Commissaris te bedeelen dat zyn Ed: ingevolge de door de ilustre Vergadering van Zeeventhienen by aparte Missive van den 28 Junij Jongstleeden aan zyn Ed: verleende macht en autoriteit den adinterim Fiscaal deezes Gouvernements Willem Stephanus van Ryneveld by geschrifte hadt gelast, om teegens de Overheeden van de in den voorleeden jaare per de Pacquetboot de Star van Rio de la Goa alhier opgebrachte fransche Vaartuigen Le Penn en la Levrette volgens de ordres te procedeeren ter verklaring van wettige pryzen van dezelve Vaartuigen dies Ladingen en toebehooren
Door den Heere de Wet aan wien bij besluit van den 17 September laatstleeden is gedemandeerd den Raade te berichten op een Vertoog door Landdrost en Heemraaden van Graaffe Reinet sub dato 7 Julij alvorens aan deeze Regeering geaddresseerd heeden daar over ingedient zynde het volgend bericht
Aan den WelEdele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlandsch Indië, mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber en de Wel Edele Heeren Raaden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en Edele Achtb: Heeren!’
‘Bij besluit van den 17 September laatstleeden in handen van den ondergeteekende gesteld zynde het Vertoog door Landdrost en Heemraden van Graaffe Reinet sub dato 7 Julij daar bevoorens aan Uw Wel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: geaddresseerd, met last om na te gaan en te berigten of en in hoe verre aan de daar bij gedaane verzoeken en voordragten zou kunnen en behooren te worden voldaan heeft hy de Eere in opvolging van dien te berigten’
‘Dat wanneer Landdrost en Heemraden voorn:t by brief van den 7 Mei 1787 hadden voorgedragen om eenige Erve in de nabijheid der Drostdije volgens het door hun overgezonden Plan ter groote van Een halve morgen uittegeeven onder de Conditien door de Regeering daar op te bepaalen dat Collegie vervolgens by Raadsbesluit van den 27 November deszelven Jaare gequalificeerd, en onderdien eigensten datum aangeschreeven geworden is om van ‘t Colonies Land omtrend de Drostdije aan deeze en geene die daarom zoude koomen te verzoeken volgens de verdeeling bij ‘t overgezonden Plan voorgesteld provisioneel de Erven uittegeeven onder conditie dat den Verzoeker zig verpligt zoude vinden onder ‘t overleggen van behoorlijk bewijs weegens de van Landdrosten en Heemraden verkreegen concessie om den Eigendom van zodanig Erf bij de Regeering nader verzoek te doen en dat [.....] ook aan de Colonie zoude hebben te betalen ‘t geen waarop dat Erf bij Landdrost en Heemraden zoude weezen getaxeerd welke taxatie by ‘t gemelde overteleggen bewijs, meede zoude moeten worden uitgedrukt’
‘Bij welk aanschryvens dierhalven eene juiste aanwyzing gevonden wordende van ‘t geene, zoo wel bij het Collegie van Landdrost en Heemraden in ‘t uitgeeven der Erven als by de geene die dezelve tragten te verkrijgen behoord te worden in agt genomen, moet het allezints vreemd voorkomen, dat daar by het door Landdrost en Heemraden overgezonden Vertoog, duijdelijk genoeg wordt te kennen gegeeven dat diergelijke Erven niet alleen bereids door deeze en geene worden gepossedeert, maar ook zelfs zeer waarschijnlijk met het geene men daar op zal hebben geextrueerd, tot in de derde en vierde hand zyn overgeeven, zulks in het aanzien van dat Collegie en het byzonder van den Landdrost kan zyn geschied zonder de minste observantie van ‘t geene ten dien belange als een vaste ordre gestatueerd geworden is, en dat men na dit alles nog eerst vraagt om eene bepaaling van de groote der Erven.’
‘De Slordigheid en inattentie welke hier in reeds doorstraalt maakt na des ondergeteekendens inzien te schroomelijker wanneer al geen andere bedenkingen daar teegen mogten militeeren aan de voordragt en het verzoek van dat Collegie te defereeren en de behandeling bij het transporteeren verbinden en betaling van ‘S Heeren Geregtigheid van die Erven geheel aan ‘t zelve overtelaten het geen aan de Regeering en de geene die het aan deeze Hoofdplaats verder officieel incumbeert altoos difficiel zo niet onmogelijk maken zoude daar over de vereischte waakzaamheid te gebruiken Maar de noodzaaklijkheid om alhier te Hoofdplaatze aangaande de veraliëneering van alle vaste Goederen door de geheele Colonien en de verbindtenissen waarmeede dezelve zig beswaard vinden, ten allen tijden doen blyken verhindert nog meer en volkomen om het zelve verzoek in te willigen zonder dat evenwel de zwarigheeden door Landdrost en Heemraden by gebragt om de Transporten voor de kopers der Erven te verkrijgen, en voor de geldschieters om in ervaring te koomen of en voor hoe veel de Erven zig verbonden mogten vonden hiertegens iets van belang opereeren kunnen dewijl door het verleenen van behoorlijke volmagtschap een ieder van Graaffe Reinet , door zijne Commissionarissen aan de Kaap al ‘t geene wat daartoe worde vereischt volkomen kan doen verrigten’
‘Zodat den Ondergeteekendens onder Correctie vermeend dat voor onwettig en van geender waarde te houden zynde alle handelingen welke in afwijkingen of contrarie de voorsZ gestatueerde ordres ten opzigte der Erven op Graaffe Reinet mogten zyn aangegaan of plaats hebben gehad, zo dat de eerste bezitters zig daar door nog gedestitueerd vinden van de wettige bewyzen van Eigendom;’
‘Landdrost en Heemraden zouden dienen te worden gelast, om zig als nog stiptelijk na die ordre te gedraagen; dog ten einde als nu in de executie omtrend de door dat Colegie geproponeerde bepaling van een halve morgen tot de groote van ieder Erf met betrekking tot de zodanige welke reeds provisioneel in possessie zyn genomen geene zwarigheeden te ontmoeten of daaruit gelijk ligtelijk zoude kunnen gebeuren moeielijke en onaangenaame questiën te doen resulteeren dat ‘t zelve Collegie dient te worden gequalificeerd om de groote van ieder Erf, by het provisioneel toestaan derzelve naar zodanig te bepaalen als de omstandigheeden en geleegentheid van ‘t Land meede brengen zullen’
‘Ten belange van ‘t verder verzoek om ‘t verkopen van sterke drank aan Slaaven en Hottentotten te verbieden submitteerde den Ondergeteekenden aan ‘t meer verligt oordeel en inzien Uwer Wel Edele Groot Achtb: en ‘t Achtb: of ‘t raadzaam en met de billijkheid overeenkomstig zoude zyn om in een contrije alwaar geen uitsluijtend voorregt om wyn of sterke drank bij de kleine maat te verkoopen is gesteld nog een zodanig voorregt word verpagt aan de Ingezeetenen ‘t middel om zig uit dat Landsproduct het welk zij van daar tot debiet nergens elders vervoeren kunnen door Verkoop aan de Hottentotten als vrye menschen eenig gering voordeel te bezorgen door een zodanig verbod aftesneyden te meer dewijl uit het verhandelen van Wyn en sterke drank als iets onbetamelijkst te houden is schoon uit een overmatig gebruik van dien allerleï ongereegeldheeden kunnen ontstaan, maar wel alle daden die teegen de wetten en goede ordre streyden, het zij die al of niet dat overmatig gebruik haar oorsprong hebben teegen welke ongereegeldheeden door de geene die zulks incumbeert met de vereischte attentie gewaakt wordende ook het zelve verbod kan worden vermijd; terwijl bovendien belangende zelfs de Slaaven de ondervinding aan deeze Hoofdplaats genoeg leert, hoe beswaarlijk ja onmoogelijk het valt om een diergelijk verbod in observantie te brengen en in rigueur te houden’
‘Hier meede verhoopt den Ondergeteekende aan de zeer geëerde Intentie Uwer Wel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: te moogen hebben voldaan, en laat deeze dienen voor nedrig berigt’
‘Kaap de Goede Hoop den 24 october 1794.’
