C227 v1.20
C. 226, p. 387 en C. 227, pp. 2-50.¶
[ {179411} November 1794]
aangebooden nevens ‘s Raads Missive van den 5 Julij van laatstgemelde Jaar in duplo naar Nederland is verzonden.
In eerbiedige antwoord op het geen hun Wel Edele Hoog Achtb: by de 16:de Paragraaph, ten aanzien van de aan Hoogstdezelve gepresenteerde Requeste door Abraham Valentijn gelieven te beveelen zullen hun Wel Edele Hoog Achtb: eerbiedig worden geinformeerd dat de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal bij welderzelver aanweezen alhier hebbende gelieven te gelasten dat van de Vier tonnen Gouds waar op de Jaarlykse remise van penningen naar Nederland is bepaald twee maal honderd duisend Guldens zouden worden afgezonderd om bij preferentie te worden geteld zo door de Weeskamer als in voldoening van aangebrachte Vrachtgoederen in de verdeeling der gemelde Somma de grootste naauwkeurigheid en stipte gelijkheid is betracht geworden, en dat zo wanneer de Gemachtigdens van voorseide Valentijn van de door hem herwaards verzonden Vrachtgoederen behoorlijk opgaave hebben gedaan hy ook zeer zeeker pro rato van dies montant in de bepaalde Somma van twee maal honderd duizend Guldens heeft geparticipeerd en verder zal kunnen deelen.
Met relatie tot de bij paragraaph 17 vermelde en nevensgedachte Missive ontfangene Requeste van den Capitein J: C: Coerse en den Capitein Luitenant J: Clemens houdende verzoek om ontheffing over eenige belastingen wegens te min uitgeleeverde Goederen op hunne Reekeningen gebracht, is verstaan dezelve Requeste te stellen in handen van den Heere Rhenius als Hoofd administrateur met last nauwkeurig te onderzoeken en den Raade te berichten waaruit die belastingen zijn gesprooten en of dezelve conform de ordres zyn geschied.
De Requeste van Herman Claassen namens der Luitenant ter zee ClaasZ Pieterse aan hun Wel Edele Hoog Achtb: gepresenteerd en bij gemelde 17 Paragraaph omschreeven niet ontfangen zijnde, zo zal daarvan aan den ilustre Vergadering van Zeeventhienen kennisse worden gegeeven en Hoogstdezelve eerbiedig werden geinformeerd dat de gemelde Claas Pieterse in den jaare 1792 onder afgeschreeven gagie per het Schip Christophorus Columbus van Ceilon alhier aangeland zynde, tot nu in deeze Colonie is blijven remoreeren; zullende den Raade laatstelijk het aangeschreeven bij de 18 paragraaph, omtrend de permissie aan onderscheidene persoonen en Slaaven verleend om herwaards te vertrekken zig pligtschuldig tot naricht en informatie laaten strekkken.
Na dit een en ander is geleezen een Berigt door den Heere Rhenius als Hoofdadministrateur aan deeze Regeering geaddresseerd, luidende als volgt.
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India, mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edelen Raad van Politie
‘Wel Edele Groot Achtbaare Heer! en Wel Edele Heeren!’
‘Per ‘t Schip Teijlingen van de kamer Rotterdam in a:o 1792 alhier aangeland was ten behoeve deezes Gouvernements afgelaaden 3000 lb Buskruit dan vermits toen ter tijd den voorraad van dat artikel alhier genoegzaam was, wierd goedgevonden het zelve in dien Bodem te laaten verblijven en de Hoofdplaats aantereekenen, blijkens Extract sub L:a A: deezen annex’
‘Echter is bij Bataviase factuur van aanreekening gedateerd den 31 Julij 1793, het te min uitgeleeverde benevens het verlies bij de hermaling, dit Gouvernement ten laste gebracht gelijk verder kan beöogd worden bij ‘t deeze verzellende Extract uit voormelde factuur sub L:a B:’
‘Daar den Ondergeteekende vermeent dat deeze aanreekening oneigen is, en geenzints tot dit etablissement behoort, heeft hij niet kunnen afzijn zulks ter kennisse van Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Ed: te brengen ten fine daaromtrend aftewagten zodanige dispositien als Welderzelver zullen oordeelen te behooren.’
‘Terwijl de ondergeteekende de Eer heeft met alle agting te zijn’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en Wel Edele Heeren!’
‘Uwer Wel Ed: Groot Achtb: WelEd: zeer gehoorzaame Dienaar’
’/ geteekend / J: I: Rhenius’
‘In ‘t Casteel de Goede Hoop ten 11 November 1794.’
en nadien daar uit is koomen te blijken dat het Buskruit waarvan het minwicht en ‘t geen bij hermaling is verlooren geraakt dit Gouvernement van Batavia is aangereekend, niet uit den voorraad van dit Gouvernement noch uit die van het Schip Teijlingen is geweest, maar alleenlijk uit gebrek aan bekwame bergplaats alhier in die Bodem heeft moeten verblyven en naar Batavia verzonden zo is bij den Raade beslooten, het geen desweegens ten bedraagen van ƒ92:15:- is ten lasten gebracht, weederom indiase Hoofdplaatze te doen te rug reekenen
De Dispencier en Pakhuismeester Cornelis Cruijwagen bij het onderstaand Berigt verzocht hebbende dat aan hem mogt worden toegestaan de bij de Reglementen gepermitteerde minderheeden op de in het afgeloopen Boekjaar afgegevene off verkogte dan wel verstrekte goederen uit syne administratie.
Den Wel Edelen Groot Achtbaaren Heeren Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris over het Gouvernment van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den E: Achtbaaren Heer Gezachhebber en den Wel Edele Heere Raaden van Politie,
‘werden eerbiedig versogt dat aan den Ondergeteekende Dispencier en Pakhuismeester mag werden toegestaan de ordinaire afschrijvinge van de onderstaande Goederen dewelke in het nu afgeloopen Boekjaar 1793-4 afgegeeven en verstrekt geworden zijn soo als die by de resp:ve Reglement aan den ondergeteekende zyn toegestaan Namentlijk’
‘
8 1/2 mudde Gort gemeene op 572 3/4 Mudde, als | |
- 1/2 mud op 23 5/8 Mudde over 't Jaar geleegen à 2 PrCt:o | |
8 d:o d:o 549 1/8 d:o binnen d:o d:o d:o d:o 1 1/2 d:o | |
-1/8 mud Fijne op 6 mudden d:o d:o d:o d:o d:o 1 1/2 | |
44 1/2 d:o Boonen op 892 3/8 mudde zijnde 5 PrCt:o | |
20 1/8 d:o Erwten op 1185 7/8 Mudden als | |
10 mudden op 504 5/8 Mud over 't Jaar geleegen à 2PrCt:o | |
10 1/8 d:o d:o 681 1/4 d:o binnen d:o d:o d:o 1 1/2 d:o | |
150 lb Ryst op 5000 lb zijnde 3 PrCt:o | |
381 d:o Poederzuiker op 19075 lb à 2 P:rC:to | |
21 1/2 d:o Peeper op 958 1/4 lb à 2 1/4 P:rC:to | |
3 d:o Gaarn Cattoene op 160 lb over 't Jaar geleegen à 2 P:rC:to | |
33 1/2 Zeep Marseill op 1689 lb over 't Jaar geleegen à 2 P:rC:to | |
3 d:o Wasch gemeene op 114 lb à 3 prC:to | |
35 d:o Wasch kaarsen d:o 1177 1/2 d:o 3 d:o | |
22 1/2 kannen olijven olij op 461 kannen | over 't Jaar geleegen à 5 ProCento |
21 d:o klappus olij d:o 426 d:o | |
67 1/2 d:o Lijn olij d:o 1349 d:o | |
28 1/2 d:o Raap olij d:o 573 d:o | |
45 1/2 d:o Traan d:o 922 d:o | |
325 lb koffij boonen op 16272 lb over 't Jaar geleegen à 2 P:rC:to | |
6 1/2 mudden Grof Zout op 132 3/24 mud | à 5 P:rC:to |
-1/2 d:o fijne d:o d:o 10 d:o d:o | |
Cramerijen, over | |
65 lb Alluyn op 2173 lb over 't Jaar geleegen à 3 P:rC:to | |
7 1/2 Styfzel d:o 146 d:o d:o d:o d:o d:o d:o 5 d:o | |
13 1/2 d:o Lijm d:o 273 3/4 d:o d:o d:o d:o d:o d:o | |
Loot, over | |
6 1/2 lb plat op 5170 lb | à 1/8 P:rC:to |
15 3/4 Schuyt d:o 12605 d:o | |
Kooper, over | |
2 lb Geel op 1649 lb | à 1/8 P:rC:to |
2 d:o Rood d:o 1757 d:o | |
Yzer, over | |
65 lb Plat van 2 1/2 duim op 4345 lb | over het Jaar geleegen à 1 1/2 p:C:to |
39 d:o d:o d:o 2 1/4 d:o d:o 2590 d:o | |
241 d:o d:o d:o 2 duim als | |
118 lb op 7865 1/2 lb over 't Jaar geleegen à 1 1/2 P:rC:to | |
123 d:o d:o 12293 1/2 d:o binnen d:o d:o d:o 1 d:o | |
153 lb ploegschaar op 10073 lb | over 't Jaar geleegen à 1 1/2 P:rC:to |
51 d:o Affuit d:o 3352 d:o | |
3 d:o Vierkant van 1 1/2 d:m op 360 lb binnen 't Jaar à 1 P:rC:to | |
6 d:o d:o 1 1/4 d:o d:o 607 d:o d:o d:o d:o 1 d:o | |
14 d:o d:o van 1 d:m, als | |
3 lb op 208 lb over 't Jaar geleegend à 1 1/2 P:rC:to | |
11 d:o d:o 1138 binnen d:o d:o d:o 1 d:o | |
16 lb vierkant van 3/4 d:m op 1109 lb | over het Jaar geleegen à 1 1/2 P:rC:to |
36 d:o d:o 1/2 d:o d:o 2390 d:o | |
66 d:o mooker op 5882 lb | |
Staal over | |
14 lb op 960 lb over het Jaar geleegen à 1 1/2 P:rC:to | |
Spijkers, over | |
47 lb Dubbelde op 3177 lb | over 't Jaar geleegen à 1 1/2 ProCento |
40 d:o Enkelde d:o 2704 d:o | |
32 d:o Las ijzers d:o 2152 d:o | |
7 d:o Duijkers d:o 449 d:o | |
5 d:o Zes duims d:o 354 d:o | |
6 d:o Vyf duims d:o 443 d:o | |
6 d:o Pomp d:o 432 | |
51 d:o diverse sorteeringe | |
zo platkoppen als Stiften op 3462 lb | |
Verwen over | |
-1/4 lb fijn Verff of Spaans groen op 10 lb | à 3 P:rC:to |
30 1/2 ges: grove verff of geel oker op 1022 lb | |
-1/4 lb d:o d:o d:o bruinoker d:o 10 d:o | |
20 1/2 d:o d:o d:o gemeen rood d:o 687 d:o | |
Tabak, over | |
31 1/2 lb ordinair op 1052 7/8 lb à 3 P:rC:to | |
Specerijen, over | |
1 lb Nooten op 106 5/8 lb | à 1 P:rC:to |
1 1/4 d:o Nagulen d:o 126 1/2 d:o | |
1 1/4 d:o caneel d:o 122 1/8 d:o |
8 1/2 mudde Gort gemeene op 572 3/4 Mudde, als | |
- 1/2 mud op 23 5/8 Mudde over 't Jaar geleegen à 2 PrCt:o | |
8 d:o d:o 549 1/8 d:o binnen d:o d:o d:o d:o 1 1/2 d:o | |
-1/8 mud Fijne op 6 mudden d:o d:o d:o d:o d:o 1 1/2 | |
44 1/2 d:o Boonen op 892 3/8 mudde zijnde 5 PrCt:o | |
20 1/8 d:o Erwten op 1185 7/8 Mudden als | |
10 mudden op 504 5/8 Mud over 't Jaar geleegen à 2PrCt:o | |
10 1/8 d:o d:o 681 1/4 d:o binnen d:o d:o d:o 1 1/2 d:o | |
150 lb Ryst op 5000 lb zijnde 3 PrCt:o | |
381 d:o Poederzuiker op 19075 lb à 2 P:rC:to | |
21 1/2 d:o Peeper op 958 1/4 lb à 2 1/4 P:rC:to | |
3 d:o Gaarn Cattoene op 160 lb over 't Jaar geleegen à 2 P:rC:to | |
33 1/2 Zeep Marseill op 1689 lb over 't Jaar geleegen à 2 P:rC:to | |
3 d:o Wasch gemeene op 114 lb à 3 prC:to | |
35 d:o Wasch kaarsen d:o 1177 1/2 d:o 3 d:o | |
22 1/2 kannen olijven olij op 461 kannen | over 't Jaar geleegen à 5 ProCento |
21 d:o klappus olij d:o 426 d:o | |
67 1/2 d:o Lijn olij d:o 1349 d:o | |
28 1/2 d:o Raap olij d:o 573 d:o | |
45 1/2 d:o Traan d:o 922 d:o | |
325 lb koffij boonen op 16272 lb over 't Jaar geleegen à 2 P:rC:to | |
6 1/2 mudden Grof Zout op 132 3/24 mud | à 5 P:rC:to |
-1/2 d:o fijne d:o d:o 10 d:o d:o | |
Cramerijen, over | |
65 lb Alluyn op 2173 lb over 't Jaar geleegen à 3 P:rC:to | |
7 1/2 Styfzel d:o 146 d:o d:o d:o d:o d:o d:o 5 d:o | |
13 1/2 d:o Lijm d:o 273 3/4 d:o d:o d:o d:o d:o d:o | |
Loot, over | |
6 1/2 lb plat op 5170 lb | à 1/8 P:rC:to |
15 3/4 Schuyt d:o 12605 d:o | |
Kooper, over | |
2 lb Geel op 1649 lb | à 1/8 P:rC:to |
2 d:o Rood d:o 1757 d:o | |
Yzer, over | |
65 lb Plat van 2 1/2 duim op 4345 lb | over het Jaar geleegen à 1 1/2 p:C:to |
39 d:o d:o d:o 2 1/4 d:o d:o 2590 d:o | |
241 d:o d:o d:o 2 duim als | |
118 lb op 7865 1/2 lb over 't Jaar geleegen à 1 1/2 P:rC:to | |
123 d:o d:o 12293 1/2 d:o binnen d:o d:o d:o 1 d:o | |
153 lb ploegschaar op 10073 lb | over 't Jaar geleegen à 1 1/2 P:rC:to |
51 d:o Affuit d:o 3352 d:o | |
3 d:o Vierkant van 1 1/2 d:m op 360 lb binnen 't Jaar à 1 P:rC:to | |
6 d:o d:o 1 1/4 d:o d:o 607 d:o d:o d:o d:o 1 d:o | |
14 d:o d:o van 1 d:m, als | |
3 lb op 208 lb over 't Jaar geleegend à 1 1/2 P:rC:to | |
11 d:o d:o 1138 binnen d:o d:o d:o 1 d:o | |
16 lb vierkant van 3/4 d:m op 1109 lb | over het Jaar geleegen à 1 1/2 P:rC:to |
36 d:o d:o 1/2 d:o d:o 2390 d:o | |
66 d:o mooker op 5882 lb | |
Staal over | |
14 lb op 960 lb over het Jaar geleegen à 1 1/2 P:rC:to | |
Spijkers, over | |
47 lb Dubbelde op 3177 lb | over 't Jaar geleegen à 1 1/2 ProCento |
40 d:o Enkelde d:o 2704 d:o | |
32 d:o Las ijzers d:o 2152 d:o | |
7 d:o Duijkers d:o 449 d:o | |
5 d:o Zes duims d:o 354 d:o | |
6 d:o Vyf duims d:o 443 d:o | |
6 d:o Pomp d:o 432 | |
51 d:o diverse sorteeringe | |
zo platkoppen als Stiften op 3462 lb | |
Verwen over | |
-1/4 lb fijn Verff of Spaans groen op 10 lb | à 3 P:rC:to |
30 1/2 ges: grove verff of geel oker op 1022 lb | |
-1/4 lb d:o d:o d:o bruinoker d:o 10 d:o | |
20 1/2 d:o d:o d:o gemeen rood d:o 687 d:o | |
Tabak, over | |
31 1/2 lb ordinair op 1052 7/8 lb à 3 P:rC:to | |
Specerijen, over | |
1 lb Nooten op 106 5/8 lb | à 1 P:rC:to |
1 1/4 d:o Nagulen d:o 126 1/2 d:o | |
1 1/4 d:o caneel d:o 122 1/8 d:o |
‘In ‘t Casteel de Goede Hoop Ultimo Aug:s 1794’
’/ geteekend / C: Cruijwagen’
is goedgevonden en verstaan het selve te accordeeren en dienvolgens den Heer Negotieboekhouder te authoriseeren de voorsZ versogte afschrijving nog bij de Boeken onder Ultimo Aug:s l: l: te doen gevolg neemen overeenkomstig de Reglementen, en de Pakhuismeester van dies bedragen te ontheffen
Voorts is geleezen een Request door den Burger Jacobus Johannes van den Bergh als Aanneemer der leverantien van Wynen, Brandewijnen en Azyn ten behoeve der E: Compagnie aan deezen Raade gericht luidende als volgt.
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heere Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele Achtb: Heer Gezachhebber ende WelEdele Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren!’
‘Geeft met alle verschuldigde eerbied te kennen Uwer Wel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: zeer gehoorzame en onderdanige Dienaar Jacobus Johannes van den Bergh aanneemer der Leverantie van Wynen en Brandewynen aan de E: Compagnie.’
‘Dat den Suppl:t aan Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: versoek gedaan hebbende om by anticipatie op de leverancie welke hy zou doen uit ‘s Comp:s Cassa te mogen ontfangen eene Somma van Twintig duisend Rijksdaalders, en dat dit versoek door Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: Hooggunstig toegestaan zynde de Suppliant tot securiteit voor de E: Comp: voor de gemelde Somma heeft verbonden alle zijne vaste Goederen ter waarde van ruim Twee maal Honderd duisend Guldens.’
‘Dat den Suppl:t in het vertrouwen dat zijn Leverantien voor al op de Eisschen voor Indien directe by ‘t ingaan van zyn Contract zo aanzienlijk zoude zijn om daar uit spoedig de voorsZ Somma van Rd:s 20000 te kunnen vinden, en de novo aan Uwel Edele Groot Achtb:s en E: Achtb: versoek te kunnen doen, wederom eene Somma by anticipatie te mogen erlangen ook zijn eerbiedig versoek daar by heeft bepaald.’
‘Dat den Suppl:t echter heeft moeten ondervinden dat zijne Leverantien tot nu toe door het achterblijven van ‘s Compagnies Scheepen en de meer en meer verminderde omslag in deese Colonie vooral ten aansien van ‘t Hospitaal de Linie en andere Posten zo gering zijn geweest, dat den Suppliant wanneer hij de betaling daarvan moest dreven, buiten staat zoude geraaken aan zijne verbindtenissen, vooral ten aanzien van den armen Landman waarvan hij de Wynen en Brandewijnen moet koopen, te kunnen voldoen, en dat den Suppliant voor UwelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: plechtig durft verzeekeren en des gerequireerd wordende uit zyne boeken nader zou kunnen staaven en dat hy om zich in staat te stellen aan de Comp:s volgens zijn accoord overjaarige wynen te leeveren, zo aan Wijnen Brandewijnen Vaatwerk en gereedschappen meer dan Twintig duisend Rijksdaalders heeft moeten impendeeren.’
‘En daar den Suppl:t onder eerbiedige correctie vertrouwen dat de door hem ingeslagen Wijnen en Brandewijnen niets anders kunnen worden geconsidereerd dan Effecten der Comp:s die als ‘t waare slechts door de Suppl:t worden bewaard en geadministreerd; Zo neemd hy de vrijheid zich in alle onderdanigheid te keeren tot Uwel Ed: Groot Acht: en E: Acht: met ootmoedige versoek dat ‘t Hoogstdezelve mogt behaagen de aan den Suppl:t voorgeschooten Somma van Rd:s 20000:- onder de door hem reeds gestelde en zo als hij vertrouwd meer dan voldoende zeekerheid te laaten behouden en genieten tot ‘t laatste Jaar van zijn Contract omme de Leverantien welke hy in ‘t zelve zal koomen te doen, in voldoening van de aan hem gunstig voorgeschooten Somma te doen strekken.’
‘’T welk doende &:a’
‘/get / Jac: Joh: van den Berg.’
over welk Requeste gedelibereerd zynde, zo is by overweeging dat het daarbij voorkomend verzoek om tot ‘t afloopen van zyn teegenswoordig Contract eene importante Somma van Rd:s 20000:- zonder betaling van Renten ter zyner dispositie te houden, een faveur zoude zyn tot nu toe aan niemand die met de E: Compagnie eenige verbindtenissen heeft aangegaan verleend, en dat hem door ‘t opschieten der gemelde Somma by anticipatie op zyne leverantien reeds meerder faciliteit is verleend geworden, dan waarop hij naar luid van de Conditien aanspraak hadt kunnen maaken, by den Raade beslooten des Suppliants verzoek by zijne voorzeide Requeste gedaan te declineeren en te wijzen van den hand, zo als ‘t zelve van den hand geweezen en gedeclineerd word bij deeze.
De Raade van Justitie deezes Gouvernements aan wien by besluit van den 22 April Jongstleeden is gedemandeerd geworden een behoorlijk gepast onderzoek te doen, naar het schandelijk en lui leeveren dat den Burgerbrandmeester Tobias Rogiers met zyn Huisgezin is leidende met qualificatie en autorisatie, omme uit hoofde van de droevige gevolgen welke daar uit tot schande van de zamenleeving kunnen worden geducht, in cas van noodzaaklijkheid daaromtrend provisioneel en onder approbatie van deeze Regeering de nodige voorzieninge te bewerkstelligen over hunne verrichtingen en deeze ingedient hebbende ‘t volgende ampel Vertoog
Aan den Wel Ed: Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India, mitsgaders Commissaris over dit Gouvernement en den Ressorte van dien & & & beneevens den WelEdele Achtb: Heer Gezachhebber en de verdere WelEdele Heeren Raaden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en Edele Achtb: Heeren!’
‘Het heeft Uwel Edele Groot Achtb: en E: E: Achtb:s behaagd, ons bij geëerde Missive van den 22 April deezes Jaars, aanteschrijven en te gelasten omme, vermits aan UwelEd: Groot Achtb: en E: Achtb:s uit een Vertoog van ‘t collegie van Commissarissen uit onzen Raade was gebleeken dat de Burger Brandmeester Tobias Rogiers met zijn Huisgezin een schandelijke, luij en onbehoorlijk leeven leïdde ter voorkoming van de droevige gevolgen, welke daar uit tot schande van de zamenleeving waren te dugten op het een en ander een behoorlijk en gepast onderzoek te doen met qualificatie en authorisatie om in cas van noodzaaklijheid provisioneel onder approbatie de nodige voorzieninge te bewerkstelligen; mitsgaders voorts omme na dit onderzoek en deze voorzieninge aan Uwel Ed: Gr: Achtb: en E: Achtb:s te dienen van bericht’
‘Ingevolge en ter pligtschuldige voldoening aan dit geëerd aanschryven hebben wij in onze ordinaire Vergadering van den 8 May daaraan volgende twee Leeden uit onzer midden gecommitteerd omme vooraf met ‘t minste éclat te onderzoeken welke persoonen als Getuigen bij de doopregister over de kinderen van voorn: Rogiers bekend staan en daarna te beproeven of dezelve geneegen zijn om zodanig kind of kinderen als waar over zijn tot Getuigen zijn benoemd na zich te neemen dan wel ter erlanging van educatie te besteeden mitsgaders voorts, om ingevalle een of meer der getuigen zich door onvermogen of andere goede reedenen buiten staat mogten bevinden de gemelde kinderen na zig te neemen of te besteeden ‘er ook geene andere Leeden te vinden zouden zyn, tot het een of ander inclineerende, met speciale opgaave van de omstandigheeden waar in zich de als Getuigen bekend gestelde Persoonen bevinden, ten einde gehoord ‘t deswegens te doen rapport verder zodanige beschikkingen te maaken als by ons bevonden zoude worden te behooren.’
‘Deeze last behoorlijk volbragt zynde, hebben de uit onzer midden daar toe Gecommitteerd geweest zynde Leeden dan ook op den 19 Junij l: l: schriftelijk in onzen Raade gerapporteerd.’
‘Dat zy, na alvoorens een Extract uit ‘t doopregister te hebben doen ligten, en daar door zo van ‘t getal der kinderen, van voorn: Rogiers zynde twee minderjarige Zoons zes mindere en een meerderjarige dochter, als van de Persoonen der getuigen te zijn onderrigt geworden, zich bij die geene van hen die nog in leeven zyn /: uitgezondert alleen den Burger Jacobus Adam Hurter die onder de Colonie Graaffe Reinet woonagtigt is:/ deels schriftelijk deels bij monde hebben geinformeerd, of en in hoe verre zij geneegenheid betoon den om de opvoeding der kinderen respectivelyk op zich te neemen dan wel daartoe iets te contribueeren, met dat gevolg dat twee dier getuigen zig geheel met de opvoeding gechargeerd en twee aangenomen hebben hunne doopkinderen te besteeden of door daartoe te contribueeren, terwijl de overige zich zo van het een als ander hebben geexcuseerd, alles breeder blykende uit ‘t Rapport zelve welke wy de Eere hebben hiernevens copielijk aan Uwer Edele Groot Achtb: en E: E: Achtb:s te presenteeren’
‘Uit dit Rapport dies aan ons gebleeken zynde dat slechts vier der Doopgetuigen geneegen waaren; om de kinderen waarover zij als zodanig op het doop register zijn bekend gesteld na zich te neemen of tot hunne educatie en onderhoud te contribueeren hebben wij omtrend drie nog overige minderjaarige dochters, aan het Eerwaarde Colegie doen voorstellen, om dezelve uit de Cassa der Diaconij armen te den alimenteeren en opvoeden waar in hun Eerwaardens dan ook gereedelijk gecondescendeert, en terstond ten dien opzichte de nodige preparatoire voorzieninge hebben gedaan terwijl het ons omtrend het als dan overblyvend achtste kind zijnde een Jongman van 22 Jaaren is voorgekomen dat dezelve reeds een genoegzaam ouderdom heeft bereikt, om voor zijn eigen onderhoud te kunnen zorgen.’
‘Na dit een en ander voorlopig te hebben beraamd ten einde, des nodig de kinderen van meermelde Rogiers ter erlanging van een christelijke educatie te kunnen besteeden, hebben wij na dat hij Rogiers in gebreeke was gebleeven, omme op requisitie van den Eerstgeteekenden met zijne kinderen aan deeze Hoofdplaatze te verschijnen op den 14 Aug:s l: l: beslooten hem ‘s Raads weegen te doen aanzeggen, het geen ook behoorlijk geschied zijnde, is hij op den 28 daar aan volgende in onzen Raade verscheenen zonder zyne kinderen en meede te brengen, voor reeden hier van geevende, dat zyne kinderen zich niet verdeedigen konden en het meede brengen derselven dus overtollig zoude zyn geweest, dat het bovensdien zulk een ook zoude geeven, wanneer alle zijne kinderen te gelijk voor den Raad verscheenen, terwijl hy niet wist dat ijmand op hem ofte zijne kinderen iets zoude kunnen te zeggen hebben, dat hij zich echter wel overtuigd hield van ‘s Raads goede meening, dog dat hy begeerig was, om te moogen weeten wie zyne aanklagers waaren, met verzoek teevens, dat aan hem nog veerthien dagen uitstel mogt worden verleend.’
‘Waarop aan voorm: Rogiers is bekend gemaakt hoe wij geinformeerd zynde, dat de educatie zyner kinderen op eenen verregaande wyze wierd verwaarloos, der maaten dat daar uit kwaade gevolgen te duchten waaren, ons uit dien hoofde zo om te ondersoeken hoe verre zulks plaats had, als om eenige reeds beraamde redresmiddelen te kunnen effectueeren in de noodzaaklykheid gebracht zagen om hem Rogiers nevens zynen kinderen voor onzen Raade te doen verschynen met serieuse recommandatie om zich aan dit salutair oogmerk niet te onttrekken ‘t geen van gevolg is geweest dat hy aangenomen heeft omme acht dagen laater ofte den 4 September in eene toen vastgestelde extra ordinaire Vergadering zich behoorlijk neevens zynde kinderen te zullen sisteeren!’
‘Dan wel verre van hier aan punctueel te voldoen, heeft dezelve Rogiers kunnen goedvinden om eerst een geruimen tijd onder voorwendzel van indispositie zyner Huisvrouwe als anderzints de zaak sleepende te houden, en vervolgens eindelijk op den 20 october J: L: alleenlijk met drie zyner Dochteren, waarvan de eerste 19 de tweede 17, en derde 16 Jaaren oud was, in onzen Raade te verschynen voorgeevende dat zijne overige kinderen of ziek waaren of zodanig hadden te keer gegaan, dat het hem niet mogelijk was geweest dezelven meede te brengen met byvoeging dat ‘t voor zijn vrouw een onoverkomelijk verdriet zoude zijn wanneer zyne kinderen onverhoopt van hem wierden afgenoomen en dat hij zig beswaard vond omme zonder haare toestemming daar inne te treeden, als oordeelende zulx eene zaake te zyn die van hem niet alleen dependeerde.’
‘Hoezeer nu ook hier door niet aan onze intentie was beantwoord, hebben wy echter vermeend van deeze geleegentheid te moeten gebruik maaken om de voorm: drie dochters van Rogiers genaamd Hilda, Aletta en Susanna Hendrina, omtrend eenige Poincten van educatie te examineeren wanneer aan ons is gebleeken, dat dezelve noch leezen; noch schryven, maar alleenlijk een weinig konden spellen, en overigens geheel onkundig waaren in de kennis der Goddelijke waarheeden, terwijl het zeer duidelijk te bespeuren was, dat zy eerst zedert korten tijd en wel zo als de eerstgemelde omtrend het laatste poinct zelve verklaarde zeedert twee a drie maanden een begin hadden gemaakt met leezen hebben zij overigens getuigd eenige weinige gebeeden te kennen, en overigens het naaijen en braaijen te verstaan waarby echter alle wanneer aan haar wierd voorgesteld het heilzaam oogmerk der Regeering als uit een mond verzochten om toch niet van haare ouders te mogen worden weggenomen want dat zij ‘t wel bij dezelve hadden, en God kenden, begeerende oversulx niet van hunne ouders aftegaan.’
‘Aan Rogiers zelven vervolgens, ten dien einde alleen in Raade verscheenen den ongelukkige toestand zijner kinderen voorgehouden en aan hem in overweeging gegeeven zynde of ‘t niet ten hoogsten nuttig en noodzaaklijk was, dat zijne kinderen wierden besteed, en behoorlijk voor hunne opvoeding gezorgd, daaruit de examinatie der drie met hem gecompareerde, waarvan de jongste reeds den ouderdom van 16 Jaaren bereikte was koomen te blyken; hoe zy niet alleen nog leezen nog schryven konden maar bovensdien ten eenemaale onkundig waaren van de waarheeden waarin zy voor lange hadden behooren te zijn onderweezen, verklaarde dezelve onder herhaaling van ‘t geen hy reeds gezegd had, naar zijne geringe vermoogens alles aan zijne kinderen te hebben gedaan, en dat hij niet meer kon doen, verzoekende dat in steede zijne kinderen weg te neemen, aan hem liever mogt worden vergunt een Schoolmeester, door welken hij dan zijne kinderen behoorlijk zou doen onderwijzen met belofte van in het toekomende beter toezicht over de opvoeding zijner Kinderen te zullen houden’
‘Zoo uit hoofde deezer wederzijdsche onwilligheid van Rogiers en zijne gemelde drie Dochteren, als omdat alle deszelfs kinderen niet teegenwoordig waaren hebben wij vermeend te moeten difficulteeren, om de bij ons beraamde Maatregulen ter uitvoer te doen brengen alzo zulx niet dan door middelen van contrain te zouden hebben kunnen geschieden welke in ‘t voor handen zynde geval, ten minste zo de hoogste noodzaaklijheid niet vordert niet vrij van hardigheid zoude kunnen worden geagt. En hebben wij dierhalven onder eerbiedige verbeetering best geoordeelt, om aan dikwijls gem: Rogiers in Raade aan te zeggen zo als ook is geschied dat wij nietteegenstaande de verregaande en blijkbaare negligentie door hem in de educatie zijner kinderen betoond evenwel willende beproeven, op een nader bezef en gevoel van het gewigt der verpligting welke op hem als Vader over zijne kinderen rust hem niet wettigd zal opwekken tot eene meerijverige gemoedelijke betragting van zijnen plicht om deeze reedenen, en om zo lang mogelijk de hardigheid, om kinderen van hunne ouders te separeeren, dezelve kinderen provisioneel voor als nog onder zyne bestiering zouden laten verblijven mits hij Rogiers stiptelijk quame te agtervolgen zyne gedane belofte om in ‘t toekomende met meer ijver werkzaam te zijn, in het onderwijzen zijner kinderen ten einde daar door te preventeeren die onheilen welke anderzints de onvermijdelijke gevolgen moesten zijn van de onbetamelijke wijze, waarop hy de opvoeding zijner kinderen tot dus verre had gedirigeerd.’
‘Inmiddels hebben wij onzen plicht geagt in opvolging van voorm: geëerd aanschryven aan Uwel Edele Groot Achtb: en E: E: Achtb: van onze verrigtingen in deeze met behoorlijk respect verslag te doen, Wij vertrouwen eerbiedig dat dezelve de goedkeuring van UwelEd: Groot Achtb: en E: E: Achtb: zullen mogen wedragen en laaten overigens aan de wijsheid van Uwel Edele Goot Achtb: en E: E: Achtb:s pligtschuldig gedefereerd omme des nodig oordeelende in deezen zodanige verdere maatregulen voor te schrijven als dezelve zullen vinden voor het belang der Maatschappije dienstig te zijn’
‘/onderstond / In Raade van Justitie aan Cabo de Goede Hoop den 6 November 1794 / was geteekend / O: G: de Wet, W: S: van Ryneveld, Joh:s Smuts, R: J: v: d: Riet, G: H: Meijer, C:s Matthiessen j:r, J: P: Baumgardt, A:m Fleck, C: Cruijwagen, H: A: Truter, H: P: Warnecke’
over welk Vertoog gedelibereerd zijnde zo is verstaan, in het geene hieromtrend door den Raade van Justitie is gedaan genoegen te neemen zullende dus ook alvorens eenige verdere Mesures omtrent den gemelde Rogiers ende zijne te neemen eerst worden afgewacht welke indrukken op hem zullen hebben de zo ernstige vermaningen hem door den Raade van Justitie gedaan, en welk gebruik hij zal maaken van de middelen hem aan den hand gegeeven, om zijne kinderen een Christelijke opvoeding te doen erlangen
De Landdrost der Colonien Stellenbosch en Drakenstein Hendrik Lodewijk Bletterman ter voldoening aan het besluit deezer Tafel van den 11 Julij anno Passato aan deeze Regeeringe gesuppediteerd hebbende een Lijst van Zodanige Personen als geexcuseerd zijn om bij een generaal opontbod of ‘t dien van alarm sein zich kaapwaards te begeeven zo is uit dezelve lijst gebleeken dat die persoonen alleen bestaan uit fungeerende en oude Colegianten en eenige die door Lichaamsgebreeken hun ontslag van alle burgerlijke diensten hebben moeten verzoeken te zaamen uitmaakende 55 meest oude Mannen een getal zeer gering om by een generaal opontbod de goede ordre en veiligheid in de wyd uitgestrekte Colonïen Stellenbosch en Drakenstein te onderhouden, en derhalven ten deeze aanzien eenlijk beslooten de gemelde Lijst ter Secretarij te seponeeren en daar van deeze aanteekening te houden.
Hierop wierd door den Edelen Heer Commissaris ter tafel overgelegd een Request door den Burger Pieter Swart JansZ aan zijn Ed: gericht, luidende als volgt.
Aan den Hoog Edele Groot Achtb: Heer A: J: Sluijsken Raad ordinaires van Neederlandsch India en Commissaris over Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & &
‘Geeve met alle verschuldigde Eerbied te kennen den Burger Pieter Swart JansZ dat hy Suppliant zeedert Tien Jaaren herwaards van deszelfs schoon Broeder Pieter Swart overgenomen heeft het opstal van zeeker in leening zynde Veeplaats genaamd de Heldere Fontein geleegen aan de ELands Valleij resorteerende onder ‘t District der Colonie Stellenbosch en wel met deeze bepaaling.’
‘Dat de gemelde plaats staande ten naame van des Suppl:t voorn: Schoonbroeder Cornelis Swart, bij de eerste favorable geleegendheid, op den naam van den Suppliant na verzogte en daartoe bekomene consent zoude overgetransporteerd worden, dog dat dit voorsZ Transport telkens door verscheidene toevallen verhindert geworden was, Weshalven de voorsZ plaats op den naam van den meergem: Cornelis Swart tot heeden toe was blijven continueeren, Dog dat den Suppl:t dadelijk, na de voorsZ comencie in de poscessie van ‘t gem: opstal getreeden is.’
‘En de voorsZ plaats, zedert den gem: tijd bewoond en bebouwd heeft, met dat gevolg dat den Suppliant veele grievende ongelukken op denzelven ontmoet heeft niet alleen met de sterfte van des Suppliants, Vee maar ook door het /: tot twee onderscheidene maalen:/ afbranden van des Suppl:s Woonhuis, met alle deszelfs goederen geene uitgezondert het welke reeds de totaale ruine van den Suppl:t veroorzaakt hadde, boven en behalven dat met den hoogen watervloed in den Jaare 1791. al verder is koomen te gebeuren, dat alle de Schaapen van den Suppl:t in dien tijd, het Waater ten prooi zijn geworden, zo dat den Suppl:t zig in zo veele ongelukken gedompeld, en van alles ontroofd ziende de evengem: PLaats reeds verlaten en zig na elders begeeven heeft, en door alle de voorsZ rampen tot zulke eene onbeschryfelyke armoede en decadentie vervallen is, dat de Suppliant zig ten eenemaale onbekwaam bevind, omme de achterstallige recognitie van de voorsz: Plaats voor den gemelde tijd van 10 Jaaren aan de Ed: Compagnie te kunnen voldoen’
‘En geconsidereerd des Suppl:s hier voorengem: schoon Broeder Cornelis Swart:/ op welker naam de voorsZ plaats als nog is continueerende:/ zig insgelijks met den Hoogen watervloed totaal geruineerd ziet, en zig in eene gelyke armoede met den Suppl:t bevind en mitsdien even als den SuppIiant onvermogend is tot de voldoening der agterstallige recognitie penningen, omme nu alzo te precaveeren, dat den Suppliant beneevens deszelfs Huisvrouw en zeven bij hem in huwelijk verwekt, en nog in leeven zijnde kinderen tot geene verdere deplorablen staat gebracht werden.’
‘Zo keere hij zig reverentelijk tot de Hoog Edele Gr: Achtb: ootmoediglijk verzoekende dat ‘t U Hoog Edele Groot Achtb: goedgunstiglijk behaagen mogt, den Suppliant door deszelfs armoedige en allezints deporablen staat van het voorsZ agterweezen te ontlasten, omme daardoor deszelfs armoedige en allezints deplorablen staat, eenigzints te verligten, en alzo den Suppl:t in staat te stellen, de voorsZ plaats bij de Ed: Compagnie aftedanken.’
‘Actum aan den karsrivier den 15 September 1794.’
‘’T welk doende &:a’
’/: get:/ Pieter Swart Jan zoon.’
en na dies lecture door den Edelen Heer Commissaris gecommuniceerd dat zijn Ed: onder anderen ook over dezelve Requeste gevorderd hebbende bericht het van den Landdrost der Colonie Stellenbosch Hendrik Lodewijk Bletterman deeze hieraan in maniere als volgt hadt voldaan.
‘Extract uit een Missive geschreeven aan den Edelen Heer Commissaris van den koopman en Landdrost der Colonie Stellenbosch Hendrik Lodewijk Bletterman gedateerd den 2 November 1794’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘Uwel Edele Groot Achtbaare by Hoogstderzelver zeer gerespecteerde Missive van den 12 Deeser de ondergeteekende hebbende gelieven te gelasten om op zodanig request als door den Burger Pieter Zwart JansZ aan Uwel Edele Groot Achtb: is gepresenteerd, en waar van zo wel als van een daarbij verzeld bewijs aan den onderget: Copia authentiecq is ter hand gesteld, te dienen van Berigt of de positieven van het voorsZ Request op waarheid gegrond zijn Voorts ook U neemt ter eerbiedige opvolging der voorschr: Hoog geErde order de vrijheid alhier ter neder te stellen.’
‘Dat de ondergeteekende reets voor een geruimen tijd met zeekerheid is geinformeert geworden dat de plaats de Heldere Fonteijn , geleegen aan de Elands Valleij in de maand Julij des Jaars 1783 door den Burger Cornelis Zwart NicolaaZ in leening geobtineerd zijnde, kort daar na door denzelven aan zijn Schoonbroeder Pieter Zwart JansZ is overgelaten denzelve ook aldaar een Woning zou hebben doen opbouwen, welke Woning afgebrand zynde voormelde Zwart zo uit dien hoofde als om de schaade door sterfte onder zijn Rund Vhee geleeden, genoodzaakt is geworden dezelve plaats te moeten verlaaten, en met Vrouw en kinderen elders heen komen te zoeken, zeedert ook niemand zich heeft opgedaan deselve plaats voor de achterstallige recognitie penningen over te neemen gevolglijk de voornaamste positieven van ‘t voorsZ Requeste gefundeert zijn .’
‘Terwijl de ondergeteekende met zijn Berigt omtrend het door den Burger Pieter Zwart aan Uwel Ed: Groot Achtb: verhoopt te hebben voldaan de vrijheid neemt met diepste Eerbied zig te noemen.’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘Uwel Edele Groot Achtbaare ootmoedigste Dienaar’
‘/was get:/ H: L: Bletterman’
‘Accordeert / was geteekend:/ C: G: Höhne geh: Schr:’
‘Stellenbosch Den 2 November 1794’
zo is bij overweeging dat de positiven door gemelde Pieter Swart JansZ by zijne Requeste gealegueerd allezints naar waarheid zijn ter needer gesteld en hij zich dienvolgens door de rampen hem getroffen niet alleen in de noodzaaklijkheid heeft gevonden de plaats de heldere fontein te moeten verlaaten maar ook in ‘t volstrekt onvermoogen is de daarop hechtende achterstallige recognitie te voldoen goedgevonden en dienvolgens beslooten dezelve plaats als nog staande op de naam van den Burger Cornelis Swart bij de Boeken te laaten roïeeren om aan een ander daarop verzoek doende op ordonnantie te worden verleend terwijl de daarop hechtende achterstallige recognitie penningen finaal zal worden afgeschreeven, tot welk een en ander den Heere de Wet als Boekhouder van ‘s Lands Generaale Inkomsten by Extract deezer zal worden gequalificeerd.
Dit alles aldus afgehandelt zijnde geliefde den Edelen Heer Commissaris den Raade te bedeelen, dat aan zijn Edele gebleeken zijnde hoe de betaalingen van Tractementen, Equivalenten, Emolumenten, Huishuur, Onderhoud, Serviesgelden, Douceurs en ander toelaagen niet maandelijks uit ‘s Compagnies Cassa op schriftelijke ordonnantien van ieders afzonderlijk bedraagen wierden gedaan maar alleen na twee Memorien welke daarover in ‘s Compagnies Cassa worden gehouden en maandelijks effengesteld en voorts op Lysten welke door de geene die de uitbetaalingen moeten doen worden geformeerd, waaruit ligtelijk abuizen en vergissingen kunnen ontstaan en dat zijn E: derhalven hadde vermeent den Raade dien aangaande te moeten proponeeren, om in deeze maniere van handelen de volgende veranderingen te maaken namentlijk.
Om ‘s maandelijks te laaten vervaardigen Eene Ordonnantie waarop zullen worden gebracht alle de Tractementen waaronder dat van de Commies der Artilleriemagazijnen en het Equivalent aan de ordinaire Gecommitteerdens toegelegd, en zo meede voorthaan alles wat onder de benaming van Tractement word betaald
Eene ordonnantie van alle de Emolumenten welke in gelde worden betaald, in steede van het geen voorheen door onderscheidene gequalificeerde en mindere Dienaaren uit de Magazijnen en Pakhuizen aan Bier, Wijnen, Tarwe en andere articuls wierd genooten.
Eene Ordonnantie van alle Huishuuren die aan de Predikanten, officieren en andere Dienaaren moeten worden uitgekeerd.
Eene der Gagementen toegelegd aan ‘s Comp:s oude Dienaaren en het geen tot onderhoud van indiase Bannelingen moeten worden betaald.
Eene ordonnantie van het Serviesgeld de Chefs mitsgaders subatterne officieren, onderofficieren en Gemeenen van ‘t Bataillon geduurende den oorlog toegelegd, waar van door den Adjudant van ‘t Batallion ‘s maandelijks een Lijst zal worden geinformeerd om door den Heere Chef der Militie Gordon gevidimeerd ten soldijcomptoir te worden afgegeeven bij welke Lyst teffens zal moeten worden gevoegd en opgetrokken het geen de depots van Meuron en Wurtemberg aan Serviesgelden competeerd, en waartoe de Capiteins Commandant van beide depots aan gemelde Heere Gordon respectivelijk de nodige opgaaven zullen moeten doen.
Eene Ordonnantie over de Serviesgelden aan het artillerie Corps maandelijks betaald wordende waartoe door den Adjudant van dat Corps meede een Lijst zal moeten worden geformeerd om door de Majoor van de artillerie Johannes Fisscher geteekend meede ten Soldij Comptoir te worden bezorgd.
Eene ordonnantie van het Serviesgeld door de Fortificatiewerkers genooten wordende, waarbij teffens zal moeten worden gevoegd het Paerde geld aan de Ingenieurs gedurende den oorlog toegelegd, alles navolgens de Lijst welke de Capitein van de Genie daarvan maandelijks onder zijne handteekening zal moeten formeeren en ten Soldij Comptoire doen bezorgen.
En laatstelijk eene ordonnantie van het douceur van Rd:s 5 ‘s maands door de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal geduurende den teegenswoordige Oorlog aan ieder der Pennisten toegelegd.
Voorts omme alle deeze ordonnantien ten Guarnisoens Comptoire te laaten vervaardigen en dezelve door den Chef der Soldijen te laaten onderzoeken omme door deeze gevidimeerd en door den Edelen Heer Commissaris ofte Hoofdgebieder in der tijd geteekend vervolgens die der Serviesgelden respectivelijk aftegeeven aan de Adjudanten van ‘t nationaal Bataillon en de Artillerie mitsgaders aan den Capitein der Genie, terwijl alle de overige zullen verblijven aan den Guarnisoen Schrijver, omme voor de prompte uitbetaaling der Penningen te zorgen.
Den Raade zich met deeze propositie van den Ed: Heer Commissaris volkomen geconfomeerd hebbende zo is verstaan, dezelve te converteeren in een besluit deezes Tafel, zo als geschied bij deeze, en zal daar van aan een ieder die het aangaat bij Extract deezer kennisse worden gegeeven, met last omme een ieder in den zijnen zich daarna stipte te gedragen en daarvan met p:mo der aanstaande Maand een aanvang te maaken.
Vervolgens is nog op propositie van den Ed: Heer Commissaris goedgevonden en dienvolgens beslooten, omme ter vermyding van nutteloos schrijfwerk den Heere Cassier te bevrijden van ‘t vervaardigen der Lyst door hem tot nu toe maandelijks gemaakt over den ontfangst van alle de takken van ‘s lands Inkomsten omme navolgens die lijst ten Negotiecomptoire te worden geboekt, zullende dus dezelve Inkomsten voortaan navolgens de aparte Boeken door den Heere Boekhouder van s’ lands Generaale Inkomsten gehouden wordende bij de Negotieboeken moeten worden ingenoomen
De Heere Gezachhebber in zijn Ed: qualiteit als Hoofdadministrateur ingedient hebbende het volgend bericht neevens de daarbij vermelde pro Memoria van den Equipagiemeester Jan Arnoud Voltelen over het geen zou kunnen worden gedaan met de Goederen en Gereedschappen tot de afgelegde Landsboot de Admiraal Tromp gehoorende luidende dit een en ander.
Aan den Wel Ed: Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India, mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement Kaap de Goede Hoop en de Ressorte van dien & &:a &:a beneevens den Wel Ed: Raad van Politie
‘Wel Edelen Groot Achtb: Heer en Wel Edele Heeren’
‘Den Equipagiemeester deezes Gouvernements aan de ondergeteekende ter hand gesteld hebbende eene Memorie van zodanige Goederen als tot de sleet en Inventaris behooren van de Landsboot de Admiraal Tromp dewelke ingevolge Resolutie van Uw welEdele Groot Achtb: & WelEd: van den 29 7:ber J: L: zoude dienen gesloopt te worden.’
‘Zo neemt hij de vrijheid gerepte Memorie bij deeze aan Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Ed: over te leggen ten einde daaromtrend aftewagten zodanige dispositien als Welderzelver zullen geraaden vinden Terwijl hy met de meeste hoogagting zich noemt’
‘Wel Edelen Groot Achtb: Heer Wel Edele Heeren!’
‘Uwel Ed: Groot Achtb: & WelEd: ootmoedige Dienaar’
‘/get:/ J: I: Rhenius’
‘In ‘t Casteel de Goede Hoop den 7 Novemb: 1794.’
‘Memorie’
Aan den Wel Edelen Achtb: Heeren J: I Rhenius opperkoopman Gezachhebber en Hoofd Administrateur van Cabo de Goede Hoop & den Ressorte van dien &:a &:a &:a
‘Wel Edele Achtbaare Heer!’
‘Den ondergeteekende heeden ter hand zijnde gesteld Een Extract Resolutie van den 29 Sep: A:o C:te waarin het den Raade behaagd heeft, op ‘t berigt van Zeekundige ingeleeverd te besluiten de Landsboot de Admiraal Tromp te doen sloopen naar dat door den Heer Hoofdadministrateur, volgens gebruik zoude zyn vervaardigd, Eene Memorie over zodanige goederen tot de sleet en Inventaris behoorende by dat Vaartuig, het welk nog ten nutte van de Comp:s zouden kunnen worden geemploijeerd dan wel ten haare voordeele worden verkogt omme daarop zodanig als den Raad zal goedvinden te disponeeren.’
‘ten fine waarvan den ondergeteekende Equipagiemeester de Eer heeft Uwel Ed: Achtb: by deeze pro Memoria te berigten dat tot Comp:s dienst kan werden geemploijeerd’
‘
Een N:W: Anker | |
Een Dreg | |
Drie Bootsriemen | |
Een Pomphaak | |
Twee pompemmers | |
Twee pompschoenen | |
Een Compas | |
Vier halve leggers | |
Een houte botteliers pomp | |
Een drievoet | |
Een Smoorpan | |
en voorts tot 't pluisen van werk, smarting & ten dienste van de Equipagiewerf | |
Een p:s tweemaal gesplits N:W: Touw | |
Drie oude Dreg touwen | |
en 't verdere staande en loopend Touwwerk dat tot geene ander eindens hoegenaamt kan dienen | |
Een Zijl | tot smarting op de andere Boots touwen |
Een Fock | |
Twee kluijvers | |
dat vervolgens deszelfs | |
Een Mast | als zijnde door dat de Boot de kleinste van alle de Boots is, tot geen dienste kan worden geëmploijeert en daarom met de andere Goederen die hierna volgen konden verkogt worden |
Een Gaffel | |
Een Piek | |
Een Kluifhout | |
als meede | |
4 kost Balies | alles onbekwaam |
2 Theerquasten | |
1 Byl | |
1 Spek vork | |
1 kopere Theekeetel | |
1 d:o keetel | |
1 Rooster | |
1 asschop | |
1 Vuurtang | |
1 koekepan | |
1 pot leepel | |
1 Schuimspan | |
1 Lantaarn | |
1 Tregter | |
1 Roeper | |
manqueerende aan deszelfs inventaris niets dan een dieplood dat verlooren is en vier schrapers die absent zyn | |
Dan ingevalle den Raad mogt goedvinden de Boot publiecq te verkoopen, zouden daarbij kunnen werden verkogt de volgende Goederen als. | |
Een Mast | |
Een Giek | |
Een Gaffel | |
Een Kluifhout | |
Een Zeyl | |
Een Fock | |
Twee kluivers | |
Een Smoorpan | |
Een Drievoet | |
Een Houte Bottelierspomp | |
Vier halve leggers | |
Twee pomp Schoenen | |
Twee pomp Emmers | |
Een pomphaak | |
Drie bootsriemen | |
Een Dreg | |
Een Ankertje | |
Een der dregge Touwen en het NWT:t Touw. |
Een N:W: Anker | |
Een Dreg | |
Drie Bootsriemen | |
Een Pomphaak | |
Twee pompemmers | |
Twee pompschoenen | |
Een Compas | |
Vier halve leggers | |
Een houte botteliers pomp | |
Een drievoet | |
Een Smoorpan | |
en voorts tot 't pluisen van werk, smarting & ten dienste van de Equipagiewerf | |
Een p:s tweemaal gesplits N:W: Touw | |
Drie oude Dreg touwen | |
en 't verdere staande en loopend Touwwerk dat tot geene ander eindens hoegenaamt kan dienen | |
Een Zijl | tot smarting op de andere Boots touwen |
Een Fock | |
Twee kluijvers | |
dat vervolgens deszelfs | |
Een Mast | als zijnde door dat de Boot de kleinste van alle de Boots is, tot geen dienste kan worden geëmploijeert en daarom met de andere Goederen die hierna volgen konden verkogt worden |
Een Gaffel | |
Een Piek | |
Een Kluifhout | |
als meede | |
4 kost Balies | alles onbekwaam |
2 Theerquasten | |
1 Byl | |
1 Spek vork | |
1 kopere Theekeetel | |
1 d:o keetel | |
1 Rooster | |
1 asschop | |
1 Vuurtang | |
1 koekepan | |
1 pot leepel | |
1 Schuimspan | |
1 Lantaarn | |
1 Tregter | |
1 Roeper | |
manqueerende aan deszelfs inventaris niets dan een dieplood dat verlooren is en vier schrapers die absent zyn | |
Dan ingevalle den Raad mogt goedvinden de Boot publiecq te verkoopen, zouden daarbij kunnen werden verkogt de volgende Goederen als. | |
Een Mast | |
Een Giek | |
Een Gaffel | |
Een Kluifhout | |
Een Zeyl | |
Een Fock | |
Twee kluivers | |
Een Smoorpan | |
Een Drievoet | |
Een Houte Bottelierspomp | |
Vier halve leggers | |
Twee pomp Schoenen | |
Twee pomp Emmers | |
Een pomphaak | |
Drie bootsriemen | |
Een Dreg | |
Een Ankertje | |
Een der dregge Touwen en het NWT:t Touw. |
‘Hiermeede hoopt den onderget: aan Uwel Ed: Achtb: intentie voldaan te hebben en laat dit dienen tot deszelfs Memorie’
‘Cabo de Goede Hoop den 7 November 1794’
’/ get / Jan A:d Voltelen’
zo is by den Raade beslooten omme ingevolge de voordracht door den Equipagiemeester gedaan de gemelde onbekwaame Landsboot de Admiraal Tromp bij publiecque Vendutie te laaten verkopen onder bijvoeging van zodanige Goederen als door hem zijn opgegeeven terwijl de overige bij gemelde Boot gehoord hebbende Goederen by de Boeken ongetaxeerd zullen worden ingenomen om ten behoeve van de E: Compagnie te worden verstrekt en gebruikt.
Laatstelijk wierd door den Ed: Heer Commissaris den Raade bedeeld dat zyn Ed: in plaatse van den tot Posthouder ten Robben Eilande aangestelde Sergeant Hieronimus Borman wederom tot Sergeant had bevorderd den Corpor:l Michiel Wagener met de gagie van ƒ20: p:r M:d en in steede van deeze tot Corporaal de Soldaat George Groeber, met de bezolding van ƒ14: ‘s maands en beide onder een nieuw driejarig verband heden ingaande
Aldus geresolveerd ende gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop Ten daage en Jaare voorsZ:
[Signed:] A: J: Sluijsken
[Signed:] J: I: Rhenius
[Signed:] J: J: Le Sueur
[Signed:] O: G: De Wet
[Signed:] W: F: v: Reede Van Oudtshoorn
[Signed:] My present, G: F: Goetz Secret:s
C. 227, pp. 51-114.¶
Maandag den {17941124} 24 November 1794
’s voormidags present de Edele Heer Commissaris beneevens de Heer Gezachhebber en de Heeren Leeden Le Sueur, de Wet, van Reede van Oudtshoorn en Bergh.
Aanvanklijk geresumeerd en geapprobeerd geworden zynde de Resolutien ter sessie van den 11 deeze loopende Maand genoomen wierd vervolgens door den Edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat zijn Ed: ingevolge het geen bij de besluiten van den 4 deezer is aangeteekend, van den Raade van Justitie hadt gevorderd de ontwerpen eener Instructie voor de door zijn Ed: aangestelde Cipier der civile Gevangenhuizen mitsgaders eener Instructie voor den Onderschout en van een Reglement voor ‘s Heeren Gevangenen en Gevangenhuizen en dat door den Raade van Justitie alle deeze ontwerpen aan zijn Ed: gesuppediteerd geworden zynde dezelve door zijn Ed: waren geapprobeerd en dienvolgens gearresteerd geworden
Dan vermits den Raade van Justitie by ‘t Vertoog ‘t welk zij tot bygeleide van die ontwerpen aan den Edelen Heer Commissaris heeft gericht eenige voordrachten heeft gedaan die de voorzieningen deezer Regeeringe koomen te vorderen, zo geliefde den Edelen Heer Commissaris dat Vertoog overteleggen ‘t welk bevonden wierd van volgende inhoud
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India en Commissaris over dit Gouvernement en den Ressorte van dien & & &
‘Wel Edele Groot Achtb Heer!’
‘De ondergeteekende Præsident en Raaden van Justitie deezes Gouvernements den last vervat in Uwel Ed: Gr: Achtb: gevenereerde Missive van den 18 der Jongst gepasseerde Maand October, omme de nodige Instructien zo voor den by Uwel Ed: Gr: Achtb: aan te stellen cipier der civiele Gevangenhuizen aan deeze Hoofdplaatze, als voor den Onderschout, of die deezen dienst waarneemt te ontwerpen, pligtschuldig volbragt hebbende, zo hebben dezelve thans de Eere, de bij hen ontworpen Instructien en Reglementen waar in zij te gelyk eenige bepaalingen omtrend de overige Bediendens der Justitie en de Crimineele Gevangenhuijzen hebben gevoegd, eerbiedig ter gunstige approbatie aan Uwel Edele Groot Achtb: aan te bieden en teevens met behoorlijk respect voor te dragen’
‘Dat daar door de aanstelling van een Cipier die uit wijzens deszelfs Instructie zijn verblijf zal behooren te houden in ‘t Huijs welke anderzints, tot hier toe, voor een onderschoutswoning heeft gediend, de onderschout uit dien hoofde daarvan zal weezen verstooken de ondergeteekendens derhalve van hun plicht agten zulx aan Uwel Edele Groot Achtb: ter kennisse te brengen, ten einde bij wel denzelven des goedvindende de nodige bepaaling te worden gemaakt, ‘t zij door aan den onderschout een andere Wooning te vergunnen dan wel aan hem eene gefixeerde Somma gelds voor Huishuur toe te staan’
‘En neemen de onderget: wijders de vrijheid aan Uwel Ed: Groot Achtb: in allen eerbied te proponeeren omme vermits volgens des Cipiers Instructie Art: 12 en het hier neevens gevoegd reglement raakende ‘s Heeren Gevangenen en Gevangenhuisen Art: 1, de gevangenhuizen met Azyn besproeijd en met kruid uitgebrand worden, mitsgaders voorts het 32 Art: van het zelve Reglement, altijd s ‘nachts een brandende kaars of Lamp aan den ingang der Gevangenhuizen en een Lantaarn moet zyn geplaatst de benodigde Kaarssen Lampolie, azijn en kruid ‘s Compagnies weegen te doen verstrekken: Terwyl de ondergeteek: alverder noch vermeenen aan de cognitie van Uwel Edele Groot Achtb: niet te mogen onttrekken, dat door de toelaage welke de Dienaars der Justitie uit de prive beurse der Fiscaals in der tijd hebben genooten zeedert dat dezelve de inkoomende en uitgaande rechten niet voor zich maar ten behoeven van de Compagnie hebben gebeurd zijn koomen te cesseeren het inkomen dier Dienaars, die onophoudelijk zo bij nacht als bij dag in functie moeten zijn zo gering is dat zij daarinne geen genoegzaame middel van subsistentie kunnen vinden ‘t geen niet alleen aanleiding zoude kunnen geeven, tot ontrouwe maar ook de zodanigen die anderzints wel tot den dienst zoude inclineeren, daar van geheel afschrikt: Weshalven de ondergeteekendens aan Uwel Edele Groot Achtb: bij deezen in eerbiedige consideratie geeven of, om aan de voorseide Dienaars der Justitie te gemoed te komen aan hen door de E: Comp:e niet het benodigd Laaken tot een Rok, Camisool en Broek zouden kunnen worden verstrekt.’
‘Bij de Ondergeteekendes eindelik in consideratie zijnde genoomen, dat er geene differentie is, in de bepaling van het Vanggeld voor opgedroste Slaaven, welke somtijds denzelven dag dat zig van hunne Lijfheeren hebben geabsenteerd, nog in dit kaapse Vlek worden opgevangen, met de zodanige die zig zomwijlen weeken en maanden schuil houden als zijnde daar voor in allen gevallen 3 Rd:s vastgesteld hebben derhalven billijk geagt bij deeze geleegendheid almeede aan Uwel Edele Groot Achtb: te proponeeren om in het eerste geval of eigentlijk wanneer Slaaven binnen de drie daagen, na dat zy zig hebben geabsenteerd in het kaapse Vlek , daar onder begreepen de Huisingen en Tuinen tot aan het Ronde boschje en de Zoutrivier worden opgevangen het vanggeld te verminderen op Een Ryxdaalder en 24 Stuivers en voor het overige het vanggeld weegens de geenen welke zich langer als drie daagen hebben absent gehouden te laaten op den ouden voet.’
‘De Ondergeteekendens laaten ondertusschen al het voorgestelde aan de prudentie Uwer WelEd: Groot Achtb: plichtschuldig gedefereerd; en vertrouwen overigens omtrend de uitvoering van den hen opgedraagen last, aan de geëerde Intentie van Uwel Edele Groot Achtb: te hebben voldaan.’
‘In Vergadering van Justitie aan Cabo de Goede Hoop den 6:de November 1794.’
’/ was geteekend /’
over welk geschrift met alle aandacht gedelibereerd zynde, zo is beslooten dat de woning tot nu toe gedient hebbende tot een verblijf voor den onderschout en waar van des noods een appartement voor gegijzelde Persoonen zal worden geapprobrieerd, voortaan zal zijn en blijven de wooning voor den Cipier der civile Gevangenhuisen, waar en teegen aan den onderschout die zig door deeze schikking van eenen woning verstooken vind, zonder dat een Gebouw aanhanden is om hem te kunnen logeeren voortaan Rd:s 5 ‘s maands tot Huishuur uit ‘s Comp:s Cassa zal worden betaald, en vermits ‘t van de uiterste noodzaaklijkheid komt te zijn, dat tot betrachting eener goede ordre de Gevangenhuizen behoorlijk worden gereinigd en des nachts van ligt voorzien zo is verstaan tot die eindens aan den Cipier Jaarlijks te laaten verstrekken 25 lb Buskruit en twee halfaams azijn, mitsgaders 6 lb smeerkaarssen ‘s maands
de voordracht door den Raade van Justitie aan den Edelen Heer Commissaris bij haar voorsZ Vertoog gedaan, om de Dienaaren der Justitie door toevoeging van ‘t een of ander in staat te stellen hunne moeïlijke dienst naar behooren te kunnen waarneemen den Raade allezints billijk voorgekomen zijnde, te meer daar dezelve Dienaaren welke voorheen uit de Inkomsten der Douane door de Fiskaal zijn gekleed geworden thans daar de Douane ten voordeele van de Compagnie word geheeven onophoudelijk werkzaam moeten zijn om alle sluijkerijen voortekoomen en waar door dus dan ook deeze tak van Inkomsten in de Jongste Zes Maanden tot een aanzienlijk bedraagen is gesteegen, zo is dan ook al verder beslooten ommen aan ieder der gemelde Dienaaren der Justitie toeteleggen een maandelijks douceur van Rd:s 2:- ‘t welk gevoegd bij hunne geringe bezolding tot een sober bestaan toereikende zal zyn, en waar door mogelijk uit den weg zal worden geruimd de moeielijkheeden, welke telkens worden ontmoet bij vacatures van den dienst der Dienaaren van de Justitie daar toe bekwaame subjecten te kunnen engageeren.
En vermits de billijkheid vorderd dat er een onderscheid word gemaakt in het Vanggeld dat betaald moet worden voor Slaaven welke wezendlijk zijn gedroscht, en zig zomwijlen welken ja maanden Landwaards in verschuilen en de geene die directe na zich geabsenteerd te hebben, dan wel op ‘t pleegen van baldadigheid worden opgevat, in of de nabijheid van dit kaapse Vlek , zo is verstaan daar toe te amplecteeren de voordracht door den Raade van Justitie gedaan en dienvolgens bij publicatie en affixie van Billetten te statueeren zo als gestatueerd word bij deeze, dat voorthaan van Slaaven en Slaavinnen die binnen drie dagen, na dat zig zullen hebben geabsenteerd in dit kaapse Vlek of dies nabijheid daaronder begreepen de huizingen en Tuinen tot aan ‘t ronde Boschje en de zout Rivier worden opgevat , niet meerder Vanggeld zal worden betaald dan Rd:s 1 1/2:- voor ieder terwijl langer opgedroscht zijnde of over de Zouterivier gevangen wordende de bepaalde Rd:s 3: voor Vanggeld zal moeten worden voldaan zullende voorts bij dezelve Publicatie ingevolge ‘t geen den Raade van justitie bij ‘t 23:ste articul van ‘t door den Edelen Heer Commissaris gearresteerd Reglement voor ‘s Heeren Gevangenen en Gevangenhuizen hebben voorgedragen aan alle ende een iegelijk worden bekend gemaakt, dat voor ‘t sluiten en ontsluiten van Slaaven welke twee maal vier en twintig uuren na dat in hechtenis zullen zijn gekomen, worden gelost niet meerder zal worden betaald dan 24 Stuivers doch dat boven de Tweemal vier en Twintig uuren in hechtenis gezeeten hebbende de voldoening daar voor op den ouden voet ofte een Rijksdaalder voor ieder bepaald zal bijven
By deeze geleegentheid geleezen zijnde ‘t onderstaande Request door den onderschout Johan Hendrik Matthijssen aan deezen Raade gericht
Aan den Wel Ed: Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & &.
‘Wel Edele Groot Achtbaare Heer’
‘Geeft met alle verschuldigde eerbied te kennen Uwer Wel Edele Groot Achtb: zeer onderdanige en gehoorzame dienaar Johan Hendrik Matthijssen’
‘dat den Suppliant in ‘t Jaar 1765 als onder Timmerman alhier gearriveerd zijnde vervolgens in den Jaare 1769 door deszelfs goede conduites in deeze Colonie gehouden op deszelfs daar toe gedaan verzoek door den toenmaligen Regeering in Burgervrijdom is gesteld.’
‘dat den Suppl:t wederom in den Jaare 1776 op aanzoek van den des tijds zijnde independent Fiscaal de Heer Willem Boers in dienst van de E: Comp:e als s’ Heeren Geweldiger is overgegaan, in welken qualiteit hij heeft gecontinueerd tot den13 Maart 1789 dat tot onder schout is aangesteld geworden’
‘En nadien den Suppliant vertrouwd zich in deeze qualiteit na zijn plicht te hebben gedragen zo neemt hy de vrymoedigheid zig te wenden tot Uwel Ed: Groot Achtb: ootmoedigst verzoekende hem Suppliant zo wel uit hoofde zijner langjaarige diensten als zijne meenigvuldige wonden in den dienst der E: Comp: verkreegen mitsgaders de daar door veroorzaakte dibile toestand zijn lichhaams en een groote zwakheid aan zijn gezicht welk een en ander hem buiten staat steld zijn dienst langer na behooren te kunnen waarneemen van deeze zijne bediening te ontslaan en in Burgervrijdom te herstellen en dat het voorts van Uwer Wel Edele Groot Achtb: welbehaagen zijn mooge den Suppl:t om de voorsZ reedenen van alle Burger diensten te laten vrijkennen.’
‘’T welk doende &:a’
’/ get:/ Hend:k Matteyssen’
zo is bij den Raade beslooten omme de gemelde onderschout Johan Hendrik Matteyssen van deeze zijne bediening te ontslaan, en provisioneel te stellen onder afgeschreeven Gagie, zullende omtrend zyn verzoek om in zijne voorige Burger vrijdom te worden hersteld bij eene nadere geleegentheid gedisponeert worden, en geliefde den Edelen Heer Commissaris voorts te bedeelen, dat zijn Ed: ter plaatsvullinge van gedachte Mathijssen wederom tot onderschout hadt aangesteld den Sergeant Fredrik Christoph André ende zulks behoudens zijn rang, mitsgaders onder zyne winnende Gagie en loopend verband, en dat zijn Ed: in steede van gedachte André wederom tot Sergeant hadt bevorderd de Corporaal Nicolaas Erhardt en tot Corporaal den Soldaat Nicolaas Burtel met de Gagie van ƒ20 en ƒ14: tot deeze hunne qualititeiten respectivelijk staande, en beide onder een nieuw driejaarig verband, mistgaders dat zijn Ed: tot eerste Geweldiger hadt geavanceerd de tweede Geweldiger Johan Godfried kuster en tot tweede Geweldiger den derde Geweldiger Johan Fredrik Wildhaagen, de eerste onder zijne winnende Gagie en laatstgemelde met verhooging van bezolding tot ƒ20: per Maand en beide onder hun loopend verband.
De Adsistenten Emanuel Styger en Hendrik Hanke beide ten Hospitaals Comptoire bescheiden verzoek gedaan hebbende, omme vermits hunne verbanden zyn geexpireerd in Gagie te moogen worden verhoogd, zo is verstaan aan dat verzoek te defereeren gelyk geschied bij deeze wordende dienvolgens de gem: Heyger en Hanke in Gagie verhoogd tot ƒ24:- per M:d beide onder een nieuw vyf Jaarig verband, ‘t welk zo wel als de vermeerde Gagie ingang zal neemen met den 24 7:ber en 11 November anno passato dat hunne verband respectivelijk zijn koomen te expireeren
De Bosschieter Lucas Keet van deezer Uithoek geboortig in deeze qualiteit als opzigter aan het Societeitshuis bescheiden verzoek gedaan hebbende uit den dienst der E: Compagnies te moogen worden ontslagen en hersteld in zijn voorige Burgervrijdom, zo is verstaan aan dat verzoek te defereeren, zo als geschied bij deeze wordende dienvolgens de gemelde Lucas Keet ontslagen uit den dienst der E: Compagnie en in zijne voorige Burgervrydom hersteld, zijnde ter plaatsvulling van deeze door den Edelen Heer Commissaris wederom in dienst der E: Compagnie als Bosschieter aangenoomen de Burger Marthinus Keet omme als opzichter aan ‘t Societeitshuis geplaats te worden ende zulks met de Gagie van ƒ14 per maand en onder een Verband van drie Jaaren.
Vervolgens wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade te kennen gegeeven, dat zyn Ed: ontwaard hebbende hoe de Luitenant der Artillerie Johan Daniel Stephan bescheiden aan de nieuwe Batterij was gelogeerd in een klein gebouw binnen gemelde Batterij geextrueerd tot merklijk nadeel om van dezelve in cas van nood het vereischt gebruik tot defensie deezer Colonie te kunnen maaken, dat zijn Ed: onderzocht hebbende door wie dat Gebouw in gemelde Batterij was gemaakt, hadt bevonden dat men aan de overleedene Sergeant Hammert hadt gepermitteerd voor zig aldaar ten zynen kosten een kleine woning te bouwen waar bij naderhand door gedachte Stephan nog waaren gevoegd twee kleine Hutten even zo hinderlijk aan het gebruik van die Batterij als de woning zelfs; dat zyn Ed: dienvolgens ordres gegeeven hebbende om zo gemelde Gebouw als de beide Hutten te slechten den Luitenant Stephan aan zyn Ed: hadt verzocht dat vermits hy hier door van een woning zoude worden verstooken, en dus verpligt weezen om een Huis te huuren in de nabijheid van de Batterij waar hij zich vindt bescheiden, ook aan hem de gewoone Huishuur mogt worden betaald, en nadien dit verzoek den Raade allezints billijk is voorgekomen, zo is verstaan aan den gemelde Luitenant Johan Daniel Stephan toetevoegen de Huishuur tot zijne qualiteit staande ofte Rd:s 8: s’ maands.
de Heeren Leeden deezer Vergadering William Ferdinand van Reede van Oudtshoorn en Egbertus Bergh welke ingevolge de Resolutie deezer Tafel van den 4 deezer loopende maand hebben gevaceerd tot de examinatie der Boeken van de Bank van Leening over hun Ed: verrichtingen in deeze ingedient hebbende ‘t volgend Rapport.
Aan den Wel Edelen Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlandsch India, mitsgaders Commissaris Gouvernement van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & &.
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer’
‘Uw Wel Edele Groot Achtb: de ondergeteek:e Raadsleeden ingevolge besluit van den 4 deezer hebbende gelieven te committeeren, om met alle naauwkeurigheid te examineeren de Boeken gehouden in de Bank van Leeninge ten deezen Casteele ‘t zeedert p:mo September ap:o tot Ult:o Augustus Jongstl: onder welke laatstgem: datum de voorsZ Boeken zijn afgeslooten geworden en zulks ten overstaan van den Heere Præsident mitsgaders de verdere Commissarissen van geciteerde Bank; Zo hebben zij ter pligtschuldige voldoening aan ‘t gunt voorsZ is staande de gepasseerde Week iterative malen overeenkomstig den inhoude hunner bovenaangehaalde Commissie gevaceert, en ingevolge het daarbij te werk gesteld naauwkeurig onderzoek bevonden dat de gemelde Boeken even als in den Voorleeden Jaaren na behooren zijn gehouden en niemand der geinteresseerdens nog in’t bekend stellen van zyn debit nog ook in de bereekening der Renten benadeeld ofte te kort gedaan is mitsgaders de gestatueerde ordres daar bij teevens in alle deelen behoorlijk geobserveert en nagekomen zijn’
‘
dat van den 1:sten September 1793 tot den laatste Augustus 1794 inclusive door Commissarissen der meermeld Bank uit 's Compagnies kleine geld Cassa is ontfangen een bedraagen van | Rd:s 200000:- | |
Van welk Capitaal op vaste Hypotheecquen en goederen door Commissarissen aan diverse Debiteurs op differente Bank kennissen tegen den intrest van 5 p:rCt:o s' Jaars is uitgezet | Rd:s 193116:32: | |
aan panden monteerende boven:e de Honderd Rd:s meede rentende teegens 5 P:rC:to | d:o 1620:- | |
aan panden beneeden de Hondert Rd:s tegens den Intrest van 9 P:rC:to | d:o 245:- | d:o 194981:- |
resteerd overzulks onder Ult: aug:s ll: een Capitaal van | Rd:s 5018:16 | |
Vervolgens hebben de ondergeteekendens nagegaan en opgenomen de Intressen geprofiteerd op de Capitaalen en Panden welke van den dag dat de bank geopend is, tot meerm: laatsten Augustus deezes Jaars uitgezet en beleend zijn geworden, bedragende te zaamen Rd:s 651600 en bevonden dat dezelve geduurende 't even afgeweeken Boekjaar hebben gerendeert eene Somma van | Rd:s 27989:08:- | |
Hier van onvoldaan gebleeven zijnde het neevensgem: montant, waarvoor de debiteuren bij de Boeken der Bank behoorlijk zijn belast terwijl de E: Comp:e daar en teegen voor haar aandeel in dat bedragen is gecrediteerd geworden | Rd:s 1600:- | |
en wijders volgens vertoonde quitantie van den Cassier in 's Comp:s Cassa zijn geteld de overige Renten a 4 PrC:to jaars, haar van bovengem: Somma van Rd:s 2789:08: competeerende met | d:o 20785:45 | d:o 22385:45 |
Resteerd Rd:s | 5603:11 |
dat van den 1:sten September 1793 tot den laatste Augustus 1794 inclusive door Commissarissen der meermeld Bank uit 's Compagnies kleine geld Cassa is ontfangen een bedraagen van | Rd:s 200000:- | |
Van welk Capitaal op vaste Hypotheecquen en goederen door Commissarissen aan diverse Debiteurs op differente Bank kennissen tegen den intrest van 5 p:rCt:o s' Jaars is uitgezet | Rd:s 193116:32: | |
aan panden monteerende boven:e de Honderd Rd:s meede rentende teegens 5 P:rC:to | d:o 1620:- | |
aan panden beneeden de Hondert Rd:s tegens den Intrest van 9 P:rC:to | d:o 245:- | d:o 194981:- |
resteerd overzulks onder Ult: aug:s ll: een Capitaal van | Rd:s 5018:16 | |
Vervolgens hebben de ondergeteekendens nagegaan en opgenomen de Intressen geprofiteerd op de Capitaalen en Panden welke van den dag dat de bank geopend is, tot meerm: laatsten Augustus deezes Jaars uitgezet en beleend zijn geworden, bedragende te zaamen Rd:s 651600 en bevonden dat dezelve geduurende 't even afgeweeken Boekjaar hebben gerendeert eene Somma van | Rd:s 27989:08:- | |
Hier van onvoldaan gebleeven zijnde het neevensgem: montant, waarvoor de debiteuren bij de Boeken der Bank behoorlijk zijn belast terwijl de E: Comp:e daar en teegen voor haar aandeel in dat bedragen is gecrediteerd geworden | Rd:s 1600:- | |
en wijders volgens vertoonde quitantie van den Cassier in 's Comp:s Cassa zijn geteld de overige Renten a 4 PrC:to jaars, haar van bovengem: Somma van Rd:s 2789:08: competeerende met | d:o 20785:45 | d:o 22385:45 |
Resteerd Rd:s | 5603:11 |
‘welke Rd:s 5603:11 als daartoe bestemd in de bepaalde proportie verdeeld, is genooten geworden bij den Heere Præsident beneevens de verdere Commissarissen mitsgaders de Boekhouder en Cassier der Bank van Leeninge, na aftrek egter der huishoudelijke uitgaaven en Rd:s 144: welke aan de Maatschappij opgebragt en betaald is geworden in voldoening van 12 maanden huur à 12 Rd:s per Maand naar de Woning in ‘t Casteel waarvan de dispositie door haar aan Commissarissen voorm: is afgestaan’
‘Invoegen dan ook op de Administratie en directie der Bank van Leeninge voor zo verre Heeren Commissarissen den Boekhouder en Cassier concerneert, niets is te capteeren gevallen.’
‘Waar meede verhoopende aan de geëerde intentie van Uwwel Edele Groot Achtb: te zullen hebben voldaan latende ondergeteekendens deezen dienen voor eerbiedig berigt’
‘In ‘t Casteel de Goede Hoop den 24 Nov: 1794’
‘/get/W: f v: Reede van Oudtshoorn E: Bergh’
zo is verstaan in ‘t zelve Rapport genoegen te neemen en daar van deeze aanteekening te houden
Uit een Rapport van Gecommitteerde Leeden uit den Raade van Justitie die neevens den ad interim Fiscaal van Rijneveld hebben gevaceerd tot ‘t slaan van Zeeguls gebleeken zijnde dat in hun bijweesen 50 p:s Zeguls van Rd:s 10:- ieder waaren gestempeld geworden, zo is verstaan dezelve Zeguls conform t geen ter sessie van den 29 September Jongstleeden is beslooten by de Negotie boeken te laaten inneemen.
Evengemelde Gecommitteerde Leeden uit den Raade van Justitie almeede of schriftelijke last van den Edelen Heer Commissaris ten overstaan van den adinterim Fiscaal gevaceert hebbende tot ‘t eiken van alle de gewichten die zig in de onderscheidene administratien en departementen bevonden mitsgaders tot ‘t examineeren van de aldaar gebruikt wordende Balancen hier over ingedient hebbende ‘t volgend Rapport
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands Indien, mitsgaders Commissaris over dit Gouvernement, en den Ressorte van dien & & &
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘De ondergeteekende pro interim Fiscaal en gecommitteerden Leeden uit den Raade van Justitie deezes Gouvernements, zich ter pligtschuldige voldoening aan de schriftelijke commissie door Uwel Edele Groot Achtb: op den 7 deezer daartoe op hun gedecerneerd op gisteren en eergisteren begeeven hebbende in alle administratien en departementen der E: Comp: in ‘t Casteel en ter deezer Hoofdplaatze, waar s’ E: Comp:s gewichten worden gebruikt ten einde aldaar ten bijweezen van die geenen die de gewichten moeten verantwoorden dezelve gewichten met alle naauwkeurigheid te toetzen teegen het proefgewicht dat ten dien einde door de Pakhuismeester aan hun zijn ter hand gesteld omme vervolgens de goede gewichten behoorlyk te eiken en de geenen die te ligt dan wel anderzints onbruikbaar mogten zijn afte zonderen teffens omme de Balancen bij dezelve s’ E: Comp:s gewichten gebruikt wordende naauwkeurig te examineeren en de onbekwaame meede van de goede aftezonderen hebben de Eere bij deeze Uwel Ed: Groot Achtb: pligtschuldig te rapporteeren, dat zy s’ E: Comp: gewichten voor zo verre daar onder eenige gevonden zijn, welke een weinig te ligt waaren door het volgens de gewoonte inslaan van de vereischte Yzere Pennen in de volkomenste ordre hebben dien brengen zonder dat er meerder hebben moeten worden afgekeurd en uitgezonderd als alleenlijk een Vijf pond gewicht by ‘s E: Comp:s Slachthuis en een twee ponder by het Equipagiepakhuis behoorende terwijl ‘s E: Comp:s Balancen in alle s’ E: Comp:s administratien en departementen waar dezelve zich tot gebruik bevinden in een goede situatie waaren’
‘De ondergeteekende achten zig overigens verpligt bij deeze geleegentheid almeede ter kennisse van UwelEd: Groot Achtb: te brengen dat zij op Maandag, Dingsdag, en Woensdag den 6, 7, en 8 der Jongst gepasseerde Maand october, gevaceerd hebbende om ingevolge het zeer geëerde bevel Uwer Wel Edele Groot Achtb: te toetzen en vervolgens te eiken de gewichten, Ellen en andere maaten der Ingezeetenen als toen aan hen is te vooren gekomen de noodzaaklijheid om daar toe bepaaldelijk altoos van een en dezelfde gewichten, Scheepels en andere maaten gebruik te maaken: Weshalven zij nodig geoordeelt hebben aan Uwel Edele Groot Achtb: zeer eerbiedig in consideratie te geeven of het niet oorbaar zijn de ordinaire proefgewichten ter voorkoming der defecten die door ‘t dagelijks gebruik dat van dezelve in s’ E: Comp: pakhuis gemaakt word daaraan zoude kunnen werden toegebracht, mitsgaders een daartoe te verstrekken proefscheepel onder ‘t zegul der Justitie te doen bewaaren om dus tot geene andere eindens gebruikt te kunnen worden’
‘Hiermeede verhoopen de onderget: aan de zeer geëerde Commissie Uwer Wel Edele Gr: Achtb: te hebben voldaan en laaten deeze dienen voor plichtschuldig Rapport’
‘Aan Cabo de Goede Hoop den 12 Nov: 1794’
‘/get/ W: J: van Rijneveld R: J: v: d: Riet A:m Fleck’
‘Mij præsent’
‘/get/ J: B: Hoffman g:Clercq’
na lecture van welke Rapport bij den Raade is beslooten omme het gewicht van 5 lb in s’ Compagnies Slachthuis en een van 2 lb in ‘t Equipagiemagazijn welke hebben moeten worden afgekeurd bij de Negotie Boeken te laaten afschrijven omme bij voorkomende geleegentheid naar Nederland te worden verzonden, terwyl op de voordracht door Gecommitteerdens bij hun voormeld bericht gedaan, goedgevonden is, omme het proefgewicht, mitsgaders een der aan handen zynde amsterdamsche Scheepels waarna Jaarlijks de gewigten en maaten der Ingezeetenen moeten worden getoetst en geëikt, onder het zegul der Justitie te laaten bewaaren
Hier op is geleezen een Vertoog door Commissarissen uit den Raade van Justitie aan deeze Regeering gericht luidende als volgd.
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India, en Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & &, beneevens de E: Achtb: Heere Gezachhebber en Wel Edele Heeren Raden van politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren!’
‘Het heeft Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: behaagd de ondergeteekende president en Leeden, ‘t collegie van Commisarissen uit den Raade van Justitie uitmakende te gelasten, omme navolgens de geëerde besluiten en Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: Vergadering op den 27 Junij en 17 September deezes Jaars genoomen ten overstaan van den adinterim Fiscaal deezes Gouvernements en den Capitein Ingenieur Louis Michel Thiebault te doen onderzoeken of zeekere strooken lands door den oud Burgerraad Johannes Matthias Bletterman in deeze Tafelvalleij omtrend ‘t Laboratorium der Artillerij en door den Burger Johannes Cornelis Brits aan de Roodebloem tusschen het zogenaamd Papendorp en de kalkbranderij van den Burger Mader geleegen en in eigendom verzocht aan dezelve zouden kunnen worden afgestaan, zonder dat door eenige hindernissen aan de defensie deezer plaatse ofte nadeel aan de belangens van de E: Comp: dan wel aan die der Ingezeetenen zoude werden toegebracht, te einde indien gevalle te tauxeeren het geen een ieder hunner voor de verkryging in eigendom van de voorsZ Landerijen tot een recognitie aan den E: Comp: zoude behooren te betaalen en bij ‘t bericht hier over te voegen of de omstandigheeden van voorschr: Britz van dien aart koomen te zyn dat op zijn verzoek om het door hem verzocht stuk Land gratis in eigendom te hebben; eenig reguard zoude behoren te worden geslagen’
‘Ter pligtschuldige voldoening hier aan hebben zij de voorsZ Commissien ten fine van Executie opdragen gehad, aan hunne ordinaire Gecommitteerdens van de maand, die na verrichting van zaaken aan de ondergeteekendens in geschrifte hebben gerapporteerd dat zij na alvoorens van den in hunne Commissie benoemde Capitein Ingenieur Thiebault te hebben vernomen dat de situatie van ‘t door den oud Burgerraad J: M: Bletterman verzocht stuk land zodanig binnen de Batterijen en vesting werken deezer plaatse geleegen was, dat dies uitgaave daar aan geen ‘t minste nadeel konde toebrengen daar in teegendeel dat van den Burger Britz zo digt onder de Batterijen was geleegen dat met het zelve aan hem aftestaan groote hindernissen aan dezelve Batterijen in tijde van attacque zoude worden toegebragt, alleen waaren overgegaan tot de verdere examinatie van ‘t stuk land door den oud Burgerraad Bletterman verzocht en bevonden hebbende dat dies uitgave tot niemands præjuditie konde verstrekken, ‘t zelve ter groote van Een Morgen 200 quadraat Roeden en 156 voeten hadden getauxeerd op ƒ200:- ind: valuatie’
‘dat voorts de Burger Britz, wanneer zij GeComm: uit consideratie van zijne armoedige omstandigheeden aan dezelven hadden overgelaaten de eigendom van zeeker stuk land na zyn verkiezing wat verder van de Batterijen af geleegen aan Uwel Ed: Gr: Achtb: en E: Achtb: te verzoeken aan hun hadt gedeclareerd van deeze vriendelijke raad / schoon zijne belangens ‘t anders wel vorderen:/ geen gebruik te kunnen maaken, aangezien zig buiten staat bevond om op nieuw te kunnen fourneeren de kosten welke aan den Landmeeter volgens gewoonte moeten werden besteed voor ‘t meeten Carteeren &:a die dit verzoek wanneer hij daarinne aleens mogte reusseeren ten gevolge zoude hebben met verzoek dat zij Gecommiteerdens aan de onderget: de nodige voordracht geliefden te doen ter bewerking bij Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: dat, bij aldien aan hem een ander op nieuw te verzoeke stuk Land gratis zoude kunnen worden afgestaan hij van de kosten van dies meeting en het geen daarop verder mogt koomen te vallen bevrijd mogt zijn’
‘Weshalven Commissarissen de vrijheid neemen ‘t voorschr: Rapport van Gecommitteerdens in deezen aan Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: voortedraagen met beede wanneer gem: Britz ter obtenue van een stuk land in eigendom op nieuw bij UwelEd: Groot Achtb: en E: achtb: mogt komen te solliciteereen als dan op des Suppl:s verzoek uit aanmerking van deszelfs by Commissarissen welbekende armoede, een gunstig regard te wilen slaan Terwijl zij inmiddels de vryheid neemen de schriftelijke adviesen door den Cap:n Ingenieur Thiebault over de uitgaave van de meergem: in eigendom verzochte stukken lands gegeeven hierneevens Uwel Ed: Groot Achtb: en E: achtb: in allen eerbied aantebieden Commissarissen capteeren by dit hun Bericht de geleegentheid omme ter kennisse van Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: te brengen, dat door hen navolgens de beveelen van de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal in ‘s Comp:s Cassa is gebracht eene Somma van Rd:s 12898:6:3 zynde het geen door den meede geteekende Cassier A: Fleck geduurende den tijd van 12 Maanden ofte van P:mo September a:p: tot Ultimo Aug:s J: L: over de aan de E: Compagnies competeerende thiende van al ‘t graan dat door de Buitenlieden in ‘s Colonies Graanmagazynen geleeverd is geworden is gedecorteerd’
‘En hebben behoorlijk respect de Eer zig te onderteekenen’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren’
‘Kaap de Goede Hoop den 14 Novemb: 1794’
‘Uwer Wel Ed Groot Achtb: E: Achtb: zeer onderd: en gehoorzame Dienaaren’
’/:get:/’
over welk Vertoog gedelibereerd zijnde, zoo is goedgevonden en verstaan omme ingevolge de voordracht van Commissarissen het door den oud Burger raad Johannes Matthias Bletterman in eigendom verzochte stukje lands ter groote van 1 Morgen en 156 quadraat roeden geleegen in deeze Tafelvalei onder de Windberg aan hem in eigendom aftestaan, zo als geschied by deeze onder voorwaarden dat door hem daar voor tot eene erkentenis aan de E: Compagnie zal worden voldaan eene Somma van ƒ200 Kaapse waarde
Dan vermits uit gedacht Vertoog is koomen te blijken dat het stukje lands door den Burger Johanns Cornelis Brits in eigendom verzocht niet aan hem kan worden uitgegeeven, als hinderlijk zynde aan de Vestingwerken deezer Hoofdplaatze, en dat ofschoon mogelijk ergens elders een stukje Gronds zou kunnen worden gevonden waar de gemelde Brits een woning voor hem en de zyne zou kunnen maken zijne groote armoede hem zou verhinderen om de onkosten van meeting als anderzints daarop loopende nogmaals te dragen zo heeft den Edelen Heer Commissaris wel op zig gelieven te neemen, om wanneer gemelde Brits aan zyn Ed: verzoek mogt koomen te doen om een ander stukje lands in eigendom te verkrygen als dan zodanige schikkingen te zullen maaken als waardoor den gem: Brits in zijne armoedige omstandigheeden zal kunnen worden gesoulageerd
Vervolgens wierd door den Edelen Heer Commissaris ter tafel geproduceerd een Rapport aan zyn Ed: door den Capitein Luitenant der Artillerie Fredrik Langerman als Commies der Magazijnen gericht, over eenig Vlaamslinnen en Everdoek ‘t welk ‘s nachts tusschen den 17 &18 deezer loopende Maand, uit ‘t Magazijn nabij de Linie post staande, is gestoolen geworden, luidende dat Rapport als volgd
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heere Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India, mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoope en den Ressorte van dien &:a &:a &:a
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer’
‘Den ondergeteekende Capitein Luitenant en Commies der Magazynen de vrijheid neemende Uwe Wel Edele Groot Achb: te rapporteeren, als dat denzelve op den 17 deezer geassisteerd door een Bombardier zig heeft begeeven na ‘t Magazijnen aan de Linie omme ‘t zelve te visiteeren’
‘Aldaar gekoomen zijnde ende deuren van gemelde Magazijn willende openen wierd gem: Commies ontwaard dat de deuren uit haar drumpel uitgeweeken waaren, de schuifregel verboogen, en ‘t slot zodanig geforceerd zijnde, dat, wat voor moeite men aanwende, men geene beweeging in het Sluit werk konde brengen, om ‘t selve als na gewoonte te openen soo heeft den onderget: zig in de noodzaaklijkheid bevonden, ten dien einde een Smit van het ambachtsquartier doen koomen, die als dan het slot door middel van zijn gereedschap heeft opgemaakt. In ‘t Magazijn binnen gekomen zynde en alles wel naauwkeurig nagaande so bevond den ondergeteekende dat kwaamen te manqueeren’
‘Waar op den onderget: op den 18 deezer direct van dit geval aan UwelEdele Groot Achtb: behoorlijk Rapport heeft gedaan, en ‘t vermiste linnen opgegeeven, so, en als hier boven gespecificeert staat; zynde ‘t op dien tijd toen ‘t bevonden is vermist te zyn, te laat geworden om dadelijk Rapport aan Uwel Edele Groot Achtb: te presteeren wijl het des avonds circa seeven uuren waar eer hy Commies met de verdere examinatie van ‘t Magazijn heeft klaar gehad’
‘Hier op geliefde ‘t Uw Wel Edele Groot Achtb: den Capitein Luit en Commies te ordonneeren, omme na het Rapprt van den 18 deezer zig in Persoon na de Linie te begeeven en de aldaar gedetacheerde artilleristen te examineeren haar goederen te visiteeren of mogelijk iets van die goederen onder hun berustende waar’
‘Om aan deeze Hoog gerespcteerde ordres te voldoen begaf zig dadelijk gemelde Cap: Luit en Commies der Magazynen wederom geadsisteerd zynde van een Bombardier na vooorn: Linie edoch zig voor neemende omme de Sleutels van ‘t hier vorengenoemde Magazyn eens meede te neemen het zelve nogmaals natezien of alles wel goed in syn ordre waar, so bevond hij als dat de deur van ‘t Magazyn alleening met ‘t Hangslot gesloten was het groote slot met force open gemaakt de reegel van het slot buiten de sleutel plaat die teegens de sponning der dubbelde deur sluite’
‘Waar op hy Commies den Capitain Ingenieur Thiebault / welke digt aan gem: Magazyn deszelfs wooning heeft:/ tot adsistentie verzogt om dat sluitwerk nader te examineeren edoch dezelve niet by der hand zijnde is den Sergeant van de aldaar bevindelijke wagt geroepen die het zelve in dier voegen heef bevonden als hier boven is aangehaald geworden’
‘In het magazyn gekomen zynde, en alles wederom nagaande bevond met te manqueeren Twee stukken Linnen als.