’/ get / O: G: de Wet.’
zo is na aandachtige deliberatie over het bericht goedgevonden en verstaan ‘t zelve te converteeren eene Resolutien deezes Raads gelijk geschied by deeze wordende dienvolgens de voordrachten en verzoeken door Landdrost en Heemraden voorm: by hun gezegd Vertoog gedaan, gedeclineerd en geweezen van den hand en zullen zy onder toezending van Copia van het bericht van den Heere de Wet, bij Extract deezer worden gelast en geordonneerd zig daar na stipte te gedragen Uit drie Rapporten van Gecommitteerdens tot teekenen der kleinen pergamente Muntstukken gebleeken zynde dat door hen wederom in gereedheid waaren gebragt.
zo is aldaar dezelve Munten met een bedragen van d:s 350:- ofte Rd:s 525: zo bij de Negotie Boeken als bij die van de grote Geldcassa te laaten inneemen
de Capitein by ‘t nationaal Bataillon A: G: van Kervel by requisitie te kennen gegeeven hebbende, dat het verband waaronder hij op den 27 october 1789 tot capitein is aangesteld geworden heden was geexpireerd met verzoek in Gagie te worden verhoogd zo is verstaan in dat verzoek te condescendeeren wordende dienvolgens de gem: A: G: van Kervel in Gagie verhoogd tot ƒ100: per maand, onder een nieuwe driejarig verband heden ingaande Laatstelijk is door den Ed: Heer Commissaris den Rade bedeeld dat zyn Ed: zig op morgen ochtend zoude begeeven naar Stellenbosch omme over de Burgers aldaar op den 31 deezer de revue te passeeren en de nieuw ingeschreeven jonge Burgers in den Eed te neemen zullende dus het Hoofdgebied geduurende de afweezigheid van gemelde Edele Heer Commissaris door den Heere Gezachhebber worden uitgeoeffend.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop Ten daage en Jaare voorsZ:
[Signed:] A: J: Sluijsken
[Signed:] J: I: Rhenius
[Signed:] J: J: Le Sueur
[Signed:] O: G: De Wet
[Signed:] W: F: V: Reede van Oudtshoorn
[Signed:] E: Bergh
[Signed:] My present, G: F: Goetz Secret:s
C. 226, pp. 342-386.¶
Dingsdag den {17941104} 4 November 1794
‘S voormiddags, present de Edele Heer Commissaris beneevens de Heere Gezachhebber en de Heeren Leeden Le Sueur, de Wet, van Reede van Oudtshoorn en Bergh
De Resolutien ter sessie van den 27 der verlopene Maand genomen geresumeerd en geapprobeerd geworden zijnde is volgens geleezen eene Missive door de Wel Edele Groot Achtb: Heeren Bewindhebberen ter kamer Delft sub dato 28 Mei Jongstleeden aan deeze Regeering geaddresseert tot bygeleide van de Pacquet boot de Maria Louisa , nevens welke Missive ontfangen zynde het rendement der in der Jaaren 1791 en 1793 ter kamer delft verkogte Constantia wynen en eene Soldij memorie door den Soldijboekhouder ter gemelde kamer geteekend zo is verstaan ‘t gezegd Rendement ten Negotie Comptoire te doen afgeeven om aldaar volgens de ordre te worden geboekt, terwyl de Soldy memorie zal worden inhandigd aan het Hoofd en Visitateur der Soldijen met last omme aan het daarbij gevorderde ten spoedigste te voldoen
Voorts is geleezen eene Missive door Landdrost en Heemraden van Graaffe Reinet sub dato 4 Augustus Jongstleeden aan deeze Vergadering gericht luidende met het daar bij vermeld Extract Resolutie als volgt.
‘Kaap de Goede Hoop’
Aan den Wel Edelen Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad Ordinair van Neerlands India mitsg:s Commissaris over Kaap de Goede Hoop en de Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Ed: Achtb: Politiecque Raad, aldaar
‘Wel Edele Groot Achtbaare Heer! en Wel Edele Achtbaare Heeren!’
‘Uit het door den Heere Landdrost aan Uwel Ed Groot Achtb: en Wel Ed: Achtb: gesuppediteerd Extract Resolutie de dato 27 Meij l: l: nopens den Capitein der Burgerij de Manhafte Adriaan van Jaarsveld zullen Uwel Ed: Groot Achtb: en Wel Ed: Achtb: duijdelijk deszelfs onbetamelijk gedrag ontwaard hebben; het doed ons innerlijk leed dat wij genooddronge zij Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Ed: Achtb: wigtiger beesigheedens andermaal over dit sujet te moeten occupeeren’
‘Uwel Ed: Groot achtb: en Wel Ed: achtb: gelieven dan geinformeerd te zyn hoe voorsZ van Jaarsveld heeft kunnen goedvinden omme met ende beneevens de Manhafte Andries Petrus Burger op heeden in onze Vergadering te verschynen ende aldaar wel verre van zig te herinneren aan den veelvuldige vriendelijke en serieuse exhortatien nog onlangs door den Heere Landdrost sub 27 Meij voormeld en onse Vergadering aan hem gedaan van zig heeft kunnen verkrijgen omme op eene zeer irreverente wijze zijne verre gaande arrogance den vryen teugel te vieren. Zo als Uwel Ed: Groot Achtb: en Wel Ed: Achtb: uit het nevens gaande Exract Resolutie aan ‘t welke wij de Eer hebben ons eerbiedig te refereeren ten klaarsten zullen bespeuren waar door wy ons in de necessiteit gebragt zien tot maintien van ‘t respect dat ieder opgezeetenen deezer Colonie aan ons Colegie verschuldigd is, UwelEd: Groot Achtb: en E: Achtb: aller needrigst te imploreeren dat het Hoogstdezelve gunstig welbehaagen zijn mooge om der gevolge wille aan ‘t laatste lid van ‘t voorsZ: Extract gratieuselijk te voldoen. Hebbende ondertusschen de Eer Uwel Edele Groot Achtb: en WelEd: Achtb: in Jehovas dierbaare bescherming te beveelen en met de sinceerste gevoelens van waare Hoogachting te zyn’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en Wel Edele Achtb: Heeren!’
‘Uwel Ed: Groot Achtb: en Wel Edele Achtb: zeer onderd: en gehoorzame Dienaren’
’/: get:/ H: C: D: Maijnier S: J: Naude S: J: Burger H: M: v: d: Bergh J: Booyzen J: Jacobs B: S: Burger.’
‘Actum ter Heemraads Vergadering te Graaffe Reinet dn 4 aug:s 1794.’
‘Extract Resolutie genomen in Heemraads Vergadering te Graaffe Reinet op Maandag den 4 Augustus 1794’
‘Naar dien den Bode rapport diende dat der Manhafte Adriaan van Jaarsveld en Andries Petrus Burger versogte te moogen binnen treeden; zo wierden dezelve binnen gelaaten en hun door den Heere Landdrost de reeden hunner komst afgevraagd waar op zy lieden versogte dat de Resolutie in gecommuniceerde Vergadering sub 19 Augustus A: P: genoomen mogt worden opgeleezen naar welkers Lecture zylieden betuigde als in de Vergadering meede Sessie gehad hebbende, dat hoe zeer gem: Resolutie behoorlyk en goed was geconsipieerd, egter in deselve was gecommitteerd te inserreeren dat den Heere Landdrost en verdere Lieden ter geleegentheid dat de gereesene discrepantien in voorsZ Vergadering wierden geassopieerd hun E: E: Coligialiter aan beide de Comp:ter zeer stellig had beloofd de Oud Heemraden van hunnen voor de Colonie geteekende Borgtogt te zullen ontslaan en dierhalven versogte van gerepte Borgtogt ontslaagen te mogen worden en de zulks in voorsZ Resolutie mogt worden ingevloeid ofte dat dezelve anderzints uit het Boek gescheurd mogte worden’
‘Den Heere Landdrost hier op betuigd hebbende in hun versoek niet te kunnen treeden maar zo hunne komst in deeze Vergadering als den inhoud van hun gedaan versoek ter cognitie van de Regeering te zullen brengen vatte meerm: van Jaarsveld het woord, vraagende op eene zeer arrogante toon, waar om is dan die Resolutie zoo lang onvoltooid en ongeteekend gebleeven? ‘t is nu al een Jaar, zo worden wij blind gehouden, daarna den Heere Landdrost zijne voorenstaande gesegdens retireerde en voorsZ van Jaarsveld met gem: Burger buiten traaden’
‘De gezamentlijke Leeden geindigneerd over de abzurditeit van de begeerte der voorsZ beide Comp:ten hebben met eenparigheid van stemmen goedgevonden omme vermits zoortgelijke onbesonnen tentames niet anders strekken als tot discrediet van de Colonie en inde geldschieters bevreest en nadere huiverig te maaken de Colonie eenige crediet te verleenen daar egter geen der Oud Heemraaden eenige bondige reedenen kunnen opperen om hun ontslag der door hun geteekende Borgtocht te pretendeeren dewyl alle de teegenswoordige nog op deeze Colonie hegtende Schulden in hun tijd zijn gemaakt, en er zeedert geene penningen meer genegotieerd zijn en dat voorsZ van Jaarsveld deeze Vergadering successivelijk zoo voor zijn prive als cum suos met diergelijke chimerique en absurde zaaken obrueerd zo als by Resolutie van den 27 Meij l: l: meede evident is gebleeken de Regeering andermaal zeer eerbiedig te versoeken dat het dog van Hoogstdezelve welbehagen zijn mooge zodanige middelen te beramen als weldezelve best geschikt zullen oordeelen om dit Colegie daar van by ‘t vervolg te bevrijden’
’/ onderstond / Accordeert / get / J: Vercueil Secret:s’
en is na zijne deliberatie over beide de gemelde Stukken en bij overweeging dat of schoon de oud Heemraaden Adriaan van Jaarsveld en Andries Petrus Burger hun versoek om ontslaagen te worden van de door hen aangegaane Borchtogt voor de Schulden ten lasten van de Colonie Graaffe Reinet gecontracteerd en hunne instantien tot ‘t voltooijen en teekenen eener Resolutie welke zij byna een jaar geleeden hadden hebben neemen, met behoorlijke decentie hadden moeten voordragen en zy door een teegenstrijdige gedrag te hebben gehouden correctie verdienen nochtans in de verzoeken zelfs niets anders dan billijkheid en achtmatigheid ja zelfs pligtbetrachting komt te resideerden goedgevonden en dienvolgens beslooten omme alvoorens in ‘t door Landdrost en Heemraden gedaan versoek tot beleering van gedachte van Jaarsveld en Burger te treeden, aftewachten welke indrukken de zo ernstige vermaaningen en bestraffingen reeds aan den genoemde van Jaarsveld blijkens besluit deeze te tafel van den 15 October Jongtsleeden gegeeven op hem zullen maaken terwijl intusschen Landdrost en Heemraden bij Extract deezer zullen worden gelast omme by bekwaame geleegendheid de meergenoemde van Jaarsveld en Burger ingevolge hunne begeerte van de door hen aangegaane borgtocht voor ‘s Colonies Schulden te ontslaan ‘t zij door het stellen van andere Borgen ten genoegen van de Geldschieters dan wel door het aflossen der Schulden waartoe zij zodanige middelen zullen kunnen beraamen en dezulke voordrachten en verzoeken aan deeze Regeeringe doen als zy uit hoofde van de allezints beklagenswaardige toestand wanneer Colonie daartoe best geschikt zullen vinden.