1 p:s vlaams Linnen inhoudende | 88 Ellen |
1 d:o Everdoek d:o | 142 d:o |
Tesamen uitmakende | 230 Ellen |
1 p:s vlaams Linnen inhoudende | 88 Ellen |
1 d:o Everdoek d:o | 142 d:o |
Tesamen uitmakende | 230 Ellen |
‘zijnde hier van dadelijk aan Uwel Ed: Groot achtb: door den Cap: Luit en Commies der Magazijnen behoorlijk Rapport gedaan als ook dat bij ‘t detachement Artillerie aan de Linie niets van die goederen te vinden waaren’
‘Verhoopende hier meede aan de intentie van Uw Wel Edele Groot Achtb: plichtschuldig te hebben voldaan so hebben de Eer my met ‘t diepst respect te noemen’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer’
‘Uwer Wel Ed: Groot Achtb: zeer gehoorz en ond: Dienaar’
’/ get / F: Langerman.’
‘Cabo de Goede Hoop den 19 November 1794.’
na welkers lecture door den Edelen Heer Commissaris gecommuniceerd geworden zynde dat niet teegenstaande de allernaauwkeurigste navorsschingen die zijn Ed: hadt doen bewerkstelligen de dader of daders van deeze diefstal tot nu toe niet hadden kunnen worden ontdekt zo is bij den Raade beslooten omme den gestoolen 533 Ellen Vlaamse linnen en 337 Ellen Everdoek bij de Negotie Boeken op Reekening van Winst en Verlies afteschrijven.
Voorts geleezen zijnde de Requeste van Dina Margarita van Dyk Weduwe wijlen den Burger Cornet ter Graaffe Reinet Johan Adriaan Raubenheimer luidende als volgt.
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer en M:r Abraham Josias Sluysken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris Generaal over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den ressorte van dien & & &
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer’
‘Geeft met verschuldigde eerbied te kennen Uwel Ed: Groot Achtb: zeer nedrige Dienaresse Dina Margaretha van Dijk weduwe wylen den Burger Cornet Johan Adam Raubenheimer’
‘Hoe dat in de maand Julij in den Jaar 1792 door den toenmaalige Landdrost Woeke aan der Suppliante thans overleedene man aangeschreeven geworden zijnde dat hij de Manschappen die op de roovende Bosjesmans gedetacheerd waaren, zoude hebben de voorsien met de nodige mond provisie en dat hem dies bedraagen volgens besluit van den krijgsraad uit ‘s Colonies Cassa van Graaffe Reinet zoude worden voldaan; zo als Uw Wel Edele Groot Achtb: de waarheid hiervan blijken zal uit de bij deezen gevoegde Verklaaring van opgemelde Moritz Herman otto Woeke’
‘Dat tot nakomimg van deeze ordre ter plaatze van de Suppl:te dan ook zeeven dagen ruim 180 Persoonen met de nodige spyze en drank zyn voorzien geworden en noch boven dien Tien muddel meel zijn gebruikt tot ‘t bakken van beschuit om tot provisie meede te neemen’
‘Dat intusschen opgemelde Woeke de Colonie Graaffe Reinet verlaten hebbende, en de Heer Mainier hem als Landdrost gesuccedeert zynde heeft den Suppl:te overleedene Man zig ter dier tijd geaddresseerd aan evengemelde Landdrost de Heere Maynier en om de betaaling verzogt van ‘t geen hij aan ‘t Commando had verstrekt, dan ten antwoord bekomen, dat men dienaangaande niets betaalen zoude’
‘En dewijl de Suppl:te vermeend dat het een hardigheid zyn zoude zo zy kwam te missen de aanzienlijke onkosten die ter dier geleegenheid zyn gedaan zo is zij te raade geworden zig te wenden tot Uwel Edele Groot Achtb: met needrige beede dat ‘t Uwel Edele Groot Achtb: goedgunstig gelieven te behaagen de Suppl:te in deezen te gemoede te koomen met haar libereeren ofte te doen afschryven het geene zy op haare Plaats genaamd de kweek Valleij geleegen aan de Zwarteberg over Recognitie Penningen ten agter is.’
‘’T welk doende &:a’
’/ get / Dina Margritta van Dijk Wed: Roubenheimer’
‘Cabo de Goede Hoop den 13 Nov: 1794’
zo is na deliberatie over dezelve Requeste by den Rade beslooten omme copia authentiecq daar van, zo wel als van ‘t daar neevens gevoegd Certificaat door den geweezen Landdrost van Graaffe Reinet Moritz Herman otto woeke verleend, toetezenden aan den Landdrost en krygsofficieren van Graaffe Reinet met last en bevel den Raade te berichten of de positiven door de Suppliante by haare voorseide Requeste gealegueerd op waarheid zyn gegrond dan niet, en voorts of en in hoe verre op haar verzoek ter obtenue van schadeloosstelling voor het geen door haar overleeden man aan ‘t Commando op de rovende Bosjesmans Hottentotten uitgezonden is verstrekt geworden regard behoord te worden geslagen
Nog geleezen zijnde een Request van volgende inhoud door Juffrouw Catharina Jacoba de Wet Weduwe wijlen den koopman titulair Petrus Ludovicus LeSueur aan deezen Raade geaddresseerd.
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van de kaap de Goede Hoop en den ressorte van dien & & & mitsgaders den E: Achtb: Politiecque Raade.
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren!’
‘Geevd met verschuldigde eerbied te kennen Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: zeer nedrige Dienaresse Catharina Jacoba de Wet, wed: wylen den pakhuismeester en lid in den Ed: Achtb: Raade van Justitie deezes Gouvernements Petrus Ludevicus Lesueur Hoe dat zij Suppliante onlangs eenigen tijd aan ‘t warme bad geleegen onder het hottentots Hollands Gebergte hebbende doorgebragt, niet zonder het grootste meedeleiden had gezien de Jammerlyke toestand van verscheiden min vermoogende Leiders die zig daar kwamen te bevinden om de baaden te gebruiken, welke door ‘t gemis van behoorlijke lyfsberging genoodzaakt waaren zig op eene zeer gebrekkige wijze en ligt opgeslagen hutten te moeten verblyven waar door al dikwyls door de bijna daaglijks afwisselingen van ‘t weeder de anders zo gewenschte uitwerking dier Baden of verijdeld of ten minsten zeer wierden vertraagd. De Suppl:te aangezet door meededoogen over den toestand van zulken haarer minvermogende natuurgenooten zoude gaarne zo veel in haar vermoogen, dezelve willen te gemoet koomen en daartoe op eene bekwaame plaats door haar reeds uitgekoozen uit haar prive Beurs laaten opbouwen een Huis voorzien van genoegzame vertrekken, die alleen zouden dienen, om gratis te logeeren zodanige der Ingezeetenen dewelke anderzints belet worden ter verkryging haarer gezondheid behoorlyk gebruik der Baden te maaken na dat door toe de gewoone permissie van den Heere Hoofdgebieder zullen hebben verkreegen. Dan hier toe de Hooggunstige toestemminge Uwer Wel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: benodigt hebbende neemt de Suppliant op ‘t submisis de vryheid zig tot Uwel Edele Groot Actb: en E: achtb: te wenden met eerbiedigst verzoek dat ‘t de Suppl:t mooge worden toegestaan ten fine voorsZ aan ‘t warme bad te moogen doen construeeren een Huis, met deeze gunstige byvoeging dat ‘t den Suppliant zal vrijstaan over den opstal in der tijd zodanig te disponeeren als zal komen goedvinden met die belofte echter dat ‘t gebouw zoo blyvende nimmer door haar recht verkrygende tot eenig ander gebruik zal mogen worden geemployeerd, als waartoe de Stichter ‘t zelve heeft geschikt te weeten tot lyfsberging van minvermogende zieken’
‘De Suppliante overtuigd van de zo vaderlyke als genereuse denkwyze Uwer Wel Edele Groot Achtb: en E: achtb: om daaden van deezen aart, op alle moogelyke wijze te faciliteeren en te begunstigen neemd al verder de vrijmoedigheid om by haar ootmoedig verzoek nog te voegen dat het haar gunstig moge worden geaccordeerd om in ‘s Comp:s Houtbossen aan ‘t rivier zonder Eind ten haaren kosten laaten kappen als zo veel Timmerhout, als zy tot extructie van meergem: gebouw zal koomen te benoodigen’
‘’T welk doende &’
’/ get / C: J: de Wet Wed: Lesueur’
zo is na deliberatie over dezelve Requeste en by overweeging van de allezints belanglooze en loffelyke beginselen de de Suppliante hebben aangezet om eene stichting te doen, waar door haare behoeftige natuur-en-landsgenooten in de herstelling hunner gezondheid zullen kunnen worden gesoulageerd, goedgevonden en dienvolgens beslooten de verzoeken door de Suppliante gedaan, gaave te accordeeren, zo als dezelve geaccordeerd worden by deeze, zullende dienvolgens aan haar weesen toegestaan om in den omtrek van het Warme bad op de door haar uitgekoozen plek een huis te construeeren met deeze vryheid over het selve opstal in der tijd sodaning te disponeeren als sal komen goedtevinden onder deeze expresse verpligtinge dat het selve door de bezitters nimmer tot eenig ander einde zal mogen worden geemployeerd als tot lyfberging van minvermogende Sieken, welke daar van na erlanging van de gewoone en noodige permissie van den Hoofdgebieder in der tyd sullen verlangen gebruik te maaken, geduurende zig aan geseiden bad bevinden en sonder dat de Suppl:te daar door eenige aanspraak of regt van Eigendom zal kunnen maaken op de grond selve op welke geseide Huis zal worden geset en veel mindere om eenige daar om geleegen grond terwijl al verders ten einde deese goede en pryselijke Eindens van de Suppliante op alle mogelyke wijze te hulpe te koomen, word verstaan aan haar te permitteeren uit ‘s Comp:s Houbosschen aan de Rivier zonder End , zoo veel Timmerhout ten haaren kosten te mogen kappen, als tot de extructie van ‘t Gebouw in questie benodigd zal weezen, mits daarvan behoorlyke opgaave doende aan den Baas van ‘s Compagnies Post de Zoetenmelks vallei Marthinus Theunisse en zich in ‘t kappen daar van gedraagende naar de aanwyzingen die gemelde Theunisse daar toe doen
Wijders wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade te kennen gegeeven, dat by een naauwkeurige door zijn Ed: bewerkstelligde overziening der Bandieten welke uit hoofde van den teegenswoordige oorlog van ‘t Robben Eiland hebben moeten worden overgebracht naar deeze Hoofdplaatze, omme aldaar aan de gemeene Werken te arbeiden aan zijn Ed: was gebleeken, dat een aantal van Veertien dier ongelukkige Menschen waarvan de meeste ruim Zestig Jaaren hebben bereikt, zo door hoge ouderdom als door onderscheidene lichaamsgebreeken, zich buiten staat bevonden aan de Batteryen als andersints te kunnen arbeiden, en dus meer tot belemmering dan tot eenige wezendlijk diensten kwamen te zijn te meer door de weinige plaats welke ten deeze Casteele tot herberging van alle de Bandieten heeft kunnen worden gevonden veel te klein is om hen alle zodanig te kunnen plaatsen als tot behoud hunner gezondheid wel zou worden vereischt en is na deliberatie over dit een en ander, en bij overweeging dat geen Vijand, wie hij zijn mooge, ooit eenig nut ofte dienst van deeze afgeleefde verminkte en ziekelijke Schepzels zal kunnen trekken mitsgaders omme voor zo veel mogelijk is ‘t tot der overige te verligten door hen meerder ruimte tot lijfberging te verschaffen, bij den Raade besloten de gezegde Veertien afgeleefde en onbekwaame Bandieten wederom per een Landsboot naar ‘t robben Eiland te verzenden, en ter hunner bewaking bij de zich aldaar bevindende Militairen nog te voegen [.....] Gecommandeerdens, waarvoor dus aldaar het gewoon Randsoen, zo wel als voor de Gecondemneerdens maandelijks zal worden verstrekt
Nademaal deezen Raade tot haarer bijzondere ontstichting moet ondervinden, dat veele der onderafgeschreeven Gagie alhier remoreerende gemeene Dienaaren der E: Compagnie bij aanhoudenheid verzuimen om ingevolge en ter voldoeninge aan het geen by besluit van den 14 November 1792 is geordonneerd ende gelast ter gezetter tijd opgaaven te doen van de plaats hunner domicilium mitsgaders dat veele zo der gemelde Dienaaren als geligte Soldaten en Matroosen tot nu toe niet hebben voldaan aan de last welke hen by Publicatie op den 21 September Anno Passato is gegeeven om zig voor Ult:o aug:s deezes Jaars ter deezer Hoofdplaatze te sisteeren om aldaar de begeerte en beveelen deezer Regeering ten hunnen opzichte te verstaan en zo meede dat in weerwil van de ernstige ordres, insgelijks bij publicatie van den 21 September anno passato vervat nog wordt voortgegaan om in leening vergunde persoonen zonder permissie van den Edelen Heer Commissaris aan anderen overtelaaten en eenige dier geligte Dienaaren met overtreeding van alle goede ordre en de eindens waartoe in leening zijn afgestaan, zich verre Landwaarts in begeeven om zich aldaar te etablisseeren, alles tot merkelyk nadeel zo van de E: Compagnie als van de goede Ingezeetenen, Zo is bij den Rade goedgevonden en dienvolgens beslooten, omme bij renovatie en ampliatie van alle de gemelde voorige Publicatien thans nogmaals by publicatie en afixie van Billetten de novo en nader te statueeren en te ordonneeren zo als geordonneerd en gestatueerd word by deeze.
Dat alle ‘s Compagnies geligte of onder afgesZ: Gagie gestelde gemeene Dienaaren welke zig zo in dit kaapse Vlek als in dies omtrek en in ‘t geheele kaaps District met er woon bevinden, verpligt en gehouden zullen zijn, omme op Maandag en Dingsdag die weezen zullen den 22 en 23 der aanstaande Maand December zich op de nieuwe kat ten deezen Casteele te moeten sisteeren voor zodanige Gecommitteerdens als den Edelen Heer Commissaris daar toe zal gelieven te benoemen omme aan dezelve vertoonen de bewijzen, volgens welke zij aan Ingezeetenen in leening zyn vergunt, of de permissie hebben erlangd om in deeze Colonie onder afgeschreeven Gagie te blyven remoreeren en welke eerste bovensdien zullen moeten weezen gemunieerd met een bewys van de geene waar zy zich ter woon bevinden
Dat voortaan bij de Jaarlijkse opgaave der Burger effecten in de Maand Mei, zo ter deezer Hoofdplaatse voor gecommitteerde Leeden uit den Raade van Justitie als in de respective Buitendistricten voor Landdrost en Heemraden geschiedende een ieder der geligte of onderafgeschreeven gagie gestelde gemeene ‘s Compagies Dienaaren onder dit kaapse District woonagtig, zich in persoon zullen moeten sisteeren voor Gecommitteerde Leeden uit den Raade van Justitie en die welke zig in de Buitendistricten bevinden voor Landdrost en Heemraden van de Colonie waar onder zij zig met de woon bevinden gemunieerd met zodanige bewijzen als zo even zijn omschreeven
Dat hiervan eenlijk zullen weezen geexcuseerd, zodanige der gemelde Dienaaren, als door ouderdom of lichhaams gebreeken verhindert worden, zig van Huis te begeeven dog dat de zodanige onder voldoende Certificaaten aan hunne debile toestand, de opgave, welke andersints in Persoon moesten doen door anderen hunnent weegen zullen kunnen laaten geschieden
Dat alle gemeene Dienaaren ‘t zij geligte of onder afgeschreeven gagie gestelden, die zig nu en voor al het vervolg niet er behoorlyker tijd en bepaalde plaatzen koomen te sisteeren aangemerkt zullen worden als vermiste of gedroschte Dienaaren der E: Compagine om onder Ultimo August van ieder Jaar by de Soldy boeken deezes Gouvernements te worden afgeschreeven en gesteld in handen van den officier om teegens hen naar luid van de Wetten en ordonnantien te procedeeren.
Dat alle geligte Dienaars welke zig niet bevinden by de Persoonen aan wie in leening zijn gegeeven gehouden en verpligt zullen weezen, zig voor ‘t uiteinden van de eerstkomende maand April te vervoegen by den Edelen Heer Commissaris over dit Gouvernement gemunieert met behoorlyke bewyzen dat den geligte zig niet anders dan met consent van de geene door wien is geligt, van hem heeft geabsenteerd ten einde door welgem: Edele Heer Commissaris des goedvindende in leening te kunnen worden gegeeven, aan den geene die den geligte dient; alles op poene dat de geene der gem: Dienaaren die zulks mogten verzuimen daarover na exigentie van zaaken arbitrair zullen worden gecorrigeerd of gestraft; en Laatstelyk
Dat alle In-en- opgezeetenen die een of meerder geligte dan wel onderaf geschreeven Gagie gestelde Dienaren in hunne dienst hebben gehouden en verpligt zullen zyn te zorgen dat door hen de by deeze bepaalde opgaaven Jaarlijks worden gedaan of by weigering van hen deeze opgaave zelfs te doen op Verbeurte van Vijftig Ryksdaalders voor ieder persoon, booven de arbitraale correctie na bevinden van zaaken
Deeze Regeering zich van tijd tot tijd geinformeerd gevonden hebbende dat de meeste der Landbouwers onder de Districten van Stellenbosch , Drakenstein en Zwellendam woonachtig, en welke teffens plaatzen onder ‘t Districten van Graaffe Reinet hebben zig beswaard achten over de verpligting waar onder zij zijn gelegd om van hun Vee jaarlijks opgaave te doen, aan den Landdrost en Heemraden der Colonie waar in zich het zelve Vee bevind, alzoo zy zich door de verre afstand hunner Woonplaatzen van de drostdije van Graaffe Reinet , menigwerf buiten staat bevinden zig derwaards te kunnen begeeven, en dus genoodzaakt zyn de opgaave door anderen te moeten laaten doen waar uit meer dan eens abuizen of misverstand zyn ontstaan, die altoos of tot nadeel van de opgezeetenen of tot schaade van de Inkomsten der Colonie waar aan de betaaling moet geschieden uitloopen, zo is uit hoofde van de noodzaaklijkheid omme aan de eene zyde de opgezeetenen hierinne zo veel mogelijk te faciliteeren en aan de andere kant te waaken dat de Cassas der respective Colonien in derzelver wettige Inkomsten niet verkort worden, goedgevonden en besloten bij Publicatie en affixie van Billetten te statueeren en te ordonneeren gelyk geordonneerd en gestatueerd word bij deeze.
Dat voortaan de opgezeetenen der Colonien Stellenbosch , en Drakenstein vrijheid zullen hebben, om van het Vee dat zij onder de Colonien Zwellendam en Graaffe Reinet koomen te bezitten de opgaaven te moogen doen, aan Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein , en zo meede dat de opgezeetenen van Zwellendam en die van Graaffe Reinet van ‘t Vee dat zij in andere Districten koomen te bezitten ook meede respectivelyk opgaaven zullen moogen doen voor den Landdrost en Heemraaden van het District waaronder zij domicilieeren
Dat deeze opgaaven volgens de verpligting der opgezeetenen ter goeder trouw zullen moeten worden gedaan, zodanig dat zy dezelve voor Landdrost en Heemraaden met solemneele Eeden zullen en des gerequireerd wordende moeten staaven
Dat door Landdrost en Heemraaden van ieder District pertinente lysten zullen moeten worden gehouden van ‘t Vee dat de opgezeetenen van hunne respec:ve Districten in andere Districten komen te bezitten
Dat deeze opgaave alzoo gedaan zynde, de betaling welke voor ‘t opgegeeven Vee moet gepresteerd worden ook zal moeten geschieden ter Drostdije waar de opgaave is geschied.
Dat van deeze opgaaven en betaalingen door de Colegien van Landdrost en Heemraden respectivelijk kennisse reekening en verantwoording zal moeten worden gegeeven, en gedaan aan Landdrost en Heemraden der Drakens tot welke het opgegeeven gehoord en dienvolgens de betaaling moet geworden ten einde door hen behoorlyke onderzoek zal kunnen worden gedaan of de opgaave naar waarheid is geschied, en de reekeningen welke uit den ontfangst zullen ontstaan onderlings en wederkeerig te kunnen liquideeren en vereffenen.
Aangezien eenige in-en-opgezeetenen deezer Colonie uit de interdictie van den 27 october deezes Jaars houdende verbod om geene hunner Wagens ‘t zy van buiten herwaards koomende dan wel retourneeren bij of omtrend de plaats de Tijgervallei nergens te mogen uitspannen of hun Juk Vee te laaten loopen dan aan ‘s Comp:s dam aan deeze zyde en aan kuils rivier aan geene zijde van gemelde plaats verkeerdelijk hebben afgeleid als of onder dat gebod begreepen waaren, de ordinaire uitspan plaatzen voor heen gedient hebbende en nog dienende tot de uitspanning van ‘t Vee der opkomende en retourneerende wagens der voorzeide in-en-opgezeetenen; zo is ten einde hen uit dit verkeerd begrip te brengen by den Raad beslooten aan alle ende iegelyk der In-en-opgezeetenen deezer Colonie by affixie van Billetten te notificeeren en bekend te maaken, dat standhoudende ‘s Raads voormelde interdictie van den 27 october deezes Jaars aan hem blijft geinterdiceerd en verboden hunne Wagens niet uittespannen nog hun Vee te laaten loopen op ‘t land te laaten loopen van de plaats de Tygervallei gehoorende dog dat aan hen de vrijheid word gelaaten hunne wagens met de daar by zijnde Trekossen te laaten uitspannen en wijden op alle de uitspan plaatzen die voorheen en altijd tot dat einde zyn gebruikt geworden, en wel inzonderheid de Versche Valleij en Jakhals valleij bijde aan deeze zyde van de plaats de Tygervalley en ver van dies gemeeten land leggende
Uit een Extract der Notulen bij den Burgerkrygsraad op den 5 der loopende Maand gehouden gebleeken zijnde de aanstellingen door haar gedaan van Jan Smook de oude en Johan Theobald Andreasz tot Sergeanten mitsgaders Coenraad Meijster en Jan de Goede tot Corporaals bij ‘t Corps der Invalides, zo is bij den Raade beslooten deeze aanstellingen te approbeeren gelijk geschied by deeze en zal daarvan aan den Burgerkrygsraad by Missive kennis worden gegeeven
Laatstelijk zijn op ordres van den Edelen Heer Commissaris in Vergadering verscheenen de Vaandrigs super numeraire Hendrik oostwald Wilsnach en Hendrik Le Sueur mitsgaders de extra ordinaire Vuurwerker Pieter William Ferdinand van Schuler en de Boode van Politie Jacob Signeur welke alle de tot hunne ampten en bedieningen staande Eeden aan handen van den Edelen Heer Commissaris hebben afgelegd.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop Ten daage en Jaare voorsZ:
[Signed:] A: J: Sluijsken
[Signed:] J: I: Rhenius
[Signed:] J: J: Le Sueur
[Signed:] O: G: De Wet
[Signed:] W: F: V: Reede van Oudtshoorn
[Signed:] E: Bergh
[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s
C. 227, pp. 115-231.¶
Vrydag den {17941205} 5 Decemb:1794
’s voormiddags, alle Present
Na resumptie en approbatie der resolutien op den 24 November Jongstleeden genoomen wierd door den Edelen Heer Commissaris ter tafel geproduceert eene Missive door de Wel Edele Groot Achtb: Heeren Bewindhebberen ter kamer Amsterdam sub dato 14 Junij deezes Jaars aan dit Gouvernement geschreeven en per het op den 28 der afgeweeken maand alhier gearriveerd Schip de Castor aangebracht, waar by hun Wel Edele Groot Achtb: deeze Regeering gelieven aan te schrijven, dat den gerepatrieerde Luitenant ter zee Matthys van der Balk aan hun Wel Edele Groot Achtb: by requeste te kennen gegeeven hebbende, dat hy onder Ultimo Augustus 1784 voor Hospitaals ongelden alhier was belast geworden met ƒ131:4:-, en onder Ultimo Maart 1785 met ƒ144: te zaamen uitmaakende ƒ275:4:-, waarover zich zeer beklaagd, en dat dewijl aan hun Wel Edele Groot Achtb: uit de overgelegde en nevens gedachte Missive alhier in Copia ontfangene documenten was gebleeken dat gem: van der Balk ter herstelling zyner gezondheid zich in een particulier Huis hadt onthouden, en de onkosten van Doctor en Medicynen door hem waaren betaald, ook de gemelde Somma van ƒ275:4:- aan hem hadden dien afgeeven doch dat, vermits de Maatschappy deswegens schadeloos moet worden gesteld hun Wel Edele Groot Achtb: begeerden dat deezen Raade zou doen nagaan, aan wie der Bediendens alhier die verkeerde behandeling moest worden toegeschreeven ten einde te zorgen dat het bedragen der bovengemelde Somma van ƒ275:4:-, door zodanige Bediende in ‘s Compagnies Cassa worde gerestitueerd; waar over gedelibereerd zynde zo is goedgevonden en verstaan de Chef en Visitateur der Soldyen Clemens Matthiessen Junior te ordonneeren en te gelasten zo als hij gelast en geordonneerd word bij deeze omme omtrend dit een en ander naauwkeurig onderzoek te doen, en daar over den Raade ten spoedigste te dienen van Bericht in geschrifte
Hierna is geleezen eene Missive door de Wel Edele Groot Achtb: Heeren Bewindhebberen ter kamer Zeeland sub dato 4 Junij anno Couranti aan deezen Raade geschreeven tot bijgeleide der Charte partij van ‘t ingehuurd Schip de Jonge Bonefacius , gelijktijdig met voormeld Schip de Castor alhier aangeland, en vermits gedachte geëerde Missive zo min als de Chartepartij iets bevat wat den Raade zou kunnen doen overgaan om het gemeld Schip de Jonge Bonifacius alhier aan te houden zo is verstaan de Bodem naar Batavia te doen steeven zodra dies Schipper zal aangeeven daartoe in gereedheid te zijn zullende als dan daarin worden afgescheept ter verzending naar Indias Hoofdplaatze 20000 lb Boter
Vervolgens is geleezen een Rapport door den Capitein van het Schip de Castor over den toestand van zijnen onderhebbende Bodem aan den Edelen Heer Commissaris gedaan luidende als volgt.
Aan den Wel Edelen Groot Achtb: Heer M:r Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris van Cabo de Goede Hoop en de Ressorte van dien & & &
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer’
‘Den ondergeteekende voerende s’ E: Comp: Schip de Castor heeft de Eer Uwel Edele Groot Achtb: te kennen te geeven dat zyn onderhebbende Bodem geduurende de reize / schoon in den beginne niet zo / zeer lek is geweest, hebbende men op ‘t laatst der reise alle wagte ongelyk 17:19: tot 22 duim moeten lenspompen welke lekkagie ‘t meeste plaats had, wanneer men over Bakboord, met stuurboords halzen toe zeilden en denkelijk na dat men heeft kunnen nagaan, ‘t meest moest zitten aan Bakboords zyde onder de dubbelhuid, ook is gemelde Bodem zeer zwak in zyn verband want ‘t minste hol waater dat er eenige werking plaast heeft ontzette zig de Lijfnaaden, zo wel op de boven als onder dekken, en geen Calfaating heeft kunnen laaten waardoor wy en de Equipagie geduurig het ongemak heeft gehad, bij regenagtig weeder, onse rustplaatse nat te vinden, ook is de knie der voorsteeven ‘t eenigste steun der Boegspriet in ‘t begin der Ryze dwars afgebrooken, welk wij hebben tragten te herstellen door een swaar Ringbout waartoe wij de schoutbout ons meede gegeeven / ‘t best oordeelde, voor in de steeven en twee kleindere Ringbouten op zeide der Steeven in te slaan neemende door gemelde boute suffisante sjorrings, hier door kreeg de boegspriet meeder steun, dog was van geene lange duur, want de ring van gemelde Schotbout breekende vinden wij ons genoodzaakt een gat in zyn begrip 5 duim op zeide in de steeve te kappen neemende hier door een suffisante strop dik [.....] duim, waar door en over de boegspriet wy weer een sjorring naamen door dit middel had de boegspriet meer steun als te vooren, want met de hardste stamping, ontdekte wy weinig of geen beweeging in de boegspriet, en heeft ten gevolge had, dat wij gelukkkig zonder eenige schaden aan ‘t Tuig te krijgen of te hebben de reise tot hier toe hebben volbragt’
‘Hier meede heb ik de Eer mij met alle mogelijke Hoogachting en verschuldigde Eerbied te onderteekenen’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘Uw Wel Edele Groot Achtb: D: willige en gehoorsaamen Dienaar’
’/ get G: E: Overbeek’
en na deliberatie door den Ed Heer Commissaris gecommuniceerd dat zijn Ed: eene Commissie van zeekundigen zoude benoemen om de opgegeeven gebreeken naauwkeurig te onderzoeken
Nog geliefde den Ed: Heer Commissaris den Rade te bedeelen dat de overheeden van ‘s Comp: pacquet boot de Star aan zijn Ed gerapporteerd hebbende, dat zig aan hunnen bodem een lekkagie in de nabijheid van de kruitkamer hadt ontdekt waar door ‘t Buskruit geheellijk was bedorven geraakt; zijn Ed: eene Commissie hadt gedecerneeren op zeekundigen om de gebreeken aan dat Vaartuig naauwkeurig te examineeren mitsg:s eene andere Commissie op officieren der Artillerie om al ‘t Buskruit ‘t welke zig aan Boord bevond exact opteneemen en natezien en dat zyn Ed: van gem Gecomm: hadt ontfangen de volgende berichten
Aan den Wel Edelen Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris deezes Gouvernements en de Ressorte van dien & & &
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘Ingevolge aan Uwel Edele Groot Achtb: zeer gevenereerde Last hebben wij ondergeteekendens, geadsisteerd van de Baas der Scheepstimmerlieden alhier M:t van Eijk ons begeeven aan boord van de E: Comp:s Pacquet boot de Star , en aldaar ten overstaan van den Equipagiemeester deezes Gouvernements Jan Arnout Voltelen in ‘t byweezen van den Gezachhebber van dat kieltje Johannes Vogeler in opvolging van evengem: ordres, bevonden aan Stuurboorzijde onder het Loot beide wrongen een lekkagie waardoor met hooge zee en zwaar zeilen eenig waater langs de banden in ‘t kruitgat is gekoomen, het welke egter ingevalle er spuigat in ‘t kruitgat waar geweest waardoor het waater by de pompen had kunnen loopen van geen aangeleegentheid had kunnen zijn daaren teegen het zig nu in ‘t kruitgat heeft vergadert, zonder by de pompen te kunnen koomen, zodat het Schip by de pompen geen waater maakende egter in het kruitgaat is blyve staan.’
‘Dat wij voorsZ de Journaalen van de overheeden hebben nagezien en bevonden ‘t kruidt behoorlijk volgens Comp:s Instructies op zijn tijd gekeerd is.’
‘dat ‘t dus binnen de tyd van Veerthien dagen er wel op de Rijs naar de Baaijfals waarin die kiel swaar weer en geweldige hooge zee heeft omtmoet, moet veroorzaakt zijn’
‘Tot voorkoming dat zulks niet weder gebeuren kan neemen de ondergeteekendens de vryheid Uwel Edele Groot Achtb: voor te draagen dat in ‘t kruitgat spiegaten moeten werden gemaakt ‘t lek gecalfaat en het lood er weder over voorzien worden, dat weinig moeijte kosten zal’
‘Hier meede verhoope de ondergeteekendens aan Uwel Ed: Groot Achhtb: zeer geëerde Last voldaan te hebben laat zij dit dienen tot bericht’
‘Actum in de Pacquetboot de Star den 2 deC: 1794.’
‘Mij present /get / Johan Vogler’
‘Als Gecommitteerdens /get /’
‘ten mijnen overstaan / get / J: A: Voltelen’
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement aan Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien &:a &:a &:a
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘Ter naakoming van Uwel Ed: Groot Achtb: zeer gerespecteerde ordres, hebben zig de ondergeteekende aan boord van’t alhier ter Rheede geankerd leggende pacquetboot de Star begeeven ten einde aldaar naauwkeurig op te neemen te examineeren en na te zien, al ‘t Buskruit het welke zig op voorn: bodem bevind, en volgens Inventaris moet bevinden en hebben de Eere door deezen te berigten als dat zy bevonden hebben’
‘Voorts bevinden zig nog 65 Cardoesen à 3 lb en 20 Cardoesen à 1 lb alle met 1 derde kogel swaarte zijn de deeze 85 Cardoesen alle vogtig en clam, zo dat dezelve noodzaaklyk dienen uitgestord, gedroogt en in nieuwe Cardoessen wederom behoord gevuld te werden’
‘Verhoopende hiermeede aan ‘t hooggeacht bevel van Uwel Edele Groot Achtb: te hebben voldaan zo laaten wij deeze dienen voor nedrig Rapport’
‘Cabo de Goede Hoop den 2 DeCember 1794.’
’/ get :/’
over welke berichten gedelibereerd zijnde zo is beslooten de vereischte reparatien aan de Pacquetboot de Star volgens opgaave der ZeeCapiteins te doen bewerkstelligen, en vermits uit gezegde Berichten is gebleeken, dat het bederf van ‘t Buskruit niet aan eenige nonchalance van de Scheepsoverheeden kan worden geweeten, zo is al verder beslooten omme ‘t geen daarvan nog kan worden gedroogd, wederom in bruikbaare staat te doen brengen terwijl ‘t geen hermaalen kan worden, tot dat einde nog per het Schip de Jonge Bonefacius na de Hoofdplaats verzonden zal worden dog ‘t geen geheel bedorven en ten eenemaale onbruikbaar is bevonden in zee zal moeten worden geworpen ten overstaan van dezelve Gecommitteerdens die het Buskruit gexamineert hebben en bij de Inventaris afgeschreeven
Welgemelde Edele Heer Commissaris alverder ter tafel geproduceert hebbende eene Missive door den Chevalier Baudin Capitein van ‘t gestrand Schip onder keizerlijke vlagge la Jardiniére aan zyn Ed: in ‘t fransch gericht luidende volgens dies translaat in ‘t Hollandsch.
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘Op ‘t punt staande om de uitvoering der ordres van zyne keizerlijk en koninglyke Majesteit opgeschort door het verlies van ‘t Fregat la Jardiniere welk ik commandeerde te hervatten verneemen ik door ‘t openbaar gerucht dat de Vreemdelingen niet zullen worden toegelaaten tot de gerechtelijke opveiling der beide preisen, die terstond staan verkogt te worden & & &’
‘Hoe buiten gewoon deeze uitsluitinge ook voorkomen mag aan die geenen welke op de Inconvenienten agt slaan, van een diergelijk verbod strijdende teegens de belangens van den Prins teegen die van de Comp:e en alle die geenen welke eenige aanspraak mogen hebben op ‘t voortbrengsel deezer beide Scheepen is ‘t egter van mynen pligt als Vreemdeling en onderdaan van een geallieerde Mogendheid om bij Uwe Edele Groot Achtb: zelve te verzoeken of zich een Wet aan de Caab de Goede Hoop in weezen is, en zonder exceptie voor die geenen welke door de onvoorziene toevallen de Zee maar te dikwijls Slagtoffers geworden zijn van hunne toewijding tot bevordering der Wetenschappen’
‘Vermits nu de voornaamste beweeg oorzaak der Zending waarmeede ik door zijn keizer en koninglijke Majesteit gelast geworden de openbaare kundschap en eene uitgebreide kennisse der natuurlijke Historie is, zo ben ik overtuigd dat Uwel Edele Groot Achtb: wel zal gelieven te verzetten alle de zwarigheeden die daartegens gevonden mogten worden en dat, in overweeging neemende de uitleggingen waarvoor eene Wet, die alle gevallen niet voorzien kan hebben vatbaar is, Hoogsdezelve niet zal willen toestaan dat ik by eene andere Natie gaa opzoeken den Bijstand, dien ik niet om niet verzoek, en welken een gelukkige toeval zig aan my in de teegenswoordige omstandigheid is komen te presenteeren’
‘Ik ben met hoogachting’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer’
‘Cabo de Goede Hoop den 4 DeC: 1794’
‘Uwel Ed: Groot Achtb: zeer ootmoedigen en zeer gehoorzamen dienaar’
’/ getekend/ Chev:r Bauden’
‘Accordeert met ‘t origineel uit het Fransche getranslateerd door my’
’/ get: C: G: Hôhne gesw: Translat’
uit welke Missive gebleeken zynde ‘t verzoek van den Chevalier Baudin ten zynen behoeve te verzetten of opteheffen de alhier subsisteerende ordre door welke ‘t aan alle ende een iegelijk verbooden is om aan Vreemdelingen geene onderdaanen van den staat der Vereenigde Nederlanden zijnde, eenige Scheepen Chaloupen ofte andere Vaartuigen te verkopen of daar toe zynen naam te leenen dan wel dezelve en eenige Rhederijen of Handel te doen participeeren en hem Chevalier Bauden dus te admiteeren tot den publiecquen inkoop van de twee prys Scheepjes welke eerstdaags alhier zullen worden verkogt, zo is na aandachtige deliberatie over dat verzoek, en op propositie van den Edelen Heer Commisarissen by den Raade beslooten, aan den meermelde Chevalier Baudin op zyne gezegde Missive te rescribeeren dat zonder te treeden in een onderzoek in hoe verre hy door zyne keizerlyke en koninglyke Majesteit expres zoude zyn uitgezonden tot de eindens welke deszelfs brief aanduiden alzo den Rade daar van geen de minste kennisse toegekomen is; zij zich, daar de voorzeide Pryzen staan te worden verkogt door diezelfde Rechter welke dezelfde als zodanig gecondemneerd en verklaard heeft overeenkomstig de ordonnantien van den Souverain, in geene deele geauthoriseerd en bevoegd is om daarin eenige verandering te maaken en dus buiten staat vind om aan zyne instantien te voldoen; dan dat om hieroor geene geleegendheid te doen ontbreeken om zo spoedig mogelijk van hier te vertrekken, den Raade aan hem op de gewoone wyze Transport zal doen hebben, met een van de eerst repatrieerende Scheepen van de E: Comp: ten waare hij verkoos zulks te doen met een Schip van eene andere Natie
Hier op getreeden zynde ter resumptie der nominatien door de respective Colegien van kerkenraaden zo ter deezer Hoofdplaatze als in de Buiten districten geformeerd tot de aanstelling van nieuwe leeden in dezelve Colegien zo is verstaan de door hen gedaan verkiezingen van ouderlingen te approbeeren en dienvolgens de onderstaande aanstellingen te doen, als
Bij de Hervormde Gemeente ter deezer Hoofdplaatze
Tot ouderling
Casparus van Eerten
Tot Diaconen
Carel David Wentzel en Franciscus Xaverius Jurgens
Bij de Gemeente aan Stellenbosch
Tot ouderling
Jan de Villiers Jan PietersZ
Tot Diacon
Christoffel Albertijn
By de Gemeente aan Drakenstein
Tot ouderling
Schalk Willem van der Merwe
Tot Diaconen
Paulus Retief en Jan Hendrik de Villiers
Bij de Gemeente in ‘t Zwartland
Tot ouderling
Everhardus Johannes Laubscher
Tot diacon
Willem Basson
By de Gemeente aan Waveren
tot ouderling
Francois de Wet
Tot diacon
Jan Hendrik Lategaan
By de Luthersche Gemeente ter deezer Hoofdplaatze
Tot ouderling
Jan Michiel Elser
Tot Diaconen
Ernst Fredrik Schrader en Sebastiaan Lijbrand.
alle welke persoonen volgens kerkelijk gebruik bevestigd geworden zijnde de gewoone tyd van twee Jaaren zullen moeten dienen zullende van deeze approbatie en verkiezingen by Missives kennisse worden gegeeven aan de respective Colegien van kerkenraaden met bijvoeging aan die der Buiten districten, dat daar van weegens deeze Regeering wederom deeze jaare geen Commissaris politicq tot hen zal worden gezonden, zij dienvolgens zullen moeten zorgen om de Reekeningen hunner arme penningen in gereedheid te brengen en aan deezen Raade te suppediteeren
Vervolgens is bij den Raade goedgevonden en dienvolgens beslooten, omme ter plaatsvullinge van den aftetreedene Vice President van ‘t Colegie van Commissarissen van Civile en Huwelijkse zaaken Pieter van Breda, wederom daartoe aanstellen Jan Andries Horack en voorts uit de ingekoomen nominatien der politiecq Collegien de volgende electien gedaan, als
Tot Commissarissen van civile en Huwelijkse zaaken
Reinier Beck en Johannes Matthias Hertzog
Tot Heemraaden aan Stellenbosch
Paul Roux en Dirk Wouter Hoffman
Tot Heemraden aan Drakenstein
Francois du Toit StephanusZ en Adriaan Louw JacobsZ
Tot Heemraden aan Zwellendam
Hillegard Muller en Pieter du Prez
Alle welke persoonen na dat de zodanige hunner welke niet bevoorens in de gemelde Colegien Sessie hebben gehad, de eed tot deeze hunne respective ambten staande zullen hebben afgelegd almeede de gewoone tijd van twee Jaaren zullen moeten dienen
By deeze geleegentheid door den Heere van Reede van Oudtshoorn als President van ‘t Colegie van Commissarissen uit den Raade van Justitie, voorgedragen zynde dat de Leeden van gedacht Colegie Hendrik Justinus de Wet en Clemens Matthiessen Junior met ‘t uiteinde van dit loopende Jaar moesten aftreeden, zo is goedgevonden wederom tot Commissarissen uit den Raade van Justitie te benoemen en aantestellen, zo als daar toe aangesteld en benoemd worden by deeze het Lidt in den Raade van Justitie Cornelis Cruywagen en den Burgerraad Hendrik Pieter Warnecke dewelke in gezegd Colegie almeede de tijd van twee Jaaren zullen moeten dienen
Nog wierd bij deeze geleegendheid door den Ed: Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat den Heere LeSueur als President van ‘t eerwaarde Colegie van Weesmeesteren deezer Colonie ter kennisse van zyn Ed: gebracht hebbende dat uit gemeld Colegie thans zouden moeten afgaan de Vice president Pieter Laurens Cloete mitsgaders de Leeden Willem Jan van oosterzee en Hendrik Fhersen zijn Ed: nodig hadt gedacht dezelve Vice President en twee Leeden nog voor de tyd van Twee Jaaren in hunne respective functien te laaten continueeren, en zal van alle deeze aanstellingen eclectien en schikkingen, aan de respective Colegien voor zo verre een ieder derzelver betreft by Missives kennisse worden gegeeven
Wyders geliefde den Edelen Heer Commissaris den Raade te bedeelen dat zijn Ed: ontwaard hebbende hoe nog niet was voldaan aan de ordres door de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal bij Missive van den 17 DeCember 1792 gegeeven en daar op gevolgde Raadsbesluit van den 18 der gemelde Maand, omme met den Heere Brandt, als Resident der Baayfals te sluiten een Contract van verhuuring van ‘s Compagnies Tuin aldaar, zijn Ed: den Heere de Wet hadde gequalificeerd dat Contract te vervaardigen en namens de generaale Nederlandsch geoctroijeerde oost Indische Compagnie met den gemelde Heere Brandt te sluiten, en dat den Heere de Wet daar aan voldaan hebbende aan zijn Ed: hadt overgelegd het volgend origineel Contract.
‘Contract van Huur der ‘s Comp:s Tuin in Baayfals op last en qualificatie van den Wel Edelen Groot Achtbaaren Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris over de Gouvernement & & & door den ondergeteekende Lidt in den E Achtb: Raade van Politie van weegens de Nederlandsche geoctroijeerde oost Indiasche Compagnie als Verhuurder ter eenre; en den meede ondergeteekende Christoffel Brandt Resident in de gem: Baaijfals als huurder ter andere zyde en in opvolging van ‘t zeer geeerbiedigd aanschrijvens der Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal en ‘t daar op in dato 18 deC: 1792 bij welgemelde Raade van Politie genomen besluit aangegaan en geslooten in maniere als volgd.’
‘Den Huurder zal alle Jaaren met ‘t uit gaan van ieder Jaar voor huur van de voormelde Tuin aan de E: Comp: betaalen eene Somma van Een Honderd Ryxdaalders ingang genomen hebbende met primo Januarij van ‘t voorleeden Jaar Een duisend Zeeven honderd drie en negentig’
‘Zullende den Huurder verpligt zyn de voorsZ Tuin met al ‘t geen daar aan behoord, in goeden staat t’ onderhouden, zonder desweegens nog ook over den arbeid in dezelve iets tot lasten van de Compagnie te moogen brengen,’
‘Aan den Huurder verblijf met uitsluiting van een ieder, de leverantie der Groentens welke voor ‘s Compagnies Scheepen in de Baayfals aan komende, en ook voor de zieken welke zig in Hospitaal aldaar zullen bevinden benodigd weezen zullen, en is den Huurder mits dien verpligt, daartoe te leeveren, zo veel Groentens van ieder zoort, als de tijd van ‘t Jaar zal meede brengen en van hem zullen worden gerequireerd, zullende de groentens moeten zyn versch volkomen leeverbaar en altoos ten minsten gelyk staande met het geen voor die prys na tyds omstandigheeden door anderen in dezelve Baaij kunnen worden geleeverd te weeten’
‘Dit contract aan Huur zal stand grijpen, zo lang den Huurder zijn teegenwoordig ampt bekleed, dan wel tot dat omstandigheeden van zaaken verandering in deeze Schikking zoude kunnen maaken, waar na de Huurder verpligt zal zyn zig als dan te gedraagen.’
‘Tot nakoming van ‘t geene voorsZ staat verbind den Huurder zijn Persoon en goederen als na rechten’
‘Kaap de Goede Hoop den 26 November 1794’
’/ get /’
welk Contract allezints conform gevonden zynde met voorseide Missive van de Hoog Edele Heeren Commissaris en Generaal en daar op gevolgd Raadsbesluit
zo is verstaan ‘t zelve in zyn geheel te approbeeren, zo als geschied bij deeze; en zal daar van, neevens Extract deezer Resolutie, Copia authenticq ter handgesteld worden aan gemelde Heere de Wet, als Boekhouder van ‘s lands Generaale Inkomsten omme zig in het vervaardigen der ordonnantien tot den ontfangst der huur van gedacht Tuin daar na te reguleeren
De Heere de Wet aan wien bij besluit deezer tafel van den 10 october Jongstleeden is inhandigd het vertoog door den Landdrost van Zwellendam ingedient over ‘t geen door hem met betrekking tot de Leenings plaatsen onder zyn District was verricht heeden over zijn Ed: bevinding in deeze ingedient hebbende het volgend Bericht
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neederlands Indië, mitsgaders Commissaris van kaap de Goede Hoop met den Ressorte van dien & & & neevens den Ed: Achtb: Heer Gezaghebber en de Wel Edele Heeren Raaden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren’
‘Bij het vertoog van den Landdrost van Zwellendam ‘t welk Uwel Edele Groot Achb: en Ed: Achtb: ter Vergadering van den 10 october l:l: goedgevonden hebben neevens dies bijlaagen ten fine van consideratien en berigt, in handen van den ondergeteekende te stellen door ged:te Landdrost verslag gedaan werdende van de devoiren door hem tot ‘t invorderen der aan de Compagnie ten agteren staande Recognitie penningen op de Leeningsplaatzen, onder dat District aangewend vermeend den ondergeteekende onder verbeetering, dat de adhortatien die hy Landdrost te kennen geeft, ten dien einde in ‘t werk te hebben gesteld voor voldoende zoude kunnen worden gehouden wanneer dezelve een zodanig effect hadden moogen hebben dat daar door onnodig waaren geworden, de verdere middelen welke gemelde Landdrost, bij het door hem geallegueerde 9:de Articul der Instructie van den Boekhouder der Generaale s’ lands Inkomsten zig voorgeschreeven vind, om deeze te werk gestelde adhortatien vrugteloos blijvende te moeten worden aangewend: dan daar ook eer en alvoorens nog tot zodanige regterlijke middelen van contrainte ter invordering van de agterstallen op de Leeningsplaatzen te kunnen of moogen overgaan, door hem landdrost volkomen behoord te worden geëffectueerd de ordre door den Wel Edele Groot achtb: Heer Commissaris sub dato 27 Maart deezes Jaars gesteld om in vergadering van Heemraden de lyst der persoonen die op hunne Leeningsplaatzen agterstallig staan te overzien, en gemoedelijk en omstandig optegeeven die persoonen die door armoede zig volstrekt buiten staat gesteld vinden om die agterstallen op te brengen voorts om ten opzigte van de geene welkers armoede aan ‘t Colegie niet bekend zoude mogen zyn maar twijffelagtig word gesteld langs alle moogelijke middelen en weegen naauwkeurig informatie te neemen en aangaande dezelve vervolgens meede eene zodanige opgaave te doen aan welke ordre bij het door dien landdrost op den 17:de September ll: in Raade gedient heeft berigt slegts ten deele en op eene gebrekkige wyze is voldaan zo zoude na des ondergeteekendes sustenue gemelde Landdrost dienen te worden aangespoord om ‘t geen daar aan nog ontbreekt ten spoedigsten dog met meerder accuratesse; volgens de geexpliceerde zin en meening van die ordre te effectueeren te meer nu denzelven uit een door den ondergeteekende ter sessie van den 15 october l:l: geproduceerde Lijst van Persoonen welke op hunne plaatzen onder ‘t District van Zwellendam Thien Jaaren en daar boven ten agteren staan, zonder in dien Laps van tijd op dezelve eenige plaatzen hoe genaamd te hebben gepresteerd, en dewelke ook ongeagt de Publicatie van de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal de dato 20 februarij 1793, met de betalinge, ‘t zy van eenig agterstal of loopende Recognitien gebreeken zijn gebleeven duijdelijk zal hebben gezien hoe groot ‘t getal nog is van Persoonen en Plaatzen onder Zwellendam sorteerende omtrend welke men nog in eene volkoomene onzeekerheid verseert niet alleen of die plaatsen nog wel in leening worden beseeten, maar ook of de bekend staande bezitters in staat weezen zullen om ‘t considerabel bedragen van Rd:s 40812, daarop alleen agerstallig staande op te brengen.’
‘Den ondergeteekende vind zig verder verpligt aan te merken, met betrekking tot de agterstallen die op verlaatene leeningsplaatzen zijn te kwaad gebleeven door den Landdrost geen ‘t minste onderzoek schynt te weezen geschied dewijl omtrend geen een van die persoonen of plaatsen welke met diergelyke agterstallen op een aan denzelven bezorgde Lyst zyn bekend gesteld, nog in zyn verslag nog ook in de Bijlaagen worden gewaagd waar door deeze agterstallen schoon al van het tegen of aan geconsidereerd weezende als grootendeels uit hoopelooze posten te bestaan voor zo veel ‘t Zwellendamse District betreft geheel ongezuiverd moeten blyven voortloopen’
‘De Bijlaagen door den Landdrost neevens zyn verslag gevoegd heeft den ondergeteekende bevonden alle te verstrekken ter beantwoording op eenige bij hem officiëel van denzelven gevraagde informatien vervattende de eerste sub Litt:a A een aantal plaatzen dewelke op de lijst van Zwellendam zijn gebragt dog onder ‘t District van Stellenbosch of van Graaffe Reinet gehooren, en dierhalven voor zo verre dezelve zig niet reeds daar onder geplaatst vinden, onder die beide districten respectivelijk zullen worden voorgeschreeven schoon ook gedachte Landdrost daar bij onderscheidene plaatzen doet vorkomen die onder Stellenbosch gehooren sorteeren en op de gezegde Lijst van Zwellendam zoude weezen bekend gesteld, welke egter in het geheel op die lijst niet worden ontwaard’
‘Ten opzigte van de plaatzen die den Landdrost bij zijn Bijlaag Litt:a B opgeeft, dat niet op de lijst van Zwellendam zijn bekend gesteld, egter onder dat District gehooren is door den ondergeteekende geformeert eene Memorie deezen sub ll:a A bygevoegd, welke bij geliefde van UwelEdele Groot Achtb: en Ed: Achtb: aan ged:te Landdrost tot narigt omtrend dezelve plaatzen, kan verstrekken’
‘En vermits de elucidatien die meergem: Landdrost in zijn Bylaag Litt: C: suppediteerd, op ‘t geene den ondergeteekende van hem heeft gerequireerd, niet genoegzaam zijn om daar van zodanig gebruik te kunnen maken, als waartoe die elucidatien in allen opzigte zouden hebben moeten verstrekken is almeede eene Memorie geformeerd in sub Litt:a B hier neevens overgelegd, waarbij de Landdrost, ingevalle Uw wel Edele Groot Achtb: en Ed: achtb: goedvinden moogen die Memorie aan hem te doen afgaan, nader zal ontwaaren welke gebreeken daarinne behooren te worden gesuppleert en wat al verder ten belange van de by dezelve voorkomende Personen en Plaatzen, hem tot narigt zal moeten verstrekken’
‘Hebbende niet te min uit eenige van de gezegde elucidatien kunnen worden ontwaard de abuijzen welke omtrend de Persoonen en plaatzen op een lyst sub Litt:a C deezen verzellende gebracht hebben geresideert, ten reguarde van dewelke den ondergeteekende dierhalven needrig verzoekt Uwel Edele Groot achtb: en E: Achtb: qualificatie om die abuizen zodanig te moogen redresseeren als op ieder derzelve in margine is aangeteekend.’
‘En heeft den ondergeteekende overigens de eer deeze te laaten dienen voor nedrig berigt’
‘Kaap de Goede Hoop den 30 November 1794’
’/ get / o: G: de Wet’
zo is na deliberatie over ‘t zelve bericht goedgevonden en dienvolgens beslooten Copia authentiecq daarvan zo wel als van de daarby vermelde Lysten gequoteerd L A en B toetezenden aan den Landdrost van Zwellendam Anthony Alexander Faure met last en bevel aan de daarbij voorkomende requisitien zo tot zuivering der achterstallige recognitie hechtende op de plaatzen onder zyne Colonie geleegen als anderzints gedaan, met de meeste acuratesse en alle mogelijk de spoed naar schuldigen pligt te voldoen en zal voorts den Heere Boekhouder van ‘s lands Generaale Inkomsten worden gequalificeerd en geauthoriseerd zo als zijn Ed: geauthoriseerd en gequalificeerd word bij deeze, omme de redressen bij de door zyn Ed: neevens zijn Vertoog sub Litt:a C gevoegde lyst voorkomende ingevolge zyn Ed: voordracht bij de Boeken te redresseeren.
Gemelde Heere de Wet aan wien by besluit van den 23 october JongstL: almeede in handen gesteld het Vertoog door den adinterim Fiscaal Willem Stephanus van Ryneveld aan deeze Raade geaddresseert houdende verslag van ‘t geen door hem met betrekking tot de Leeningsplaatzen onder ‘t kaaps District is verricht geworden ten einde daarop te dienen van deszelfs consideratien en bericht, daaraan ingevolge als volgd voldaan hebbende,
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederl: Indie mitsg:s Commissaris van Caab de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele Achtb: Heer Gezaghebber en de WelEd: Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en Wel Edele Achtb: Heeren!’
‘Het vertoog van den pro interim Fiscaal houdende een ampel Verslag van deszelfs Verrigtingen en aangewende devoiren tot invordering der agterstallen op de Leeningsplaatzen bij Uwel Edele Groot achtb: & E: achtb: besluit van den 23 october laatstl: ten fine om daar op deezen Raade te dienen van Consideratien en berigt in handen van den ondergeteekende gesteld zynde heeft den onderget: na dat verslag naauwkeurig te hebben nagegaan bevonden de pogingen en middelen by gem: invordering aangewend zedert de Stukken thans in handen van den fungeerende pro interim Fiscaal zijn geraakt met geen minder iever en accuratesse als omzigtigheid in aanschouw der ongunstige tijdsomstandigheeden voor de Ingezeetenen gepaard te hebben gegaan, en dat dierhalven ook daarinne voor ‘t teegenwoordige volkomen kan worden berust en genoegen genoomen, in verwagting dat gem: Pro interim Fiscaal ook op die zelfde wyze verder werkzaam zal blyven en de nalaatige in ‘t behoorlijk Jaarlijks vernieuwen hunner leeningsplaaptzen en het betaalen der agterstallen zo op dezelve als Eigendoms plaatzen en landeryen in Eigendom en Erfpagt tot hunne verpligting te brengen en te houden en in ‘t bijzonder meede om de weinige overgebleevene posten van agterstallen op verlaatene Leeningsplaatzen onder ‘t kaapse District te doen vereffenen.’
‘Ten belange van het geene verder bij het Vertoog van meergemelde Fiscaal omtrend eenige leeningsplaatzen als anderzints voorkomt, heeft den ondergeteek: de Eer het volgende voortedraagen en te berigten, Nicolaas Laubscher Jansz gelijk sub N:o 1 by het Vertoog word aangetoond, nergens te bevraagen geweest zynde waarby ook de legging van de Leeningsplaats de Langevalleij , agter de Zwarteberg , welke zeedert het Jaar 1776 op zijn naam by de Wildschutte boeken bekend staat niet heeft kunnen worden ontdekt, is ‘t zeer waarschynlijk dat die plaats al zeedert veele Jaaren ook onder een ander naam is, zal zyn uitgegeeven en ook nog bezeeten word zonder op zijn naam te weezen geroieerd, en gelijk het dus niet alleen zeer oneigen zoude zyn na deeze bevinding voor agterstal te blijven considereeren het geen waarvan de grond en oorzaak niet meer exteerd maar ook bovendien gesteld al eens dat men dien agterstal voor reëel zoude moogen aanmerken dan nog evenwel geen persoon nog zaak kan worden ontdekt waar op eenig verhaal dienaangaande zoude kunnen worden gezogt of gevonden meent den ondergeteekende onder correctie, dat de post van 27 Jaaren en 4 Maanden agterstal op deeze plaats tot lasten van gem: Laubscher geboekt staande ten bedraagen van Rd:s 656:- , als geheel twyffelagtig in de oorzaak en niet minder hoopeloos in haar natuur behoord te worden afgeschreeven’
‘Jacobus Theodorus Karstens sub N:o 4 bij ‘t Vertoog voorkomende heeft den ondergeteekende aan ‘t officie Fiscaal opgegeeven dat bij den ondergeteekende vemeend wierd eenige gronden voorhanden te zijn, ten betooge dat de 11 Jaaren en 9 Maanden op de plaas de enkelde Valleij agterstallig staande niet behoord, ten minsten over het geheel niet konde verstrekken tot lasten van denzelven Karstens, welke opgaaven is geschied omme met de geregtelijke vervolging van hem Karsten te suppercedeeren tot tijd en wijlen zoude weezen gedecideert voor hoe veel van dien agterstal denzelven behoord aansprakelijk te worden gehouden, en dewijl uit Uwer Wel Edele Gr: Achtb: en E: Acht: Resolutie van den 15 october l: l: opzigtelijk tot de Weeskamer genoomen consteerd, dat gemelde Karstens, in den agterstal op de gem: plaats, niet verder gehouden is dan tot den tijd dat hy den opstal daar van aan de Weduwe Abraham Rossouw heeft verkogt het geen geweest is den 17 November 1790, zoude mitsdien van de voorm: 11 Jaaren 9/m: dienen te worden gereduceerd 3 Jaaren 9 maanden welke hem zeedert dien dato tot op Ultimo Augustus 1794 ten onregte tot lasten zyn gebracht als moetende deeze 3 Jaaren en 9 Maanden ten deele door en van weegens de weduwe Rossouw, na luid van de gezegde Resolutie en ten deele door Joh:s Nicolaas Colijn die de plaats thans bezit worden opgebragt en betaald zo dat gemelde Karsten gelijk thans consteerd niet verder als voor de resteerende 8 Jaaren kan worden aangesprooken en agtervolgd’
‘Jacobus Retief wien aangaande het 7:de nummer van ‘t Vertoog spreekt word wel ten regten uit de Verklaring welke het Vertoog verzeld, aangetoond dat annex deszelfs teegenswoordig woonplaats geen Land in Erfpagt bezit, dog heeft niettemin den ondergeteekende bij navorsching ontdekt dat het land waar van onder de ges: Nummer word gewaagd aan hem Retief op den 6 Januarij 1784 in Erfpagt is toegestaan bij een ander plaats, welke hij dies tijds meede bezeeten dog op den 15 derzelve maand Januarij onder bijvoeging van dat Erfpagtland voor Gecommitteerdens uit den Raad van Justitie deezes Gouvernements getransporteerd heeft aan Johannes Rossouw die daar van in gelijker voegen op den 12:de April 1786 weder Transport heeft gedaan, aan Pieter Cilliers van wie de plaats met dat Land vervolgens op Daniel Rossouw is overgegaan zynde dezelve plaats waar aan zig dat Land in Erfpagt gevoegd vind, eindelijk door de laatstgenoemde op den 17 Sept: 1791 op de gezegde wettige wyze, getransporteerd geworden aan Gabriel Rossouw Gab:z en Pieter Rossouw Gabz: welke beide ook thans nog bezitters daar van zynde, slegts zeedert dien tijd en niet verder voor de Erfpagt aansprakelijk kunnen worden gehouden zo dat van de verloopene en onbetaald gebleevene 10 Jaaren en 8 Maanden de betaling slegts van 3 Jaren te vinden zynde op de overige 7 Jaaren 8 m: geen verhaal meer valt, en ten bedragen van Rd:s 7 32/48 dienen te worden afgeschreeven’
‘Abraham Rossouw dewelke onder ‘t 9:e Nummer bij ‘t Vertoog meede weegens agterstal op een stuk Erfpagtland voorkomt zo wel als zijne nagebleevene Weduwe bereids overleeden zijnde, zonder dat kan worden nagegaan wie na hun beider overleiden bezitter geworden is, van ‘t gem: Land, ‘t welk in September 1777 voor den tyd van 15 Jaaren in Erfpagt uitgegeeven dierhalven ook reeds in Sept:r 1792 weeder vervallen is geweest, valt er derhalven op de 12 Jaaren welke onder Ult:o aug:s 1793 daar op nog onbetaald zijn gebleeven, geen verhaal meer en is dien agterstal ten bedragen van Rd:s 30:- dus in de termen van te moeten worden afgeschreeven’
‘Deeze beide laatstgemelde verliezen kunnen wel niet van eenig belang worden geagt maar uit ‘t zelve bevind men egter dat ‘t verzuim alleen om bij ‘t transporteeren van vaste goederen te zorgen, dat eer zodanige goederen in ‘t bezit van anderen overgaan de belastingen of geregtigheeden van dezelve worden betaald, gewigter verliezen en nadeelen veroorzaaken kunnen’
‘Dan daar den eerste geswoore klerk van politie by besluit van den 23 Julij 1793 ingevolge ‘t geene den onderget: de vrijheid genomen heeft omtrend aan ‘t einde van zyn diestijds in Rade gedient Vertoog voortedragen zig gelast en serieuselijk gerecommandeerd vind, om geen Transporten te vervaardigen van Eigendoms plaatzen of Landerijen dewelke de betaling eener Jaarlijkse Recognitie subject zijn nog ook van Landerijen in Erfpagt, dan na vooraf door den bezitter te zijn geproduceerd quitantie weegens de betaaling zo wel van ‘t geene daar op agterstallig zal zijn geweest als van ‘s Heeren Gerechtigheid weegens de Kooppenningen en teevens om na ‘t doen van zodanige transporten, ten Comptoire van ‘s lands Inkomsten direct en behoorlijk optebrengen op wien zodanige plaatzen en landerijen of Erfpagt landen getransporteerd geworden zyn, zal voor ‘t toekomende bij eene strikte observantie van deeze ordre, verliezen en nadeelen van dien aart kunnen worden voorgekomen en verhoed.’
‘Hebbende voor ‘t overige de remissien en afschrijvingen op agterstallen der leeningsplaatzen van welke ‘t meergem: Vertoog sub N:s 2. 3. 5 en 8 gewaagd ingevolge de daartoe leggende Resolutien en qualificatien behoorlijk gevolg gehad.’
‘Waarmeede den onderget: verhoopt aan de zeer geëerde Intentie Uwer Wel Ed: Groot Achtb: en E: Achtb: te hebben voldaan laatende deezen dienen voor nedrig bericht’
‘In ‘t Casteel de Goede Hoop den 30 November 1794’
’/:get:/ O: G: de Wet’
zo is na deliberatie over dat Geschrift bij den Raade beslooten ‘t zelve te converteeren in eene Resolutie deezer Vergadering zo als geschied by deeze, wordende dienvolgens den Heere Boekhouder van s’ lands Generaale Inkomsten gequalificeerd, om de door zijn Ed: voorgestelde afschrijvingen en redressen gevolg te doen neemen, en zullen de geswoore Clerquen ter Secretarij van deezen Raade worden gelast, met alle naauwkeurigheid te zorgen dat geene goederen in ‘t bezit van andere overgaan dan na dat de belastingen of gerechtigheeden van dezelve aan de E: Compagnie zullen weezen betaald, om daar van ten Comptoire van ‘s lands Generaale Inkomsten kennisse te geeven.
Nog door den Heere de Wet bij eene schriftelijke Memorie voorgedragen zijnde, dat den Burger Francois Smit, door eene verkeerde annotatie bij de Wildschutte boeken abusivelijk dubbeld was gedebiteerd geworden voor 8 Jaaren 11 Maanden agterstallige Recognitie op zijn Plaats de Waterschilpadskuil ; mitsgaders dat bij de gemelde Wildschutsboeken was verzuimd geworden afteschrijven een Jaar en 6 Maanden achterstal, blijkens de Cassa boeken door den Burger Ockert Heijns op den 8 Februarij 1792 betaald op zijn leeningsplaats genaamt de klippedrift met verzoek te moogen worden geqaulificeerd omme beide die posten bij de Boeken afteschrijven, zo is bij den Raade beslooten aan dat verzoek te defereeren gelijk geschied bij deeze en zullen dienvolgens de beide gemelde abuizen door afschrijving moeten worden geredresseerd.
Voorts wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade gecommuniceerd dat zijn Ed: ontfangen hebbende het onderstaand Request door den Burger Jacobus Johannes Swart aan zijn Ed: gericht
Aan den Hoog Edele Groot achtb: Heer A: J: Sluijksen Raad ordinaires van Neederlands India en Commissaris over Cabo de Goede Hoop.
‘Geeve met alle verschuldigden Eerbied te kennen den Burger Jacobus Johannes Swart de oude’
‘Dat hij Suppliant zeedert verscheidene en wel omtrend agtien Jaaren herwaards van de Ed: Compagnie in leening verkreegen heeft, zeekere Veeplaats genaamt de Honingrug , geleegen aan de Soedendals valleij gehoorende onder ‘t District der Colonie Stellenbosch ‘
‘Dat de Suppl:t zeedert den gezegde tijd de evengemelde plaats bewoond en bebouwd heeft, met dat gevolg dat den Suppl:t van den aanbeginne zeer grievende ongelukken denzelven ontmoet heeft, zo door de sterfte van het Vee als andersints ‘t welk actuelijk nog is continueerende en reeds bijna de totaale ruine van den Suppl:t veroorzaakt hadde.’
‘Zo dat den Suppliant daar door belet was, omme de de Jaarlijkse Recognitie aan den E: Compagnie te voldaan, en den Suppl:t door deszelfs opklimmende Jaaren zig allezints incapabel bevind omme zijne beroep behoorlijk waar te neemen.’
‘Zo dat den Suppliant om reede voorsZ buiten hoop gesteld is omme te eeniger tijd instaat te zijn het agterweezen aan de E: Compagnie te voldoen en omme te precareeren dat den Suppliant beneevens deszelfs Huisvrouw tot geen verdere armoede en decadentie vervallen.’
‘Zo keere hij zig reverentelijk tot U Hoog Edele Groot Achtb: ootmoediglijk verzoekende dat ‘t U Hoog Edele Groot Achtb: goedgunstiglijk behagen mogt, den Suppl:t door deszelfs armoedige en allezints deplorablen staat van ‘t voorsZ agterweezen te ontlasten omme daar door de voorschreeve armoedige en beklaaglyken staat van den Suppliant eenigsints te verligten’
‘Actum Overdeberg den 2 Augustus 1794’
‘’T welk doende &:a’
’/ get / Jac: Joh: Swart de oude.’
dat Request hadde toegezonden aan den Landdrost van Stellenbosch en Drakenstein Hendrik Lodewijk Bletterman met last daarop te dienen van zyne consideratien en bericht, en dat zyn Ed: daarover van den genoemde Landdrost hadt ontfangen de volgende Missive
Aan de Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad van Nederlands India en Commissaris over ‘t Gouvernement van kaap de Goede Hoop, en den Ressorte van dien & & &
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer’
‘In eerbiedige opvolging van Uwel Edele Groot achtb: zeer geëerd aanschrijvingen van den 18 deezer Maand, neemt den ondergeteekende de vrijheid op de verklaring aan het daar bij in Copia geannexeerd Request aan Uwel Edele Groot Achtb: door den Burger Jacobus Johannes Zwart gepresenteerd te dienen’
‘Dat den ondergeteekende ten vollen verzeekert is de reedenen en motiven bij de voorsZ Requeste geallegueerd en op de daarbij gevoegde verklaaring gefundeert conform de waarheid te zijn, en dat gevolglijk voorm: Zwart door het continueel verlies van Vhee buiten staat is de agterstallige recognitie penningen te kunnen opbrengen, dan, dat de ondergeteekenende die de plaats en het Huisgezin van voorm: Zwart van nabij is kennende aan den anderen kant vermeent dat vermits dezelve plaats tamelijk wel bebouwt is, en of schoon denzelven Zwart en deszelfs Huijsvrouw reeds eenen hoogen ouderdom bereikt egter thans geen minderjarige kinderen hebben voor dewelke verpligt zijn te zorgen bij verkoop van den opstal van dezelve plaats de daar uit proflueerende pernningen onder het hoog wijzer oordeel van Uwel Edele Groot Achtb: zo verre de agterstallige recognitie Penningen daar aan zouden kunnen worden verhaald ten voordeele van den E: Comp: behoren te komen.’
‘Met welk voorsZ Bericht en Consideratien de ondergeteekende verhoopende aan Uwel Ed: Groot Achtb: zeer gerespecteerde ordre te hebben voldaan hij de vrijheid neemd met diepste eerbied zich te onderschrijven als.’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
’ Stellenbosch den 27 November 1794’
‘Uwer Wel Edele Groot Achtb: zeer onderd: getr: en gehoorzamen Dienaar’
’/ get / H: L: Bletterman’
over welk een en ander gedelibereerd zijnde, zo is bij den Raade beslooten, om uit aanmerking van het onvermogen waarin gemelde Zwart zich bevind om de op zijne plaats genaamt Honigrug aan Zoetendaals vallei hectende 18 Jaaren en 3 Maanden achterstallige recognitie penningen aan de E: Compagnie te voldoen dezelve achterstallige recognitie bij de Boeken op reekening van hoopelooze schulden te doen afschrijven omme bij verkoop van den opstal van gemelde plaats uit dies provenu te worden verhaald van welk besluit bij Extract deezer kennisse zal worden gegeeven aan den Heere Boekhouder van ‘s lands generaale Inkomsten, ten einde zich daarna te gedragen.
Van weegens de Weduwe wijlen den Burger Jurgen Human aan deezen Raade geaddresseerd zynde het volgend Request
Aan den Wel Ed: Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India, mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & &
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer’
‘Geeft met alle verschuldigde Eerbied te kennen Uwer Wel Edele Groot Achtb: zeer gehoorzaame en onderdanige Dienaresse de Weduwe Jurgen Haman dat haar overleeden man zeedert den Jare 1752 op ordonnantie van de E: Comp: heeft gehad zeekere leeningsplaats genaamt de lange fontein aan de Honingberg tusschen de Zoetendaals valleij en de karsse Rivier geleegen onder het District van Stellenbosch , dat der Suppliante gem: Man en zij naar haar overlyden steeds Jaarlyks dan wel uitterlijk om de Twee of drie Jaaren de recognitie van gedagte plaats hebben vereffend en betaald tot ‘t Jaar 1790 als wanneer de Suppl:t door teegenspoeden ende algemeene zorgelyke omstandigheeden daar in is vermindert geworden dat den Suppl:t in dit loopende Jaar aangemaand geworden zynde, tot de betaaling haarer verschuldigde agterstallige recognitie zij iemand haarent weegen heeft gelast om van de 5 Jaaren en 7 Maanden recognitie, welke zij volgens de aanteekening door haar overleeden man en haar zeedert den Jaare 1753 gehouden nog ten agteren moest staan Vier Jaaren te voldoen dat echter als toen ten Comptoire van ‘s lands generaale Inkomsten is bevonden dat de Suppl:te na deeze voldoening nog 6 Jaaren en 7 Maanden ten achteren zoude zijn, en zij tot dies voldoening de novo is geadhorteerd geworden.’
‘En daar den Suppl:te ten allen tijde des gerequireerd wordende met solemneele Eeden kan staaven onder Ultimo Augustus J: L: op den gemelde plaats de lange Fontein niet meerder ten achteren te zijn gebleeven als 1 Jaar en 7 Maanden recognitie, en dus gewisselijk bij de Wildschuts boeken van tyd tot tyd zal weezen verzuimd om van de betaalde recognitie zeedert den Jaare 1753 tot 1794 vijf Jaren afteschrijven ‘t welk de Suppl:te waarschijnlijk voorkomt tusschen de Jaare 1780 en 1788 te hebben plaats gehad; Zo neemt zij de vrijheid zig in alle onderdanigheid te keeren tot Uwel Edele Groot achtb: eerbiedig verzoekende dat ‘t van Hoogstdezelve welbehaagen zyn mooge de vyf Jaaren achterstallige recognitie waar voor de Suppl:t meerder belast staat als zij schuldig is bij de boeken te laaten afschrijven’
‘’T welk doende &:’
‘Ter ordre van de weduwe Jurgen Human’
’/ get / C:n Karoets’
zo is bij overweeging dat de abuizen welke zouden zijn begaan in de afschrijving en der recognitie van de Suppl:te plaats genaamt de lange fontein juist plaats zoude hebben van den Jaare 1780 tot 1788 en dus in een tijdstip dat omtrend de behandeling der leenings plaatzen zeer verregaande morseryen zyn gepleegd worden goedgevonden en dienvolgens beslooten omme de Vijf Jaaren achterstallige recognitie penningen waar voor de Suppliante op gedachte plaats meerder zou zijn belast gebleeven dan zij wezendlijk schuldig is by de Boeken van ‘s lands generaale Inkomsten te laaten afschryven mits door haar voor Landdrost en Heemraden van Zwellendam onder solemneele Eede worden gedeclareerd onder Ultimo augustus J: L: op de meermelde plaats niet meerder ten achteren te zijn geweest dan 1 Jaar en 7 Maanden recognitie
De Burgerwijkmeester Jan Michiel Elser aan deeze Raade gericht hebbende ‘t onderstaand Verzoekschrift
Aan den Wel Edele Groot achtb: Heer M:r Abraham Josias Sluijsken Raad Ordinair van Nederlands Indien mitsgaders Commissaris deezes Gouvernements met den Ressorte van dien & & & beneevens den Ed: Achtb: Heer Gezachhebber en Wel Edele Heeren Raaden van Politie
‘Wel Edele Groot Actb: Heer en Wel Edele Heeren!’
‘Geeft met verschuldigde eerbied te kennen Uw WelEd: Groot Achtb: en Wel Ed: onderdanigste Dienaar de Burgerwijkmeester Jan Michiel Elser’
‘Hoe hy bij publieke vendutie uit den insolventen Boedel van Johan George Lochner voor de Somma van ƒ17500:- heeft ingemeind zeekere plaats of Hofsteede, genaamt de Grendel van de Plattekloof geleegen aan de Tygerberg met intentie dezelve aan zijnen Neef George Michiel Elser te schenken; omme denzelven zijnen Neef die eertijds in des Suppl:s affaires geëmployeerd was en zich daar in altoos zeer yverig en naarstig betoonde maar nu onlangs getrouwd zynde daar door voor hem en de zijne een middel van bestaan te verschaffen.’
‘Hoe hy Suppl:t van voorzeide koopschat ook reeds ‘s Heeren Gerechtigheid of den 25:ste Penningen in s’ E: Compagnies kassa heeft voldaan ten einde dezelve plaats in Eigendom van zijnen gem: Neef te zien overgaan, doch by die geleegendheid geinformeerd geworden dat door de Heeren Curatoren des gem: insolventen boedels den eigendom daar van niet vermag aan een anderen, dan aan hem Suppl:t als kooper bekend staande; worden getransporteerd in welk gevolgde Suppl:t zoude gehouden weezen wanneer hij deeze plaats daarna aan zijnen Neef transporteerde nog eens, en dus tweemaalen ‘s Heeren Gerechtigheid van gem: kooppenningen te betaalen’
‘Reedenen waarom hij Suppl:t zig in alle onderdanigheid tot Uw Wel Edele Groot Achtb: & Wel Ed: keert met nedrige bede dat ‘t van Hoogstdezelver welbehagen zijn mooge dat of door de Heeren Curatoren des insolventen Boedels van Johan George Lochner de door den Suppl:t gekochte plaats de Grendel van de Platte Cloof direct aan zynen Neef George Michiel Elser getransporteerd worden of, wanneer Uw Wel Edele Groot Achtb: en Wel Ed: mogten gelieven goed te vinden dat gem: plaats eerst in eigendom van den Suppl:t te dient over te gaan ‘t daarna bij ‘t door den Suppl:t te doene transport de veralieneering deeze plaatze considereeren bij wyze van eene gifte onder den Leevenden, en wel aan een zijner bloedvrienden te geschieden en als dan zijnen meerm: Neef van de betalings van ‘s Heere Geregtigheid gratieuselijk te excuseeren’
’/ onderstond/ ‘T welk doende &:a / get / J: M: Elser’
zo is na deliberatie over dezelve Requeste by den Raade beslooten aan den Suppliant te permitteeren, zo als hem gepermitteerd word by deeze, omme de door hem gekogte plaats genaamt de Grendel van de Plattekloof geleegen aan de Tijgerberg aan zynen Neef George Michiel Elser by wyze van donatie onder de leevende te doen overgaan, zonder bij dies transport eenige Heeren Geregtigheid te betalen mits door den Suppliant voor gecommitteerde Leeden uit den Raade van Justitie met solemneele Eeden word verklaard dat hij voor de afstand van dezelve plaats de Grendel van zyner gemelde Neef George Michiel Elser niets te hebben ontfangen of genooten noch ook iets by ‘t vervolg voor dezelve te zullen genieten of ontfangen direct of indirect
Voorts is geleezen een Request van de Burger Stephanus Jacobus Botha luidende
Aan den Wel Ed: Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad van Nederlands India en Commissaris over ‘t Gouvernement van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien & & & beneevens de E: achtb: Heer Gezachhebber en E: achtb: Politicquen Raad
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren’
‘Geeft met alle verschuldigde Eerbied te kennen Uwer Wel Edele Groot Achtb: en E: achtb: zeer onderdanige en gehoorzaame Dienaar Stephanus Jacobus Botha Burger aan Stellenbosch ‘
‘dat des Suppl:s Moeder de Wed:we Elisabeth Botha uit hoofde van haar klimmende Jaaren belet geworden zynde zeekere haar toebehoorende plaats gen:t Veelverjaagd geleegen aan de Vlaggeberg onder ‘t District van Stellenbosch langer te beheeren en onderhouden zich genoodzaakt zoude zien dezelve plaats te verkoopen die zeer zeeker door de ongunstige omstandigheeden deezer Colonie, zeer verre beneeden de waarde zoude gaan’
‘dat den Suppl:t derhalven ten einde de schaade van zijnen Moeder en die van hem als haaren Erfgenaam voortekomen te raade is geworden de voorsZ plaats van haar te koopen of overteneemen voor een Somma van ƒ4000:- waar door dus maar de plaats van de Moeder op de Zoon overgaat’
‘Reedenen welke den Suppl:t zig keerd tot Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: ootmoedigst verzoekende hem te excuseeren van de betaaling van ‘s Heeren Gerechtigheid den 25:ste penning op vaste Goederen bepaald’
‘’T welk doende &:a’
’/ get / S: J: Botah.’
en na dies lecture goedgevonden en verstaan des Suppl:t Moeder te permitteeren van haare plaats genaamt Veelverjaagd aan haare gemelde zoon en Erfgenaam Stephanus Jacobus Botha transport en opdragt te moogen doen zonder betaaling van ‘s Heeren Geregtigheid van alle welke besluiten almeede bij Extract deezer kennisse zal worden gegeeven aan den Heere Boekhouder van ‘s lands generaale Inkomsten omme te strekken tot zyn Ed: informatie en naricht
Door den Vaandrig der Burgerij Andries Brink en den Burger Josua Joubert by Requeste verzoek gedaan zynde om de eigendom van een strookje gronds ter groote van twee Morgen geleegen in deeze Tafelvallei aan strand nabij de lutherse kerk, zo is beslooten eerst door den Capitein Ingenieur Louis Michiel Thiebault te laaten onderzoeken of de uitgaave van ‘t gevraagde land kan geschieden zonder hinder toetebrengen aan de defensie deezer plaatze, zullende dit zo zijnde vervolgens door Commissarissen uit den Raade van Justitie moeten worden onderzocht of dies uitgaave ook in andere opzichte aan de E: Comp:e of aan de Ingezeetenen prejudiciabel zoude kunnen zijn omme bij bevinding dat dies uitgaave in geene deele nadeelig kan zijn, als dan ‘t zelve land door den geswoore Landmeeter te laten meeten en carteeren om vervolgens te tauxeeren hoeveel door de Suppliant voor dies verkryging aan de Maatschappij behoord te worden voldaan, en over dit een en nader den Raade te dienen van schriftelijk bericht
De Burger Johannes Verweij insgelijks verzoek gedaan hebbende, om de eigendom van een Erf ter groote van twee Morgen geleegen onder de Tygerbergshoogte aan den klippedriftsrivier , zo is verstaan dezelve Requeste almeede te stellen in handen van Commissarissen uit den Raade van Justitie met last te onderzoeken of de uitgaave daarvan zonder nadeel aan de Compagnie of de opgezeetenen toetebrengen kan geschieden en so ja, als dan ‘t verzochte Erf door den geswoore landmeeter te laaten meeten en carteeren en vervolgens te tauxeeren hoe veel voor dies eigendom door den Suppl:t tot eene erkentenisse zou behooren te worden betaald.
Door den oud Burgerraad Johannes Matthias Bletterman by Requeste verzoek gedaan zijnde om ter bevochtiging van ‘t door hem ter sessie van den 24 November Jongstleeden in eigendom vergund Land des nachts gebruik te moogen maaken van het water ontspringende uit een fontein nabij dat Land geleegen, zo zal Copia van dezelve requeste alwijders worden gesteld in handen van Commissarissen uit den Raade van Justitie met last en bevel te onderzoeken en den Raade te berichten of en in hoe verre mitsgaders onder welke bepaalingen en verpligtingen aan des Suppliants verzoek in deeze zal kunnen worden gedefereerd
Door den Burger Fredrik Hurlingh ingedient zynde het Volgend Requeste,
Aan den Wel Edele Groot achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India, mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den wel Edelen Achtb: Heer Gezachhebber en Wel Edele Heeren Raaden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en Edele Achtb: Heeren’
‘Met verschuldigde Eerbied geeft te kennen Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: zeer onderdanige en gehoorzame Dienaar Fredrik Hurling Burger alhier’
‘dat den Suppliant verstendigt is geworden hoe het Uwel Edele Groot Achtb:en E: achtb: heeft gelieven te behaagen bij politicque Raads besluit van den 29 Julij J: L: aan den Burgerraad Johannes Smuts op zijn daar toe gedaan verzoek in Eigendom te verleenen een strookje lands ter groote van 25 qaudraat roeden en 140 d:o voeten’
‘Dat den Suppl:t volkomen overtuigd van de bekende billijke en rechtvaardige denkenswijze van Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: er ook geen oogenblik aan twijffeld of Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: zouden dat strookje lands zeekerlijk aan gemelde Burgerraad Smuts niet hebben afgestaan ingevalle Hoogstdezelve kennis hadden gedragen van het nadeel dat den Suppl:t hier door komt te lijden en welk nadeel hierin bestaat dat den Suppl:t door de uitgaave van dat strookje lands volstrekt buiten staat werd gesteld zijne onontbeerlijke benodigtheeden, als Mest, koorn, Garst, etc:a naar deszelfs Thuin per as te kunnen vervoeren door dien het gemeld Land net in die passagie komt geleegen te zijn’
‘Reedenen waarom den Suppl:t van Uwel Ed: Gr: achtb: en Ed: Achtb: onderdanigst verzoekt hieromtrend zodanige besluiten te neemen als Hoogstdezelve nodig zullen oordeelen, om ‘t nadeel ‘t welk den Suppl:t hier door komt te lyden uit den weg te ruijmen’
’/:onderstond:/ ‘T welk doende / get / F: Hurlingh’
zo is na deliberatie over dat geschrift bij den Raade best gedacht en dienvolgens beslooten Copia authenticq daarvan te doen toekomen aan Commissarissen uit den Raade van Justitie, met bevel naauwkeurig te onderzoeken of en in hoe verre de bezwaaren door den Suppl:t bygebracht over de uitgaave van een klein strookje gronds aan den Burgerraad Johannes Smuts gegrond koomen te weezen dan niet, omme daarover den Raade te dienen van derzelver consideratien en bericht
Nog geleezen zynde een verzoekschrift namens den Burger Daniel Fourie aan deeze Regeering gericht, ter obtenue van zeeker Erf ter groote van twee Morgen geleegen in de franschenhoek onder het district van Stellenbosch tot welke verzoek hij van Landdrost en Heemraden by besluit van den 4 Julij 1785 permissie heeft erlangd, zo is uit aanmerking van ‘t lang verloop van tijd dat deeze permissie is verkreegen zonder daarvan gebruik te maaken, bij den Raade goedgevonden van Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein te vorderen derzelver bericht of als nog zonder prejuditie aan anderen toetebrengen aan ‘t verzoek door gemelde Fourie gedaan zou kunnen worden gedefereerd
Hierna is getreeden ter resumptie van een zeer ampel Vertoog door Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein van volgend inhoud aan deezen Raade gericht
Aan den Wel Edele Groot achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neederlands India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement kaap de Goede Hoop en de ressorte van dien & & & beneevens den E Achtb: Heer Gezachhebber en de Wel Edele Heeren Raade van Politie.
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer E: E: Achtb: Heeren!’
‘Vertoonen met diepschuldigen Eerbied Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein ‘
‘Dat in de vertoonders gehoudene ordinaire Vergadering van heeden, door derzelver meede leeden Jacob Eksteen en Pieter Roux gedient zijnde van schrftelijk Rapport weegens de door hun ingevolge besluit van den Eersten September Jongstleeden ter plaatze van Anna Nieuwhout, Huisvrouw van den onderafgesZ gagie gestelde Matroos Caspar Muller en den Burger Charl Cilje op den 12 der Jongstgepasseerde maand November te werk gelegde Commissie de voorsZ geCommitteerdens onder anderen bij het zelve Rapport hebben te kennen gegeeven.’
‘Dat zy ter plaatze van voorm: Ciljé alwaar behalven de impetrante de omleggende buuren met derzelver kaarten en Erfgrond brieven geappoincteerd en verscheenen waaren gekoomen zijnde, door den Eerstgeteekende Landdrost aan Partijen de intentie der Commissie was te kennen gegeeven waar op zij geCommitteerdens vermits uit de Erfgrond brief van het land van gem: Anna Nieuwhout Avontuur genaamd gebleeken was ‘t zelve land te strekken noordwaartsaan ‘t landvan de plaats het kleine Bosch genaamt, thans bij den Burger Ernst Fredrik du Toit in Eigendom bezeeten en westwaards aan ‘t land van de plaats van den geimpetreerde in het dal Jozaphats in het zogenaamde Schoongezigt geleegen, de kaarten en Erfgrond brieven van voorsZ Ernst duToit Andries Bernardus du Toit en Carel Christoffel Frick hadden opgeëischt, ten einde door voorm: gesw: Landmeeter te kunnen werden geexamineerd, zo als dezelve geexamineerd zijnde door voorm: Landmeeter noodzaaklijk wierd geoordeelt dat ter voldoening der Commissie en om te kunnen ontwaaren of ‘t land het welk door ofte van weegens voorsZ Anna Nieuwhout ende predecesseuren van haar woonplaats gebruikt en haarent weegen wederom beploegt, egter door den geimpetreerde bezaaijd is aan de plaats van den geimpetreerde voorm: Charl Ciljé behoord, de plaats van evengem: Ciljé behoorde te worden gemeeten gelijk Gecommitteerd:s hier op aangem: Ciljé gevraagd hebbende, eene Baak aanteweijzen van waar de meeting zou kunnen geschieden denzelve deClareerde geen Baak van zijn plaats te kunnen aanweyzen, en van oordeel te zijn, dat door eene meeting van zijn plaats meer disputen en oneenigheeden tusschen hem en zijne overige buuren zoude ontstaan; welke reedenen zij Gecommitteerdens vermeenden niet voldoende te zyn om af te zien van het oogmerk hunner Commissie als toen voorm J:s Wernich hebben gevraagd van welke zyde wel met de meeste zeekerheid eene meeting van de plaats van gem: Ciljé zou kunnen geschieden wanneer door denzelve wierd geadvanceerd.’