Landdrost en Heemraden van Graaffe Reinet aan deezen Raade nog geaddresseerd hebbende de volgende Missive
‘Kaap de Goede Hoop.’
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad Ordinair van Neerlandsch India, mitsgaders Commissaris over Cabo de Goede Hoop en de Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele Achtbaare Politiecque Raad aldaar
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en Wel Edele Achtb: Heeren!’
‘Naar ons eerbiedig gerefereerd te hebben aan onse voorige de dato 7 Julij Jongstleeden gebruike wy de vryheid Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: aller needrigst te remarqueeren, dat Hoogstdezelve uit de door ons by Missive van den 27 Mei deezes Jaars aan Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: gesuppediteerde Cassa Reekening zullen hebben onbewaard dat aan den Subsistut deezer Colonie Jaarlijks ƒ100:- voor de opzigt over ‘s Colonies werken is betaald; dan wij hebben op heeden by resumptie van ‘t ordonnantie op den Cassier in aanmerking genoomen dat de teegenswoordige Colonies gebouwen zedert de aanstelling van den jegenswoordige Landdrost weinig of geen opzigt noodig hebben dewijl zyn Ed: zo wel als den actueele Secretaris de door hun bewoond werdende gebouwen successivelijk ten hunnen prive kosten met de nodige reparatien voorzien ‘t welk zoo als bij voorige ordonnantien consteerd geen gering soulagement voor de Cassa is, en dat de heedendaagse situatie waar in onse Cassa zig bevind absolut vreescht om alle spaarsaamheid niet alleen te betragten maar is ‘t doenlijk middelen uit te denken om zo veel mogelijk dezelve van haare lasten te bevreyden te meer dewijl veele der Ingezeetenen deezer Colonie door de continueele stroperije der Bosjesmans Hottentotten en de onlangs plaats gehad hebbende ruptures met de kaffers geruineerd zyn waar door de Inkomsten derzelve jaarlijks meer en meer komen te diminueeren zo als ‘t Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Ed: Achtb: by confrontatie der jaarlijkse Cassa Reekeningen evident zal blyken dat wy dit Jaar wel ruim 700 a 800 Rijxd:s by den ontfangst van Schapen en Beesten mitsgaders Leeuwen en Tygergeld minder als naar gewoonte hebben ontfangen dit zijn de reedenen dat wy onder Uwel Edele Groot achtb: en Wel Ed: g’ Eerde approbatie hebben goedgevonden de nuttelooze uitbetaaling der voorsZ: ƒ100:- aan den Substitut provisioneel in te trekken en wyders nodig geacht Uwel Edele Goot Achtb: en Wel Ed: Achtb: by deeze zeer reverentelijk in consideratie te stellen, hoe ‘s Colonies Chirurgyn tot heeden jaarlijks een appoinctement van Rijxd:s 100:- uit ‘s Colonies Cassa heeft genooten ‘t welk S: H: meede een uitgaav is waar van onse Cassa zeer faciel kon worden gereleveerd deweijl voorsZ: Chirurgijn zo door den Heere Landdrost als Secretaris en Suppoosten deezer Colonie bovens dien privativelijk word betaald behalven het gunt hem nog bij visitatien en het adsisteeren by Commissien uit onse Cassa ofte wel door de Partijen die in ‘t ongelijk werden gesteld voldaan werd en dierhalven Uwel Edele Groot achtb: en Wel Ed: Achtb: zeer eerbiedig bij deeze te imploreeren onse Cassa van die noodeloose uitgaaven gratieuselijk te ontheffen; Wij hebben uit hoofde der sobre staat onzer Cassa bereids genecessiteerd geweest zo veel doenlijk dezelve te soulageeren en ten dien einde de Boode dewelke meede en behalven zyne andere revenuen proces kosten schrijven van Brieven jaarlijks voor het bedienen onzer Vergadering Rd:s 100:- en voor die der krygsraad Rd:s 40:- genoot bedragende te zaamen Rd:s 140:- gediminueerd op Rd:s 100:- geensints twijffelende of Uwel Edele Groot achtb: en Wel Ed: Achtb: zullen aan deeze onse pogingen tot soutien onzer zwakke Cassa derzelver geëerde goedkeuring wel gunstig willen hegten’
‘Wy kunnen om voorsZ Reedenen ook niet omheen UwelEdele Groot Achtb: en Wel Ed: Achtb: aller ootmoedigst te solliciteeren dat vermits men reeds zo als ‘t Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Ed: Achtb: opentlijk zal zyn gebleeken door de ongelukkig zaamen loopende omstandigheedens deezer Colonie en de daaruit notoir proflueerende merkelyke diminutie haarer inkomsten genecessiteerd is geworden ten einde in staat te geraaken om Exempel eenige andere noodwendige onkosten de Jaarlykze renten ten bedraagen van ƒ1000:- te kunnen betaalen daartoe de appoinctementen der Suppoosten te retrancheeren, het van Hoogstderzelver gunstige welbehagen zyn moogen aangezien men zig om de beklaagelyke staat van ‘s Colonies Cassa niet langer in staat bevind om ingevolge Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Edele Achtb: bevel aan de Colonie Zwellendam jaarlyks eene Somma van Rd:s 200 te betaalen, onse Colonie gratieuselyk van deeze verpligting te willen releveeren ofte daaromtrend zodanige andere Schikkingen te beraamen als Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Ed: Achtb: naar Hoogstderzelver wys oordeel zullen vinden te behooren.’
‘Wyders hebben wy de Eer Uwel Edele Gr: Achtb: en Wel Edele Achtb: te communiceeren dat kerkenraaden alhier op heeden in onse Vergadering versoek gedaan hebbende dat het Erf /: op ‘t welk de gebouwen die den Bode voorheen tot een wooning hebben gediend en afgebrand zyn: / thans aan den wel Eerwaarde Heer Predikant tot den opbouw eener Pastorie mogt werden vergunt zoo hebben wy uit hoofde er zig voor ‘t teegenswoordige alhier geen bekwaamer plaats daartoe bevind in hun versoek onder Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Ed: Achtb: gunstige approbatie met dewelke wy ons vleijen vereerd te worden gecondescendeert, zullen wy inmiddels poogen den Boode van een ander behoorlyke wooning te voorzien.’
‘Ondertusschen is ‘t met alle onderdanigst Respect dat wij naar Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Ed: Achtb: Persoonen in Jehovas dierbaare Protectie te hebben bevolen dat wy de Eer genieten zyn’
‘Wel Edele Groot Achtbaare Heer en Wel Edele Achtbaare Heeren!’