‘Dat bij naauwkeurig onderzoek der voorm: kaarten en Erfgrond brieven ontdekt hebbende de plaatzen van gem: Cilje en voorn: Frick eenerlij strekking te hebben om het welk te ontwaaren best zoude zijn dat daar omtrend door hem onderzoek wierd gedaan hebben Gecommitt:s zig dan ook vervoegd ter plaatse alwaar gemelde Frick een sloot quam aantewijzen, zijnde de uiterste lienie van zyn land noordwaards naar het land van gem: Cilje geleegen, waarbij gem: Frick egter te kennen gaf dat vermeende hem meerder land als tot aan de voorsZ Sloot te behooren, terwijl hy de plaats in zijn volle groote van 60 Morgen en 309 quadraat Roeden gekogt hebbende, bij ontfangst der kaart ontdekt had 1 Morgen 375 quadraat roeden van ‘t zelve zijn afgetrokken van welk verkeerd denkbeeld hij Frick overtuigd zijnde hij naderhand aan den Eerstgeteekende Landdorst heeft gedeclareerd wel te mogen lijden dat de meeting van de voorsZ Sloot wierd begonnen’
‘Dat voorm: S:r Wernich de streeking der voorsZ sloot opgenomen, en een oppervlakkige pijling der beneeden linie van de plaats van den geimpetreerde gem: Ciljé hebbende genomen, als toen by herhaling verseekerde de plaats van gem: Cilje met de meeste zeekerheid van daar te kunnen worden opgemeeten en zeer apparent als dan met de meeting buiten de Landerijen der annex plaatze van gem: Ernst Fredrik en Andries Bernardus du Toit te zullen blijven van welk den Eerstgeteekende Landdrost aan de gemachtigdens van gem: Cilje den Burger Pieter Cilje kennisse hebbende gegeeven teffens dat vermits een ieder zijn eigen goed behoord aan te wyzen en gem: Charl Cilje dus verpligt had eene Baak van zyn plaats aantewijzen hij echter betuigd had zulx niet konde doen, als nu van de sloot de meeting zoude geschieden zonder dat de een of ander hunner, voor als nog zig daar aan behoorde te houden maar slechts om te ontwaaren of het land van gem: Cilje hierdoor zoude kunnen werden gevonden zonder in de eigensdoms landerijen der andere plaatzen te vallen, en dus oppervlakkig en dat zelfs in alle gevallen, wanneer op deeze of geene meeting gevonnist mogte worden, ‘t hem Cilje immers vrijstond van zodanige vonnis te mogen appelleeren dan wel in andere gevallen zig aan de overigheid als representeerende de Souverain te adresseeren heeft gem: Pieter Cilje buiten andere insolente Expressien en dat hem Cilje bij geleegendheid eener door hem Ciljé verzogte en te werk gelegde Commissie ter plaatze van wijlen de Diacon Daniel Rossouw aan de Groeneberg door den Eerstgeteekende Landdrost was gezegd, dat terwijl Rossouw geen Baak zijner plaatse hadde kunnen aanwyzen hij Cilje zulks had moeten doen, in substantie den Eerstget: Landdrost toevoegende, de meeting kan niet van de sloot geschieden, want wat weet ik wat jy in jouw schild voert en zulx bij herhaling, wanneer hem door de Eerstgeteekende Landdrost onder ‘t oog gebragt zijnde; dat hij zig zoude onthouden van diergelijke expressien teegens iemand die in zijn post als officier aldaar was gekoomen, gem: Cilje niet naliet te zeggen van niet te weeten, wat gem: Landdrost met die meeting wilde waarop Gecommitteerdens gem: Cilje genadert, en de Eerstgeteekende hem hebbende verzeekert de voornaamste intentie te zijn om nadien hij geen vaste Baak konde aanwyzen, door eene diergelijke meeting des moogelijks te ontdekken of het door hem bezaaid questieuse land tot zyn plaats behoorde, wanneer hy Pieter Cilje zich niet ontzag om Gecommitteerdens toetevoegen “dat zal niet geschieden want wat weet ik wat Jullij, ook in Jullij schild voert ” en den eerstgeteekende Landdrost hem te gemoet voerende of wel wist wat hij kwam te zeggen, hervatten dezelve Ja, dat zeg ik jouw, zulx den eerstgeteekende hem Ciljé gevraagd hebbende of hij cilje wel wist dat teegens die geene sprak die ten platte lande over hem gesteld was, en die hij verpligt was te gehoorzamen of hij dus als nog de meeting niet zoude toelaten en zig opzettelijk daarteegens wilde aankanten antwoorden denzelven van hier te moeten spreeken en volstrekt ende te doene meeting niet toetestemmen, de geCommitt:s zig van daar hebbende willen begeeven, den geimpetreerde Charl Cilje quam te zeggen als men dan absolut een Baak begeerde hij een Baak zoude aanwijzen’
‘Dat gecommitteerdens niet langer zig hebbende willen geexponeert zien aan zoortgelyke zeer beleedigende expressien, als gem: Pieter Cilje in ‘t publiecq had gebeezigd niet voorneemens zijn geweest iets verders te verrigten dan dat zij Gecommitteerdens op ‘t aanraaden van den eerstget: Landdrost dat hoe zeer ook den geheele voormiddag was verloopen zonder dat de geimpetreerde voorm: Charl Ciljé een Baak hadde willen aanwijzen men echter om den Impetrante wille, en om zo mogelyk aan de Intentie der Commissie te voldoen niets onbeproefd behoorde te laaten, wat aan de questie eenig ligt konde bijzetten egter verpligt was van de door den geimpetreerde aantewijzene Baak eene meeting te doen, zij Gecommitteerdens voorm: Charl Cilje dan gevolgt, en door denzelve gebragt zynde na bij de hoek van de stal van de plaats van den Burger Andries Bernardus du Toit, wierd door evengem: Cilje een Baak aangeweezen welke gem: du Toit betuigde die van zijn plaats te zijn, en dat ingeval men van daar de plaats van gem: Charl Cilje wilde opmeeten buiten allen twijffelen het eigendoms land van de plaats van zynen Broeder Ernst Fredrik du Toit zou koomen, zo als door voorm: S:r Wernich wierd gesustineerd, terwijl de strekking van dezelve evengem: plaats ook in geene deelen met die van voorm: Cilje quam te quadreeren gelijk bij de opneeming en meeting der voorsZ linie als voor de buijtenste van gem: Cilje moetende worden geconsidereerd al het land aan die kant onbruikbaar bevonden zijne het dus niet wel te denken was daar in de plaats van denzelve Cilje te bestaan terwijl daar en teegen bij de schijds lienie tusschen de plaatzen van gem: Cilje en voorsZ Frick de meeting hebbende moogen geschieden ongetwijffeld de geheele Valleij en dus ‘t gedeelte land ende gebouwen van de plaats van den geimpetreerde meergem: Cilje ingemeeten zou geworden zijn’
‘Dat zy Gecommiteerd:s vervolgens nog eens voor ‘t laatst beproefd hebbende, de geimpetreerde Charl Cilje volgens opgaaf van den Landmeeter zo als uit ‘t deswegens aan Gecommitteerdens verleend Certificaat van dezelve blijkt, en welk den ondergeteekende de vrijheid neeme Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: neevens deeze aantebieden te overtuigen dat vermits geen Baak van zijn plaats hoegenaamd konde aanwijzen de meeting het meest overeenkomstig met de figuur van zijn kaart van de meergem: scheidingsloot te moeten geschieden zonder daar door hem in ‘t geringste te willen benadeelen en alleenlijk ter speculatie te zullen worden gedaan met afvrage of als nog niet daar in konde consenteeren, heeft denzelve gelijk bevoorens rond uit gedeclareerd daar in niet te zullen bewilligen, en mitsdien zulks niet te zullen gedoogen.’
‘Dat zig Gecommitt:s hier na des namiddags de woonplaats Avontuure dan wel het Erfpagtland van de Impetrante voorm: Anna Nieuwoudt hebbende doen opmeeten, ten einde te ontwaren of ‘t door ofte van wegens de impetrante beploegde questieuse stuk lands het welk door den geimpetreerde bezaait is, aan of nabij het voorsZ Erfpagtland geleegen zij, als toen bevonden is het zelve op eenige weinige stappen na, aan en langs het voorsZ Erfpagtland geleegen te zyn, zonder egter met eenige de minste zeekerheid te hebben kunnen ontwaaren of ook nader aan ‘t eigendomsland van gemelde Cilje mogt geleegen zijn door dien de plaats van de geimpetreerde gem: Cilje niet gemeeten is, waar door de ondergeteekendens dan ook buiten staat zijn gesteld aan de intentie hunner Commissie te hebben kunnen voldoen terwijl zij Gecommitt:s teffens vermeenenden dat ingevalle de verregaande beledigende expressien door gem: Pieter Cilliers teegens den Eerstgeteekende Landdrost en hun gebeezigd ongestraft gelaaten worden, zij in ‘t vervolg geene Commissien meer, op zich zullen kunnen neemen zonder hun aan verregaande insolentien en injurien te exponeeren’
‘Dat aan de Vertoonders uit ‘t voorsZ gerapporteerde onder eerbiedige reverentie voorgekomen zijnde ‘t gedrag door den Burger Pieter Cilje gehouden ende door denzelve teegens den eerstgeteekende en de bovengem: gecommitteerdens gebezigde insolente en niet minder injurieuse expressien te zijn van dien aart dat zonder de nodige voorzieninge daaromtrend werde gedaan dezelve niet dan van de nadeeligste gevolgen zoude kunnen zijn.’
‘Weshalven de vertoonders de vryheid neemen hun te keeren tot Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: met ootmoedig verzoek dat ‘t van Hoogstderzelver welbehagen zyn mooge zodanige voorsieninge in deese te doen, als Uwel Ed: Groot Achtb: en Ed: Achtb: tot maintien van ‘t gezag der ondergeteekendens en ter conservatie der goede ordre de Districten alhier zullen oordeelen te behooren.’
‘’T welk doende &:a’
’/ geteekend /’
uit welk Vertoog den Raade tot haare byzondere ontstichting zynde komen te blijken de verregaande ongeschiktheid en onbehoorlijke gedrag van den Burger Pieter Cilje omtrend den Landdrost en Gecommitteerde Heemraaden op een tijdstip dat dezelve amptshalve vaceerden om een verschil tusschen opgezeetenen hunner jurisdictie te onderzoeken en des mogelyk uit den weg te ruimen, zo is dan ook beslooten den ad interim Fiscaal deezes Gouvernements Willem Stephanus van Rijneveld te injungeeren en te gelasten zo als hij gelast en geinjungeerd word bij deeze, om teegens den gemelde Pieter Cilje voor den Raade van Justitie zodanig werkzaam te zijn als hij ex officio tot maintien van goede ordre en betamelijke ondergeschiktheid zal vinden te behooren; zullende echter Landdrost en Heemraden voormeld worden gelast en bevoolen om de gedecerneerde en door het ombetamelijk gedrag van den gemelde Pieter Cilje gestaakte Commissie ter onderzoek en beslissing van het verschil tusschen Anna Nieuwoudt Huisvrouw van den onderafgeschreevene Gagie gestelden Matroos Caspar Muller en den Burger Charles Cilje geweezen in haar geheel te volvoeren zodanig als zij zullen vermeenen nodig te zijn om over de gereezene questien tusschen gem: Anna Nieuwoudt als Impetrante ter eener en Charles Cilje als Geimpetreerde ter andere zijde navolgens hunne instructie en verpligting eene rechterlijke uitspraak te kunnen vellen.
De Heeren Leeden deezer Vergadering M:r Jacobus Johanness LeSueur en Christoffel Brandt als Commissarissen over s’ Compagnies Tuin en de Tuin Rustenburg ingedient hebbende het volgend Rapport
An den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abaraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands Indië mitsgaders Commissaris over de Kaap de Goede Hoop en den resorte van dien & & & beneevens den Ed: Achtb: Polticquen Raad.
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en Edele Achtb: Heeren!’
‘Door de meenigvuldige beezigheeden welke den tweeden Geteek: in zyne Residentie bij aanhoudenheid hebben geoccupeerd zijn wij verhinderd geworden om ingevolge den last ons bij Commissie der Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal opgelegd, eerder de inspectie te neemen van ‘s E: Comp: Thuinen en daar in staande gebouwen, zo hier als van de Thuin Rustenburg aan ‘t zogenoemd Rondeboschje geleegen, Thans zullen wij ter pligtschuldige opvolging dier zeer geEerbiedigde ordre den eere hebben Uwer Wel Edele Groot Achtb: en E: achtb: reverentelijk te berichten dat de Huurders der byde perceele aan eerstgemelde Thuin continueeren zig stiptelijk aan de Conditien hun bij verhuuring voorgeschreeven te gedraagen: het is verre van daar dat de huurder der Thuin Rustenburg zo naauwkeurig aan deeze zyne verpligting zoude hebben beantwoord, want daargelaaten de defectueusen staat waaren zig het grooter gedeelte der Gebouwen zig al t’ zeedert veele Jaren hebben bevonden zo als bij ons laatste eerbiedig rapport reeds is genoteerd geworden, en die meer dan gewoone reparatien vereischen waartoe die verhuurder onder geEerde welduiding niet wel zoude kunnen worden verpligt, blijft dezelve zeer nalaatig in de daagelijkse verziening daar van, zijnde geduurende den tijd van bijna Twee Jaaren welken deezen Thuin in huur heeft gehad, nietteegenstaande daartoe iterative maal door ons is aangemaand geworden het Houtwerk niet geooleid veel min geschilderd geworden’
‘Wij hebben de eere deezen te laaten dienen voor onderdanig Rapport’
‘Kaap de Goede Hoop den 4 Decemb: 1794.’
’/ get:/’
zo is verstaan in dat Rapport genoegen te neemen, en daar van deeze aanteekening te houden
Uit een Rapport van gecommitteerde Leeden uit den Rade van Justitie gebleeken zijnde dat door hen ten overstaan van den Fiscaal wederom waaren gestempeld 1200 P:s Zeeguls à Zes Stuivers ieder, zo is verstaan dezelve Zeguls volgens de bepaaling daaromtrend bij besluit van den 29 September deezes Jaars gemaakt bij de Negotie boeken te laaten inneemen
Uit zeeven Rapporten ingedient door Gecommitteerdens tot ‘t teekenen der Cartonnen Muntstukken gebleeken zynde dat gestempeld, beschreeven en geteekend waren
zo is verstaan alle dezelve Muntstukken met een bedragen van 4233 1/3 Ducatons ofte Rx:s 6350:-, zo by de Negotieboeken als by die van de groote Geld Cassa te laaten inneemen
Uit eene door den Heere van Reede van Oudtshoorn als Commissaris over het Post Comptoir ingediende Reekening gebleeken zijnde dat in den voorleeden Maand aan Briefporten was ontfangen eene Sommetje van Rd:s 25:24: zo is besloten dat bedraagen in ‘s Compagnies Cassa over te brengen, en voorts om ter vermijding van onnodig schrijfwerk de Reekeningen van ‘t Postcomptoire slechts tweemaal ‘s Jaars ofte onder Ultimo Februarij en Ultimo Augustus van ieder Jaar te laaten vervaardigen om aan den Raade te worden overgelegd en dies bedraagen vervolgens in kassa overgebragt
Hier op wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade te kennen gegeeven dat zijn Ed: zich geinformeerd vond, hoe bij besluit deezer Tafel van den 20 Januarij 1792, op ‘t desweegens door den Capitein Ingenieur Sebastiaan Willem van de Graaf gedaan verzoek, aan hem was gepermitteerd geworden eene Slavinne der E: Compagnies in naame Kilumpisaffi van Mosambiecque met zich naar Nederland te neemen onder deeze expresse conditie nochtans dat voor de gedachte Slavinne in cas van sterven dan wel andere obstaculen waar door haar retour herwaards getraverseerd dan wel geheel verhinderd zou kunnen worden door hem tot vergoeding daarvan aan de Compagnie zou worden betaald eene Somma van Rd:s 250:- indiase valuatie waartoe gedachte Capitein van de Graaff zig onder behoorlijke borgtocht bij notarieele dele heeft verbonden en dat dewelke gedachte Slavinne tot nu toe nog niet alhier was te rug gekoomen ‘t belang der Maatschappij vorderde haar voor dies gemis schadeloos te houden; en is na deliberatie hierover goedgevonden en dienvolgens beslooten aan den adinterim Fiscaal Willem Stephanus van Rijneveld en den Secretaris van den Raade van Justitie M:r Johannes Andries Truter als Gemachtigdens van gezegde Capitein van de Graaf bij Extract deezer te notificeeren dat de Somma van Rd:s 250:- ter vergoeding aan de Compagnie voor gemelde Slavinne bepaald thans voor reekening van hunnen principaal in de Cassa der Maatschappij alhier zal worden opgebracht en zal na deeze betaling de voorm: kilumpisaffi van Mosambiecque zo bij de Negotieboeken als by die van de Slaavenlogie moeten worden afgeschreeven
Wijders geliefde den Edelen Heer Commissaris den Raade te communiceeren dat het Lidt deezes Raads den Heeren M:r Jacobus Johannes Le Sueuer aan zijn Ed bij requeste vertoont hebbende dat zijne Inkomsten door hem uit de administratie der Wijnkelder mitsgaders als President Commissaris van de Bank van Leening en als president van ‘t Colegie van Weesmeesteren in het voorleeden Boekjaar, te zaamen niet meerder hadden beloopen dan Rd:s 3381:5:- en dus veel minder dan de Somma van Rd:s 4000:- die de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal tot een vast Jaarlijks tractement aan de Leeden deezer Vergadering schijnen te hebben toegedacht met verzoek dat het ontbreekende aan de gedachte Somma van Rd:s 4000:- aan hem uit ‘s Compagnies Cassa mogt worden vergoed; en dat zijn Ed: aan dat verzoek hebbende gelieven te defereeren even en in zelvervoege als zijn Ed: volgens ‘t aangeteekende bij de Resolutien van den 23 September Jongstleeden op de sollicitatien van den Heere Cassier Bergh hadt gedaan, aan gemelde Heere LeSueur onder hooggunstige approbatie van de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal uit ‘s Comp:s Cassa zou laten betaalen eene Somma van Rd:s 618:48, omme door dit Supplement zyne Inkomsten van het afgeloopen Boekjaar te brengen op eene Somma van Rx:s 4000:-
Nog geliefde den Edelen Heer Commissaris den Raade te bedeelen dat den Burger Daniel Hugo aan zijn Ed: bij Requeste nochmaals hadt verzocht, afslag te moogen hebben van ‘t geen hij nog ten bedragen van Rd:s 6189 1/8 aan de Compagnie debet kwam te zijn voor rest der pachtpenningen van de Generaale pacht der kaapsche koele wynen door hem onder Ultimo aug:s 1792 ingemeynd en dat zyn Ed: na erlangde qualificatie van de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal aan zyn Ed: bij de 19 paragraaph van Hoogstderzelver Missive de dato 15 Januarij deezes Jaars verleend, en waar van Extract bij de Resolutien van den 30 Mei Jongstleeden is geïnsereerd aan den gemelde Daniel Hugo uit consideratie voor de omstandigheeden waar door hij bij de gemelde pacht aanzienlijke schadens heeft moeten ondergaan en ‘t daaruit voortgevloeide absolute onvermogen, soo niet totaale insolventie van geseiden Hugo hadde verleend en gegeeven eene remissie van Rd:s 2000:- op de gemelde door hem nog verschuldigde Somma van Rd:s 6189 1/8 onder expres beding dat als nu het restant van Rd:s 4189 1/8 door hem of zijn gestelde Borgen datelijk in ‘s Comp:s Cassa prompt zal moeten worden voldaan.
Door den Heere LeSueur als president aan de Bank van Leening zynde te kennen geeven, dat er zig weeder een groot aantal Ingezeetenen bij voorseide Bank hadden geaddresseerd met verzoek om even gelijk andere haar meede Ingezeetenen, aan welke geliefde op haare Hijpotheequen waaren voorgeschooten meede met zodanige penningen te worden gerieft en geholpen, als Commissarissen van de Bank souden oordeelen aan haar op haere te stellene Hijpotheequen en onderpanden met gerustheid te kunnen voorschieten teegen voldoening van den bepaelden Interest van 5 P:rC:to met versoek dat daar meergem: Bank als hebbende het montant der gewoone Interessen met Rd:s 20752:4:5 onder Ultimo August l:l: in kassa overgedragt Zig ten eenenmaale van geld gedestitueerd vond, van eene genoegsaeme Summa van 50000 Rd:s mogte worden voorsien ten einde aan het oogmerk waartoe is opgerigt geworden by aanhoudentheid te kunnen voldoen soo is na aandachtige deliberatie en uit aanschouw dat de schaarsiteit en verlegentheid om geld in deeze nog continueerende ongunstige tijden niet minder is ten aansien van deeze welke nu tot de Leening verzoek komen te doen, als deselve ten aanzien van die haarer meede Ingezeetenen was toen de Bank wierd opgeregt terwijl ze met haare producten beladen blyven en alles ten duursten moeten inkoopen, wat tot haare Landbouw benodigen, en dat het dus nu ten eenenmaale ontijdig soude zyn, om deeze leening te willen staaken soo lang zulx met zeekerheid kan geschieden sonder ‘t fonds van Een Millioen dat aan Cartonne munt in Roulence weezen mag te vergrooten, mitsgaders den staat van ‘s Compagnies Cassa zulx toelaat, goedgevonden om weder aan de geseide Bank van Leening uit dezelve te laaten afgeeven en verstrekken eene Somma van dertig duizend Rijxdaalders aan Cartonne munt zynde alles wat met mogelijkheid kan worden gemist, ten einde door meergenoemde Bank op de gewoone wyze en op behoorlyke zeekerheid onder de Ingezeetenen worden uitgezet
Na dit een en ander wierd door den Edelen Heer Commissaris ter tafel geproduceerd, een Vertoog door den Chef en Visitateur der Soldijen Clemens Matthiessen Junior aan deezen Raade geaddresseerd, luidende als volgd
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neederlands India mitsg:s Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & Gezachhebber en de Wel Edele Heeren Raaden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren!’
‘Den eerbiedige Teekenaar heeft de Eere gehad onder dato 12 September des gepasseerden Jaars UwelEd: Gr: achtb: en E: Achtb: aantebieden, Naamlysten van zodanige van Gagie afgeschreeven en geligte s’ E: Comp:s gemeene Besoldelingen, welke by de Soldyboeken als continuanten voortloopende, en voor Heeren Gecommitteerdens niet verscheenen waaren zo meede van die geene welke in gebreeken waaren gebleeven de verschuldigde Gelden voor de geobtineerde permissie omme in deeze Colonie te mogen verblijven aan de E: Compagnie op te brengen den 21 September daaraan volgende, heeft het Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: behaagd daarop te besluiten dat de eerstgemelde niet gecompareerde Persoonen nominatien zouden werden ingedaagd, omme zig uitterlijk voor Ult:o august:s bij den ondergeteekenden aantegeeven op pœne dat bij niet verschyninge dezelve onder voormelden datum als vermiste of opgedroste Persoonen, bij de Soldij Boeken zouden werden afgeslooten omme als zodanig teegen hun naar luid van de Wetten en ordonnantien te werden geprocedeert, en dat van de andere welke in gebreeken waaren gebleeven hunnen verschuldigde Penningen aan de E: Compagnie op te brengen, aan den Heere Fiscaal een naamlyst zoude werden toegesonden met last omme deselve op het ernstlijkste en nadrukkelykste over deeze hunne nalatigheid te onderhouden, en bedreiging wanneer op deeze aanmaaningen in gebreeken bleeven de aan hun opgelegde betaalinge te præsteeren zij direct bij ontvangst der Tyding van vreede, van hier zouden versonden werden uit deezen sub N:o 1 & 2 geannexeerde Lysten zal Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: des gelievende koomen te blijken dat van de niet gecompareerde alleenlijk een is verscheenen, en simpel twee persoonen hunne verschuldigde betaaling gepresteerd hebben, den needrigen Vertoonder vind zig verplicht, daarvan de verschuldigde kennisse te geeven, ten einde door Uwel Ed: Groot Achtb: en E: achtb: daarover zodanig nader besluit zouden kunnen werden genomen als nuttig en dienstig zal bevonden werden, en vermits den eerbiedigen Teekenaar in zijn qualiteit als Visitateur der Soldijen gebleeken is, dat een groot gedeelte der onder afgeschreeven Gagie gestelde en voor de Wel Edele Groot Leseuer van Reede van oudtshoorn gecompareerde persoonen, in gebreeken blijven het aan hun verleend patent ‘s Jaarlijks te vernieuwen, en opgaave van hun verblijf en woonplaatzen te doen en daar door ten laatsten meede zullen zoek maaken zo dat eijndelijk geen spoor van hun vervaaren zal te vinden zijn neemt hij de vrijheid UwelEdele Groot Achtb: en E: achtb: met gepasten Eerbied voortedragen of niet het volgende met nut ende vrugt zoude kunnen geintroduceerd en daar door zo wel het verblyf deezer in de Colonie zo rond zwervende Dienaaren ontdekt als meede de derzelver vervaaren en belanden ten allen tijden kunnen aangetoond worden.’
‘1:lijk Dat Landdrosten der Buitendistricten gelast wierden, door de Veldwagtmeesters dan wel andere daartoe bequame Persoonen te doen opneemen de namen en Woonplaatzen van alle in ieder Colonie zig bevinden en niet tot den Burgerstaat gehoorende Persoonen het zij dezelve hun eigen neering zijn drijvende, dan wel bij andere als knegts, Schoolmeesters &:a zijn inwoonende met aanwijzinge wat Jaar en met welk Schip alhier in het Land zijn gekoomen, en van de ingekomene berigten, door de Secretarissen behoorlijke Naamrollen geformeerd zynde, dezelve ten spoedigsten aan Uwel Edele Gr: achtb: en E: achtb: in te zenden.’
‘2. Dat door Wijkmeesteren in dit caabse Vlek als voren nominatien opgenomen wierden, alle in hun Wijk ‘t zij hun eigen neering dryvende en op zig zelfs dan wel bij anderen inwoonende en niet tot dan Burgerstand gehoorende Persoonen.’
‘3. Dat in de Caabsche Buitendistricten en ‘t ronde boschje de Veldwagtmeester in de Baaijfals den Sergeant, en in de Caabse Tuinen den Bode van Commissarissen uit den Raade van Justitie dit effectueeren en van ‘t een en ander de Lijsten aan den Secretaris van gem: Commissarissen ingehandigt wierden omme daarvan als op art:l 1 behoorlijke Naamrollen te formeeren en aan Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: overtegeeven’
‘Wanneer Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: deeze voorstellingen mogten approbeeren dan wel andere ende meerdere geschikte middelen omme eene behoorlijke Naamrolle en kennisse van het verblijf dier lieden te erlangen, geliefden te bewerkstelligen zoude door een Confrontatie der ingekoomene Lijsten teegen de Soldijboeken ten klaarsten moeten koomen te blijken, welke der der onderafgez Gagie gestelde en geligte Persoonen zig nog in waaren weezen koomen te bevinden dan wel vermist worden, en zoude naar ingekomen berigten met believen van UwelEdele Groot Achtb:e en E: achtb: zo wel ten opzigte der presente als absente zodanig nader besluit kunnen werden genomen, als tot invoering van goede ordre en het zuiveren der Soldijboeken van niet in weezen zijnde Persoonen dienstig en nuttig zal bevonden werden’
‘By ondersoek en het nazien der Extract Boeken is den needrigen Vertoonder gebleeken dat bij Missive van 10 November 1780 door de Hoog Edele Heeren Seeventhienen is geordonneert, naarspeuringe te doen, naar zodanige Vrijlieden van welke in consideratie van den tijd wanneer dezelve zyn uitgevaaren met grond verondersteld mag werden, dat reeds lange overleeden zijn, omme ingevalle van derselver wedervaaren, geen zeekere narigten te bekoomen zijn, als absent afgeschreeven te werden, den humblen Teekenaar heeft de Eere voorm: Extract missive deezen in Copias te annexeeren neevens den lijst der bij hem onbekende Vrijlieden met needrig versoek, dat het Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: mag behaagen de voormelde lijst in handen van den Secretaris der Burgerij en de respective landdrosten der Buitendistricten te stellen omme de verschuldigde naarspeuringe te doen, en vervolgens de nodige qualificatie tot ‘t afschrijven der vermiste te verleenen.’
‘Waarmeede d’ Eere heb mij met diepe Hoogagting te teekenen’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren!’
‘UwelEd: Groot Achtb: en E: achtb: onderdanige Dienaar.’
’/: get / C: Matthiessen J:r’
‘Cabo de Goede Hoop den 24 November 1794.’
over welk Vertoog met alle aandacht gedelibereert zynde, zo is uit aanmerking dat aan ‘t eerste voorstel daarby gedaan reeds by ‘t besluit ter jongste Vergadering genoomen en daar uit gevolgde Publicatie behoorlijke voorzieninge is gedaan, en dat aan de twee volgende voordrachten best en met des te meer rigueur zal kunnen worden voorzien, wanneer alle de geligte en onderafgesZ gagie alhier ter Hoofdplaatse en dies proximiteit remoreerende gemeene Dienaaren ingevolgen evengenoemde besluit op den 22 :ste en 23:ste deezer zullen weezen gecompareerd voor zodanige Gecommitteerdens als den Edelen Commissaris daartoe zal gelieven te benoemen, bestgedacht en dienvolgens beslooten de dispositie op deeze beide voordrachten mitsgaders over zodanige Persoonen als tot nu toe ingebreeken zijn gebleeven om ingevolge en ter voldoening aan ‘s Raads Publicatie van den 21 September Anno passato zich ter deezer Hoofdplaatse te sisteeren en zo meede over de geene welke tot nu toe verzuimd hebben aan de E: Compagnie te betaalen ‘t verschuldigde voor de geobtineerde permissie om in deeze Colonie tot weder opzeggings toe te mogen blijven remoreeren tot eene nadere geleegendheid uitgesteld te laten, zullende inmiddels van de lyst door den Chef en Visitateur der Soldyen geformeerd en neevens zijn gedact Vertoog gevoegd over zodanige Vrijlieden als bij de Soldij boeken voortloopende doch by hem onbekend zijnde, Copias authentiecq worden toegezonden zo aan de Secretaris van de Burgerij ter deezer Hoofdplaatze als aan de Landdrosten der respective buiten districten met last en bevel om bij confrontatie van de gezegde lyst teegens de Jongst gedane op gaaven der Burgers en hunne Effecten ieder in den zynen naauwkeurig nategaan en den Raade te berichten welke der bij gemelde Lijst bekend gestelde persoonen zig nog in weezen bevinden
Door den Baas Tuinier in ‘s Comp:s Tuin alhier Johan Christoffel Haeusen ingedient zynde ‘t volgend Request
Aan den Wel Ed: Groot Acht: Heere Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris over dit Gouvernement en den Ressorte van dien & & & beneevens den Ed: Achtb: Heer Gezaghebber en de Wel Ed: Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en Wel Edele Heeren!’
‘Met verschuldigden Eerbied geeft te kennen Uw wel Edele Gr Achtb: en E: achtb: zeer ootmoedige en gehoorzaamen Dienaar Johan Christoph Haeussen, Baas Tuinier van ‘s Comp:s Tuin alhier’
‘Dat nu twee Jaaren geleeden ‘s Comp:s Tuin voorm: verhuurd geworden zijnde, bij die geleegendheid aan de Huurders van dezelven is afgestaan het Huis voorheen gedient hebbende tot eene Wooning voor den Suppl:t’
‘dat den Suppl:t zig daar door in de noodzaaklykheid heeft gebracht gezien, een Huis aan de kaap te moeten inhuuren, voor ‘t welk den Suppl:t zeedert voorsZ tyd tot nu toe eene zwaar huur heeft moeten betaalen’
‘Dat den Suppl:t bijna den ouderdom van Zestig Jaaren bereikt hebbende alle vooruitzichten voor hem zyn vervloogen, om iets bij der hand te kunnen neemen waardoor hij in staat kan worden gesteld de betaaling van die huur langer te kunnen gaande houden en des Suppl:s Inkomsten daarenboven, daar voor ook niet toerijkende zyn om dan nog iets tot onderhoud te kunnen overig houden’
‘En daar den Suppl:t zich volkomen overtuigd houdt, dat, daar ‘t Uwel Edele Groot achtb: en E: achtb: goedgunstig heeft behaagd op andere geringe Dienaren van de welke hunne Posten en Wooningen zyn ontnomen een gunstig oog te vestigen door dezelve met andere voorregten te favorisseeren ook wel op den staat van den Suppl:t een oog van meededoogen zal willen slaan daar hy Suppl:t tog eerbiedig vertrouwd de E: Comp: trouw en eerlijk te hebben gedient’
‘Zo is ‘t dan ook om die reedenen dat den Suppl:t van Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: ootmoedigst verzoek hem Suppl:t hieromtrend in ‘t een of ander te gemoed te willen koomen, het zy door aan hem Suppl:t eene geevenreedige Somma van Huurpenningen toetebrengen dan wel ten voordeele van den Suppl:t zodanig te disponeeren als Hoogstdezelve zullen vinden te behooren.’
‘’T welk doende &:a’
’/ get / Johan Christoph Hæusgen’
zo is bij overweeging dat de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal alleen uit bijzondere consideratie den Suppliant in deeze qualiteit en op zyne winnende Gagie hebben laaten continueeren en zo meede dat wanneer ‘s Comp:s Tuin en de Tuiniers wooning is verhuurd geworden aan hem een voldoende plaats tot lijfberging naast ‘s Comp:s Tuin is aangeweezen goedgevonden en dienvolgens beslooten zyn verzoek om Huishuur te hebben te declineeren en te wyzen van den hand zo als ‘t zelve van den hand geweezen en gedeclineerd word bij deeze.
De Voorleezer van ‘t district van Zwellendam Cornelis Isaac Gelderblom, zig almeede ter verkrijging van Huishuur bij ‘t onderstaand Request aan deeze Regeeringe geaddresseerd hebbende
Aan den Wel Edele Groot achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neederlands India, mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien & & & beneevens den Ed: Achtb: Heer Gezachhebber en Wel Edele Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Acthb: Heeren!’
‘Geeft met verschuldigde Eerbied te kennen Uwel Ed: Groot achtb: en E: Achtb: zeer onderdanige en gehoorzaame Dienaar Cornelis Isaac Gelderblom Voorleezer aan Zwellendam .’
‘dat altoos alle voorleezers zo van de kerk aan deeze Hoofdplaatse als die der Buitendistricten hebben genoten en nog genieten een maandelijks douceur onder de benaaming van Huishuur, zonder dat den Suppl:t daarinne ooit heeft gedeelt gehad.’
‘Dat den Suppl:t egter wel is waar voor dat gemis heeft gejouisseerd van ‘t gebruik van twee Paarden welke hem ‘s Comp:s weegen wierden verstrekt, dog dat dit gebruik na voor eenigen tijd gepasseerd ingetrokken zijnde den Suppl:t zich zo wel van ‘t een als van ‘t ander verstooken vind’
‘Reedenen welke den Suppl:t zig is keerende tot Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: aller onderdanige verzoekende dat het van Hoogstderzelver welbehaagen zijn mooge den Suppl:t in gelijker voegen als aan andere Voorleezers een maandelijks douceur tot het gewooon Huishuur toeteleggen’
‘’T welk doende &:a’
’/ get / Corn:s J: Gilderblom.’
zo is, uit aanmerking dat den Suppl:t gehouden is gestadig door de geheele Colonie van Zwellendam te ryden om van Zondag tot zondag in de onderscheidene contrijen de Godsdienstoeffeningen ter verrichten, en dus geene vaste domicilium kan nog mag hebben, bij den Raade beslooten zijn verzoek insgelijks te declineeren en te wyzen van den hand zo als geschied bij deeze
Wijders is beslooten om op de desweegens door hen gedaane verzoeken, den Adsistent ter politiecque Secretarij Casparus van Eerten, in gagie te verhoogen tot ƒ24:- per maand, en de Voorleezer bij de Stellenbosche Gemeente George knoop tot ƒ30:- ‘s maands beide onder een nieuw verband van Vyf Jaaren, het welk zo wel als de vermeerderde Gagie gereekend zal worden ingang te hebben genoomen met den 13 october en 13 Mei deezes Jaars dat hunnen vorige verbonden tijd respectivelijk is komen te expireeren.
Door de Baas Smith van ‘s Comp:s Ambachtsquartier Jan koster en den Cannonier Johan Christoffel Breetschoek bij requeste verzoek gedaan zijnde, omme behoudens hunne rustgagien van hunne respective diensten te moogen worden ontslagen, zo is uit aanmerking dat beide Supplianten, over de Zestig Jaaren oud zyn, waarvan de eerste dertig en de tweede ruim Een en twintig Jaaren de E: Comp:e heeft gedient, en dat hunne verzoeken dus allezints op ‘s Compagnies Reglementen zyn steunende goedgevonden en dienvolgens beslooten, beide de Supp:ten uit den dienst der E: Compagnies te ontslaan en te gageeren, zo als geschied bij deeze, de eerste met ƒ15 en de tweede met ƒ10:- per Maand
Nog geleezen zynde het onderstaande Request door den Luitenant ter Zee Claas Peters aan deeze Regeering geaddresseerd
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluysken Raad van Neederlands Indien mitsg:s Commissaris over ‘t Gouvernement van kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien && & beneevens den Wel Edele Achtb: Heer Gezachhebber en WelEd: Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren!’
‘Geeft met alle verschuldigde eerbied te kennen Wel Edele Groot Achtb: en E: achtb: zeer gehoorzaame en onderdanige Dienaar Claas Peters Luitenant ter zee in dienst der E: Compagnie, dat den Suppl:t in den Jaare 1790 in qualiteit als Sous luitenant per het Schip de Zwaan naar Batavia vertrokken zijnde kort na zijn aankomst aldaar door de Wel Ed: Hoog Achtb: Heeren der Hoog Indiasche Regeering is bevorderd geworden tot Luitenant en als zodanig geplaatst op ‘t over Ceilon naar Nederland bestemd Schip Doggersbank .’
‘Dat den Suppl:t op gedacht Eiland ziek aangekomen zynde aldaar ter zyner herstelling heeft moeten verblyven, zonder niet teegenstaande alle aangewende middelen te hebben kunnen worden hersteld; dat den Suppl:t zig dus genoodzaakt is geweest van de Regeering te Ceilon te verzoeken en ook heeft geobtineerd de permissie om als Passagier en onder afgeschreeven gagie naar deeze Uithoek te vertrekken, ten einde te beproeven of in dit zo gezond Climaat tot zijne voorige gezondheid zou kunnen koomen en dus ook in de Jaare 1792 per het Schip Christophorus Columbus in deeze Colonie is aangeland en tot nu toe blyven remoreeren’
‘Dat den Suppliant hoe zeer ook in dit favorabel Climaat eenige beterschap heeft mogen ondervinden nochtans gevoeld dat de jicht en eene verzwakking aan zijne oogen welke hy uit zijne langduurige krankheid heeft overgehouden hem nu en voor altoos zullen beletten de E: Compagnie ooit wederom als officier op haare Scheepen te dienen’
‘Dat den Suppl:t dus ook bekommerd over zijn ongelukkig lot en genaakende ouderdom de geleegendheid heeft gecapteerd om een huwelijk aan te gaan met een Vrouw alhier geboortig, waarbij hij genoegzame middelen heeft verkreegen om als een stil Burger zonder zich tot eenige dienst of affaires overtegeeven te kunnen bestaan en dus ook voor armoede en gebrek bevrijd te kunnen blyven’
‘Alle reedenen om welke de Suppl:t na daartoe voor af van den Edelen Heer Commissaris over dit Gouvernement hoogggunstig verlof te hebben geobtineerd de vrijheid neemt Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: neevens deeze in duplo aantebieden een door hem aan de ilustre Vergadering van Zeeventhienen eerbiedig gericht supplicq ter obtenue van ‘t Burgerrecht deezer plaatse, met ootmoedige beede dat het Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: mogt behaagen, dezelve Requeste by voorkomende geleegendheid onder ‘s Compagnies Papieren naar Nederland te laaten verzenden, en met welderzelver veele vermoogende voorspraak zodanig te appuieeren als Uwel Edele Groot achtb: en E: achtb: na mate van de byzondere omstandigheeden waarin den Suppl:t zig bevind, in het stil en vreedzaam gedrag door hem in deeze Colonie gehouden zullen vinden te behooren.’
’/ onderstond / T welk doende &:a /:get:/ Klaas Peters’
zo is na deliberatie bij den Raade beslooten aan des Suppl:s verzoek te defereeren zullende dienvolgens de door hem aan de ilustre Vergadering van Zeeventhienen gerichte Requeste ter obtenue van ‘t Burgerrecht deezer plaatze bij voorkomende geleegendheid aan hun Wel Edele Hoog Achtb: worden aangebooden met eerbiedig verzoek dat het hun Wel Edele Hoog Achtb: mogt behaagen omme uit hoofde van de bijzondere omstandigheeden waarin den Suppl:t zich bevind en het goed stil gedrag ‘t welk hij ter deezer plaatse is houdende op zijne bede een gunstig regard te willen slaan
Na dit alles wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld dat wanneer zijn Ed: zig in de gepassseerde Maand te Stellenbosch heeft bevonden om over de Burgerij aldaar de wapenschouwing te doen, alle de Zes Capiteins der Stellenbosche Burgerij aan zyn Ed: zo voor zich als alle opgezeetenen van gemelde District bij Requeste hadden verzocht dat den onderafgeschreeven gagie gestelden oppermeester in dienst der E: Compagnie Johan Christiaan Niele welke reeds twee Jaaren de dienst als Burger Chirurgijn hadt waargenoomen, en de eenigste Heilmeester in de Colonie Stellenbosch kwam te zijn uit den dienst der E: Comp:e mogt worden ontslaagen en gesteld in Burgervrijdom; en dat zijn Ed: om bijzondere reedenen hadt goedgevonden aan deeze instantien te voldoen, en dienvolgens den opgem: Niele uit den dienst der E: Compagnie hadt ontslaagen en gesteld in Burgervrijdom; mitsgaders dat zyn Ed: tot Sergeanten by ‘t nationaal Bataillon hadt bevorderd de Corporaals Johan Toelman en Samuel Draisma met de gagie van ƒ20:- per maand en tot Corporaals de Soldaaten Johan Philip Schneijder en Johan Stoempf met de maandelijks besolding van ƒ14:-, allen onder een nieuw driejarig verband ende zulks ter plaatsvulling van den gedeserteerden Sergeant Johan Goldman en den in leening afgestaane Sergeant Diedrich Mattys Hildebrand; zo meede dat zijn Edele by de Nationaale Artillerie ter plaatsvulling van eenige gerepatrieerde afgeschreeven en overleeden Cannoniers van de eerste Classe, wederom daar toe hadt bevorderd de Cannoniers van de tweede Classe Hendrik Bernard keijling, Hendrik Luk, Christiaan Muller, Frans van den Berg, Fredrik Trouts, Fredrik Stijger, Willem Schaeffer en Nicolaas kaltwasser alle met de gagie van ƒ14:- per Maand en onder een nieuw verband van drie Jaaren; en nog dat zijn Edele van de oppassers in het Hospitaal uit hoofde van ‘t zeer gering getal zieken die zich in dat Huis bevinden, Zeeven Man naar de Liniepost hadt te rug dien zenden om tot andere diensten te worden geemploijeert
Laatstelijk wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat eenige fatsoenlijke Weduwes in de Ridderstraat woonagtig zijn Ed: hadden te kennen gegeeven hoe te meermale van ruuwe Matroosen en Soldaaten onderscheidene onbeschaamde aanstootelijke uitdrukkingen over de naam van dezelve straat hadden moet hooren met verzoek dat die benaming mogt worden veranderd, en is na deliberatie hier over goedgevonden en beslooten de naam van Ridderstraat te veranderen in die van Boomstraat waar aan ‘t Colegie van Commissarissen uit den Raade van Justitie kennisse zal worden gegeeven, ten einde daaromtrend ‘t nodige te verzorgen
Aldus geresolveerd ende gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop. Ten daage en Jaare voorschr:
[Signed:] A: J: Sluijsken
[Signed:] J: I: Rhenius
[Signed:] J: J: Le Sueur
[Signed:] O: G: De Wet
[Signed:] W: F: V: Reede van Oudsthoorn
[Signed:] E: Bergh
[Signed:] My present, G: F: Goetz Secret:s
C. 227, pp. 232-292.¶
Vrijdag den {17941212} 12 Decemb: 1794.
’s voormiddags present de Ed: Heer Commissaris, beneevens de Heere Gezachhebber en de Heeren Leeden Le Sueur, de Wet en Brandt
Na resumptie en approbatie der Resolutien op den 5 deezer loopende Maand genoomen geliefde den Edelen Heer Commissaris ter tafel te produceeren Verklaringen door de overheeden en onderofficieren van de ter deezer Rheede onlangs gearriveerde ingehuurde Scheepen de Jonge Bonifacius en ‘t Vertrouwen aan zyn Ed: gepresenteerd, houdende dat de overheeden van gedachte Bodems zig onvermogens zouden hebben bevonden, omme zich in de verstrekking van Gordt, Erwten en Boonen, of zogenaamde Lepel kost, naar de aan hen ter observance voorgeschreeven Reglementen der E: Compagnies te gedragen, met versoek dat het geen sij dus in de noodzaakljkheid soude geweest meerder te verstrekken aan hun alhier mogte worden gesuppleerd ter voortsettinge van haare reize; Waarop gedelibereerd zijnde is verstaan deselve Suppletie van provisien wel te laaten geschieden ten einde aan haar geene vertraging toetebrengen, dog aan de Wel Edele Groot Achtb: Heeren Bewindhebberen eerbiedig gedefereerd te laaten om ten aansien van het kostende der voorseide Provisien sodanige beschikkingen te maaken met de Rheeders der gewaagde Scheepen als zullen oordeelen te behooren.
De Schipper Johan Nicolaas Croese, voerende het zo evengemelde Schip de Jonge Bonifacius aan deeze Raade ingedient hebbende ‘t volgend Request, en daar nevens gevoegde Verklaring
Aan den Wel Edelen Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad van Neerlands India, mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele Achtb: Heer Gezachhebber en Wel Edele Heeren Raaden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren!’
‘Met verschuldigde Eerbied geeft te kennen Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: zeer onderdanige Dienaar Johan Nicolaas Croese Capitain van het ter rheede leggend ingehuurd Hollandsch Particulier Schip de Jonge Bonifacius .’
‘Dat blijkens de neevens deezen in allen Eerbied bijgevoegde Verklaring, den opperstuurman van deszelfs onderhebbende Bodem Hendrik Poppes zich zodanig aan den Drank heeft overgegeeven, en bovensdien zo slegt gecomporteed dat veel maalen buiten staat is gesteld geweest zynen dienst als opperstuurman naar behooren te kunnen waarneemen.’
‘Reedenen waarom den Suppl:t van Uwel Edele Gr: achtb: en E: achtb: onderdanigst verzoekt, dat den gemelde opperstuürman Poppes van voorsZ: zijnen onderhebbende Bodem de Jonge Bonifacius mogt werden afgenomen.’
‘’T welk doende &:a’
’/ get / J: N: Croese.’
‘Wij ondergeteekende officieren en Matroosen dienende op ‘t door de E: O: I: Comp: ingehuürde Hoeker Schip de Jonge Bonefacius gecomm: door Cap:t J: N: Croese, verklaaren ter liefde van de waarheid en ter requisitie van voorn: Capiteïn en van alle de geenen die eenig belang daar bij hebben.’
‘Dat den opperstuurman Hendrik Poppes dienende meede aan boord van bovengemelde Schip zig geduurende de tijd, van dat op Rammetjes is aan Boord gekoomen, tot op den 1:ste September 1794, zodanig heeft gedraagen dat wij alle reedenen hadden te vermoeden dat zig in den drank verre te buiten ging; Dat diverse maalen hoorden den voorn: Capitein zijn ongenoegen liet blijken als daar door zynen ordres zoo, en indier voegen niet wierden ter uitvoer gebracht als behoorde, en somwijlen geensints aan dezelve voldaan wierde, dat van voorn: datum tot op heeden zig heeft gedraagen als en openbaare dronkaard, injureerende den voorn: Cap:n zeer dikwils op de infaamste wijze; waar door den voorn: opperstuurman Hendrik Poppes, op dien bovengemelde eersten September provisioneel van zijnen dienst / door zyn verzoek / als opperstuurman door voorn: Capitein is gedimiteerd’
‘Verklaarende dit de waarheid te zijn zulks gehoord gesien, en bijgewoond te hebben in zijn altoos bereid des gerequireerd werdende boovenstaande met solemneele Eeden te bevestigen’
’/ onderstond / Actum Cabo de Goede Hoop den 1 Sep: 1794. / was geteekent / C: G: de kater, H: H: Wigt, S: W: Wittedus, Pieter Daane, J: H: Boermeester, M: Bourou, F: Leursen, J: Philip, P: Huhl, J: H: Apenhuisen, J: Roos, J: v: d: Ploeg, A: Jongeling, J: Mon Hans, R: Schols, J: Teekle, Herry Nodder, J: Meyer, G: Milligen, I: J: Zwyn’
zo is na aandachtige deliberatie over dezelve Requeste goedgevonden en dienvolgens beslooten, omme tot apostille op de gemelde Requeste te stellen “dat den opperstuurman Hendrik Poppes welke zich naar luid van de bij deeze geinserreerde Verklaaring onbetamelijk en onwaardig heeft gedraagen, van het partikulier Schip de Jonge Bonifacius zal worden afgenomen om per een van ‘s Comp:s Bodems naar Nederland te worden verzonden; en dat voorts aan de Wel Edele Groot achtb: Heeren Bewindhebberen ter kamer Zeeland eerbiedig gedefereerd zal worden gelaaten, om omtrend de ongelden van Transport- en- kostgelden, voor gedachte opperstuurman Hendrik Poppes met de Rheeders van gemeld schip de Jonge Bonifacius zodanige beschikkingen te maaken als hun Wel Edele Groot Achtb: zullen vinden te behooren”
Ingevolge het geen by de Resolutien van den 5 deezer staat aangeteekend, door den Edelen Heer Commissaris benoemd geworden zynde, eene Commissie van Zee Capiteins omme de door de overheeden van ‘t Schip de Castor opgegeeven gebreeken naauwkeurig te examineeren zo wierd door zijn Ed: overgelegd, het volgend desweegens ingedient bericht.
Aan den Wel Ed: Groot Achtb: Heer A: J: Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris deezes Gouvernem:s en den Ressorte van dien & & &
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer’
‘Ingevolge Uwel Edele Groot Achtb: zeer gevenereerde last hebben wij ondergeteek: Capiteins ter zee geadsisteerd met de Baas der Scheepstimmerlieden M:t van Eijk ons begeeven aan boord van ‘t alhier ter rheede leggende Comp:s Schip de Castor en aldaar ten overstaan van den Equipagiemeester deezes Gouvernements Jan arnoud Voltelen in het byweezen van den Capitein G: E: Overbeek die bodem commandeerende ingevolge evengeciteerde ordre bij naauwkeurige inspectie bevonden dat wij aan ‘t tuijagie zoo ook de Rondhouten geene gebreeken hebben ontdekt’
‘dat het Schip in zijn banden voor en agter zig zeer goed bevind, dat alleen het Schip in het ruim en wel ter wederzijde van ‘t groot luijk, als ook ‘t booven schip door zijn bouw order zwak is; kunnende in het ruim gesteundt worden door ter weder zijde 5 à 6 kaste Spooren daar in te brengen, dat egter zonder het Schip te kielen niet kan worden geeffectueerd en waartoe geen geleegenheid aan handen is, door gebrek van Een Schip, daar toe nodig is, kunnende egter die Bodem uit hoofde van het booven gem: gebrek van een Schip &:a ter kielinge nog eenige tijd vaaren; alleen diende uit de dubbelhuid te weeder zijde naar ‘t Schip eerst gekrengt te hebben, eenige planken te worden weggebrooken, om was ‘t moogelijk / zo als wij denken / te onderzoeken of daar geen naden van de buitenhuid open stonde, ten einde die als dan te calfaaten, te meer dewijl volgens opgaaf der Scheepsoverheeden, in zee met hooge zee of ordinaire weder het pompen dat een maal per wagt geschieden moest 17 à 20 duim egaal bleef, en derhalven van een vast lek toeteschrijven is, waar voor wij egter niet kunnen instaan dat het gevonden zal werden.’
‘Dat voorts in het tusschen deks de lijfhouten op verscheide plaatsen verrot en vergaan zijn, daar andere voor dienen in de plaats worden gezet, en vervolgens door Vier voet knietjes aan elke zijde te plaatsen, weeder in een redelijke staat kan gebragt worden.’
‘Zijnde de laatste opgegeeven reparatien ons oordeels met de minste kosten overeen komende en met den meeste spoed ten uitvoer te brengen.’
‘dat vervolgens de knie daar de sjorring van de Boegspriet om vast is, gescheurd is, dog egter op de wijze zoo als die door de Scheepsoverheeden is verzien, kan varen’
‘Hier meede verhoopen de ondergeteekendens aan Uwel Ed: Groot Achtb: zeer geëerde intentie voldaan te hebben en laat dit dienen tot berigt’
‘Cabo de Goede Hoop den 10 December 1794.’
‘ten mijnen overstaan / get / J: A: Voltelen’
‘in mijn byweezen / get / G: E: overbeek’
‘als Gecommitt:s / get /’
en is na deliberatie over ‘t zelve bericht, by den Raade beslooten omme te emplecteeren de middelen die volgens het oordeel van Gecommitteerdens zouden kunnen strekken om provisioneel het Schip de Castor instaat te doen brengen wederom tot eene reise te kunnen worden geemploïeerd, en dus de opgegeeven reparatien te laaten gevolg neemen, zullende voorts uit aanmerking dat het fregat Schip de Meermin , ingevolge de ordres door de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal gegeeven thans in gereedheid worde gebragt, om naar Nederland te vertrekken, en dat ‘t Schip de Castor door deszelfs allezints slechte gesteldheid zo niet in ‘t geheel ten minste weinig of zeer kort zal kunnen worden gebruikt, tot de eindens waartoe een permanent Schip ten behoeve deezer Colonie onvermydelyk vereischt word voornamentlijk om de in Baaijfals voor ‘s Compagnies aldaar relacheerende Scheepen de benodigde provisien en andere behoeftens derwaarts te vervoeren, en de door deeze aangebrachte Goederen voor dit Gouvernement naar deeze Hoofdplaatze overtebrengen de Wel Edele Hoog Achtb: Heeren Bewindhebberen ter ilustre Vergadering van Zeeventhienen, eerbiedig worden verzocht omme tot de zo evengenoemde allernoodzaaklijkste eindens en zodanige anderen als door onvoorziene toevallen zouden kunnen onstaan wel een ander Schip des mogelijk geconstrueerd naar ‘t model van de Castor dit heen te willen zenden omme tot een permanent Schip voor dit Gouvernement te kunnen dienen en als dan teffens aan deezen Raade wel te willen ordonneeren hoedanig met het gemeld Schip de Castor geheel onbekwaam om in het gevaarlijk Vaarwater tusschen de de kaap en Baaijfals langer te kunnen dienen, zal moeten worden gehandelt.
Hier na wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat op aangeeven van een Chineesch, aan strand was opgevischt geworden een partij van circa 2800 lb Yzer voortkomende uit ‘t geene voor Baaifals , in den voorleeden Jaare, in ‘t als toen gestrande Hoeker Schip de Sterrenschans was afgescheept geworden en is ten deeze aanzien beslooten ‘t gemeld Yzer, als onder anderen op Reekening van Winst en Verlies afgeschreeven zijnde, wederom ten voordeele van deeze Reekening by de Negotie boeken te laaten inneemen; terwyl omme de oplettendheid en trouwe van den gemelde Chineesch te betoonen en andere tot dezelve oplettendheid by dergelijke geleegendheid aantesporen, goedgevonden is aan hem toeteleggen eene premie van Twintig Rijxdaalders, zo als hem toegelegd word by deeze, en welke dienvolgens aan hem uit ‘s Compagnies Cassa zal worden voldaan.
Door den Heere Gezachhebber in zyn Ed: qualiteit als Hoofdadministrateur ingedient zynde de ondervolgende Memorie over zodanige Goederen als in het afgelopen Boekjaar, zo te min als te veel per ‘s Compagnies Bodems zijn ontfangen mitsgaders ‘t geen andersints bij de Negotie Boeken behoord ingenoomen of afgeschreeven dan wel verkogt te worden.
‘Memorie van de nabeschr: Hout werken, Glaze Ruiten, Metzelsteenen & de Lijfeigenen geduurende dit Boekjaar door de natuurlijke dood gestorven, ‘t Vee ingem: tijd zo verrekt als door ‘t wild gedierte verscheurd en vernield, mitsgaders verscheide Goederen in voorsZ tijd in de respective Pakhuisen onbekwaam en onbruikbaar bevonden, volgens Verklaringen hier annex, Namentlijk’
‘
Uit 't particulier Schip de Vrouwe Agatha | ||
verkopen | 8 p:s gr: Latten van 1 1/2 duim lang 24 Voet op 200 p:s | gebrooken |
10 d:o d:o d:o d:o 1 & 2 d:o d:o 24 d:o d:o 100 d:o | ||
9 d:o d:o d:o d:o 1 d:o 1 1/2 d:o d:o 24 d:o d:o 200 | ||
Uit 't particulier Schip de Geertruijda Petronella . | ||
verkopen | 1 p:s Yzere pot w:t 30 lb op 36 p:s in zoort w:n 1736 lb: | gebrooken |
7 d:o amsterdamse koornschoppen op 50 p:s | d:o | |
afschrijven | 1 1/5 Vat of 120 kann: Theer tot 't opvullen van 30 vaten verbruikt | |
verkoopen | 15540 p:s grauwe Moppen op 50000 p:s | gebrooken |
d:o en de meerder uitgeleeverde 't patria p:r factuur ten goede te brengen | 10050 d:o geele klinkers d:o 50000 d:o die alhier zyn uitgeleevert, dog op de Factuur niet bekent staan | |
Uit 't Schip Vreedenburg | ||
afschryven | 66 p:s glase ruiten van 12 & 14 d:m op 2000 p:s | gebrooken |
38 d:o d:o d:o d:o 8 d:o 10 d:o d:o 1000 | ||
2/5 vat op 40 kann: Theer, tot 't opvullen van 10 vaten verbruikt | ||
Inneemen, en 't patria meede per factuur ten goede te brengen. | 110 Ellen blaauw Casimir, meerder uitgeleevert dan de Factuur |
Uit 't particulier Schip de Vrouwe Agatha | ||
verkopen | 8 p:s gr: Latten van 1 1/2 duim lang 24 Voet op 200 p:s | gebrooken |
10 d:o d:o d:o d:o 1 & 2 d:o d:o 24 d:o d:o 100 d:o | ||
9 d:o d:o d:o d:o 1 d:o 1 1/2 d:o d:o 24 d:o d:o 200 | ||
Uit 't particulier Schip de Geertruijda Petronella . | ||
verkopen | 1 p:s Yzere pot w:t 30 lb op 36 p:s in zoort w:n 1736 lb: | gebrooken |
7 d:o amsterdamse koornschoppen op 50 p:s | d:o | |
afschrijven | 1 1/5 Vat of 120 kann: Theer tot 't opvullen van 30 vaten verbruikt | |
verkoopen | 15540 p:s grauwe Moppen op 50000 p:s | gebrooken |
d:o en de meerder uitgeleeverde 't patria p:r factuur ten goede te brengen | 10050 d:o geele klinkers d:o 50000 d:o die alhier zyn uitgeleevert, dog op de Factuur niet bekent staan | |
Uit 't Schip Vreedenburg | ||
afschryven | 66 p:s glase ruiten van 12 & 14 d:m op 2000 p:s | gebrooken |
38 d:o d:o d:o d:o 8 d:o 10 d:o d:o 1000 | ||
2/5 vat op 40 kann: Theer, tot 't opvullen van 10 vaten verbruikt | ||
Inneemen, en 't patria meede per factuur ten goede te brengen. | 110 Ellen blaauw Casimir, meerder uitgeleevert dan de Factuur |
‘De volgende gebrooken, onbekwaame en gemotteerde Goederen zijn zeedert p:mo Sep: a:o p:o tot Ultimo aug:s J: L: by diverse administrateurs onbekwaam en onbruikbaar bevonden.’
‘
In 't Negotie Pakhuis | ||
Verkopen. | 3 p:s Pijlaaken | ten eenemaal aangeslagen verstikt en gemotteerd |
7 d:o groote waakrokken | ||
6 d:o kleine d:o | ||
In 's Comp:s Graanmagazijn | ||
Verkopen | 148 p:s halve mudden Gonny zakken. | |
50 d:o heele d:o koorn d:o | verstrekt en bedorven | |
50 d:o halve d:o d:o d:o | ||
200 d:o heele d:o d:o d:o | ongetaxeerd | |
300 d:o halve d:o d:o d:o | ||
1 d:o koornschop onbekwaam | ||
Op de Wapenkamer. | ||
verkopen | 16 p:s Grenadiers houwers met kopere gevesten ord:re | |
16 Scheeden tot d:o | ||
40 Patroontassen | ||
30 Deegens, Houwers, en Plampers | ||
In 's Comp:s Wijnkelder | ||
verkopen | 73 p:s heele leggers onbekwaam, als | |
3 p:s van 't Schip Blitterswyk | ||
3 d:o d:o d:o d:o Delft | ||
10 d:o d:o d:o d:o de Nagelboom | ||
57 d:o d:o d:o d:o Zuiderburg | ||
In de Medicinaale Winkel | ||
verkopen | 3 p:s haire Ziften | |
3 d:o Nesjes Serpentijn Steene vijzels | ||
2 d:o Tinne Gangbekkens. | ||
2 d:o Yvoore Wondspuiten | ||
1 d:o Tinne Watervles | ||
4 d:o Trommel ziften | ||
1 d:o koopere schaal en Balans | ||
4 d:o Medicinaale gewigt doosjes | ||
3 d:o kopere staartpannen | ||
1 d:o Marmere Mortier | ||
6 d:o tinne Clisteer spuiten | ||
1 d:o koperdraat zift | ||
6 d:o pistories | ||
7 d:o Lancetten | ||
6 d:o Incesie Schaaren | ||
3 d:o koopere vijzels kleine zoort | ||
2 d:o d:o Tarier Schaalen | ||
1 groote distelier keetel met zijn slang | ||
2 d:o tinne Tregters | ||
2 d:o Yvoore Clisterspuiten | ||
2 d:o Yzere Potten | ||
1 d:o Medicijnkist, met verscheide onbekwaame Instrumenten van 't Schip de Catharina Johanna . | ||
257 lb Plukzel, ten eenemaal bedorven | ||
In 's Comp:s Hospitaal | ||
verkopen | 1 p:s Schuim Leepel | |
1 d:o koffij pan. | ||
1 pik | ||
1 p:s Vuurschop | ||
1 d:o koopere keetel | ||
2 d:o d:o kastrollen | ||
3 d:o Yzere potten | ||
1 d:o drievoet | ||
1 d:o blikke Tregter | ||
4 d:o kopere kraanen | ||
1 d:o Yzere graav. | ||
In 's Comp:s Equipagie Pakhuis | ||
verkopen | 12 d:o Graaven |
In 't Negotie Pakhuis | ||
Verkopen. | 3 p:s Pijlaaken | ten eenemaal aangeslagen verstikt en gemotteerd |
7 d:o groote waakrokken | ||
6 d:o kleine d:o | ||
In 's Comp:s Graanmagazijn | ||
Verkopen | 148 p:s halve mudden Gonny zakken. | |
50 d:o heele d:o koorn d:o | verstrekt en bedorven | |
50 d:o halve d:o d:o d:o | ||
200 d:o heele d:o d:o d:o | ongetaxeerd | |
300 d:o halve d:o d:o d:o | ||
1 d:o koornschop onbekwaam | ||
Op de Wapenkamer. | ||
verkopen | 16 p:s Grenadiers houwers met kopere gevesten ord:re | |
16 Scheeden tot d:o | ||
40 Patroontassen | ||
30 Deegens, Houwers, en Plampers | ||
In 's Comp:s Wijnkelder | ||
verkopen | 73 p:s heele leggers onbekwaam, als | |
3 p:s van 't Schip Blitterswyk | ||
3 d:o d:o d:o d:o Delft | ||
10 d:o d:o d:o d:o de Nagelboom | ||
57 d:o d:o d:o d:o Zuiderburg | ||
In de Medicinaale Winkel | ||
verkopen | 3 p:s haire Ziften | |
3 d:o Nesjes Serpentijn Steene vijzels | ||
2 d:o Tinne Gangbekkens. | ||
2 d:o Yvoore Wondspuiten | ||
1 d:o Tinne Watervles | ||
4 d:o Trommel ziften | ||
1 d:o koopere schaal en Balans | ||
4 d:o Medicinaale gewigt doosjes | ||
3 d:o kopere staartpannen | ||
1 d:o Marmere Mortier | ||
6 d:o tinne Clisteer spuiten | ||
1 d:o koperdraat zift | ||
6 d:o pistories | ||
7 d:o Lancetten | ||
6 d:o Incesie Schaaren | ||
3 d:o koopere vijzels kleine zoort | ||
2 d:o d:o Tarier Schaalen | ||
1 groote distelier keetel met zijn slang | ||
2 d:o tinne Tregters | ||
2 d:o Yvoore Clisterspuiten | ||
2 d:o Yzere Potten | ||
1 d:o Medicijnkist, met verscheide onbekwaame Instrumenten van 't Schip de Catharina Johanna . | ||
257 lb Plukzel, ten eenemaal bedorven | ||
In 's Comp:s Hospitaal | ||
verkopen | 1 p:s Schuim Leepel | |
1 d:o koffij pan. | ||
1 pik | ||
1 p:s Vuurschop | ||
1 d:o koopere keetel | ||
2 d:o d:o kastrollen | ||
3 d:o Yzere potten | ||
1 d:o drievoet | ||
1 d:o blikke Tregter | ||
4 d:o kopere kraanen | ||
1 d:o Yzere graav. | ||
In 's Comp:s Equipagie Pakhuis | ||
verkopen | 12 d:o Graaven |
‘
Van 't Schip Leyden | |
verkopen | 2 d:o Scheepspompen |
3 d:o Lyken | |
1 d:o voormarszeil | |
2 d:o bramzeils | |
1 d:o oud stenge wand | |
1 d:o zijpardoen | |
Van 't Schip Drechterland . | |
verkopen | 2 p:s Scheepspompen |
1 d:o cabeltouw van 8 duim | |
Van 't Schip Vreedenburg | |
verkopen | 2 p:s lijken van 1 voormarszijl en 1 fok |
Van 't Schip de Standvastigheid | |
verkopen | 1 d:o van 1 groot zijl |
Van 't Schip Macasser | |
verkopen | 1 d:o lijk van 1 voormarszijl |
Van 't Schip de Zuidpool | |
verkopen | 1 d:o lijk van 1 fok |
Van 't Schip de Africaan | |
verkopen | 2 span wandt |
Van 't permanent Schip de Meermin . | |
verkopen | 1 p:s cabeltouw van 6 duim. |
Bij de Arthillerie | |
verkopen | 2 p:s Yzere potten |
3 Schroef stokken. | |
2 Rolpaarden à 2 lb | |
63 Grenadiers Houwers | |
42 Grenaat zakken. | |
32 Scheeden tot Bajonets |
Van 't Schip Leyden | |
verkopen | 2 d:o Scheepspompen |
3 d:o Lyken | |
1 d:o voormarszeil | |
2 d:o bramzeils | |
1 d:o oud stenge wand | |
1 d:o zijpardoen | |
Van 't Schip Drechterland . | |
verkopen | 2 p:s Scheepspompen |
1 d:o cabeltouw van 8 duim | |
Van 't Schip Vreedenburg | |
verkopen | 2 p:s lijken van 1 voormarszijl en 1 fok |
Van 't Schip de Standvastigheid | |
verkopen | 1 d:o van 1 groot zijl |
Van 't Schip Macasser | |
verkopen | 1 d:o lijk van 1 voormarszijl |
Van 't Schip de Zuidpool | |
verkopen | 1 d:o lijk van 1 fok |
Van 't Schip de Africaan | |
verkopen | 2 span wandt |
Van 't permanent Schip de Meermin . | |
verkopen | 1 p:s cabeltouw van 6 duim. |
Bij de Arthillerie | |
verkopen | 2 p:s Yzere potten |
3 Schroef stokken. | |
2 Rolpaarden à 2 lb | |
63 Grenadiers Houwers | |
42 Grenaat zakken. | |
32 Scheeden tot Bajonets |
‘
En volgens Rekening van den opziender van 's Comp Slavenlogie gesterkt met secretarieele Verklaringen zijn in 12 maanden of zeedert p:mo 7ber 1793. tot Ult:o aug:s 1794 door de natuurlyke dood overleeden | |
afschrijven | 24 Stuks kloeke Jongens |
5 d:o School d:o | |
3 d:o zuigende d:o | |
2 d:o Bandieten | |
8 d:o kloeke meiden | |
1 d:o School meid | |
5 d:o zuigende | |
En volgens Reekening van den landdrost van Zwellendam zijn meede in voorsZ tijd van 's Comp:s Beestiaal koomen te verrekken | |
afschrijven | 80 stuks Runderen |
3 d:o Paarden. |
En volgens Rekening van den opziender van 's Comp Slavenlogie gesterkt met secretarieele Verklaringen zijn in 12 maanden of zeedert p:mo 7ber 1793. tot Ult:o aug:s 1794 door de natuurlyke dood overleeden | |
afschrijven | 24 Stuks kloeke Jongens |
5 d:o School d:o | |
3 d:o zuigende d:o | |
2 d:o Bandieten | |
8 d:o kloeke meiden | |
1 d:o School meid | |
5 d:o zuigende | |
En volgens Reekening van den landdrost van Zwellendam zijn meede in voorsZ tijd van 's Comp:s Beestiaal koomen te verrekken | |
afschrijven | 80 stuks Runderen |
3 d:o Paarden. |
‘In ‘t Casteel de Goede Hoop Ultimo august 1794.’
’/:get:/ J: I: Rhenius’
zo zyn op dezelve Memorie conform de ordres, gearresteerd zodanige besluiten als in margine van dezelve staan aangeteekend.
Door gecommitteerde Leeden uit ‘t Colegie van Commissarissen uit den Raade van Justitie, en gecommitteerde Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein die ten overstaan van den adinterim Fiscaal Willem Stephanus van Ryneveld en den Landdrost Hendrik Lodewijk Bletterman hebben gevaceert om ter voldoening aan ‘s Raads Resolutie van den 15 october Jongstleeden; ter ontruiming van alle verwarringen en abuizen welke uit de onzeekerheid der Limietscheidingen tusschen het District van de kaap en dat van Stellenbosch en Drakenstein gestadig zijn ontstaan te onderzoeken en aan den Raade optegeeven welke de Limietscheidingen tusschen de voorzeide Districten koomen te zijn, zoo als dezelve van ouds hebben plaats gehad, ingedient zijnde het volgend Bericht
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India, mitsgaders Commissaris van kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den E: achtb: Heer Gezaghebber en Wel Edele Heeren Raaden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren!’
‘In opvolging van ‘t zeer geëerd bevel Uwe Wel Edele Groot Achtb: en E: achtb: vervat bij welderzelver Resolutie van den 15 october Jongstl: dicteerende dat ter ontruiming van alle verwarringen en abuizen welke uit de onzeekerheid der Limietscheidingen tusschen de kaap, Stellenbosch en Drakenstein ontstaan door de ondergeteekende Gecommitteerde Leeden uit het Colegie van Commissarissen uit den Raade van Justitie en uit dat van Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein ten overstaan van den adinterim Fiskaal deezes Gouvernements, en den Landdrost van Stellenbosch en Drakenstein , een naauwkeurig onderzoek zou worden gedaan en aan Uwel Edele Groot acht: en E: achtb: optegeeven, welke de Limietscheidingen tusschen de voorsZ Districten koomen te zyn zo als dezelve van ouds hebben plaats gehad, hebben de ondergeteek: de Eere te berichten’
‘Dat zij ten dien einde op heeden gevaceerd hebbende na naauwkeurig onderzoek en beste informatie bevonden hebben; dat de Limietscheidingen tusschen de districten van de kaap, Stellenbosch en Drakenstein van ouds zodanig zijn erkend geworden, als hier onder geexprimeert staan te weeten’
‘dat al ‘t geen ten O:ste van den Bergrivier van waar dezelve in zee valt, geleegen is onder ‘t District van Stellenbosch , en al ‘t geen ten W:te van de voorsZ rivier komt te leggen onder ‘t district van de kaap, tot daar de groote zout rivier en de voorsZ Bergrivier zig vereenigd, van waar wederom de plaatzen ten O:ten van de gem: Zoute rivier geleegen onder Stellenbosch , en ten W:ten onder de kaap behooren, tot aan de plaats van den Burger Gerrit van Schalkwijk welke onder ‘t District van de kaap sorteerd, en alwaar aan de oostkust van de Gebouwen der voorn: plaats zeeker Rivier onder de naam van de kleine Zouterivier in de groote zoute rivier valt, en welke zogenaamde kleine zouterivier van het Riebeeks Casteel beneeden de plaats van den Burger Everhardus Johannes Laubscher, haaren oorsprong neemt, zo dat al ‘t geen ten N:de en N: O:t van de kleine Zouterivier legd; onder het District van Stellenbosch en ten W:te van dezelve onder ‘t District van de kaap sorteerd.’
‘dat voorts ten Z:de van de voorsZ plaats van den Burger Everhardus Johannes Laubscher de diepe rivier haren oorsprong neemt, en afloopt, tot aan de plaats van den Burger Jan Louw adriaanZ, alwaar de Mosselbanks river en den voorsZ diepe rivier zig te zaamen voegen, en van daar voortlopen tot bezuiden de plaats van den Burger Daniel Brink, van waar omstreeks de kuilsrivier de naam van dezelve Rivier verkrygt tot dat dezelve beneede den Eerste Rivier in zee loop, zo dat alle plaatzen ten oosten der voorsZ drie Rivieren de diepe , Mosselbanks , en kuilsrivier geleegen altoos onder ‘t District van Stellenbosch en ten W:te onder dat van de kaap hebben behoord; doch van welke voorsZ aan wederzijde der gem: Rivieren geleegene plaatzen, zo wel als de teegenwoordige eigenaars derzelve, de ondergeteekendens echter met geen volkomen zeekerheid de respective naamen hebben weeten optegeeven, ‘t welk de ondergeteekendens onder eerbiedige correctie, vermeenen niet wel zonder opneem bij expresse Commissie te kunnen geschieden.’
‘En hiermeede verhoopende aan de zeer geEerde intentie van Uwel Ed: Groot achtb: en E: achtb: te hebben voldaan hebben de Geteek: de Eere met gepaste eerbied te verblyven’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren!’
‘Uwer Wel Ed: Gr: achtb: en E: achtb: zeer getrouwe Dienaaren’
’/ get /’
‘Kaap de Goede Hoop den 5 DeCember 1794.’
‘ten overstaan van’
‘/get/’
zo is, na deliberatie over het zelve bericht, by den Raade goedgevonden en dienvolgens beslooten omme de Limietscheidingen tusschen ‘t district van de kaap en dat van Stellenbosch , voor nu en voor ‘t vervolg te bepaalen zo als door Gecommitteerdens bij hun voorzegd bericht is opgegeeven; waarvan kennisse zal worden gegeeven aan den Burgerkrijgsraad alhier en zo meede aan Landdrosten en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein met last en bevel, omme niet alleen dezelve limietscheidingen zich te laaten strekken tot een richtsnoer waar na de opgezeetenen de betaling der zogenaamde Maatgelden voortaan onder de resp:tive Pachters der kaapse Dwangmoolens en de Watermoolens van Stellenbosch en Drakenstein moeten worden gerangschikt maar ook om ieder in den haare zorgvuldig te waaken, dat in de onderscheidene Districten, niemand tot Veldwachtmeester of Veldcorporaal word aangesteld dan die woonachtig is op ‘t territoir van dat District waar in hij deeze functien zal moeten uitvoeren
Dan nadien Gecommitteerdens bij hun gedacht Bericht betuigen niet in staat te zijn optegeeven de naamen der plaatsen geleegen aan weerskanten der Rivieren die de scheidingen tusschen meergenoemde Districten moeten uitmaken zo min als de naam der persoonen die dezelve bezitten en dat zulks niet wel zonder opneem bij expresse commissie zou kunnen geschieden, zo is uit aanmerking van de noodzaaklykheid dat hier omtrend een en voor altoos zodanige bepalingen worden gemaakt als waar door alle verwarringen, wanordres, disputen en moeilijkheeden uit den weg kunnen worden geruimd bij den Raade alverder beslooten omme den geswooren Landmeeter Jan Willem Wernich, onder afgaave van den volleedig authentiecq Copia van voormeld Bericht door Gecommitteerdens ingedient, te ordonneeren en te gelasten, zo als hy gelast en geordonneerd word bij deeze, omme met de meest mogelijke spoed na daar omtrend het nodig en nauwkeurigst onderzoek en opneem te hebben gedaan, te formeeren en aan den Edelen Heer Commissaris overteleggen, een generaale dan wel afzonderlijke kaarten van de Rivieren, waarna de Limietscheidingen tusschen het kaaps Districten en die van Stellenbosch en Drakenstein voortaan zullen moeten blijven bepaald, met aanwijzing van de naam der Plaatsen en dies teegenwoordigen Bezitters welke langs de genoemde Rivieren of onder het District van de kaap of onder dat van Stellenbosch gehooren; zullende wanneer hier aan door gemelde Landmeeter zal weezen voldaan niet alleen Copia van gedachte kaart ofte kaarten worden gesuppediteerd aan den Heere Boekhouder van ‘s lands generaale Inkomsten mitsgaders aan den Burger krijgsraad alhier, en zo meede aan Landdrost en Heemraaden van Stellenbosch en Drakenstein met last en bevel om zich daarna ieder in den zijnen stipte te gedraagen, maar ook als dan van alle deeze schikkingen, bij Publicatie en affixie van Billetten aan ‘t publiecq de nodige kennisse gegeeven worden.
Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein zich aan deeze Regeeringe geaddresseerd hebbende het Volgend Vertoog
Aan den Wel Edele Groot achtb: Heer abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neederlands India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Ed: Achtb: Heer Gezachhebber en de Wel Edele Heeren Raaden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtbaare Heer en E: E: Achtbaare Heeren.’
‘Vertoonen met diepste Eerbied, Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein ‘
‘Dat aan de Vertoonders by het 19 Articul van derzelver Instructie ter observantie voorgeschreeven zynde om de schouwinge van Lighamen welke needer geslagen of die anderzints niet natuurlijk wijze omgekomen zijn, door den geene die als Burger Chirurgijn de Colonie is toegevoegd te laaten doen, teegens behoorlijk Salaris van Colonies weegen, hiertoe zig egter zeedert het arresteeren van de voorsZ Instructie geen bequaam perzoon heeft opgedaan, als op heeden, wanneer onder Vertoonders ord:re Vergadering den Burger Chirurgijn Johan Christiaan Niele verzogt hebbende in de Burger Rolle te worden ingeschreeven, denzelve op voordragt van de Vertoond:s slegts voor de gewoone Salaris en Vacatie zig heeft willen verobligeeren zulks op zig te neemen, mits hiertoe behoorlijk worde aangesteld weshalven de vertoonders de vrijheid neemen hun te keeren tot Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: met eerbiedigst verzoek dat het Hoogstdezelve gelieven te behagen voormelde Johan Christiaan Niele die reeds bij de Burger Cavallerij alhier als Chirurgijn geemploijeerd is, teffens tot Colonies Chirurgijn aan te stellen, en denzelven ten dien einde naar inhoud van ‘t voorsZ Artikel der meergem: Instructie door UwelEdele Groot achtb: en E: achtb: in Eed worde genomen.’
‘’T welk doende &:a’
’/:geteekend:/’
zo is na deliberatie over ‘t zelve Vertoog bij den Raade beslooten aan ‘t daar bij voorkomende verzoek van Landdrost en Heemraden te defereeren, zo als geschied bij deeze, wordende dienvolgens den Chirurgijn Johan Christiaan Niele, welke navolgens het genoteerde bij de Resolutien van den 5 deezer, door den Edelen Heer Commissaris met het Burgerrecht deezer Colonie is begunstigd, aangesteld tot Chirurgijn der Colonien van Stellenbosch en Drakenstein op zodanige voorwaardens als Landdrost en Heemraden der gemelde Districten by hunne Instructie ter observance zijn voorgeschreeven geworden
Door Landdrost en Heemraaden voormeld, nog ingedient zynde het volgend Verzoekschrift
‘Cabo de Goede Hoop’
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heere Abraham Jozias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands Indie, mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement kaap de Goede Hoop, en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Ed: Achtb: Heer Gezachhebber en de Wel Ed: Heeren Rade van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en E: E: Achtb: Heeren!’
‘Door den Boode alhier Godfried Gabrile Haubtvleisch aan ons te kennen zijnde gegeeven dat vermits hij door het houden der Verkopingen voornamentlijk in de verre afgeleegene Districten zomtijds drie weeken en langer van hier komt afweezig te zijn en hier door buiten staat is geweest de Heem en krijgsvergaderinge, mitsgaders alles andere dienst raakende zaaken, behoorlijk te kunnen waarneemen, tot ‘t appoincteeren van Partijen, als andere dagelijkse voorkomende zaaken zijnen zoon den Burger Johannes Wilhelmus Haubtfleisch heeft moeten worden geemploïeert en welken zijn Zoon hij vertrouwde aan ons zowel als den krijgsraad genoegen te hebben gegeeven met versoek dat gem: zijn Zoon hem mogte worden geadjungeert zonder egter daar voor aan denzelven eenig gagie behoevde te worden toegevoegd.’
‘So hebben wij om de voorsZ gegronde reedenen het billijk verzoek van voorm: Boode inziende gaarne daaraan willen defereeren, hier toe egter vermeend onbevoegd te zijn dierhalven Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: op ‘t eerbiedigst verzoeken, dat het van Hoogstderzelver welbehaagen gelieven te zijn voorm: Boode Johannes Wilhelmus Haubtfleisch tot adjunct Boode van Stellenbosch goedgunstiglijk aantestellen’
‘Terwijl Uwel Ed: Groot Achtb: en E: achtb: in de bescherming des allerhoogste aanbeveelende met diepste eerbied verblijven’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: E: Achtb: Heeren’
‘Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: zeer onderdanige en gehoorz: Dienaaren’
’/ geteekend /’
‘In Heemraads Vergadering aan Stellenbosch d:n 1 DeC: 1794.’
zo is by overweeging van de allerzints plausible reedenen over de aanstelling van een tweede Gerechtsboode in hunne Districten, bijgebracht, mitsgaders dat deeze aanstelling op de door Landdrost en Heemraden opgegeeven voorwaardens nocht tot beswaar van de Compagnie noch tot nadeel van de Cassa der Colonie kan strekken goedgevonden aan het verzoek en de voordracht door hen gedaan te defereeren, zo als geschied by deeze - wordende dienvolgens den Burger Johannes Wilhelmus Haubtfleisch aangesteld tot adjunct geregtsboode van Stellenbosch en Drakenstein , zonder voor deezen dienst of van de E: Compagnie of uit ‘s Colonies Cassa immer eenige bezolding of douceur te kunnen vorderen
Bij deeze geleegendheid, wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat zijn Ed: bij deszelfs aanweezen te Stellenbosch , onder anderen bezichtigd hebbende het kruitmagazijn aldaar tot zijn Ed bijzonder misnoegen hadt bevonden dat 40 vatjes van het Buskruit ‘t welk aldaar is opgelegd, om by attacque deezer Colonie aan de Burgers der Buitendistricten te worden verstrekt om zich bij hun aankomst ter deezer Hoofdplaatse directe in postuur van defensie te kunnen vinden, door ‘t lang leggen in gedacht Magazijn ten eene maale geklonterd en in zodanige staat was geraakt dat t zelve onmogelijk door Fusiliers kan worden gebruikt; en is ten deeze aanzien bij den Raade besloten omme de gemelde 40 Vatjes met bedorven Buskruit ten spoedigste van Stellenbosch herwaards te doen brengen ten einde bij aldien sodanig slegt mogte worden gevonden dat tot geen salut schooten kan worden gebruikt onder aanreekening van dies kostende ter hermaaling naar Batavia te worden verzonden en zal vervolgens wederom naar Stellenbosch eene gelyke quantiteit goed en bruikbaar Buskruit, worden vervoerd, omme tot het gebuteerd oogmerk als een voorraad aldaar te verblijven
Voorts is geleezen een Request van weegens den Burger Jacob de Villiers PietersZ: aan deezen Raade gericht luidende
Aan den Wel Edele Groot achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neederlands India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele achtb: Heer Gezachhebber en de wel Edele Heeren Raaden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren!’
‘Geeft met verschuldigde eerbied te kennen Uwerwel Edele Groot achtb: en E: achtb:s zeer gehoorzame Dienaresse Margaretha Roux Huisvrouw van den Burger Jacob de Villiers P: Z:’
‘Dat den Suppl:t gemelde Man door ramp op ramp, door sterfte van Slaaven, verlies van Vee en andere ongelukken getreffen zig tweemaal in de zo grievende omstandigheid heeft bevonden alle zijne Goederen bij executie te zien verkoopen; dat den Suppl:te met haar gezette Man en Zeeven onnoozele kinderen daar door zijn gebracht in de funeste noodzaaklijkheid om van ‘t meede doogen hunner Bloedverwanten het leevens onderhoud te erlangen; dat der Suppl:te Man boovensdien aan een zwaar borst kwaal is laboreerende dog dat alle deeze ongelukken zo met de Suppliante als haar gezegde Man, niet zouden afschrikken, om met verdubbelde yver en vlyt by den landbouw weederom een bestaan voor hen en hunne kinderen te zoeken; zo niet hun volstrekt onvermogen en de weinige adsistentie die in deeze zorgelijke tijden kan worden bekomen, hen daar toe gehecht en al buiten staat stelden, en wel voornamentlijk tot den aankoop van een plaats om door hen te worden beploegd en bebouwd, dat der Suppl:te Man dus uitgezien hebbende naar een stuk onbebouwd land om door hem en de zijne vruchtbaar te worden gemaakt, niet alleen een zodanig voorwerp voor zynen arbiedsaamheid heeft gevonden aan de plaats de Bergriviershoek geleegen tusschen de Fransche hoek en Drakenstein maar ook van den Landdrost Hendrik Lodewijk Bletterman permissie heeft geobtineerd bij Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: verzoek te mogen doen, om van de gemelde plaats Vier of Vijf morgen tot een Erf in Eigendom te verkrijgen; onder expres beding, echter, dat ‘t zelve land door der Suppl:te Man zal moeten worden omsloot zodanig dat ‘t Vee der omleggende Buuren, waar toegedachte plaats de Bergriviershoek tot eene weide verstrekt, onbelemmert zal kunnen wyden en aan der Suppliante Man geen schaade toebrengen.’
‘Alle Reedenen om welke de Suppl:te zich is keerende tot Uwel Ed: Gr: achtb: en E. achtb: met ootmoedige beede dat ‘t van Hoogstderzelver welbehagen zijn mooge aan der Suppl:te Man een stuk gronds ter groote van Vier à Vijf Morgen van meermelde plaast de Bergriviershoek in Eigendom te willen vergunnen en teffens omme uit bijzondere meededoogen voor de bittere armoede waar in der Suppl:te Man zig met haar en hun onnozele kroost buiten hun toedoen vinden gedompelt, hem wel te willen libereeren om voor de verkrijging van gezegd Land de gewoone Recognitie aan de E: Compagnie optebrengen’
‘’T welk doende &’
’/ get / Margaretha Roux Huisvrouw van Jacob de Villiers P: Z:’
en na dies lectuure goedgevonden en verstaan Copia van dezelve Requeste te stellen in handen van Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein met last en bevel ‘t door den Suppl:t verzochte Erf ten overstaan van hunne Gecommitteerdens door den geswooren Landmeeter te laaten meeten en carteeren, omme daarover den Raade te dienen van bericht en teffens, of en in hoe verre het onvermoogen en den beklagenswaardigen toestand waar in den Suppliant zich volgens zijne Requeste vind gedompeld zou kunnen en behooren te meriteeren om ‘t gezegd Erf zonder betaling van eenige Recognitie aan hem in Eigendom aftestaan
Namens ende van wegens den Burger Hendrik Brand FlorisZ aan deezen Raade gericht zynde het volgend Request
Aan den Wel Edele Groot achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neederlands India mitsgaders Commissaris over dit Gouvernement en den Ressorte van dien & & &, beneffens den welEd: achtb: Heer Gezaghebber en Ed: achtb: polit: Raad aan Cabo de Goede Hoop.
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en E: Achtbaare Heeren.’
‘Geeft met verschuldigde eerbied te kennen de ondergeteekende geadmitteerde procureur als Gemagtigde van de Burger Hendrik Brand F: Z:’
‘Hoe des Suppl:s pp bij diverse kaarten en Transporten Eijgenaar zynde van een plaats of Hofsteede genaamt de Tamboers Cloof en de Abrahams Cloof geleegen in deeze Tafelvalei , onder de Leeuwe Bil , van welke des Suppl:s pp:l bij geleegentheid dat hy van een dier stukken gronds zeeker gedeelte aan zijnen Broeder den Burger Floris Brand verkogt hebbende, het zelve aan gem: zijnen Broeder zoude doen toemeeten en van zijne Caart aftrekken als doe door den geswooren Landmeeter S:r J: W: Wernich is bevonden, dat de naaldwyzingen op die Caarten geplaats, zo merkelijk veel kwamen te defereeren, met de wesendlijke situatie der Clooven dat het hem volstrekt onmoogelijk was; die stukken gronds na de daarvan zijnde Caarten te komen bepaalen, en even zo min ‘t verkogte stuk lands aan F: Brand toemeeten’
‘Dat de ondergeteekende Suppl:s geassisteerd door even gem: Landmeeter, zig deswegens aan den Wel Ed: Groot achtb: Heere Commissaris als Hooft Gebieder geaddresseerd hebbende van zijn Wel Ed: Gr: achtb: heeft versogt, en gunstig geobtineerd, de plaats zyner pp:l te moogen doen meeten in zulker voegen als dezelve binnen zijne muuren en hijningen zints veele Jaaren bebouwd was waar dooraan niemandeenige de minste præjuditie kan worden toegebragt.’
‘Dat dit dan ook op den 11 october l: l: geefectueerd zynde, daar van door den geswoore Landmeeter voorm: is geformeerd eene plan-caart, welke den Suppl:t de vrijheid neemt aan UwelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: neevens deeze over te leggen met needrig versoek dat het Hoogst en wel deselve goedgunstig moogen behaagen om ter vernietiging der voorige defectueuse Caarten het land alleen in dier voegen aan zijne pp:l toetekennen, gelijk bij de gem: plan-caart word gedaan en dat daar van moge worden verleend eene nieuwe erfgronds Brief in forma.’
‘/onderstond/ T welk doende &:a get / B: de Vaal geadmitt:d Procureur / in margine / Cabo de Goede Hoop den 12 DeC: 1794.’
zo is by overweeging van de bijzondere omstandigheeden waar door den Suppliant zig in de onmogelijkheid heeft bevonden de groote en strekking van zijn tuin naar behooren te kunnen bepaalen mitsgaders dat daar de nieuwe meeting binnen de muuren en heiningen van die Tuin is geschied, en dus niemand kan benadeelen, goedgevonden aan hem te verleenen een Erfgrond of Eigendoms brief van de door hem wettig bezeeten en bewoond wordende Tuin navolgens het plan door den geswooren Landmeeter daar van geformeerd en neevens des Suppliants Requeste gevoegd.
Na dit een en ander wierd door den Edelen Heere Commissaris den Raade bedeeld, dat zijn Ed: ingevolge het geen bij de Resolutien deezer tafel van den 17 der Jongstverloopen Maand September is aangeteekend, van Landdrost en Heemraaden van Zwellendam hadt gevorderd derzelver consideratien en bericht over de beswaaren van een aantal opgezeetenen onder gemeld District woonachtig, over de schikkingen omtrend het kappen van Timmer - Wagenmakers - en- meubel hout in ‘s Comp:s Houtbosschen gemaakt, en daarop van Landdrost en Heemraden voormeld hadt ontfangen het volgend Bericht
Aan den Wel Edele Groot achtb: Heer M:r A: J: Sluijsken, Raad ordinair van Neerlands India, en Commissaris van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & &.
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘Uwel Edele Groot Achtb: om ondergeteekendens bij Missive van den 16 September laatsleeden hebbende gelieven te beveelen, omme op te geeven welke reedenen van beklag de inwooneren deezer Colonie leefen de schikkingen bij Publicatie van den 23 Maij deezes jaars op t kappen van Hout in ‘s Comp:s Hout bosschen geemaneerd, hebben in te brengen zo hebben wij ter opvolging aan dit zeer gehonoreerd bevel de Eer Uwel Edele Groot Achtb: te berigten dat na nauwkeurige indagatie principaal door Heemraden dien aangaande gedaan ons ‘t volgende is te voren gekomen, als.’
‘De meeste der Ingeseetenen deezer Colonie welke met het leeveren van hout aan de Caap een middel van bestaan zoeken, zij zeekerlijk uit de armoedigste, vermits ijder Burger welke maar een weinig welgesteld is, liever alle andere middelen tot deszelfs subsistentie als het kappen van hout zoekt uit te denken, het welke de geenen die daar uit ‘t leevens onderhoud moeten hebben, naauwlijks zoo veel opleeverd dat daar uit een gering stukje brood en schamel kleedje komen overhouden.’
‘De armoedige Inwoonderen die hout kapt is van Slaaven ontbloot, hij moet /: ten zy hij een aantal Zonen heeft die hem in zijnen arbeid de behulpzame handen konnen bieden:/ met swaare onkosten Hottentotten huuren welke behalven dat bijsonder traag zijn en dierhalven gestadig in ‘t oog moeten worden gehouden, van loon goede spijs en drank ja somtijds nog van kleederen moeten worden voorzien, en wanneer hij dan na een gestadigen arbeid, in hitte koude en reegen een geruimen tijd heeft gekap, gesaagd en ‘t hout beslaagen gelukt ‘t eindelijk een vragt te konnen opbrengen.’