‘Uwel Edele Groot achtb: en Wel Edele achtb: zeer ootmoedige en gehoorzame Dienaren’
’/: geteekend:/ H: C: D: Maynier S: J: Naude J: J: Burger H: Myntjes V: d: Bergh J: Booyzen J: Jacobs Barent J: Burger’
‘Actum ter Heemraads Vergadering te Graaffe Reinet den 1 September 1794’
zo is by overweeging dat hoe zeer de voordrachten door dit Colegie by hunnen gezegde Missive gedaan tot vermindering van de Salarissen of Douceurs aan de Subsitituut Bode en Chirurgyn zeedert de erectie der Colonie Graaffe Reinet toegelegd ook allezints mogten voorkomen uit eene oprechte zugt om de droevige staat hunner finantien te verbeeteren het echter niet alleen een hardigheid zoude zyn om betalingen waarop suppoosten hunne bedieningen hebben aanvaard te verminderen maar dat ook, /: vooral daar de droevige omstandigheeden der Colonie gewisselijk de gewoone Inkomsten die de Suppoosten van Particulieren moeten genieten reeds genoeg heeft moeten doen diminueeren :/ by vacatures der posten van Substituut, Chirurgijn en Bode geene geschikte subjecten zig zouden opdoen om dezelve in het verafgeleegen district van Graaffe Reinet te gaan bekleeden, goedgevonden en dienvolgens beslooten, Landdrost en Heemraden voormeld bij Extract deezer te gelasten in de Salarissen ofte Douceurs waar op de Chirurgyn substituut en Bode hunner Colonie zyn aangesteld geene de minste vermindering of verandering te maken maar dezelve te laaten continueeren op de gewoone voet; en zullen voorts Landdrost en Heemraden voormeld by Extract deezer alverder worden geinformeerd dat den Raade niet kan treeden in hun versoek om ontheeven te worden van de verpligting waaronder zij steeds zijn geweest om Jaarlyks aan de Colonie Zwellendam , welkers onvermogen van de Colonie Graaffe Reinet altoos verre heeft gesurpasseerd een contingent van Rd:s 200:- optebrengen te meer daar zy door zo als hiervooren aan hen is gelast aan deeze Regeeringe gepaste voordrachten en verzoeken te doen tot verbeetering van de droevige staat hunner Cassa, mogelyk in de geleegendheid zullen kunnen worden gesteld ook in deeze aan hunnen verpligting te voldoen, en zullen wyders Landdrost en Heemraden ingevolge deeze voordracht by ‘t slot hunner Missive gedaan worden gequalificeerd en geauthoriseerd gelyk geauthoriseerd en gequalificeert geworden by deeze, omme tot den opbouw van de Pastory te Graaffe Reynet te moogen imploïeeren het Erf waarop de afgebrande Woningen van den Bode heeft gestaan mits deeze van een ander bekwaam Erf en de nodige Gebouwen voorziende
Nog door meermelde Landdrost en Krygsofficieren te Graaffe Reinet bij Missive versoek gedaan zynde omme uit hoofde van de droevige omstandigheeden hunner District van de gewoone Burgerexercutie voor dit Jaar te moogen worden geexcuseerd zo is verstaan aan dat verzoek te defereeren zo als geschied bij deeze en zal daar van aan Landdrost en krygsofficieren by Extract kennisse worden gegeeven.
De Heeren Gordon en van Reede van Oudtshoorn aan wien by besluit deezer Tafel van den 18 Junij deezes Jaars is gedemandeerd omme ten overstaan van hun Ed: aan den Burger Hendrik Vos Bezitter van de plaats ‘t Nieuwland , door den geswooren Landmeeter te doen toemeeten ‘t stuk gronds dat deezen Raade aan hem Vos voor den tijd van Vyfthien Jaaren in Erfpagt hadt afgestaan, en bij besluit van den 27:ste Junij laatstleeden, om te onderzoeken of het stuk land ter groote van ruim 9 Morgen door den Burger Chirurgyn Andries George Hendrik Teubes in eigendom verzocht, aan hem zou kunnen worden vergunt zonder nadeel aan ‘S Compagnies Houtbosschen toetebrengen over hun Ed:s verrichtingen omtrend dit een en ander ingediend hebbende het volgend Bericht
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neederlands India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien & & & beneevens en E: achtb: Heer Gezaghebber en de Wel Edele Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren!’
‘Omme de Commissien, waarmeede het Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s hebben behaagt de ondergeteekendens te chargeeren behoorlyk te volbrengen hebben zy als’
‘Eerstelijk navolgens besluit van den 18 Junij deezes Jaars ten haaren overstaan aan den Burger diacon der hervormde gemeente Hendrik de Vos door den geswoore Landmeeter doen toemeeten ‘t stuk gronds dat Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: wel aan denzelven in erfpagt voor den tijd van Vijfthien Jaaren agter een volgende Jaaren hebben gelieven aftestaan, terwijl uit de deezen in allen eerbied verzellende Caart te zien is, dat dees groote 6 Morgen 383 quadraat Roeden komt te bedragen’
‘En Tweedensna luyd van de Resolutie op den 27:ste Juny daar aan volgende genoomen, onderzogt, het stuk land ter groote van ruim 9 Morgen door den Burger Chirurgijn Andries George Hendrik Teubes niet annex maar by naauwkeurige examinatie bevonden, dat nabij desselfs plaats in een valeij komt geleegen te zyn in eigendom versogt, welkers uitgaave de ondergeteekendens vermeenen dat geen het minste nadeel aan ‘S Comp:s Houtveld zal kunnen toebrengen by aldien gemelde Teubes zig daar by alleen blyve bepaalen zonder in der tijd op ‘t land daar buiten leggende eenige de minste pretensie te maaken.’
‘VoorsZ de Vos bij deeze geleegendheid aan de ondergeteekendens verzogt hebbende’
‘Dat de Wagenweg die door deszelfs land en zo ook door dit Erfpagt land naar ‘t zogenaamde oude Bosch komt te lopen en zig bezuijden zyn uitgemetzelde waterloop komt te bevinden mogt worden verlegt by de sloot die de plaats de Brouwery van die van het nieuwland separeert zoo en in diervoegen als de ondergeteekendens dezelve op de Caart hebben doen marqueeren; mitsgaders’
‘Dat voor zo verre zyn uitgemetzelde Waterloop naar het oude Bosch strekkende zig nog op ‘S Comp:s land komt te bevinden by het aanplanten van Houtbosschen daaromstreeks mogt worden gezorgd voor eene voor hem Vos vreye en onbelemmerde passagie ter breete van agthien voeten aan weerzyde van voorsZ uitgemetzelde riool, Zoo kunnen zy niet afzyn des Suppl:s beede hieromtrend als tot geene de minste præjuditie van iemand kunnende verstrekken gunstig aan Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: voortedraagen: Terwyl zy deezen inmiddels voor bericht latende dienen, het zelve overigens met gepasten eerbied onderteekenen.’