‘De arme Houtkapper van zijn woonplaats vertrekkende, is genoodsaakt Vrouwen en kinderen meede te voeren, want te huis kan niemand de kost voor deselve winnen, hij moet zig voor een langduurige en moeilijke reise van leevensmiddelen voorsien, somtijds in koude en ongemak door het opswellen der Rivieren in zijne reise eenige dagen verhinderd worden, Weegen zo gevaarlijk dat de geene welke deselve nooit gesien heeft zig daar van geen regt denkbeeld kan maaken, passeeren dat hij zeer dikwerf gevaar loopt zijnen wagen te zien omslaan, of van een steilte neederstorten en aldus Vrouw en kinderen /waarvan reeds droevige voorbeelden zijn :/ ellendig onder de vragt verpletten’
‘De Slyting der wagenen welke hier te lande enorm duur zijn, kan hij elken togt Caabwaards en te rug op Rd:s 25:- begrooten, dikwerf gebeurd het dat eenige zijner trekbeesten door ‘t gestadig houtsleepen uit de bossche reeds vermagerd en afgemat op den weg dood blijven leggen, somtijds worden sommigen derselve verlooren en nooit weeder gevonden en wanneer de Houtkapper dan aan de kaap komt, kan hij na somtijds lang om zijnen vragt te verkoopen, te hebben rondgesworven, naauwlijks een derde van zijn moeilijken arbeid beloond krygen, vermits maar eenen kleinen tijd geleeden de wagenmakers voor een Vragt Wagenmakershout, maar Rd:s 35 of 40 aanboden daar dog de houtkapper zyne Huurlingen even groot loon moet betaalen ‘t zij de vragt goed - of duur koop word verkogt, en daar boven uit zijn gemaakte penningen zig en zijn Huisgezin van kleederen en andere noodwendigheeden die hem schreeuwend duur word aangereekend, voorsien Ja zeer dikwerf omdat zyn ontfangen geld niet toereikende is op goed geloof om daar Hout of iets anders voor op te brengen goederen inslaan, en ziet zig dus genoodsaakt in ‘t vervolg voor niet te arbeiden’
‘Wanneer men nu nagaat dan men met vier manschappen ruim veertien dagen werk heeft, om een vragt hout te kappen en zo verre in gereedheid te brengen dat deselve kan worden vervoerd, dat ijder dag voor Onderhoud en huur / de slyting van kleederen niet gereekend / moet worden begroot op Rd:s 2 dat het slyten eener wagen voor elken togt caabwaards, bedraagd Rd:s 25:- buiten nadeel dat er uit spruit dat de Houtkapper geduurende zijne reise niets tot zijn onderhoud kan verdienen, mitsg:s door onvoorsiene toevallen als ‘t verliesen van trekbeesten en andersints geene geringe schade kan komen te lijden, en daar teegen opweegd de geringe Somma die uit een wagenvragt hout gemaakt word, is ‘t behoudens ‘t verligt oordeel van Uwel Edele Groot achtb: ligt te bespeuren dat een arme houtkapper waarlyk een seer ellendig schepzel is,’
‘Daar nu geruimen tijd geleeden op ordre van de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal de Ingezeetenen alhier by publicatie zijn gelast geworden omme om in plaatse van op een zegul van drie Rd:s zo als lange Jaaren in gebruik is geweest, en ‘t geene met de onkosten voor ‘t Comptoir bereekend circa een Somma van Vijf Rd:s kwam te bedraagen, voortaan een ordonnantie voor ‘t kappen van Twaalf vragten hout op een segul van Twaalf Rd:s te doen vervaardigen, ‘t welke met de kosten die op ‘t Comptoir diesweegens moeten worden voldaan bijna een Somma van 19 Rd:s importeerd, zo hebben deselve of schoon merkelijk daar door beswaard, als bevroedende dat zulks tot ondersteuning van de wankelenden staat der Maatschappij, volstrekt noodsakelijk was hier omtrend zig stil en gerust gehouden in de gegronde hoop verseerende dat zulks de laatste belasting zoude zyn, die zig op ‘t kappen van Hout te dagten hadden.’
‘Dan vermits het Uwel Edele Groot Achtb: en den Ed: Achtb: politiecquen Raad heeft gelieven te behaagen bij Publicatie van den 23 maij l: l: te beveelen en sancieëren dat voorthaan yder inwooner welke in ‘s Comp:s bosschen hout zoude willen kappen na ‘t doen vervaardigen der daar toe gehoorende ordonnantie gehouden en verpligt zal zijn deselve aan den opsigter over ‘t Bosch waar in hij het hout zal willen kappen over te geeven, die hem door aanwijsing der boomen die omgekapt zullen moeten worden doen zal deselve behoorlijk branden en voor yder derselve voor zijne moeite een Schelling doen betaalen, zo hebben eenige der Ingezeetenen in ‘t begrip dat hunne last daar door te swaar wierd, vermits zij niet alleen bij de aanwijsing der bomen van de eigensinnigheid der opsigteren welke van de deugdelijkheid van ‘t hout mogelik geene of maar eene geringe kennisse hebben afhangen, maar ook bovendien bij ‘t kappen der Boomen tot een vragt hout somtijds eenige gevonden worden, welke van buiten gaaf schijnende echter wanneer ten needer geveld zijnde, van geen nut kunnen weezen, waar voor zij echter de daar op gestelde prijs van een Schelling zouden moeten voldoen het geen te weeg soude konnen brengen, dat de houtkapper na langen tijd om een vragt hout in gereedheid te brengen, te hebben gesukkeld, by verkoop van dezelve zijne gedane moeijte en uitgeschotene kosten niet beloond vinden maar in plaatse van een gering voordeel daar bij te genieten in teegendeel schade lijden soude zig by de onderget:s per schriftuur geaddresseerd met sollicitatie dat ‘t dog daar heenen mogte worden gedirigeert, dat zijL: van de belasting op ‘t kappen van de hout by meerm: Placaat van den 23 Maij Jongstl: vastgesteld mogten worden ontheeven, tot voldoening aan welk versoek vermits van de sijde van dit Colegie daaromtrend niets konde gedaan worden men de vrijheid gebruikt heeft ‘t gemeld Schriftuur in originali Uwel Edele Groot Achtb: aantebieden’
‘De ondergeteekendens hoopen hier meede aan de G’eerde beveelen Uwel Edele Groot Achtb: te hebben voldaan en hebben de Eer deezen te laten dienen voor nedrig bericht’
’ Swellendam den 1 DeCember 1794.’
’/ get /’
over welk bericht met alle mogelijke aandacht gedelibereerd geworden en daarbij in aanmerking genomen zijnde, dat het zeer aan de eene kant de opgezeetenen omstreeks de Mosselbaay en Plettenbergsbaay woonachtig ook reeden hebben zich te beklagen dat bij ‘s Raads Publicatie van den 26 November 1792 is ingetrokken en vernietigd het Contract van weegens deeze Regeering met hen gemaakt tot eene aanzienlijke leverantie en afhaal van Graanen, Peulvruchten en Houtwaaren ten behoeve der E: Compagnie te meer daar veel hunner zich in de hoop dat gem: Contract bestendig zou zijn andere takken van werkzaamheid en bestaan heeft verlaaten om zig in of in de nabijheid van gedachte Baayen te etablisseeren en om hier uit eenig voordeel te trekken tot den aankoop van Slaaven, Wagens en Bouwgereedschappen, schulden hebben moeten contracteeren waar van zij, na dat de Compagnie de vaart op die Baaïen heeft verlaaten zonder dat dezelve uit hoofde van den oorlog door particulieren heeft kunnen worden vervangen, of zonder dan men ‘t vooruitzicht kan voeden dat Ingezeetenen zelfs in tijden van vreede zich daartoe zullen overgeeven de Intressen zo men als het geen tot een sober bestaan en tot voortzetting van hunne werkzaamheid word vereischt ergens anders uit kunnen vinden of trekken dan door uit ‘s Comp:s Bosschen hout te kappen en langs moeilijke ja byna ontoegangelijke weegen per As naar deeze Hoofdplaatze te koop te brengen, en zij dus ook vooral in deeze zorgelijke omstandigheeden waarin alle uit heemsche behoeftens voornamentlijk het Yzer tot hunne arbied onontbeerlijk benodigd tot enorme prijzen zijn gesteegen en buiten onvoorziene aanbreng wel haast in ‘t geheel niet te bekoomen zal zijn reedenen hebben aan de Regeeringe te verzoeken verligting te erlangen in de belasting op ‘t kappen van Hout bij publicatien van den 31 Januarij 1792 en 23 Mei deezes Jaars gelegd, voornamentlijk daar de verhooging van ‘t Zeegulgeld bij de eerste dier publiecatien bepaald, is geschied, wanneer het Contract met de opgezeetenen aangegaan, nog in volle vigueur was, het echter aan den andere zijde zo met de belangens der E: Compagnie als met die der opgezeetenen strijdig zoude zijn, omme de heilzaame schikkingen op voordracht van ‘s Raads expresse Gecommitteerdens bij gemelde Publicatie van den 23 Mei Jongstl: tot conservatie van de Houtbosschen gemaakt, te vernietigen te altereeren of te veranderen zo is, omme aan de bezwaaren van gemelde opgezeetenen van Zwellendam in deeze allezints zorgelijke tijden, te gemoet te komen op eene wijze die in zijne gevolgen, noch aan hen zelfs noch aan de E: Compagnie nuisibel kan zijn bij den Raade best gedacht en dienvolgens beslooten omme bij alteratie van ‘s Raads Publicatien van den 31 Jannuarij 1792 en 23 Mei deezes Jaars te statueeren en te ordonneeren, zo als geordonneerd en gestatueerd word bij deeze, dat voortaan voor een ordonnantie houdende Permissie om uit ‘s Comp:s Bosschen twaalf Vrachten Timmer - wagenmakers - of - meubel hout te moogen kappen, niet meerder een Zegul van Rd:s 12:- maar zo als voor gezegde Publicatien heeft plaats gehad, een zegul van Rd:s 3:- zal worden gebruikt, terwijl de overige inhoud van gemelde Publicatie van den 23 Mei Jongstleeden word gelaaten in zijn geheel.
Dan vermits baatzuchtige Posthouders of opzichters over ‘s Comp:s Houtbosschen van ‘t aan hen toebetrouwd toezicht en zorge over de gem: Bosschen gebruik zoude kunnen maaken om door ‘t bejaagen van zelfbelang de Ingezeetenen hunne arbeidzaamheid hinderlijk te zijn en nadeel toe te brengen door ‘t beste Hout voor zig zelve te kappen en ter markt te brengen, zo is teffens goedgedacht te statueeren en te bepaalen zo als geschied bij deeze, dat geene posthouders ofte iemand anders die onder wat benaming ‘t ook zijn mooge, voor de conservatie van ‘s Comp:s Houtbosschen navolgens de Publicatie van den 23 Mei deezes Jaars zullen moeten zorgen direct ofte indirect ‘t zij voor hen dan wel voor anderen of door middel van anderen zullen vermoogen eenig Hout ‘t zij Balken, Planken dan wel wagenmakers of - Meubelhout uit de Bosschen te kappen, dan wel voor hen te doen kappen, ‘t zij om in de Baaien te worden afgescheept of per as naar deeze Hoofdplaatze dan wel ergen elders, werwaards het ook zijn mooge te worden vervoerd, alles op verbeurte eener boete van Twee honderd Rijxdaalders voor elke vracht Hout die dezelve Posthouders ‘t zij voor hunne eige Reekening dan wel voor die van anderen of door middel van anderen zullen trachten te vervoeren of te doen vervoeren, van welke boete de eene helft zal koomen ten profyte van den officier die de calange zal doen en de wederhelft ten prompte van den aanbrenger ofschoon deeze zig ook hadt laaten gebruiken om den Posthouder of Opzichter dit verbod te helpen overtreeden, van welk een en ander aan de In -en - opgezeetenen bij Publicatie en affixie van Billetten de nodige kennisse zal worden gegeeven.
Laatstelijk wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld dat zijn Ed: ter plaatsvulling van den gegageeren Baas Smit op ‘t ambachtsquartier wederom in die qualiteit hadt bevorderd de Smit Johannes Spanner met de Gagie van ƒ20:- per Maand en onder een nieuw driejarig verband, mitsgaders dat zijn Ed: tot Vlaggelieden op de Leeuwenkop ter completie van dies bepaald getal van 3 Man hadt aangesteld de Matroosen Jan Brandzen en Jan Hendriksz de eerste met de Gagie van ƒ16:- en de tweede met ƒ14 per maand de eerste onder zyn loopend verband en de laatste onder een nieuw verband van 3 Jaaren en zo meede tot koksmaat in ‘t Hospitaal den Soldaat Johan Ludewich Daniel met de bezolding van ƒ14’s maands in een nieuw engagement van drie Jaaren, en de zulks in steede van den overleeden Koksmaat Willem Weijgard, en dat zijn Ed: in steede van twee afgegaane Dienaaren der Justitie wederom daartoe hadt aangesteld de Matroosen Johan Grosse en Jan Andries Trifhuijzen, beide met de Gagie van ƒ14:- per Maand en een verband van drie Jaren welke een en ander zal gereekend worden ingang te hebben genoomen met Primo augustus Jongstleeden en primo deezer, dat dezelve Persoonen deeze hunnen dienst respectivelijk hebben aanvaard.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop Ten dage en Jaare voorsZ:
[Signed:] A: J: Sluijsken
[Signed:] J: I: Rhenius
[Signed:] J: J: Le Sueur
[Signed:] O: G: de Wet
[Signed:] Mij present G: F: Goetz Secret:s
C. 227, pp. 293-346.¶
Vrydag den {17941219} 19 Decemb: 1794.
’s Voormiddags, present de Edele Heer Commissaris de Heer Gezachhebber, en de Heeren Leeden de Wet en Brandt.
Na resumptie en approbatie der Resolutien ter sessie van den 12 deezer genoomen is geleezen eene Missive door de Wel Edele Groot Achtb: Heeren Bewindhebberen ter Presidiaale kamer Amsterdam sub dato 27 augustus deezes Jaars aan dit Gouvernement geschreeven tot bygeleide eener Missive en Resolutie van Hunne Hoog mogende de Heeren Staaten Generaal der vereenigde Nederlanden van den 21 Julij laatstleeden, houdende bevel om de persoonen van Isaac Picol, Augustus dehaan en Casimir Joseph Lambert, waarvan de Signalementen neevens gedachte Missive en Resolutie zyn gevoegd, geen Schuilplaats in deeze Colonie te verleenen, - en daar op beslooten Copias authentiecq van gemelde Missive Resolutie en Signalementen te doen inhandigen aan den Heere Resident der Baaijfals , mitsgaders aan den ad interim Fiscaal en den Equipagiemeester deezes Gouvernements met last en bevel omme bij aankomst van Scheepen aan deezen Uithoek, ieder in den zyne zorgvuldig te waaken dat aan de voormelde Persoonen geen Schuilplaats in deeze Colonie worden gegeeven, maar bij ontdekking of vermoeden dat een dan wel meerder derzelve alhier mogt weezen gearriveerd, daarvan directe Rapport te doen, ten einde deeze Regeering daardoor in staat te stellen de omtrend hen ontfangene beveelen ten uitvoer te kunnen brengen
Nog is geleezen eene Missive door de Wel Ed: Groot Achtb: Heeren Bewindhebberen ter presidiale kamer Amsterdam, sub dato 5 augustus deezes Jaars aan dit Gouvernement geschreeven, tot bij geleide van een Extract uit de Resolutien op den 11 Junij bevorens bij de ilustre Vergadering genomen bevattende de Voorwaardens op welke het welgem: Vergadering hadt behaagd aan den Burger deezer Colonie Antonij van Watering te permitteeren met deszelfs in Nederland ingekogt Schip de reize herwaards te onderneemen; welk Extract bevonden wierd van volgende inhoud
‘Extract uit de Resolutien door Heeren Bewindhebberen der oost Indische Compagnie, Gecommitteerd ter Extra ordinaire Vergadering van 17:ne in ‘s Hage, genoomen op Vrijdag den 11 Julij 1794.’
‘De Presidiale kamer ter voldoening aan de Res: van den 28 Junij ll: ter tafel geproduceerd hebbende den Voet en Conditien, waar op het haar was voorgekomen dat het Schip van A: Watering hier te lande ingekogt om tot den particulieren vaart welke door Commissarissen Generaal over Neederlandsch Indie en Cabo de Goede Hoop aan de Caabsche Burgers en Ingezeetenen is toegestaan te worden geemploijeerd, van hier na de Caab onder beheering van de Comp:e zoude kunnen verzonden worden.’
‘Is na deliberatie &: goedgevonden en verstaan’
‘Dat voorn: A. Watering in de eerste plaats voldoende en onder Eede zal behooren aan te toonen dat niemand dan hij of niemand buiten Burgers en Ingezeetenen van de Caab, zijn Eigenaars of reders van ‘t voorm: Schip’
‘Dat gem: Watering vervolgens als Schipper of Gezachhebber van die Bodem / nogthans buiten eenige rang. / beneevens zijne stuurlieden en verdere Equipagie in dienst en Eed van de Comp:e zal worden genomen en zulks ten einde het zelve Schip alles ten kosten van de Eigenaars, ingevolge de instructien en ordres by de Comp:s gebruijkelijk naar de Caab te brengen, alwaar hij Schipper met zijne Equipagie door den Gouverneur en Raad uit ‘s Comp:s dienst behoord te worden ontslaagen.’
‘Dat de Comp:e aan zig behoudende ‘t recht om voor 1/3 der koopmanslasten, waar op ‘t Schip zal zijn gemeeten daar in te moogen laden onder betaling aan de Reeders van ƒ150:- per last, de overige 2/3 of zo veel meerder ruimte als waar van de Compagnie geen gebruik zal hebben gemaakt, door de Eigenaars zelve zullen mogen werden geemploijeert, tot den overvoer van zodanige Goederen en benodigtheeden voor de kaap, niet strijdende teegen ‘t voorm: Placaat als zij zullen goedvinden, daar onder ook begreepen, koeijen, Schapen en ander Vee, voor zo verre den uitvoer niet teegen de placaaten van den Lande zal strijdig weezen, zullende door de Reeders al voorens aan ‘t bewind moeten worden overgegeeven een exacte notitie van alles wat zy vermeenen intelaaden en de goederen vervolgens gebracht in ‘s Comp:s Pakhuisen om even als de goederen op vracht onder bestier van de Compagnie naar Boord gesonden, en bij Cognoscement geaddresseerd te worden, aan den Gouverneur en Raad van de Kaap, en tot toezigt over de inlaading op ‘t Schip worden gesteld Scheepsleggers van de Comp: zo als met de eigen als gehuurde Scheepen van de Comp: gebruijkelijk is.’
‘Dat voorts door de Reeders aan de Comp: zoude behoren te worden betaald voor Recognitie ƒ50: p:r last van de koopmanschappen en Goederen welke zij invoegen voorsZ in hun Schip zoude laaden, op welke penningen of schoon in Hollandsche waarde moetende betaald worden echter in mindering zullen strekken de ƒ150:- p:r last welke de Compagnie aan de Reeders voor de inlaading zouden mogen koomen te betaalen’
‘En is wijders goedgevinden in ‘t geval voorsZ de kamer Rotterdam te verzoeken, hier aan de nodige executie te willen geeven.’
‘Accordeert met voorsZ Resolutien’
’/ get:/ P: A: Brugmans.’
en is na dies lecture goedgevonden en dienvolgens beslooten, omme Extract uit gedachte Resolutie te doen geworden aan den Raade van Justitie den ad interim Fiscaal, den Equipagiemeester den Chef en Visitateur der Soldijen, en den Negotie overdrager deezes Gouvernements, met last en bevel ieder in den zynen zorgvuldig te waaken, dat aan de bepaalingen en beveelen daar bij vervat, worde voldaan, en zo meede aan ‘t Colegie van Burgerraaden deezer steede, ten einde te strekken tot deszelfs informatie en naricht
Bij deeze geleegendheid wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat ‘t request door Harmen Claassen, namens den alhier onder afgeschreeven gagie remoreerende Luitenant ter zee Claas Peters aan de ilustre Vergadering van Zeeventhienen gepresenteerd, en bij ‘t Register der Papieren per de Pacquetboot de Maria Louisa verzonden vermeld door daarmeede niet aangebracht, thans nevens voorm: geëerde Missives per de pacquetboot de kraai was ontfangen.
Voorts is op het desweegens door den Equipagiemeester Jan Arnoud Voltelen ingedient bericht, goedgevonden aan de Pacquetboot de kraai te laaten verstrekken.
Uit een Rapport van gecommitteerde ZeeCapiteins welke ten overstaan van den Equipagiemeester hebben gevisiteerd de fokke Mast van het particulier ingehuurd Schip het Vertrouwen , gebleeken zijnde dat de gemelde Mast ten eenemaale onbekwaam komt te zijn, om in gemelde Bodem wederom te kunnen worden geemploijeerd, en den Schipper Hilbrandt van Uijen dienvolgens verzoek gedaan hebbende, van wegens de Compagnie wederom met een nuuwe of andere Mast ter lengte van 84 voeten en 23 duimen diameter en de verder benodigde Equipagie Goederen te worden geadsisteerd, zo is uit aanmerking dat dit verzoek allezints op den inhoud der Cherte partij van het Schip het Vertrouwen is steunende, goedgevonden en dienvolgens beslooten daar aan te defereeren, voor zo verre dezelve in ‘s Comp: Voorraad zullen worden gevonden zullende dus den Equipagiemeester Jan Arnoud Voltelen bij extract deezer worden gelast aan meermelde Bodem het gevraagd Rondhout of zodanig ander als tot een fokke Mast zal kunnen dienen te verstrekken, om op de gewoone wijze door de Rheeders aan de Compagnie te worden betaald.
Door de Schipper Cornelis Michielsen en kersjen Hilbrands voerende de ingehuurde particuliere Scheepen de Eensgezindheid en de Louisa en Antonia ingedient zijnde schriftelijke Verklaaringen door hunne Stuurlieden en Deksofficieren onder presentatie van Eeden gepasseerd volgens welke de gedachte Schippers zig onvermogens zouden hebben bevonden, om zig in de verstrekking van Gort, Rijst en Erwten naar de aan hen ter observance voorgeschreeven Reglementen der E: Compagnie te gedraagen met verzoek dat het geen zij dus in de noodzaaklijkheid zou zijn geweest meerder te verstrekken, aan hen ter voortzettinge hunner reisen alhier mogt worden gesuppleerd, zo is verstaan aan dat verzoek te defereeren, zo als geschied bij deeze, zullende dus de ontbreekende provisien worden gesuppleerd even en in zelver voege als de Resolutien van den 12 deezer omtrend de Scheepen de Jonge Bonefacius en het Vertrouwen zijn meede brengende.
De Schippers van de particuliere Scheepen de Louisa en Antonia en het Vertrouwen bij requeste voorgedragen hebbende, dat aangezien hunne onderhebbende Bodems min op de zeilagie dan op laaden zijn gebouwd, en zij door de ontstaane oorlog, bij ontmoeting van Schip of Scheepen, ligt genoodzaakt zou kunnen zijn van cours te veranderen om den vyand te ontkoomen, en bovensdien bij ‘t kenteren der Mousson in de oost door Contrarie Winden kunnen worden overvallen, zy ook niets anders dan een lange reize te gemoed konden zien met verzoek dat om deeze reedenen hunne onderhebbende Bodems in steede van voor drie Maanden zo als de ordres zyn meede brengen, voor Vier Maanden mogten worden gevictualieerd, zo is uit aanmerking dat wanneer de beduchtheid van beide voormelde Schippers in der tijd bewaarheid mogt worden, en hunne reize van hier naar Batavia langer dan drie Maanden duuren zij in de uiterste verlegeegendheid zouden kunnen worden gebracht goedgevonden en verstaan de Provisien, dranken en andere benodigtheeden voor de aanweezende Particuliere Bodems te doen bereekenen en verstrekken voor vier Maanden waar van kennisse zal worden gegeeven aan de Hooge indische Regeering ten einde de alhier verstreckte victualien dienvolgens te kunnen laten verantwoorden
Wijders is beslooten om ‘t spiaulter ‘t welk uit het Wrak van het gestrand Schip Zeeland is opgevischt en bij de E: Compagnie overgenomen, per ‘t Schip de Meermin , onder aanreekening van dies kostende naar Nederland te verzenden, geconsigneerd aan de Presidiale kamer te Amsterdam
Na dit een en ander geliefde den Edele Heer Commissaris den Raade te bedeelen, dat den Gezaghebber van het Schip de Meermin Pieter de Baér zeer verregaande mishandelingen gepleegd hebbende aan een der Matroosen op gemelde Bodem bescheiden, zyn Ed: den ad -interim Fiscaal Willem Stephanus van Rijneveld hadt gelast daarnaa een allernaauwkeurigst onderzoek te doen ten einde na bevinding en exigentie van zaken teegens hem voor den Raad van Justitie zodanig te procedeeren als hy zou vinden te behooren en dat zijn Ed: ter handhaving van goede ordre noodig hadt geoordeelt den gemelde Gezachhebber Pieter de Baér in zynen dienst provisioneel te suspendeeren, en het commando op die Bodem dus ook provisioneel aan den eerstvolgende officier had opgedragen
Aan den Heere Gezachhebber Rhenius by besluit van den 16 Mei Jongstleeden gedemandeerd geworden zijnde den Raade nader te berichten een als toen door zijn Ed: ingedient Vertoog over eene Somma van Rd:s 6415:1:- aan Vendubrieven van onderscheidene ‘s Compagnies Goederen in den Boedel van den overleeden Bode van Politie Claas Jacob Claassen by desselfs overlyden berustende geweest, en door zijn Ed: ter incasseering uit gemelde Boedel opgeeischt, zo is door zijn Ed: daaromtrend heeden nader ingedient het volgend ampel en gedetailleerd Vertoog
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken, Raad ordinair van Neederlands India, mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Ed: Achtb: Raad van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren’
‘Ter sessie van den 16 Mei Jongstleeden door den ondergeteekende aan Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: ingedient zijnde een ampel Vertoog over een Somma van Rd:s 6415:1: die aan Vendubrieven over onderscheidene ‘s Comp: Goederen in den Boedel van wylen den Boode van Politie Claas Jacob Claassen bij zijn overlijden in den Jaare 1788 voorgevallen, zijn berustende geweest en door den ondergeteekende, ter incasseering uit gemelde Boedel opgeeischt en ter hand gesteld aan den toenmalige Procureur Jacobus Vercuil heeft het Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: behaagd onder andere besluijten ten deeze aspecte genoomen ook den ondergeteekende te injungeeren te berigten wat er geworden is van de Vendubrieven ten bedraagen van Rd:s 949:6:-, die volgens de eerste ontfangst door den procureur Vercuil gedaan en de Somma der Vendubrieven die door den Raade van Justitie uit den insolventen Boedel van Vercuil aan den ondergeteekende zyn gerestitueerd, aan ‘t geheel bedragen van Rd:s 6415:1: komt te ontbreeken, mitsgaders omme te sorgen dat ‘t gedeelte van de Somma van Rd:s 3198:3:- dat van de Vendubrieven aan den Boode de Clercq ter incasseering is inhandigd, door hem mogt weezen ontfangen, onmiddelijk in ‘s Comp:s Cassa wierd overgebragt en laatstelijk om te produceeren behoorlijke acte van devoir ten blijke dat de ondergeteekende langs de gewoone en bepaalde middelen het nodige heeft aangewend om de Debiteuren der nog onvoldaan gebleeven Vendubrieven ten bedraagen van Rd:s 1153:24: tot de betaaling te constringeeren dan wel het zij bij hun overlijden die van hunne testamentaire Executeurs ofte ex officio geregtigde Boedel redderaars, en bij fallisement volgens de beschreeven wetten van den Raade van Justitie te vorderen’
‘Den ondergeteekende door deeze Resolutie bevonden hebbende dat de opgaave of verantwoording door hem bij zijn voorsZ Vertoog gedaan en die hij uit hoofde van meenigvuldige beezigheeden van de Negotie bediendens door welke aanteekeningen van het gebeurde omtrend de gemelde Vendubrieven hadden moeten worden gehouden geheele ironeus is geschieden, heeft van zijne onvermijdelijke plicht geagt niet alleen omtrend de deficite ter deezer Vergadering in ‘t Vertoog door den ondergeteekende ingedient ontdekt, maar over de geheele loop deezer zaaken een nauwkeurig onderzoek te doen, waar bij hij heeft ontdekt onderscheidene omstandigheeden waar van mogelijk zo min Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: kennisse hebben gedraagen of in defoul van beezigheeden waar in dit Gouvernement Jaaren na den anderen is geweest de bewustheid bewaard als den ondergeteekende zelfs dan nadien deeze ontdekkingen zo als ‘t den ondergeteekende onder eerbiedige correctie, voorkomt, alle te zamenloopen om de verantwoordelijkheid waartoe men mogt sustineeren den ondergeteekende in deezen te kunnen houden als van zelfs doen verdwijnen zo agt hij zig verpligt om alvoorens aan ‘t geen UwelEdele Groot achtb: en E: achtb: van hem hebben gelieven te vorderen te voldoen bij deeze thans nader te berichten’
‘Dat onder andere kwaade gebruiken en erroneuse vertooningen die bij de Negotie boeken en administratien van onheuchelijke tyden af, hebben plaats gehad, ook eene is geweest dat het provenue van alle de Goederen die van weegens de Compagnies en voor haare Reekening publiecq wierden verkogt, bij de Negotie boeken direct wierden ingenoomen en ten lasten van den Cassier gebracht even in zelver voegen als of de uit deeze verkoopingen geproflueerde Sommen direct na den verkoop in ‘s Comp:s kas wierden overgebract.’
‘Dat zulks egter nimmer is geschied maar dat de Vendubrieven der verkogte goederen bij ‘t afloopen van ieder Verkooping, wierden ter hand gesteld aan den Boode van deeze Vergadering omme dezelve te incasseeren en dies montant in ‘s Comp:s kas over te brengen’
‘Dat vervolgens van ‘t montant der publiecq verkogte ‘s Comp:s Goederen, het zij bij ordonnantie of notitie kennisse wierd gegeeven aan den Cassier welke daar op het geheel provenu der verkogte Goederen bij zijn Boeken als door den Boode contant betaalde penningen, en dus ter zijner resico en verantwoording innam en daarvan, van tijd tot tijd ontfing zo veel den Boode kwam aan te bieden daarvan afzonderlijke afreekening met den Boode houdende zonder dat ooit door de Cassiers in der tijd iemand anders voor de betaling dier penningen is aansprakelijk gehouden dan de Bodes en zonder dat er eene enkelde trace te vinden is, dat deeze niet aan hunne verpligting hebben voldaan.’
‘Dat uit dit gebruik bijna een halve Eeuw geexteerd hebbende, dus genoegzaam ook zou kunnen worden afgeleid dat nimmer ofte ooit iemand aansprakelijk is gehouden voor ‘t provenu der Goederen voor Reekening van de Compagnie publiecq verkogt wordende, dan de Bodes die daar van de Verkopingen hebben gehouden’
‘Dat hoe zeer ook uit alles mogte blyken dat deeze aanspraakelijkheid de Bodes tacite is opgelegd, dezelve niet alleen door een onheuchelijke gewoonte is gewettigd maar ook in haar volle kragt moet zijn erkend geworden, nadien gewisselijk voor dat iemand eenig voordeel uit de publiecque Verkoop van ‘s Comp:s Goederen trok, ook niemand dan de geene die de Vendutien hielden, / de Bodes namentlijk:/ voor dies provenue verantwoordelijk konde worden gehouden, en dat wanneer den Wel Edele Groot Achtb: Nolthenius als Commissaris over dit Gouvernement zo aan den Hoofdadministrateur, als andere en zo meede aan de Bodes een gering salaris van de by publiecque Verkoop verkogt wordende winstgewende Goederen heeft toegelegd, nergens blykt dat de Bodes van deeze aansprakelijk zyn ontheeven, en dezelve op eene andere is gelegd, of dat daar door in de geusiteerde manier om de Vendupenningen zo by de Negotieboeken als bij de Cassa inteneemen eenige veranderingen zijn gemaakt.’
‘Dat dus ook nimmer ofte ooit by overlijden of afwisseling van een Hoofdadministrateur door zynen opvolger bij de Generaale overgaave van ‘s Comp:s Effecten, Vendubrieven zyn overgegeeven, maar altoos bij overlyden of afgaan van een Cassier, door dies vervanger als contant geld overgenomen en aanvaard ‘t geen de Bodes blijkens de aparte of Handboekjes aan den overleedenen of afgegaane Cassier voor Vendupenningen en anderzints moest opbrengen.’
‘Dat in deeze handelwijze ongestoord is voortgevaren tot dat het Lid deezes Raads de Wel Edele Heere olof Godlieb de wet, het ampt van Cassier ruim twee Jaren bekleed hebbende, zig op den 20 Julij 1790 bij een zeer ampel Vertoog aan deezen Raade heeft geaddresseerd met verzoek dat in deeze handelingen door zijn Ed: te regt ongerijmd genoemd de nodige veranderingen mogten worden gemaakt, en qualificatie verleend, om een bedragen van Rd:s 10255:36, ‘t welk door den Bode weegens Vendubrieven voorgekomen van verkopingen in den Jaare 1787 en 1788 gehouden nog moest worden op gebracht, of schoon ‘t zelve in gemelde Jaaren als contant was ingenoomen, mitsg:s Rd:s 7020:24, geproflueerd van Goederen op den 12 November 1789, 5, 6 february en 19 Maart 1790 gehouden, en het welke dus volgens de voormelde behandeling almeede onder Ult august 1790 als contante penningen ten lasten van de Cassa zou hebben moeten worden gebracht, bij de Boeken van de Cassa afteschrijven om bij de Negotie boeken op eene aparte Reekening onder de benaaming van Vendupenningen te worden ingenoomen.’
‘Dat op dit allezints regtmatig en billijk verzoek, door deeze Regeering beslooten zijnde hierinne een beeter behandeling te doen betragten, en dus, om conform de beveelen ter observance voorgeschreevene, en overeenkomstig de ordre van zaaken zo de gevoegde Sommen als ‘t geen bij vervolg uit den verkoop van ‘s Comp:s Goederen proflueeren op eene aparte Reekening onder de benaaming van Vendupenningen bij de Negotieboeken te doen inneemen nogthans bij dat besluit zelfs niet is geschied ure voor deeze Vendupenningen verantwoordelijk zoude zyn; blijkende inteegendeel bij de Negotieboeken, dat zo als hier vooren is gezegd, de Bodes daarvoor aansprakelijk zijn gehouden, nadien van den tijd af dat de voorm: beide Sommen van achterstallige Vendupenningen bij de Boeken zyn ingenomen, specificq staat bekend gesteld, wat uit den Boedel van den overleedenen Boode Claassen, en wat door zijn opvolger den Boode de Clercq moest worden voldaan.’
‘Dat uit dit een en ander volkomen consteerende dat nimmer den Hoofdadministrateur verantwoordelijk is gesteld, of heeft kunnen veronderstellen verantwoordelijk te zijn voor ‘t incasseeren der Penningen van ‘s Comp:s Goederen, die by Publiecque Vendutie wierden verkogt, ook nimmer op de staat Reekening deezes Gouvernements heeft gebleeken dat de Compagnie eenige pretentien uit hoofde van Vendupenningen had veel min de daarvan zijnde Reekeningen of Brieven als een reëel effect beschouwd, en dus ook nimmer onder de effecten door eenen Hoofdgebieder aan den anderen of door den Hoofdadministrateur aan zynen Vervanger Vendubrieven zyn overgegeeven’
‘Dat dus ook wanneer in den Jaare 1787 ‘s Comp:s Effecten en Goederen door den Heere Hoofdadministrateur Hacker, aan den Ondergeteekende zijn overgegeeven bij de Inventaris daarvan geene Vendubrieven zijn bekend gesteld, en hij dus ook onmogelijk heeft kunnen veronderstellen ooit ofte immer voor dezelve aansprakelijk te zullen kunnen worden gesteld.’
‘Dat niettemin wanneer den Boode Claassen in den Jaare 1788 was komen te overlijden en den ondergetek: vernam, dat in zijn Boedel, welke zig in een zeer desavantageuse staat bevond, een aanzienlijk montant van Vendubrieven was berustende, ‘t welk of schoon by de Cassaboeken als contanten ingenomen nogthans uit die boedel moest worden opgebragt hij als Hoofdadministrateur van zyn onvermijdelijke plicht heeft geagt, langs alle mogelijke middelen te tragten dit Geld in ‘s Comp:s Cassa te doen overbrengen en daartoe met voorkennisse en goedkeuring van den Heere Gouverneur van de Graaf, zo by de Weduwe van gemelde Boode Claassen als by haare Gemagtigdens onophoudelijk geensteerd ‘t welk dan ook de voldoening van een goed gedeelte dier penningen ten gevolge heeft gehad.’
‘Dat egter nietteegenstaande deeze aanmaningen en betaaling nog een Somma van Rd:s 6415:1: onbetaald zijn gebleeven, de Weduwe van gedachte Claassen, aan den ondergeteekende onder vertooning van de desolate toestand haares Boedels in allezints nooddriftige omstandigheeden den ondergeteekende heeft gesmeekt, zijn autoriteit te willen aanwenden, om de onbetaald gebleeven Vendubrieven te laaten incasseeren’
‘Dat den ondergeteekende aan de eene zijde bewoogen door de droevige omstandigheeden waarin zig ged:te Weduwe Claassen met haare kinderen vond gedompeld, en aan de andere kant overtuijgd van de desolate toestand haare Boedels gevoeld heeft zijne verpligtingen, om als Hoofdadministrateur ten deezen Gouvernemente te waaken dat de Compagnie bij de aan den Boode Claassen ter incasseering toebetrouwde Vendubrieven geen nadeel kwam te lijden en als iemand met het droevig lot van eene ongelukkige famille begaan, aan de weduwe Claassen te doen geworden alle hulpe en faciliteiten om de voor Reekening van de Compagnie onvoldaan gebleeven Vendupenningen intevorderen, tot dat een en ander einde geen ander middel heeft uittedenken als om iemand van zynent weegen te qualificeeren de debiteuren der meer genoemde Vendupenningen tot dies betaaling aan te maanen, en des noods daartoe door middelen en weegen van regten te constringeeren’
‘Dat om hiertoe te geraaken den ondergeteekende met voorkennisse en approbatie van den toenmaligen wel Edelen Gestrenge Heer Gouverneur Cornelis Jacob van de Graaff, op den Procureur Jacobus Vercuil heeft gepasseerd speciaale procuratie, om alle onbetaalde Vendubrieven van Goederen voor reekening van de Compagnie verkogt langs de gewoone wegen intevorderen’
‘Dat gem: Procureur Vercuil die volgens de waare meening van den ondergeteekende, de wed:we Claassen alleen had behooren te adsisteeren om onder de authoriteit van den ondergeteek: de uitstaande Vendupenningen te innen zonder dat daar uit immer zou hebben kunnen worden afgeleid, dat den Boedel van wijlen den Boode Claassen was ontheft van de verpligting waar onder de Bodes steeds zijn geweest om voor de Vendubrieven aansprakelijk te zijn van de op hem verleende procuratie gebruik heeft gemaakt om op te eisschen en onder zijn beheering te neemen, alle zodanige Vendubrieven als zig in den gemelde Boedel over den verkoop van ‘s Comp:s Goederen bevonden, en daar voor ten bedraagen van Rd:s 6415:1:- aan meerm: Weduwe Claassen namens den onderget: sub dato 24 DeCember 1788 verleend behoorlijke en voldoende kwytschelding;’
‘Dat den Ondergeteekende van deeze handelwijze van den Procureur Vercuil zoo zeer van den aart der zaake als van zijne intentie afwijkende, geheel en al onkundig hem gestadig heeft aangezet, en door anderen zijnent weegen heeft laaten aanzetten, om dog met de invordering en verantwoording aan de Wed:we Claassen van gerepte Somma alle spoed te maaken, ten einde haar daar door in staat te stellen het geen haare Boedel aan de Compagnie schuldig was te kunnen voldoen’
‘Dat den Procureur Vercuil den onderget: gestadig verzeekert hebbende hiertoe alle mogelijke yver en devoiren aan te wenden den onderget: ook is gebleeven in den waan dat de Penningen welke den Procureur Vercuil van ged:te Vendubrieven hadt ontfangen door hem aan de Wed:we Claassen waaren verantwoord tot dat in ‘t begin van ‘t Jaar 1792. den ondergeteek: vernam dat den Boedel van gezegde Procureur door insolventie ter bereddering was geraakt in handen van den Sequester deezes Gouvernements als wanneer den ondergeteekende de Gemagtigdens van de Weduwe Claassen heeft aangesprooken, om het geen volgens zijne intentie door den Procureur Vercuil aan hen mogt weezen afgelegd in ‘s Comp:s Kassa over te brengen.’
‘Dat gemelde Gemachtigdens den onderget: daarop hebben geinformeerd geene Vendupenningen hoegenaamt van den Procureur Vercuil te hebben ontfangen en hem ook nimmer daar over te hebben aangemaand of kunnen aanmaanen, nadien hij de Vendubrieven welke zig in den Boedel van de weduwe Claassen over ‘s Comp:s Goederen hadden bevonden zo als hier vooren is verzegd, had opgeeischt, en de wed:we Claassen daar voor, namens den ondergeteekende had gequiteerd, blijkens de quitantie door genoemde Gemachtigdens aan den onderget: voor de eerste maal als toen vertoond.’
‘Dat den ondergeteekende daar uit gebleeken zynde hoe den Procureur Vercuil was afgeweeken van zijne intentie en aan de hem gegeeven last, door namentlijk van de wed:we Claassen als reëele betaaling voor ‘t geen uit haare Boedel moest werden voldaan over te neemen onderscheidene Vendubrieven om die, als ‘t waare voor reekening van den ondergeteekende te vorderen, zonder daarvan nog aan hem nog aan iemand anders eenige verantwoording te doen, de weduwe Claassen dus ook heeft gesustineerd voor dezelve penningen niet meerder aanspreekelijk te zijn, en er dus ook niets anders overig is geweest dan te zorgen om de Compagnie voor zo veel mogelyk schadeloos te houden’
‘Dat den onderget: zig tot deeze zorge verpligt geagt hebbende van den Procureur Vercuil heeft afgevordert verantwoording van ‘t door hem in deezen gehouden ongequalificeerd, en met des onderget:s intentie zo zeer strijdig gedrag, en dat hier op door den meerm: Vercuil is geadvoueerd, dat hij van de Vendubrieven welke aan hem ten bedraagen van Rd:s 6415:1:- waaren opgeeischt,’
‘
had ontfangen een bedragen van | Rd:s 2267:- |
dat van twee Vendubrieven als eene ten lasten van H: Scheffer groot Rd:s 150:- en eenen ten lasten van A:n van Ventura groot Rd:s 269 dus te zamen | d:o 419:- |
door den Raade van Justitie aan hem zijnen Eisch tot voldoeninge van die Sommen was ontzegd, zo als ook uit de neevens deeze gevoegde Vonnissen blijkt. | |
Dat voorts de Commandant van de Burger Constapels Jan HendrikZen bij den Raade van Justitie gecondemneerd geworden zynde tot de voldoening vann Rd:s 1147:7: daarop slegts had voldaan Rd:s 820:- en dus p:r slot nog debet bleef. | d:o 327:07 |
Dat insgelijks den Burger David Muller gecondemneerd geworden zijnde tot de betaling van Rd:s 830:- daar van slechts had betaald Rd:s 208:1:-, en dus nog debet bleef | d:o 621:07 |
en dat laatstelijk nog onder zijn beheering aan Vendubrieven hadt een bedraagen van | d:o 2779:03 |
dus te zamen voorsZ Somma van | Rd:s 6415:01: |
had ontfangen een bedragen van | Rd:s 2267:- |
dat van twee Vendubrieven als eene ten lasten van H: Scheffer groot Rd:s 150:- en eenen ten lasten van A:n van Ventura groot Rd:s 269 dus te zamen | d:o 419:- |
door den Raade van Justitie aan hem zijnen Eisch tot voldoeninge van die Sommen was ontzegd, zo als ook uit de neevens deeze gevoegde Vonnissen blijkt. | |
Dat voorts de Commandant van de Burger Constapels Jan HendrikZen bij den Raade van Justitie gecondemneerd geworden zynde tot de voldoening vann Rd:s 1147:7: daarop slegts had voldaan Rd:s 820:- en dus p:r slot nog debet bleef. | d:o 327:07 |
Dat insgelijks den Burger David Muller gecondemneerd geworden zijnde tot de betaling van Rd:s 830:- daar van slechts had betaald Rd:s 208:1:-, en dus nog debet bleef | d:o 621:07 |
en dat laatstelijk nog onder zijn beheering aan Vendubrieven hadt een bedraagen van | d:o 2779:03 |
dus te zamen voorsZ Somma van | Rd:s 6415:01: |
‘Dat den onderget: volkoomen verzeekert dat den Procureur Vercuil zig in het volstrekt onvermogen bevond, de door hem ontfangene Rd:s 2267:- in ‘s Comp:s Kassa te voldoen, van deeze pretentie door den Negotie overdrager Casparus van Eerten opgaave heeft laaten doen, aan den toenmaligen Sequester blykens ‘t daar verzellend Certificaat daar van verleend, en voorts de onbetaald gebleeven Vendubrieven ten bedraagen van Rd:s 2779:3:, van den Procureur Vercuil doen opeisschen door den Boode Jan de Clercq met last om langs alle mogelijke middelen dezelve Penningen intevorderen en in ‘s Comp:s Cas over te brengen’
‘Dat de evengenoemde de Clercq hier op van laatstgem: Somma heeft ingevorderd en onder Ult: Mei 1792 in s’ Comp:s Cassa overgebragt een Montant van Rd:s 1626:-:2: dog teffens aan den ondergeteekende ter hand gesteld het restant van ged:te Vendubrieven, welke ten bedraagen van Rd:s 1153:2:4: neevens deeze zijn gevoegd, ieder derzelve in dorso voorzien van een Certificaat van ged:te Boode, uit welke Certificaten blijkt, dat van deeze laatstgenoemde Somma niets te hopen nog te wagten is, nadien eenige der Debiteuren reeds voor lange van hier zijn vertrokken, andere zijn koomen te overlijden en hunne boedels zig geliquideerd vinden eenige door insolventie buiten staat zijn te betaalen en nog anderen volstrekt ontkennen de bij de Vendubrieven opgebragte goederen ooit gekogt of genooten te hebben zo als Uwel Ed: Groot Achtb: en E: achtb: zulks des gelievende uit de aanteekeningen op ged:te Vendubrieven gevoegd nader en specificq zullen kunnen beoogen waarbij den ondergeteek: nog moet voegen, dat de Commandant der Burger Constapels Jan Hendrik Zin op de herhaalde aanmaningen en bedreigingen hen door den ondergeteekende selfs gedaan, altoos heeft betuijgd en hij nog met solemneele Eede wil staaven zyn schuld in ‘t geheel te hebben voldaan, en dus het door den Procureur Vercuil opgegeeven debit niet meerder schuldig te zijn, mitsg:s dat den Burger David Muller die nog zou hebben moeten voldoen, Rd:s 621:7: geheele insolvent en in de kommerlykste omstandigheeden is komen te overlijden’
‘De onderget: verhoopt door dit eenvoudig expresse genoegzaam aan den dag te hebben gelegt dat hij alle mogelijke devoiren heeft aangewend, om de voorzeide Vendupenningen te doen ontfangen en aan de E: Comp:e geworden, en dewijl teffens zo als bevoorens is gezegd, het geene daarvan door den Boode Jan de Clercq is ontfangen, bereids ten bedragen van Rd:s 1626:-:2: in ‘s Comp:s Cassa is overgebragt vertrouwd den ondergeteekende dus ook aan het geen UwelEd: Groot Achtb: en E: Achtb:s van hem bij voorm: besluit van den 16 Mei deezes Jaars hebben gelieven te vorderen naar best vermogen te hebben voldaan.’