‘In ‘t Casteel de Goede Hoop den 31 october 1794’
’/:get:/ R: J: Gordon W: f: v: R: van oudtshoorn’
zo is na deliberatie, over dat berigt goedgevonden en verstaan ‘t zelve te converteeren in eene Resolutie deezes Raads gelyk geschied by deeze, zullende dienvolgens ‘t door den Burger Hendrik Vos verzochte Land ter groote van 6 Morgen 383 quadraat roeden aan hem in Erfpagt worden afgestaan zo als ‘t zelve aan hem afgestaan word by deeze en de zulks voor den tijd van Vyfthien agter een volgende Jaaren, en onder de gewoone betaling van 24 Stuivers recognitie voor ieder morgen ‘s Jaars; dan ten aanzien van ‘t Land door den Burger Chirurgyn Andries George Hendrik Teubes in eigendom verzocht is goedgevonden en verstaan omme, daaruit het bericht van de Heeren Gordon en van Reede van Oudtshoorn is koomen te blijken dat ‘t zelve zonder prejuditie van ‘S Compagnies Houtveld zou kunnen worden uitgegeeven als nu Commissarissen uit den Raade van Justitie te gelasten te onderzoeken of de uitgave van ‘t gezegde Land ook niet tot prejuditie van eenige der Ingezeetenen zou kunnen strekken omme by bevinding van neen als dan te tauxeeren hoe veel voor dies verkryging in eigendom aan de E: Compagnie tot Recognitie zou behooren te worden voldaan,- ‘t een en ander echter onder zodanige Conditien als door de Heeren Gordon en van Reede van Oudtshoorn zyn opgegeeven en die by de voorgezegde stukken lands te verleenen Erfgrondbrieven respectivelijk zullen worden geinssereerd
By deeze geleegendheid wierd door den Edele Heer Commissarissen den Raade bedeeld dat den Heere van Reede van Oudtshoorn die neevens den Heere Colonel Gordon het Commissariaat over ‘S Comp:s Houtbosschen en Weivelden bekleed aan zyn Ed: by herhaaling te kennen heeft gegeeven de moeilijkheeden die hy Heere van Oudtshoorn gestadig ontmoet omme de inrichting omtrend de weide van de tot ‘S Comp:s post de Schuur voorheen gehoord hebbende plaatsen in de kaapse Vlakte en duinen en naderhand aan den Bewooners der plaatsen langs de Wijnbergen en Steenbergen geleegen tot eene weide voor hun Jukvee afgestaan behoorlyk te doen onderhouden alles tot merklyk nadeel der E: Compagnie die in de revenuën welke men hadt verwacht dat uit de afgestaane permissie zoude proflueëren door de eigenzinnigheid van deeze en geene der opgezeetenen langs de Wijnbergen en Steenbergen wonende reeds voor meer dan Drie honderd Rijksdaalders is benadeeld, met verzoek dat aan hem ‘t zy by alteratie of ampliatie van ‘t besluit deezer Regeering de dato 2 deCember 1791 en daarop gevolgde Publicatie waarby de voorzeide inrichtingen zijn gearresteerd dan wel by een nieuw plan mogt worden voorgeschreeven zodanige schikkingen als in staat zoude zyn om de Compagnie van ‘t zelve Weiveld een bestendig voordeel te bezorgen zonder daarinne aan de wispelstuurigheid der geene die dan ‘t gebruik daarvan versoeken en dan wederom voor ‘t zelve bedanken afhankelik te zijn, en is na rijpe deliberatie over dit een en ander goedgevonden en dienvolgens beslooten de Heeren Gordon en van Reede van Oudtshoorn te committeeren, zo als hun Ed: gecommitteerd worden by deeze, omme exacte onderzoeken en aan den Raade te berichten op welke wyze van de plaatsen tot een Weiveld aan ‘S Compagnies post de Schuur voor heen geaccrocheerd geweest, voortaan op eene geregulde wyze voor de Compagnie een bestendige voordeel zou kunnen worden getrokken, teffens daarby opgegeevende de verpligtingen waaronder de geene die gebruik van dezelve weide zullen willen maaken zouden behooren te worden gelegd en de pœnaliteiten die volgens hun Ed: inzien voor de overtreeders der op nieuw te beramene schikkingen zouden moeten worden gesteld
Dan vermits zig onder de gemelde plaatzen komt te bevinden de zogenaamde Baas Harmenskraal een post tot het weide van Vee geheele onbekwaam, als bestaande dies vallei uit een modderachtige grond met dikke ruigtens begroeid die wel eer door den voorgen: Bezitter van klein Constantia Nicolaas Colyn in leening is bezeeten geworden doch reeds voor lange Jaaren ten nutte van de Compagnie wederom ingetrokken en dat onderscheidene persoonen, waaronder den teegenswoordige Bezitter van klein Constantia Nicolaas Colyn by den Edelen Heer Commissaris van tijd tot tijd verzoek hebben gedaan van dezelve Vallei een gedeelte in eigendom te moogen hebben om tot de Culture van Indigo waartoe dat Land zeer geschikt schynt te worden gebruikt, zoo is by den Raade alverder beslooten om de Heeren Gordon en van Reede van Oudtshoorn teffens te committeeren tot ‘t onderzoek of de gezegde Post Baas Harmens kraal aan de onderscheidene Verzoekers by gedeeltens zou kunnen worden uitgegeeven, en by bevinding van dien daar van te laaten dresseeren een generaal kaart met aanwijzing van ‘t geen aan ieder der geene welke daar toe verzoek zyn koomen te doen zou kunnen worden afgestaan.
De Burger Johannes Carinus bij Requeste verzoek gedaan hebbende om de eigendom van een stuk Huis erfs geleegen in deese tafelvallei ten N: W: van ‘t zogenaamde Boerreplein zo is verstaan Commissarissen uit den Raade van Justitie te gelasten, zo als dezelve gelast worden by deeze, omme te onderzoeken of het verzochte Erf aan den Suppliant zou kunnen worden vergunt zonder aan de E: Comp:e of eenige Ingezeetenen eenig nadeel toetebrengen, en als dan te tauxeeren hoe veel door hem voor dies verkrijging zou behooren te worden voldaan.
De Vice President van ‘t Colegie van Weesmeesteren deezer Steede Pieter Laurens Cloete bij zijn requeste verzoek gedaan hebbende in Erfpagt te moogen verkrygen een stuk Lands ter groote van 4 Morgen en 30 quadraat roeden geleegen bezuiden de Windbergen annex zijn oude Land zo is verstaan aan dat verzoek te defereeren gelyk daaraan gedefereerd word by deeze, wordende dienvolgens het gedacht stuk Land aan de gemelde Pieter Laurens Cloete in Erfpacht afgestaan ende zulks voor den tyd van Vijfthien agter een volgende Jaaren, en onder conditie dat door hem daar voor Jaarlijks de gewoone recognitie van 4 Schellingen per morgen zal worden betaald
Voorts is geleezen een Request van weegens den Burger Stephanus Petrus Jordaan aan deeze Regeering geaddresseerd luidende met ‘t daar nevens gevoegd Extract uit de Resolutien by Landdrost en Heemraden van Stellenbosch genomen, als volgd.
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsg:s Commissaris van kaap de Goede Hoop en den ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele Achtb: Heer Gezachhebber en de Wel Edele Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtbaare Heer! en E: Achtbaare Heeren!’
‘Geeft met allen eerbied te kennen Uwer Wel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: zeer onderdanige en gehoorzaame Dienaar den geadmitteerd Procureur Bernardus de Vaal als gemachtigde van den Burger aan Stellenbosch Stephanus Petrus Jordaan’
‘dat des Suppl:s pp:ll in den Jaare 1788 geinclineerd geweest zynde de eigendom van zeeker stuk Lands annex zijn Erf aan de paarl geleegen bij den destijds geweest zynde Wel Edele Gestr: Heer Gouverneur en E: Achtb: Politicque Raad te verzoeken zig eerst en vooraf heeft geaddresseerd aan ‘t Colegie van Landdrost en Heemraden van Stellenbosch die uitwijzens de deeze in allen eerbied by gevolgde Extract uit haare Resolutien van den 7 April 1788 van gevoelen zijn geweest dat het voorsZ stuk land aan den Suppl:t zoude kunnen werden uitgegeeven zonder daardoor aan de belangens der aldaar omliggende plaatzen nadeel toetebrengen’
‘dat des Suppl:s pp:l na ontfangst van dat besluit vervolgens het geciteerd Stuk land door den gesw: Landmeeter deezes Gouvernements heeft laaten moeten en daar van dien formeeren een behoorlijke kaart ofte Figuur ten einde die bij zijn request te annexeeren doen dat hy daarinne door tusschen koomende omstandigheeden geinterrumpeerd geworden is.’
‘En vermits uit ‘t hierbooven gewaagde komt te consteeren dat des Suppl:s pp:l bereids in ‘t Jaar 1788 en dus voor dat de betaaling van Recognitie was bepaald op Landerijen in eigendom af gestaan werdende permissie van Landdrost en Heemraden voorm:t heeft geobtineerd om zyn verzoek tot verkryging van dat stuk land by gem: Edelen Heer Gouverneur en E: Achtb: Politiquen Raad te doen zo keerd zig deszelfs gemagtigde tot Uwel Ed: Edele Groot Achtb: en E: Achtb: ootmoedigst verzoekende dat het Hoogstdezelve goed gunstig gelieve te behaagen het meer geciteerd stuk Land aan zyn pp:l navolgens de deezen in allen eerbied bygevoegde kaart zonder betaling van eenige recognitie in eigendom te vergunnen’
‘’T welk doende &:a’
’/:get:/ B: de Vaal qq’
‘Extract Resolutie’
‘genoomen ter Vergadering van Landdrost en Heemraaden aan Stellenbosch op’
‘Maandag den 7 April 1788.’
‘Gelijk meede aan den Burger Stephanus Petrus Jordaan vermits uit ‘t rapport van de Heemraden d’ E: E: Jacob de Villiers JansZ: en Schalk Willem van der Merwe gebleeken is dat de uitgave van ‘t door hem in Vergadering van den 3 Maart Jongstleeden versogte stuk grond ter groote van 150 voeten in ‘t vierkant niemand benadeelen kan, aan gem:e Jordaan mede toegestaan is deswegens bij den WelEdelen Gestr: Heer Gouverneur versoek te mogen doen &:a’
‘Accordeert’
‘/get/ A: A: Faure Secret:s’
dan nadien uit de confrontatie van gedachte Extract Resolutien en de bij ‘t request gevoegde kaart door den Landmeeter geformeerd den Raade is gebleeken dat ‘t gemeeten en thans verzochte Land komt intehouden 359 quadraat roeden en 83 dito voeten gevolgelijk dus veel grooter dan ‘t stuk van 150 Voeten in ‘t vierkant tot welkers verkryging den Suppl:t volgens besluit van Landdrost en Heemraden verzoek heeft moogen doen mitsgaders de waarschijnlijkheid dat het in figuur gebrachte Land en waar van den kaart geen datum draagt is gemeeten lange na dat aan den Suppliant is vergunt om tot dies obtenu te requestreeren en dat dus den gezegde Jordaan op eene sub-en-operative wyze deeze Regeering heeft trachten te surpreneeren zo is goedgevonden en verstaan des Suppliants gedaane verzoeken te declineeren en te wijzen van den hand zo als dezelve van de hand geweezen en gedeclineerd worden by deezen en voorts om den geswooren Landmeeter Jan Willem Wernich by Extract deezer te gelasten voortaan geene kaarten van gemeeten Landerijen ofte Erven aftegeeven als na onder zyne handteekening daarby te hebben gesteld de datum waarop de meeting door hem is gedaan
Nog geleezen zynde het ondervolgend Request van weegens den Landbouwer Petrus Johannes Marks aan deeze Regeering geaddresseerd luidende
Aan den Wel Ed: Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris des Gouvernements van kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den E: Achtb: Heer Gezachhebber en Wel Edele Heeren Leeden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtbaare Heeren!’
‘Geeft met alle verschuldigde eerbied te kennen Uwer Wel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: zeer onderdanige en gehoorzaame Dienaar Leopold Heuser in qualiteit als gemachtigde van den Landbouwer Petrus Johannes Marks.’
‘dat des Suppl:s pp:l op den13 februarj 1788. 26 april 1789 en 23 November 1790. aan de Comp:s Posten ‘t Rivier zonder Eind en de Buffeljagts rivier volgens de door de daar op bescheiden geweest zynde Baazen verleende quittantien, heeft geleeverd een aantal van 24 p:s Trek ossen, ten einde dezelve te laaten strekken in voldoening van de achterstallen welke op zyne van de E: Comp: in leening bezettende Vëplaatzen genaamd de drie fonteinen geleegen aan den Brakke rivier de Palmiete rivier , geleegen onder de Hagelkrans en de ongegunde Fontein geleegen tusschen de Zondags en Bosjesmans Rivier hechtende waaren, dog waar voor de Suppl:t voor als nog niet bij de Wildschutboeken is ten goede gebragt’
‘Reedenen om welke de Suppl:t zig is keerende tot Uwel Edele Groot Actb: en E: achtb: ootmoedig versoekende dat dezelve geleeverde ossen mogen strekken in voldoening van acht Jaaren recognitie penningen ende zulks in mindering van ‘t geen voorsZ drie Plaatzen nog ten agteren zyn’
‘Nog neemt de Suppl:t de vrijheid Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: te verzoeken dat de agterstallen van de plaats de ongegunde Fontein geleegen tusschen de Bosjesmans en Zondags Rivier uit hoofde van de geduurige stroperijen der Caffers daar door zyn principaal zedert Anno 1793 dezelve heeft moeten verlaten moogen stil staan tot tijd ende wijlen hij dezelve wederom met gerustheid zal kunnen bewoonen.’
‘’T welk doende &:a’
’/ get: Leopold Heuser qq’
zo is na deliberatie over dezelve Requeste en by overweeging dat den suppliant door de overgelegde quitancien voldoende bewyst de by zijn Requeste vermelde 24 Trekossen te hebben geleeverd goedgevonden en aan volgens beslooten den Heere de Wet als Boekhouder van ‘s Lands generaal Inkomsten te qualificeeren als zyn Ed: gequalificeerd word bij deeze dezelve geleeverde ossen te doen strekken in mindering van acht Jaaren der door den Suppliant verschuldigde achterstallige recognitie en deeze achterstal dienvolgens bij de Boeken af te schrijven
Dan ten aan zien van ‘t tweede Lidt van des Suppl:s Request is verstaan gemelde Heere de Wet, alverder te qualificeeren om de achterstal op des Suppliants plaats de ongegunde Fontein , zedert den Jaare 1793 hechtende uit aanmerking van de door hem bygebrachte reedenen tot Ultimo Augustus finaal afteschrijven, doch de plaats op zyn naam te laaten continueeren, en zal den gemelde Marks en alle de geene die reeds gelyke verzoeken als hy, hebben gedaan, en nog zullen koomen te doen, onder de verpligtinge worden gelegd, zo als by deeze geschied, omme Jaarlijks van de Landdrosten onder wiens respective Districten de plaatsen die ter oirsaake van de Stroperijen der Bosjesmans Hottentotten of van de Caffers voor een tijd verlaaten zijn en niet kunnen worden bewoond of beweid, zijn geleegen, te verzoeken een schriftelijk bewijs waar by dit word geattesteerd welk bewijs zy zullen hebben te produceeren aan den Heere Commissaris ofte Gouverneur in der tyd ten einde daar op na bevinding te disponeeren tot afschrijving van ‘t verscheenen Jaar Recognitie
De Heer Le Sueur als President van Commissarissen van de Bank van Leening aan den Edelen Heer Commissaris gerapporteerd hebbende dat de Boeken der gemelde Bank onder Ultimo Augustus 1794 waaren afgeslooten en in gereedheid gebracht
zo is beslooten de Heeren Leeden des Raads William Ferdinand van Reede van oudsthoorn en Egbertus Bergh te committeeren zo als hun Ed: gecommitteerd worden by deese omme dezelve Boeken volgens gebruik te examineeren en daarover te dienen van schriftelijk Rapport
Na dit een en ander in overweeging genoomen zynde dat de ordres door de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal meede brengen om ‘t permanent Fregat Schip de Meermin naar Nederland te verzenden en de staat van die Bodem zulks tevens volstrekt noodzaakelijk komt te maaken mitsgaders dat men thans daar dagelijks ‘t voor dit Gouvernement belaaden Schip de Castor word verwacht met gerustheid tot de verzending van de Meermin zou kunnen overgaan zo is bij overweeging dat daar zig geene goederen ‘S Compagnies weegen alhier aan handen bevinden om die Bodem te beladen en de Ingezeetenen alhier geduurende een geheele Jaar geene geleegentheid hebben gehad om haare producten naar Nederland te versenden door dien de uit Indien retourneerende Scheepen alle zo vol geladen zyn geweest dat daar in niets meerder konde worden afgescheept de billijkheid vorderd om aan het verlangen van dezelve opgezeetenen te voldoen door haar tot de voorsZ verzending geleegendheid te geeven - bij den Raade beslooten het gemeld Permanent Fregat Schip de Meermin aan te leggen om te dienen tot Transport van dezulke goederen naar Nederland als volgens de Placaaten zyn gepermitteerd en de gezamentlyke In-en-opgezeetenen deezer Colonie geneegen mogten zyn naar land van de gewoone Conditien daar in op vracht afteladen, waar van aan ‘t Publiecq bij affixie van Billetten directe en dies vroegtijdig kennisse zal worden gegeeven, met last aan den geene die Goederen zullen willen verzenden daarvan van nu af tot uitterlijk den 10 van de eerstkomende Maand December opgaave te doen ten Negotie Comptoir ten deezen Casteele, terwijl na expiratie van dat termijn geene meerdere opgaven zullen moogen worden aangenomen maar directe geprocedeerd worden tot de verdeeling en bepaling van ‘t geen een ieder zal kunnen afladen omme vervolgens met de meeste spoed de belaading te bewerkstelligen.
Waar na den Edelen Heer Commissaris aan de Vergadering kennise gaf, hoe dat zyn Edele ten einde het besluit deezer Regeering van den 22 augustus 1780, houdende om voortaan geene Caffers te emploiëeren tot het apprehendeeren van ‘S Comp:s dienaaren of Burgers en nog minder om de door dezelve te doen oppassen in zyne volle kracht te stellen ter voorkoming van de klachten welke over die kwaade gewoonte voor Jaaren herwaards en na weder onlangs door de Burgers aan zyn Edele gedaan, nodig geoordeelt hebbende om bij de toenmaals aangestelde Vier Dienaaren der Justitie nog te voegen een Cipier, ten einde door denzelven de civile gegijzelde dan wel gearresteerde of geconfineerde Burgers te doen soigneeren en van het nodige voorsien mitsgaders door de aandenzelven uit ‘S Compagnies Logie toe te voegen twee Mansslaaven te laaten oppassen volgens eene voor gezeide Bediende door den Raad van Justitie te formeeren Instructie tot den dienst van Cipier hadden aangesteld den Posthoudende Sergeant van het Robben Eiland Jan Coenraad Steyn op zyne thans winnende Gagie van ƒ30:- per Maand en de Emolumenten gelijk met den Cipier der Militairen of van het Casteel en om in dies plaats wederom tot Posthouder aantestellen den Sergeant Heronimus Borman onder zyn thans winnende Gagie van ƒ24: ‘s maands.
Nog geliefde den Edelen Heer Commissaris den Raade te bedeelen dat zijn Ed: tot Adsistent ten Negotie Comptoire hadt bevorderd Antonij Burnet en Augustinus Tiberius Neeser, welke eenige tijd aldaar ten genoegen dienst hebben gedaan de eerste met de Gagie van ƒ20:- per maand en onder een nieuw vijf Jaarig verband, dog de laatst gemelde Neeser op zyne winnende Gagie van ƒ13:- per maand en sijn loopend verband; mitsgaders dat zijn Edele ter plaatsvulling van den tot Bootsmans bevorderde Bootsmansmaat op de Equipagie werf Carsten Claassen wederom tot Bootsmansmaat had aangesteld den quartier meester Remmert Munsterman met de gagie van ƒ18:- per maand en tot quartiermeester de Matroos Christoffel Seijman met de bezolding van ƒ14: per Maand beide onder een nieuwe verband van drie Jaaren en laatstelijk dat zijn Ed: onder een gelijk verband in de Gagie van ƒ14:- per Maand op deszelfs gedaan versoek wederom in dienst der E: Compagnie hadt aangenoomen den onderafgeschreeven Gagie alhier remoreerende Timmerman Hendrik Tideman om in deeze zyne qualiteit naar Batavia te vertrekken
Aldus geresolveerd en gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorsZ
[Signed:] A: J: Sluijsken
[Signed:] J: I: Rhenius
[Signed:] J: J: Le Sueur
[Signed:] O: G: De Wet
[Signed:] W: F: V: Reede van Oudtshoorn
[Signed:] E: Bergh
[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s
C. 226, pp. 387-401.¶
Dingsdag den {17941111} 11 November 1794
‘S voormiddags present de Edele Heer Commissaris, beneevens de Heer Gezachhebber en de Heeren Leden de Wet, van Reede van Oudtshoorn en Brandt
Op gisteren ter deezer Rheede gearriveerd zynde ‘s Lands Fregat van Oorlog de Scipio en ‘s lands Brik van Oorlog de Comeet , onder Commando van den Heere Capitein de Jongh, zo heeft den Edelen Heer Commissaris de Heeren Gordon en van Reede van Oudtshoorn gecommitteerd gehad omme ingevolge en ter voldoening aan de beveelen door de ilustre Vergadering van Zeeventhienen by Secreete Missive van den 15 Januarij 1783 gegeeven gemelde Heere Capitein de Jongh aan boord van zijnen Bodem te verwelkommen ‘t welk door voorzeide Heere gecommitteerdens verricht, en de Heere de Jongh vergezeld van den Capitein Lieutenant Claris ter Raadzaale geintroduceerd zynde wierd door zijn Ed het volgende gecommuniceerd
‘Mijne Heeren!’
‘De reedenen die my heeden het genoegen geven in deeze Vergadering te verschynen, vinden haar oorzaak in een ordre van zyne Doorluchtige Hoogheid van dato 5 Junij deezes Jaars, waarbij Hoogstdezelve heeft goedgevonden ‘s lands Brik de Comeet gecommandeerd, door den Capitein Luitenant Claris onder myne ordres te stellen, en voorts te gelasten alle de gereed zynde Scheepen van de Edele Geoctroijeerde Oost Indische Compagnie die van ‘t geleide wilde gebruik maaken naar herwaards te convoijeeren en daar toe coers te stellen beneeden Hitland om.’
‘Ter schuldige obedientie aan deeze mij opgedraagen last zijn wij den 23 Junij uit Texel in zee geloopen met ‘S Comp:s Scheepen Castor , de Jonge Bonefacius , Eensgezindheid , ‘t Vertrouwen , Berlicum en de Louisa en Antonij , de eerste een eige pink gevoerd door den Comp:s Capitein Overbeek en alleen naar Cabo bestemd, de tweede een Hoeker, de 4 laatsten fluiten, alle gehuurd, gevoerd door de Schippers, Croese, Michielsen, van Uijen, Bremer, en Hillebrandt, en bestemd naar Batavia’
‘den 5 Julij passeerden wy Hitland een stijve zuide wind die ons hier op hield en eenen daar op volgende Noorde wind, veroorzaakte door ‘t altoos leggen zonder zylen en ‘t daaruit voortvloeïende sterke slingeren, en verschrikkelyk werken dat onze Scheepen en tuig geweldig leeden, vreemde zijlen zag men weinig, niets viel voor dat eenigzints de attentie van Uw Myne Heeren! zou kunnen verdienen, en zonder eenige ontmoetingen kwamen wij den 26 augustus op Porto Præije de voornaamste rheede van ‘t Eiland S:t Jago ten anker.’
‘Na 5 dagen verblijf in welke tusschen tijd de Scheepen van Water en Ververschingen voorzien wierden, liepen wij weder uit schielijk ontmoete men de zuidelijke winden en door de slegte bezeildheid van ‘t convoij laveerde men door de geduurige afhoudingen die dan na de een, dan na de andere plaats, hadden met zeer weinig winst ook waaren wij naauwelijks 8 daagen in zee of eene ziekte van de kwaadaartigste aard op s:t Jago aan boord gekreegen openbaarde zig onder mijn scheepsvolk binnen weinige dagen lag een officier met 30 Manschappen krank en ik had de grievende onaangenaamheden 3 mijner Menschen binnen 24 Uuren te moeten doen overboord zetten, ‘t geen de meer smerte daar de behoedmiddelen tot preservatie van de gezondheid der Equipagie, geduurende de geheele reise in ‘t werk gesteld van die gezeegende uitwerking waaren geweest, dat op Scipio in den tijd van 3 Jaaren en 2 Maanden, niet meer dan 2 Menschen waaren gestorven, op de Comeet heerschte dezelve ziekte de Heer Claris leeverde de onaangenaamste rapporten, en verzogt by herhaling van ‘t convooij te moogen scheiden, dat ik evenwel vermeende voor als toen niet te kunnen accordeeren, te meer daar mijne Equipagie zig in dezelve noodlottige omstandigheeden bevonden ‘t Convooij nog bij een was, maar wel haast ‘t zij met voordagt, ‘t zij bij toeval verlooren wij Berlicum kort daar na de Eensgezindheid , Schipper Croese die de Hoeker voerde verzogt zijne reise te vervolgen en van den convooij te moogen scheiden, welke aankomst in de Tafelbaaij door ‘t slegt zeilen der Fluiten niet te bereekenen was, Capitein Overbeek met de pink Castor volgde dit voorbeeld, voor reeden geevende nog maar voor 2 Maanden victualie aan boord te hebben, ik vond geen recht eene van deeze versoeken te moogen weigeren, zij vertrokken en lieten ons thans over de Fluiten Louisa en Anthonij , en ‘t Vertrouwen , wij blijven er nog 3 dagen bij en wel tot den laatsten September edog toen ziende dat de teegenwind aanhield, begreep ik met de meeste spoed naar Cabo zijlende mijne dienst aan de Maatschappij te kunnen doen, dan te blijven bij 2 Scheepen, die misschien in de eerste drie maanden niet konde aankomen ik wierd te meer hier toe aangedrongen, door ‘t vermeerderen der Zieken daar de Scheurbuik zig by de kwaadaardige koorsten gevoegd had, de voorraad van waater die schaarser wierd de masten door ‘t geweldig werken veel geleeden hebbende, en min of meer uit hun verband geraakt, maar half vertrouwd waaren, de situatie van de Comeet , alles Mijne Heeren raade aan den Convooij te verlaaten dat van 6 tot 2 verminderd was, van dit voorneemen gaf ik kennis, Sein doende dat ieder zoude werken zo als hy raadsaam oordeelde en vertrok dan naauwlijks waaren wij Twee gezeild of de fokke mast brak en de groote kraakte beide deed ik zo goed mogelijk herstellen en zonder ontmoetingen zyn wij gisteren in de Tafelbaay gearriveerd.’
‘Zo verre nu myne commissie volbragt hebbende blijft mij overig Myne Heeren de Scheepen die de Retourvloot zullen uitmaaken wanneer zodanige zyn of verwagt worden onder ons convooij te doen repatrieeren, het zal my dus aangenaam zijn, wanneer deezen Raade gelieve ordres te stellen dat alle de Bodems die van ‘t convooij zullen gebruik maken in gereedheid worden gebragt, terwijl ik hoop dat mij vergund zal worden te mogen verwagten dat ieder van hun in die behoorlijke staat van teegenweer zal zijn gesteld die de oorlog noodzaaklijk maakt met convoij zeilende is de dag van ‘t vertrek nog niet wel te bepaalen, eensdeels ontbreeken mij masten, waar van ik hoop met de meedewerking van U Mijne Heeren spoedig te zullen worden voorzien, ten anderen permitteerd voor als nog ‘t saisoen ‘t aandoen der Europische Zeëen niet, en eindelijk, daar ik niets vuuriger verlang dan ‘t belang der Maatschappij te kunnen bevorderen, zal ‘t mij steeds aangenaam zijn met de Heeren Gouverneur en Raden communicatief te handelen, en zodanige schikkingen te maaken, als ‘t meeste met dat belang kan overeenstemmen, voor ‘t overige verzeekerende dat zig mijn Persoon of de kleine magt onder mijne ordres geduurende ons verblijf in staat mogten weezen aan de Maatschappij eenigzints van nut te kunnen zijn, ik voor zo verre zulks met mijne ordres zal kunnen overeenstemmen, met gretigheid de geleegendheid omhelzen zal, die zal kunnen aantonen hoe hoog ik ‘t belang waardeer van een Ligchaam, waar aan ons Vaderland gedeeltelijk deszelfs grootheid verschuldig is.’
’/ get / de Jongh’
voor welke communicatie meermelde Heere Capitein de Jongh bedankt geworden zynde heeft zyn Ed: beneevens den Capitein Luitenant Claris de Vergaderzaal verlaaten om zich naar hun Ed: Logementen te begeeven.
Hierna geresumeerd zijnde de Resolutien op den 4 deezer lopenden Maand genomen, is vervolgens door den Edelen Heer Commissaris wederom ter Tafel geproduceerd de Missive door de ilustre Vergadering van Zeeventhienen sub dato 28 Junij deezes Jaars aan dit Gouvernement geschreeven en daarop beslooten omme met betrekking tot de by § 2 herhaalde beveelen tot de extructie van een Equipagiemagazijn in Baaijfals zich te refereeren aan het geene dies aanbesteeding voor een Somma van Rd:s 6500:- aan hun Wel Edele Hoog Achtb: by onderdanige Letteren van den 23 October Jongstleeden is gemeld geworden; dan vermits het gedacht Magazijn naar luid der Conditien van aanbesteeding in de Maand April eerstkomende niet worden opgeleeverd, en ‘t dus van de alleruiterste noodzaaklijkheid komt te zyn dat ‘t zelve worden voorzien van een voorraad van zodanige Equipagiegoederen als voor de aldaar relacheerende ‘S Comp:s Bodems zullen worden vereischt zo zal van alzulke benodigdheeden eene petitie worden geformeerd en per eerst voorkomende geleegendheid verzonden naar Nederland met onderdanig verzoek aan de ilustre Vergadering van Zeeventhienen dezelve petitie ten spoedigste en in haar geheel te willen laaten voldoen en teffens omme by verzending dier Goederen voor zo veel mogelijk zal zijn wel te willen zorgen dat dezelve geplaats worden op Bodems die volgens de tijd van hun vertrek Baaijfals moeten aankomen terwijl om hun Wel Edele Hooge Achtb: in staat te stellen om voorthaan hiertoe zorge te kunnen laaten draagen bij de jaarlijkse Eisschen specificq zal moeten worden bekend gesteld welke der verzochte Goederen voor deeze Hoofdplaats en welke voor Baaijfals zullen weezen benodigd
In antwoord op de 4:de Paragraaph zullen hun Wel Edele Hoog Achtb: eerbiedig worden bedankt voor de pogingen die Hoogstdezelve hebben gelieven te doen om van den Souverain der Republiecq te erlangen eene intrekking van Hoogstderzelver Resolutie van den 4 Januarij 1743 voor zo veel daarbij den invoer van Walvischbaarden in Nederland met ‘S Compagnies Scheepen is verbooden, met bêde daartoe verder Hoogstderzelver goede officien te willen aanwenden alzoo de vergunning tot den vervoer van Walvischbaarden naar Nederland ‘t zy met ‘S Compagnies Bodems dan wel met Scheepen aan de Ingezeetenen deeze Colonie gehoorende alleen in staat zal zyn aan dit Land te bezorgen de voorspoed en werkzaamheid die de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal bij ‘t toestaan der Walvischvangst hebben bedoelt
Met relatie tot ‘t geen hun Wel Edele Hoog Achtb: by de 8:ste Paragraaph gelieven te beveelen om de Werkpassen te doen stand houden, zal den Raade zich eerbiedig refereeren aan de bedenkingen welke desweegens by onderdanige Letteren van den 17 April deezes Jaars zijn voorgedragen en hun Wel Edele Hoog Achtb: teffens worden verzocht om de wederinvoering van Werkpassen ten deezen Gouvernemente voor altoos afteschaffen uit hoofde van de schaadelijke gevolgen die dezelve voor de belangens der E: Compagnies in ‘t algemeen en voornamentlyk voor ‘t bestaan der Ingezeetenen moeten hebben.
Ter pligtschuldige voldoening aan ‘t geen de Wel Edele Hoog Achtb: Heeren Majores bij de 9:de Paragraaph gelieven te beveelen zal den geweezen Equipagiemeester Cornelis Cornelisz bij Extract deezer worden geordonneerd en gelast in ‘S Comp:s Cassa te betaalen eene Somma van ƒ2160:- bereekenende Rd:s 900:-:- zynde de helft van ‘t geen uit dezelve Cassa heeft moeten worden betaald voor ‘t omkenteren en in Vlot water brengen van het Scheepje de Helena Louisa , zullende voorts de gemelde CornelisZ moeten stellen de borgtocht voor ‘S Compagnies Dienaren bij besluit van de Hooge indiasche Regeering de dato 3 November 1791 bepaald, omme Zes Jaaren te duuren na den dag dat hy aan zijnen Vervanger den tegenswoordige Equipagiemeester Voltelen overdracht van zyne administratie gedaan heeft
Voor de gunstige bevordering van den Landmeeter Jan Willem Wernich tot Onderkoopman by de 10:de Paragraaph aangeschreeven zullen hun WelEdele Hoog Achtb: worden bedankt, terwijl het Hoofd en Visitateur der Soldijen Clemens Matthieszen Junior in conformiteit van ‘t geordonneerde by Extract deezer zal worden gelast aan gemelde Wernich de vermeerderde Gagie te valideeren met den 25 October laatstleeden.
Van de bij de 11:de Paragraaph vermelde Missives en Extracten uit de Resolutien bij hunne Hoog Moogende op den 9, 14, en 16 Mei jongstleeden genoomen zullen Copia authenticq worden ter hand gesteld aan den Heere Resident der Baaijfals , de Equipagiemeester en den ad interim Fiscaal met last omme bij aankomst van Scheepen zo ter deezer Hoofdplaatse als in Simonsbaaij ieder in den zijne naauwkeurig te ondersoeken of zich daarop ook bevinden de Personen by voorseide Extracte en Missives omschreeven omme daarvan vervolgens directe Rapport te doen, ten einde deeze Regeering daar door in staattestellen aan de wegens hen ontfangene beveelen volgens pligt te kunnen voldoen
In eerbiedig antwoord op de 13:de Paragraaph, zullende de Wel Edele Hoog Achtb: Heeren Majores geinformeerd worden, dat wel bij de Cassa boeken deezes Gouvernements in zijn geheel is opgebracht het douceur aan den Heere Gouverneur van de Graaff uit de inkoop van Wijnen tot een middel van bestaan toegelegd, doch dat zulks eenlijk is geschied om de geleeverd wordende Wynen zo bij de Cassaboeken als by de Negotieboeken teegens de bepaalde prijs van Rd:s 40:- de Legger waar voor moest worden afgeschreeven, te kunnen inneemen, terwijl de helfte van dat douceur ofte ƒ10:- kaaps van ieder Legger ingevolge het geëerd aanschrijvens van de ilustre Vergadering van Zeeventhienen de dato 22 December 1791 is ingehouden geworden en in ‘S Compagnies Cassa geseponeerd gebleeven; zullende echter als nu de invoege voorschreeven tot Ultimo Augustus Jongstleeden ingehouden penningen, ten bedraagen van Rd:s 7826:32 wederom in ‘S Compagnies Cassa ingenoomen worden, omme ten voordeele van voorjaarige Winsten en Verliezen worden geboekt.
Ten regaarde van het geen hun Wel Edele Hoog Achtb: by de 14:de Paragraaph met betrekking tot den geweezen independent Fiscaal Johan Nicolas Steven van Lynden hebben gelieven te beveelen zal den Raade zich gedraagen aan deszelfs eerbiedige Missive van den 17 April Jongstleeden als waarbij aan Hoogstdezelve is gemeld dat de Gemachtigdens van gedachte van Lynden alzo in ‘S Comp:s Cassa alles voldaan hebbende waartoe hij volgens de beveelen der ilustre Vergadering van Zeeventhienen gehouden was deeze Regeering ook heeft opgeheeven het arrest ter schadeloosstelling van de E: Compagnie op zijne Goederen en Effecten gelegd en over dit een en ander aan zyne Gemachtigdens de vrije dispositie gelaaten, terwijl de Soldij Reekeningen van gedachte van Lynden op den dag van zijn vertrek van hier ofte den 29:ste Junij 1791 afgeslooten, en waarvan nog een afschrift aan hun Wel Edele Hoog Achtb: zal worden aangebooden