‘En daar den ondergeteekende met geen onverschillige oogen kan aanzien de Schadens welke de Comp: zo door de singuliere handelwijze die voorheen omtrend de Vendubrieven heeft plaats gehad, als door de ongeoorloofde conduite die den Procureur Vercuil heeft gehouden en zijn daar op gevolgde conduite in deezen zijn toegebracht geworden, en ‘t hem allergrievendst zoude zijn in ‘t allerminste te worden verdagt daartoe eenige aanlijding te hebben gegeeven, zo zal hij de vrijheid neemen aan Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: alverder te vertoonen’
‘Eerstelijk, dat hij van zijne onvermijdelijke pligt heeft geagt, wanneer na het overlyden van de Boode Claasen onderrigt wierd van den droevigen toestand zijns Boedels te zorgen dat de door hem verschuldigde Vendupenningen wierden betaald zo als ook den goede deele is geschied en vervolgens om daartoe, ten aanzien van de onwillige Betaalers tot adsistentie van de Weduwe Claasen den Procureur Vercuil te emploïeeren, zonder egter aan deeze eenige last te geeven om de Vendubrieven voor Reekening van den onderget: op te eisschen en daar voor quitantie te passeeren’
‘ten Tweeden Dat den ondergeteekende vermeent hierinne alles te hebben gedaan, wat mogelijk was om de Compagnie schadelooos te houden, en alles wat misschien aan hem zou zijn geworden gedemandeert, wanneer de toemalige Regeering kennisse had willen neemen van ‘t geen uit de Boedel van den Boode Claasen aan de Compagnie moest worden opgebracht, en van de desolate toestand waarin die Boedel zig bevond’
‘ten Derde Dat de noodzaaklijkheid van de pogingen die den onderget: heeft gedaan, om de Comp: in deezen schadeloos te houden volkomen is bevestigd nadien het Provenue van de Boedel van den Boode Claasen naderhand niet toerijkend is bevonden tot betaling der in allen deele preferente schuldens die op zijne vaste goederen waren gevestigd, en waartoe anderzints zou hebben kunnen worden geemploijeert een gedeelte der Vendubrieven die ten faveure van de Compagnie tot een montant van Rd:s 20000, bij zijn overlijden in zijnen boedel waaren berustende, dat door de meedewerking en zorge van den onderget: van deeze aanzienlijke Somma ruim Rd:s 13000, zijn afgedragen en de schuld tot op Rd:s 6415:1:- verminderd.’
‘ten Vierde Dat den ondergeteekende uit het besluit deezer Tafel van den 20 Julij 1790, niets anders heeft kunnen opmaaken, dan dat alle de Vendupenningen welke door den Boode Claasen tot den Jaare 1787 verschuldigd waaren geweest, ook in ‘s Comp:s Cassa waaren opgebragt, terwijl bij dat besluit slegts word gesproken om een montant van Rd:s 10225:34: gesprooten uit Verkoopingen den Jaare 1787 en 1788 gehouden bij de Negotieboeken op eene aparte reekening inteneemen en dus ook moetende vaststellen dat het debit van den Boode proflueerde uit verkoopingen gehouden geduurende den tijd dat den ondergeteekende het Ampt van Hoofdadministrateur had bekleed zig te meer verpligt heeft gevonden, om voor ‘t incasseeren ter Schuld van den Boode Claasen te zorgen en daartoe meede te werken, dat de ondergeteekende naderhand, niet dan met de uiterste verwondering heeft ontdekt, zo als Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: uit het restant der Vendubrieven voldoende zal blyken, dat ‘t grootste gedeelte der Vendubrieven in de Boedel van den Boode Claasen bevonden, en wel voornamentlijk die welke door den Procureur Vercuil uit dezelve zyn ontfangen, voorkomen uit verkopingen gehouden door den voorigen Hoofdadministrateur de Heere Pieter Hacker en dat wyders de Boode Claasen dus met een byzonder overleg zeedert den tijd dat den onderget: het Ampt van Hoofdadministrateur bekleed heeft in betalinge van zijn oude agterstallige Vendugelden heeft gebruik gemaakt van de gelden welke hij van laatere Vendutien geincasseerd had, en waar door de Cassiers hebben ontfangen, het geen waar voor dezelve bij de Cassa boeken gecrediteerd geworden was, daar ter contrarie wanneer deeze teegens de goede ordre zo strijdig gewoonte nimmer was ingevoerd men thans zoude kunnen nagaan wat er aan ieder Vendutie kwam te ontbreeken, En dus’
‘ten Vijfde dat al waar er zelfs eenen wettige verpligting op de Hoofdadministrateurs gelegd voor de Vendupenningen verantwoordelijk te zijn die nochtans nimmer heeft bestaan de ondergeteek: egter voor die onder den Heere Hacker vervaardigd geenzints aansprakelijk konde zijn, eensdeels om dat dezelve niet aan hem zijn overgegeeven, en ten anderen om dat zodanige overgaaven door de ilustre Vergadering van XVII blijkens Missive van den 3:de Xber 1789 als oneigen zijn beschouwd en dus ook verbooden’
‘Ten Zesde Dat den ondergeteekende door den Procureur Vercuil aan den weduwe Claasen toetevoegen om haar onder de authoriteit van den ondergeteek: te helpen, in ‘t invorderen der Vendupenningen nimmer heeft kunnen veronderstellen dat denzelven Procureur de Vendubrieven in questie van de weduwe Claasen voor zijn Reekening zoude opeisschen, en haar daar voor in forma quitteeren veel minder dat hij Vercuil die als toen voor een active en solide Man wierd gehouden, binnen zo korten tyd insolvent zoude raaken.’
‘ten Zeevende Dat den onderget: zo dra hij de ongeoorloofde stap door den Procureur Vercuil begaan, mitsg:s zijn insolventie had vernoomen, en zo meede dat van de door hem teegens de intentie en last van den onderget: opgeeischte Vendubrieven een Somma van Rd:s 2267 was ontfangen hy ook directe daar van opgaave heeft laaten doen aan den Sequester en vervolgens daar van by Resolutie deezer Tafel kennisse doen draagen aan den Raad van Justitie weshalven den onderget: dan ook verhoopt hier inne alle mogelyke devoiren te hebben aangewend, terwijl hij de bepaaling of sustenu, dat namentlijk gemelde Somma van Rd:s 2267: by preferentie uit den insolventen Boedel van den Procureur Vercuil in de Cassa der E: Comp: behoorde te worden overgebracht, met eerbied aan Uwwel Edele Groot achtb: en E: Achtb:s gedefereerd is laatende’
‘De ondergeteekende vermeenende met dit een en ander voldoende aan den dag te hebben gelegd dat door hem in deeze alles is betragt om de Compagnie schadeloos te houden, kan niet anders doen, dan zig te beklagen dat zijne welmeenende en ijverige pogingen, door zamenloopende omstandigheeden, mitsgaders de gevolgen van eene ongeoorloofde en teegens alle ordres strijdende voor heen plaats gehad hebbende behandeling van ‘s Comp:s Vendupenningen en zo meede het ongequalificeerd gedrag van den Procureur Vercuil geene betere gevolgen hebben mogen terwijl hij om aan UwelEdele Groot Achtb: en E: Achtb:s behoorlijke reekenschap en verantwoording van de Somma van Rd:s 6415:1: door den meermelden Vercuil aan Vendubrieven buiten last of ordre van den ondergeteekende voor zijne Reekening uit den Boedel van de weduwe Claasen opgeeischt en ontfangen, te doen, neevens deeze is voegende’
‘
P:mo | Een door den meerm: Vercuil geteekende verantwoording waarbij blijkt dat door hem is ingevordert | Rd:s 2267:- |
2:e | Een Vonnis waarbij den Eisch teegens Hendrik Scheffer, ter betaling is ontzegd van een Vendubrief groot | d:o 150:- |
3 | Een Vonnis waarbij insgelijks is ontzegd de eisch gedaan teegens A: van Ventura ter betaling van een Vendubrief groot | d:o 269:- |
4 | Een Vonnis waarbij den thans overleedene Burger David Muller is gecondemneerd tot de betaling van Rd:s 830:- en waarop hy nog schuldig is gebleeven | d:o 621:07: |
5 | Een Vonnis waarbij J: H: Zin is gecondemneerd tot de betaaling van Rd:s 1147:7, waarop door hem niet meerder is betaald dan Rd:s 820: blijvende hij dienvolgens nog schuldig | d:o 327:07: |
6 | Een Extract uit de Cassa boek, ten bewyze dat door den Boode Jan de Clercq van de aan hem ter hand gestelde Vendubrieven in 's Comp: kassa is overgebragt | d:o 1626:-2 |
en 7:e | 33 P:s origineele Vendubrieven waarvan ingevolge de aanteekingen in dorso van dezelve gesteld geen betaling kan worden gehoopt, bedragende | d:o 1153:02:04 |
en dus te zamen opgemelde Somma van | Rd:s 6415:01:- |
P:mo | Een door den meerm: Vercuil geteekende verantwoording waarbij blijkt dat door hem is ingevordert | Rd:s 2267:- |
2:e | Een Vonnis waarbij den Eisch teegens Hendrik Scheffer, ter betaling is ontzegd van een Vendubrief groot | d:o 150:- |
3 | Een Vonnis waarbij insgelijks is ontzegd de eisch gedaan teegens A: van Ventura ter betaling van een Vendubrief groot | d:o 269:- |
4 | Een Vonnis waarbij den thans overleedene Burger David Muller is gecondemneerd tot de betaling van Rd:s 830:- en waarop hy nog schuldig is gebleeven | d:o 621:07: |
5 | Een Vonnis waarbij J: H: Zin is gecondemneerd tot de betaaling van Rd:s 1147:7, waarop door hem niet meerder is betaald dan Rd:s 820: blijvende hij dienvolgens nog schuldig | d:o 327:07: |
6 | Een Extract uit de Cassa boek, ten bewyze dat door den Boode Jan de Clercq van de aan hem ter hand gestelde Vendubrieven in 's Comp: kassa is overgebragt | d:o 1626:-2 |
en 7:e | 33 P:s origineele Vendubrieven waarvan ingevolge de aanteekingen in dorso van dezelve gesteld geen betaling kan worden gehoopt, bedragende | d:o 1153:02:04 |
en dus te zamen opgemelde Somma van | Rd:s 6415:01:- |
‘met eerbiedig verzoek aan Uwel Ed: Gr: achtb: en E: achtb: omme, daar hij vertrouwd, voldoende te hebben betoogd, in geene de allerminste deelen oorzaak te zijn dan wel aanlijding te hebben gegeeven, tot de schadens die de Comp: in deeze mogt komen te lijden, ook wel te willen verklaren dat den onderget: hieromtrend niets anders heeft betrag en gedaan, dan de belangens der Maatschappij na best vermoogen te bevorderen en voorts omme de pretensien die de Compagnie uit hoofde van dikwijls gem: Vendubrieven nog is hebbende, van de Reekening van Vendupenningen te doen afschrijven om onder hopelooze schulden te worden ingenomen, dan wel daaromtrend zodanige andere besluijten te willen neemen als Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s na Hoogstderzelver wysheid en billijkheid zullen vermeenen te behooren.’
‘In ‘t Casteel de Goede Hoop den 12 DeCember 1794’
’/ get:/ J: I: Rhenius’
na lecture van welk Vertoog door den Edelen Heer Commissaris is gecommuniceerd geworden, dat dewijl zijn Ed: zig in zijne qualiteit als President beneevens den Raad onbevoegd reekende, om te bepaelen of en in hoe verre de Heeren Hoofdadministrateurs ten deezen Gouvernemente, als Vendumeesters van ‘s Comp:s Goederen en koopmanschappen, ten tijde van ‘t voorm: overlijden van voorsZ Boode Claasen volgens de toemalige subsisteerende gewoonten en ordres, voor de betaling der Vendupenningen aanspraakelijk zijn gehouden dan niet en bij gevolg ongequalificeert om aan den Heer Hoofdadministrateur Rhenius voorm: van de vergoeding deezer Somma te ontheffen, dan wel deselve aan hem op teleggen, zijn Ed: in qualiteit als Commissaris over dit Gouvernement, het gedacht Vertoog en de over deeze zaake bevoorens ingediende stukken te suppediteeren aan de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal ten einde daar op sodanig te disponeeren als Hoogstdezelve zullen oordeelen te behooren met eerbiedige instantie om in gunstige aanschouw te neemen de omstandigheeden welke in dit geval hebben samen geloopen.
Hierna is geleezen een Request door de Commies tot ‘t percipieeren der Tiendens van de Granen en Peulvruchten en ‘t Vatgeld der Wynen en Brandewynen Hermanus Johannes de Melander aan den Edelen Heer Commissaris ingedient, luidende als volgt.
Aan den Wel Ed: Groot achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neederlands India, mitsgaders Commissaris van kaap de Goede Hoop. & & &
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘Geeft met verschuldigde Eerbied te kennen Hermanus Johannes de Melander, Commies der Recherche.’
‘Dat den Suppl:t bij nauwkeurige examinatie zyner Boeken & aanteekeningen, tot den laatste der Jongst Maand November weegens zijn dienst gehouden tot zijn heuwig leedweesen ontdekt heeft een Erreur van Vijf en dertig Rijxd:s door hem weegens Tiendens van de patrouille wacht gepasseerde wijn en Graanen begaan en minder als bij hem in der daad waren gepercipiëerd in ‘s Comp:s Cassa opgebracht.’
‘Dat dit aldus zo als den Suppl:t bij overweeging heeft ontdekt, nergens anders aan is toeschrijven, als aan des Suppl:s al te groote toegeevendheid omtrend zommige Lieden welke den Suppl:t als geene Contante bij zig hebbende:/ heeft toegestaan hunnen waagens te laten passeeren, en vervolgens na hunne waaren te hebben verkocht, die gerechtigheid aan den Suppliant te doen afleggen, ‘t geene dus de aanteekeningen van den Suppl:t die verwarring heeft veroorzaakt! waar door hy Suppl:t nu eerst heeft ontwaard de gemelde penningen nog ter zaake voorsZ onder zig te hebben die aan de E: Comp: wettig competeeren’
‘Den Suppl:t heeft derhalven als staande onder eede van Trouwe zig van zijne verplichting willen acquiteeren raadzaamst geoordeelt hier van onder ootmoedige smeekinge, hem dit erreur niet ten quaade te willen duijden, en ‘t zelve hem voor deeze reise gratieuselijk te willen vegeeven, aan Uwel Ed: Groot achtb; de verschuldigde kennisse te geeven met verzoek hem te qualifuceren die penningen ter montant van Rd:s 35:- in ‘s Comp:s Cassa over tebrengen, zullende den Suppl:t niet afzyn in ‘t vervolg van tijd door alle mogelyke accuratesse te gebruiken, diergelijke abuizen te verhoeden en voor te koomen.’
‘’T welk doende &’
’/ get / H: J: de Melander.’
over welk Request gedelibereerd geworden en daar by in aanmerking genomen zijnde dat hoe zeer den Suppl:t het door hem begaan abuis om in de Maand November Jongstleeden Rd:s 35:- minder in de Casa der E: Comp:e dan door hem hadden behooren te ontfangen, ook is wijtende aan een kwalijk geplaatste en teegens zijne Instructie strijdende toegeneegendheid omtrend de buiten lieden geoeffend hij echter in deeze geenzints irreprochabel kan worden gehouden, zo is nochtans uit bijzonder consideratie goedgevonden de door den Suppliant te min in ‘s Compagnies Cassa overgebrachte Rd:s 35:- door hem als nog in dezelve te laaten voldoen, met ernstig bevel zich bij ‘t vervolg voor dergelijke abuizen, en de oorzaken waaruit die zouden zijn ontstaan zorgvuldig te wachten en zich eenlijk te houden aan den inhoud zijner Instructie waartoe hij zich met Solemneele Eeden heeft verbonden
Hierop geliefde den Edelen Heer Commissaris den Raade te bedeelen dat aan zijn Ed: gepresenteerd geworden zijnde, eene Reekening van zodanige Penningen als zeedert den Jaare 1762, by de Weeskamer ten behoeve van onbekende Erfgenaamen hadden blijven voortloopen zijn Ed: in conformiteit der beveelen door de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal, omme alle deeze penningen voor ‘t uiteinde van dit Jaar in ‘s Comp:s Cassa over te brengen dezelve gelden ten bedragen van Rd:s 4906:1/8 door Weesmeesteren in ‘s Comp:s Cassa hadt laaten voldoen dewelke dus by de Negotieboeken deezes Gouvernements op eene aparte Reekening onder de benaming vanOnbekende Erfgenaamenonder de krediteuren, zullen moeten blijven voortloopen tot er tijd deselve door de daar toe Geregtigdens met behoorlijke verificatie zullen worden gevraagd of anders tot zolange de bij de Wetten gestelde tijd van præscriptie zal weezen verloopen;
De Gecommitteerdens welke ingevolge ‘t geen bij de Resolutien van den 12 deezer staat aangeteekend de 40 Vatjes aangeslagen en geklonterd Buskruit uit de voorraad van Stellenbosch alhier ontfangen, geexamineerd en gewoogen hebben, schriftelijk gerapporteerd hebben dat de gemelde 40 vatjes koomen in te houden 3654 lb Buskruit bekwaam tot Salut schooten te worden geemploïeerd, zo is verstaan dezelve Buskruit tot dat einde successivelijk te doen, dienen, en voorts bij de Negotieboeken ten voordeele van Voorjaarige Lasten en ongelden te laaten inneemen, terwijl wederom een voorraad van 4000 lb Buskruit aan de Colonie van Stellenbosch zal worden verstrekt, om op Reekening van onkosten ordinair afgeschreeven te worden
Na dit een en ander geliefde den Edelen Heer Commissaris den Raade te bedeelen dat bij ‘t Contract van aanbesteeding der Wijnen ten behoeve van de E: Compagnie, was gecommitteerd geworden te begrypen de leverantie der wyntint welke Jaarlyks tot eene quantiteit van 222 kannen aan de Gereformeerde kerke deezer Colonie, tot ‘t celebreeren van ‘s Heeren Heilig Avondmaal verstrekt word, met propositie omme, dewijl deeze quantiteit veel te gering komt te zijn, om gedurende het teegenswoordige Contract daaromtrend eenige schikkingen met den aanneemer te maken in steede van de gemelde Wyntint in natura te verstrekken, daar voor een equivalent in gelde aan de kerken toe teleggen geevenreedigd aan ‘t geen een ieder haarer van de gezeide quantiteit tot nu toe is verstrekt, welke propositie geagrieëerd geworden zynde, zo is verstaan dezelve Wijntint voortaan aan de resp:e kerken uit ‘s Comp:s Cassa te doen betaalen teegens de prijs welke dezelve de Compagnies voorheen heeft gekost, ofte Rd:s 80: de Legger van 388 Kannen.
Nog geliefde den Edelen Heer Commissaris den Raade te bedeelen, dat wanneer zijn Ed: ingevolge ‘t gecommuniceerde ter sessie van den 5 deezer de daarbij vermelde Canonniers van de tweede Classe hadt bevorderd tot Canonniers van de eerste klasse, zyn Ed: deeze bevordering hadt gedaan ingevolge het generaal Reglement op de verbeetering alwaar bij de 7:de titul § 6 word geordonneerd, dat Canonniers, ook Corporaals Handlangers zullen krygen ƒ14:- voor drie Jaaren, en na tijds uiteinde ƒ16:- op een nieuw verband; doch dat de Majoor der Artillerie Johannes Fisscher directe na deeze bevordering aan zijn Ed: hadt voorgedragen dat alle de Canonniers van de eerste Classe zedert hunne eerste aanstelling alhier ƒ20: per Maand hadden genooten, en dat de thans bevorderde Canonniers al bereids zeedert lange ƒ13:- winnende eerder zouden prefereeren, onder hunne thans winnende Gagie als gemeenen te blijven dienen tot in de maand April eerstkomende wanneer haar verbonden tijd hebben uitgediend of zig als dan wederom onder het genot van 10 of 25 Rd:s voor Een of drie Jaaren te verbinden dan onder een nieuw verband van drie Jaaren tot Corporaals of Canonniers van de eerste Classe te worden verbeterd, met de geringe verhoging van Gagie van een Gulden per Maand, te meer daar alle de overige Cannoniers der eerste Classe tot nu toe ƒ20: Per Maand genieten, en dat zijn Ed: hieromtrend het nodig onderzoek gedaan hebbende, aan zijn Ed: was gebleeken dat deeze bezolding bij de eerste aanstelling van Canonniers van de eerste Classe was ingevoerd, zonder dat daarin noch door de Heeren van de militaire Commissie noch door de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal eenige verandering was gemaakt; over welk een en ander gedelibereerd zijnde zo is goedgevonden en verstaan alle de voormelde Canonniers van de Eerste Classe door den Edelen Heer Commissaris bevorderd, meede toe teleggen de Gagie van ƒ20:- per maand en zodanige Emolumenten als de overige genieten te meer daar de Gagie welke de E: Compagnie teegenswoordig in Nederland toelegd nog veel hooger is gesteegen, en is teffens bij deeze geleegendheid goedgevonden, om aan den volgens de Resolutien van de 29 September Jongstleeden tot provisioneel Bombardiers bevorderde Cadet Jacobus Cloete toeteleggen de Gagie van ƒ20 Per maand ingaande met den dag zijner aanstelling
Laatstelijk wierd door den Edelen Heer Commissaris gecommuniceerd, dat zijn Ed: den per het Schip ‘t Vertrouwen alhier op permissie van de ilustre Vergadering van Zeeventhienen als Passagier aangelande Gerrit klein van ‘s Hage, in dienst der E: Compagnie als Soldaat aan de penne hadt aangenoomen met de Gagie van ƒ9:- per Maand, en onder een verband van Vyf Jaren omme als zodanig ten Hospitaals Comptoire dienst te doen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorsZ:
[Signed:] A: J: Sluijsken
[Signed:] J: I: Rhenius
[Signed:] O: G: De Wet
[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s
C. 227, pp. 347-393.¶
Dingsdag den {17941230} 30 December 1794
’s voormiddags, present de Edele Heer Commissaris de Heer Gezachhebber en de Heer de Wet
Na dat de Resolutien ter sessie van den 19 deezer geapprobeerd en gearresteerd waaren, gaf den Edelen Heer Commissaris kennisse, dat zijn vermeenende te moeten besluiten dat het alhier op den 20 deezer gearriveerde noord americaansch Scheepje The Flij in steede van naar Souratte bestemd te zijn met provisien den wille had na de Franse Eilanden , zo al niet aan Franschen selfs behoorde, terwijl zig aan boord van dat Vaartuig bevonden drie Fransche Passagiers en een Hollander als Supercarga, vermeend had alle kennisneeming van dat Vaartuig en communicatie met hetselve te moeten beletten, door het leggen van een Brandwacht en andere voorzorgen, dog niet te min, also van een americaanse Pas voorsien zijnde het selve van Waater en Brandhout te doen voorsien dat na een verblijf van twee maal 24 uuren weeder deese Tafelbaai hadt verlaaten
Vervolgens geliefde den Edelen Heer Commissaris te communiceeren eene Missive door den Schipper Frans Bremer, voerende het particulier ingehuurd uitkomend Schip Berlicum , houdende dat hij met zijnen onderhebbende Bodem op den 25 deezer in ‘t gezicht van de Tafelbaaij gekoomen zijnde, door de felle Z O: storm onvermogend was geweest deeze Rheede te bezeilen, en dus daar reeds meerder dan zes Maanden in zee was geweest en nog maar voor twaalf dagen Water en Provisien aan Boord hadt, zich genoodzaakt had gezien de Steeven naar Saldahanbaaij te wenden, alwaar den 26:ste deezer in zeer goede staat was gearriveert; en is ten deeze aanzien na deliberatie goedgevonden, en dienvolgens beslooten van de aanweezende pacquetboot de Star , gebruik te maaken, om het water, Provisien en andere benodigdheeden, die vereischt worden om ‘t Schip Berlicum in staat te stellen deszelfs reize naar Batavia te onderneemen na de Saldanhabaaij te vervoeren om die Bodem vervolgens uit gemelde Baai deszelfs reize naar Indias Hoofdplaatze te doen voortzetten
De Schipper van ‘t particulier Schip de Louisa en Antonia en, bij requeste te kennen gegeeven hebbende, dat den Bootsman van die Bodem Adolp Lunstroom zich zodanig in dronkenschap kwam te vergeeten, dat zijnen dienst onmogelijk kan waarneemen met verzoek dat dezelve dus van gemeld Schip mogt worden afgenoomen, zo is verstaan aan dat verzoek te defereeren, zullende dienvolgens de gemelde Adolph Lunstroom provisioneel aan de Linie worden geplaatst, om per een van ‘s Compagnies Scheepen voor de kost Scheeps dienst doende naar Nederland te worden verzonden
Het Fregat Schip de Meermin aangelegd geworden zijnde tot het vervoeren van Vrachtgoederen naar Nederland, en zich thans tot laaden in gereedheid bevindende, zo is verstaan omme bij afixie van Billetten aan alle en de een iegelijk der geene welke Goederen opgegeeven hebben om op vracht per dat Schip te worden afgelaaden, en daar na onderricht zijn geworden, wat een ieder hunner zal kunnen afladen, worden bekend gemaakt dat op den 15 der aanstaande Maand Januarij een begin zal gemaakt worden met het aflaaden der Goederen in gemelde Bodem ten einde te zorgen dat dezelve Vrachtgoederen ten voorzeide dagen behoorlijk in gereedheid zijn om bij eerste aanzegging directe afgescheept te worden.
Bij besluit van den 5 deezer aan den Chef Visitateur der Soldyen Clemens Matthiessen Junior gelast geworden zijnde den Raade te berichten over ‘t geene de Wel Edele Groot Achtb: Heeren Bewindhebberen ter kamer Amsterdam bij hoogstderzelver Missive van den 14 Junij deezes Jaars hebben gelieven te vorderen en te ordonneeren met betrekking tot de Somma voor welke den Luitenant ter Zee Matthijs van der Balk bij de Soldij boeken van 1783-4 en 1784-5 voor Guastas is belast geworden, hierover ingedient hebbende het volgend Bericht
Aan den Wel Edelen Groot Achtb: Heer Abaraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India, mitsgaders Commissaris van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & neevens den E: achtb: Raad van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren’
‘Ter pligtschuldige voldoeninge, aan ‘t zeer geëerd bevel van Uwel Edele Groot Achtb:en E: Achtb: sub dato 5 deezer omme naauwkeurig te onderzoeken, en distinctelijk op te geeven de reedenen waaromme de Reekening van den Luitenant Matthijs van der Balk in de Boekjaaren 1783-4 en 1784-5 met ƒ275:4:- guastas, ofte ten Hospitaal verteerde Gagie is beswaard geworden, terwijl denzelven ingevolge het zeer geëerbiedigde aanschrijven van haar Wel Edele Groot achtb:s de Heeren Bewindhebberen ter kamer Amsterdam de dato 14 Junij deezes Jaars met overgelegde Reekeningen & heeft aangetoond en beweesen niet in dat Huis te zijn gealimenteerd geworden, maar op zyne eijgen kosten geleeft te hebben, en op dien grond zig hier over beswaard, en de Restitutie der voormelde ƒ275:4:-, goedgunstiglijk geobtineerd heeft en waarvoor Hoogstdezelve begeeren schadeloos gesteld te worden door den geenen die zulks incumbeert, heeft den needrigen Teekenaar de Eere te berigten dat het in dit Gouvernement een oud gebruijk is dat Capitains en Capit:n Luitenants door ziekte van hunne Bodems alhier moetende verblyven zulks aan hun bij Politicq Raadsbesluijt met stilstand van Gagie tot dat wederom in den dienst der E: Comp: geemploijeerd werden, toegestaan werd, waar en teegen Luitenants en mindere officieren op eene ordonnantie van den Scheepsdoctor bij de Hospitaals boeken, ingenoomen werden, en ook zo lange blijven continueeren tot dat hersteld zijnde weederom geemploijeerd werden als wanneer hunne bij de Soldij boeken voortgeloopene Gagie wederom met een gelijk bedragen van Guastos ofte ten Hospitaal verteerde Gagie werd beswaard, omme daar door te verhoeden dat de E: Compagnie niet belast werd met het uitbetaalen van maandgelden aan Dienaaren waar van zij in den eijgentlijken zin geen weesentlijken dienst heeft, en kan dit geensints als eene belasting maar wel meer als eene terugschrijving van Gagie aangemerkt werden welke reeden den eerbiedigen Vertoonder onder gunstig welduiden aanmerkt dat naar zijn gering inzien den gem: Luitenant van der Balk geheele ten onregten, aanspraak op de voorm: op zijn Reekening terug geschreeven Gagie van ƒ275:4:- heeft gemaakt en zig daar over bij zijne Heeren en Meesteren beswaard terwijl hij zelfs moeste overtuigd zijn dat hy in al dien tyd geen diensten aan de Maatschappij heeft gepræsteerd en van den 28 april 1784 tot den 15 Jann: 1785 alhier aan Land als Impotent is blijven voortloopen, met geen meerder regt kan hij allegueeren dat hij op zijne eijgenen kosten bij particulieren geleefd heeft, terwijl zulks zijn eijgene verkiesing moet geweest zijn, en den humblen teekenaar zig wel verzeekert houd, dat toenmalige Regenten van ‘t Hospitaal, hem niet zullen verhindert hebben des begeerende gebruik van dat huis te maaken, maar hem mogelijk op zijn eygen verzoek hebben toegestaan buiten ‘t Hospitaal te kunnen en te moogen begeeren eene permissie die zelfs de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal bij ‘t 13 art:l van Hoogstderzelver Reglement op ‘t bestier en administratie hebben geqouteerd, als, zeggende onder anderen “Zullende hier van / NB omme in ‘t Hospitaal te logeereen / alleen en met speciaale voorkennisse van de Heere Gouverneur of Gezachhebber mogen werden uitgezondert Persoonen die alhier hunne ouders hebben, en de Scheeps officieren mits in byde gevallen niet Jouisseerende van de alimentatie of verstrekkingen die ‘s Comp:s weegen aan de Zieken in ‘t Hospitaal werden gedaan, de medicynen alleen uitgezondert.”’
‘Den needrigen Vertoonder vertrouwt hiermeede aan Uwel Ed: Groot Achtb: en E: achtb: klaar en duydelyk aangetoond te hebben, dat de Soldy Bediendens zig in ‘t voor meld geval, aan geen pligtversuim ofte onbehoorlyke belasting hebben schuldig gemaakt maar veel meer de belangens der Maatschappy in het oog te hebben gehouden en volgens gewoonte en gebruik in dit Gouvernement, de Gagie van een buiten dienst geweest zynde Dienaar op het Hospitaal hebben te rug geschreeven, omme daardoor de uitbetaaling van nadeelige en niet verdiende Maandgelden te beletten, en ten bewijze dat zulks de begeerte der Hooggebiedende Heeren Majores is, neemt den eerbiedige Vertoonder de vryheid deezen te annexeeren, een Extract uit de Generaale Resolutien des Casteels Batavia de dato 19 Maij 1762, waar uit Uwel Ed: Groot Achtb: en E: achtb: des gelievende zal koomen te blyken de uitdruklyke begeerte der Hooggebiedende Heeren en Meesteren omme met geen nadeelige en onnutte Gagien belast te worden’
‘Waar meede de Eere heb mij met diepe Hoog achting te neemen.’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren’
‘Uwel Ed: Groot achtb: en E: achtb:s needrige Dienaar’
’/ get / C:s Matthiessen J:r’
‘Cabo de Goede Hoop 18 DeCember 1794.’
zo is na aandachtige deliberatie over dat Bericht, en by overweeging dat omtrend de gezegde belastingen allezints conform de gestatueerde beveelen is, gehandeld geworden, bij den Raade beslooten Copia van ‘t zelve bericht te suppediteeren aan de Wel Edele Groot achtb: Heeren Bewindhebberen ter præsidiale kamer Amsterdam, omme te dienen tot eerbiedig antwoord over ‘t geen hun Wel Ed: Groot Achtb: dienaangaande hebben gelieven te vorderen met ootmoedige verzoek dit Gouvernement dus wel te willen ontheffen van de wegens gemelde belasting opgelegde vergoeding van ƒ275:4:-
Vervolgens geliefde den Edelen Heer Commissaris kennisse te geeven, dat zyn Ed: den Capitein van ‘t Schip de Castor Gerard Ewoud overbeek, en den oppermeester Jan Willem Langerhans, op deselver daar toe gedane versoeken hadt verplaats op ‘t Schip de Meermin om daarmeede in hunne respective qualiteiten te repatrieeren zo meede dat zijn Ed: het gezach over gemeld Schip de Castor provisioneel hadt opgedraagen aan den Capitein Luitenant van die Bodem Johan Fredrik Gerhard; dat zijn Ed: voorts in den dienst der E: Compagnie als Cadets de Marine hadt aangenomen en op meermeld Schip de Castor geplaats Fredrik Willem en Carel Adolph Woeke van deezen Uithoek geboortig beide met de daartoe staande Gagie ven ƒ12:- per Maand en een verband van drie jaaren; en dat zijn Ed: zo per ‘s Comp:s Pacquet boot de Kraaij als per de ingehuurde particuliere Scheepen het Vertrouwen de Louisa Antonia de Eensgezindheid en de Jonge Bonifacius van hier naar Batavia had verzonden en ten dien einde wederom in Soldij der E: Compagnie genoomen een getal van Veertien zo zeevaarende als militaire gemeene Dienaren der E: Compagnie, welke onder afgeschreeven gagie alhier geremoreerd hebben, doch sommige door haar allesints slegt gedrag en andere door ‘t lui leeven dat zij in deeze Colonie hebben gevoerd en hunne daaruit voortgevloeide armoede als onnutte subjecten en dezelve geconsidereerd moesten worden.
Uit een Rapport door Gecommitteerde Leden uit den Raade van Justitie ingedient welke ten overstaan van den ad interim Fiscaal Willem Stephanus van Rijneveld hebben gevaceerd, tot ‘t slaan van Zeguls gebleeken zijnde, dat door hen waaren Gestempeld geworden.
zo is beslooten alle dezelve Zeguls ingevolge het gestatueerde by de Resolutien van den 29 September Jongstleeden bij de Negotie boeken te laaten inneemen
Uit Vyf Rapporten door Gecommitteerdens tot ‘t Reekenen der cartonne Muntstukken ingedient gebleeken zynde dat door hen wederom vervaardigt waaren om in roulance te kunnen worden gebracht
zo is beslooten omme de gemelde Muntstukken zo by de Negotieboeken als bij die van de Groote Geldcassa te laaten inneemen
Na dit een en ander wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade gecommuniceerd, dat zijn Ed: van tijd tot tijd door den Pachter van de sleet der kaapse koele en Brandewijnen aan het Rondeboschje en Baaifals vermoeijlijkt was geworden om aan hem te permitteeren over de zoute Rivier in de kaapse Vlakte een pondhok te moogen zetten om zijne Dranken aan den gaande en komende Man te vertappen; dat dit verzoek was gevestig op de licentie welke nu en dan aan de Pachters was gegeeven om zo ter gem: Plaatse als op anderen Pondhokken op te richten doch dat zijn Ed: op de ingenoomene informatien had ontdekt, dat deeze permissien niets anders hadden te weegen gebracht dan de grootste desordres en de schade der goede In -en -Opgezeetenen van dit Land nadien dezelve Pondhokken in vilipendie der placaaten ter contrarie gestatueerd meestal dienen, om zwervende Hottentottinnen te herbergen en daar door Slaaven die door hunne Meesteren met producten deezer Colonie dan wel andere Goederen naar of van de Kaap worden gezonden, de geleegendheid te geeven om ‘t geen zijn hunnen Lijfheeren ontsteelen op een allerschandelijkste en voor henzelfs allernadeeligste wijze te verdebaucheeren, en derhalve nodig hadt geoordeelt den Raade te proponeeren: omme bij de eerstvoorkomende Verpachting van ‘s lands Generaale middelen en inkomsten en vervolgens altoos by de conditien van verpachting voor de sleet der kaapsche koele en Brandewynen aan ‘t Rondeboschje en Baayfals te bedingen en te bepaalen dat zo min den Pachter zelfs als de zodanige der Burgers en Ingezeetenen door wien hij ingevolge zijne privelegie zijne dranken zal laten vertappen deeze Tapneering niet in Pondhokkken of andere los opgeslaagen vertrekken of Tenten zullen moogen drijven, maar alleen hunne tapneering zullen mogen voortzetten op de plaatzen die zij bezitten en uit de Huizen welke door hen zelfs bewoond worden met uitzondering alleen van de Baaijfals alwaar tot ‘t tappen en slijten en vertappen van Wijnen en Brandewynen het daartoe voor lange geschikt gebouw zal moeten blijven dienen
Den Raade zig met deeze Propositie van den Ed:Heer Commissaris volkomen geconformeerd hebbende, zo is verstaan dezelve te converteeren in eene Resolutie deezes Raads, gelijk geschied bij deeze en zal daarvan bij Extract deezer kennisse worden gegeeven aan den Heere Boekhouder van ‘s lands generaale Inkomsten, omme te strekken tot zijn Ed: naricht en informatie
Eindelijk gaf den Heer Commissaris nog kennis hoe zyn Ed: door de ondervinding gepersuadeert geworden zijnde dat de door de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal gemaakte Instructie voor den Boekhouder van ‘s Lands Inkomsten vatbaar was voor eenige alteratien, voornamentlijk ten reguarde van den Fiscaal deezes Gouvernements nodig had geoordeelt deselve Instructie daar van te voorsien en op approbatie van Hoogstdezelve daar in eenige geringe veranderingen te maaken, so als zijn Ed: deselve ter tafel produceerde, Weshalven beslooten wierd gedagte gealtereerde Instructie deezen te insereeren en daar van de nodige Extracten zo aan den Heere Boekhouder van ‘s lands Inkomsten selven als aan den Heer Cassier en Pro interim Fiscaal en daar sulks verders nodig weezen zal te laaten afgeeven.
‘Instructie voor den Boekhouder der Generaale ‘s Lands Inkomsten.’
‘Articul 1.’
‘De gem: Boekhouder die altijd zal zijn een Lid uit den Politiecquen Raad, zal de directie en de administratie van de ‘s lands Inkomsten met alle attentie en naauwkeurigheid moeten gaade slaan en letten dat dezelve aan de Comp: behoorlijk worden opgebracht.’
‘d:o 2.’
‘Van alle Placaaten, Publicatien, Resolutien, Reekeningen, en wat al meer, ‘s Lands Inkomsten betreffende zullen zonder ‘t minste verzuim, ten allen tijde door een ieder die zulks incumbeert, aan gem: Boekhouder geauthentiseerde Copijen of Extracten moeten worden bezorgd op pœne van verantwoordelijk te zijn voor ‘t nadeel, dat, door nalatigheid daarinne voor de Compagnie zoude moogen ontstaan.’
‘d:o 3’
‘Onder de gem: Inkomsten zullen worden begreepen’
‘Alle verpagtingen van privilegien inkomsten, impositien, ofte onder welke benaaming anders ten profijte van de Comp:e geschiedende’
‘En wat al meer van dien aart of natuur zouden mogen zyn’
‘Articul 4.’
‘Dog en zullen onder de voornoemde ‘s lands inkomsten geenzints worden gecomprehendeert’
‘de voordeelen gemaakt op verkogt wordende koopmanschappen, Effecten of andere goederen’
‘ofte diergelijke schoon men zommige derzelve voorheen ten onregte onder ‘s Lands Inkomsten mogt hebben geboekt en in ‘t bijzonder meede niet de Intressen voor de Comp: te behaalen uit de Bank van Leening, nog ook ‘t geen van de Tarwe onder de administratie van Commissarissen uit den Raad van Justitie ten profijte van de Comp:e over blijven zal.’
‘d:o 5’
‘De Jaarlijkse Recognietie der Leeningsplaatzen zal geboekt worden onder zo veele Hoofdreekeningen als de bijzondere Districten uitmaaken, onder welke de Leeningsplaatzen geleegen zyn’
‘Articul 6.’
‘Maar de Jaarlijkse Recognitie ten agteren en te kwaad gebleeven op leeningsplaatzen die de vorige bezitters hebben verlaaten zullen gebragt worden onder een aparte Hoofdreekening vervattende vier Rubriquen na de Districten; onder welke die plaatzen gehooren.’
‘d:o 7.’
‘Aangaande de Leeningsplaatzen die bij derzelver respective Bezitters volgens de op nieuw geformeerde Lijsten zijn blijven continueeren zullen ook moeten gehouden worden aparte Boeken en de plaatzen onder ieder District van derzelver legging in een bijzondere boek bekend gesteld op de naamen der geene die dezelve in leening bezitten daar bij telkens noteerende, de persoonen op welke dezelve by vervolg in leening zullen overgaan; en zullen de bezitters respectivelijk onder Ult: aug:s bij die Boeken moeten gedebiteerd worden voor de recognitie die verscheenen zal zyn, om die verscheenen recognitie behoorlyk gesommeert, vervolgens Jaarlijks over te brengen bij de Hoofdboeken, onder de voormelde Hoofdreekeningen der bijzondere Districten’
‘Articul 8.’
‘Den Boekhouder zal alle mogelijke devoiren moeten aanwenden, om de meenigvuldige verwarringen en duisterheeden die er ten opzichte der Leeningsplaatzen existeeren te debrouilleeren en tot de vereisschte duidelijkheid te brengen ten dien einde van de respective Landdrosten ieder voor zo verre zijn District aangaat, successivelijk vorderende alle zodanige berichten, informatien en elucidatien als hem daar toe dienstig zullen zijn, dewelke ook gehouden zijn, daar aan ten allen tijde en met alle mogelijke spoed te voldoen’
‘d:o 9’
‘Ook zullen de Landdrosten welke daartoe bij derzelver Instructien nog niet mogten weezen gelast, uit de door gemelde Boekhouder geformeerde Lijsten naauwkeurig moeten te boek brengen alle de Leeningsplaatzen welke in haare Districten respective uitgegeeven zijn of bij vervolg uitgegeeven zullen worden, en zo meede de plaatzen welke weder zullen worden afgedankt of verlaaten dan wel van Bezitters veranderen met bekendstelling van het geen op dien achterstal betaald word, zo als zulks door den Boekhouder van alle te zaamen, en daar onder van ‘t kaap District geschieden moet.’
‘Zullende de geene welke nalatig of in gebreeken blyven haare achterstallige of verscheenen Recognitie te voldoen daar toe door dezelve Landdrosten telkens worden aangespoord, en, in gebreeken blijvende door middelen van rechten worden geconstringeert’
‘En zal ten, aanzien van ‘t kaaps District den fiscaal gehouden en verpligt zijn om de als voorm: nalatige of in gebreeken blijvende, dadelijk tot de voldoeninge door gezeide middelen van rechten inzelver voegen te verpligten, na dat hem die voor den Boekhouder zullen zijn op of aangegeeven, terwijl gezegden Fiskaal zo wel als de respective Landdrosten, een ieder in den zijne zullen verantwoordelijk blyven voor ‘t verzuim dat door hun daarinne mogte plaats vinden, om daar over te kunnen oordeelen door hun respective Jaarlijks onder Ultimo augustus aan den Raad van Politie zal moeten worden overgelegd een omstandig bericht, houdende zulke devoiren niet ‘t gevolg van dien als door dezelve, ten einde voorsZ, zullen weezen te werk gesteld’
‘Articul 10.’
‘Zullende de Landdrosten almeede ten opzigte der Recognitie penningen die ten agteren of te kwaad zijn gebleeven op plaatzen, door de voorige bezitters afgedankt of verlaaten, een præcise lijst moeten onderhouden, en na ‘t geen ‘t even voorgaande articul dicteerd ter invordering en zuivering derzelver te kwaad gebleeven achterstallen alle devoiren aanwenden, mitsgaders tot een even gelijk circumstantiëel Jaarlijks verslag dien aangaande gehouden en verpligt zijn, welke lijst en de bij het even voorgaande artikel vermelde Boeken door de afgaande Landdrosten of by hem overlijden van hunnent weegen in goeden staat en behoorlyk vereffend zullen moeten werden overgegeeven aan de geene die hun in derzelver respective ampten succedeeren dewelke verpligt zullen zijn, naauwkeurig en specificque Rapport te doen van de Staat, waar in zij die Lijst en Boeken ontfangen en overgenomen zullen hebben, om niet verantwoordelijk te zijn voor ‘t verzuim of verwaarloosing dat door hunne predecesseuren daarinne mogte weezen begaan’
‘Articul 11’
‘En nadien tot voorkoming van veelderlei disputen die over de Leeningsplaatzen bij derzelver uitgaven ontstaan, de respective Landdrosten bij hunne Instructien meede in ‘t bijzonder zijn gelast om, voor en aleer iemand bij den Gouverneur verzoek zal doen, om een plaats in leening te moogen hebben vergund, te onderzoeken of zodanig plaats zonder benadeeling van iemand uitgegeeven worden kan, en daarvan aan den Verzoeker een bewijs in handen te stellen om aan den Goueverneur bij ‘t doen van verzoek te worden vertoond, zo zal den Boekhouder van ‘s Lands Generaale Inkomsten ook geen vergunningsbrief of zogenaamde ordonnantie van diergelijke Leeningsplaatzen doen vervaardigen, dan na dat ‘t voorsZ bewys van den Landdrost aan hem zal weezen overhandigt, om ten Comptoire van ‘s Lands Inkomsten geseponeert te blijven’
‘Articul 12.’
‘De Leeningsplaatzen, die bij vervolg bevonden werden niet tot de Districten te gehooren onder welke dezelve volgens de geformeerde Lijsten staan te worden geboekt gelijk omtrend veele waarschijnlijk is, zullen van die Districten moeten worden overgeschreeven, onder de geene daar dezelve geleegen zijn en daarmeede zo lange gecontinueerd na maate de abuizen daaromtrend zich zullen laaten ontdekken tot dat zulks eens tot de vereischte naauwkeurigheid zal weezen gebragt’
‘Articul 13’
‘Van de plaatzen, die in leening uitgegeeven worden zal altoos bij de vergunning gelijk tot hiertoe is geschied, een jaar Recognitie voor uit moeten worden betaald en de vergunning geen effect sorteeren maar voor vervallen worden gehouden, nog ook de plaats op de naam van den beleender niet worden geboekt, ten zy binnen den tijd van een Maand na dato van de ordonnantie aangaande de gepresteerde betaaling bij onderteekening van den Cassier, aan den Boekhouder kome te blyken.’
‘d:o 14’
‘Geene plaatzen die in leening zijn geweest zullen op andere moogen overgaan en getransporteerd worden dan na dat den voorige bezitter daar toe permissie van Hoofdgebieder verkreegen, mitsgaders alvoorens zal hebben gesuiverd en voldaan de Jaarlijkse Recognitie welke hy op deselve te kwaad zal zijn ten waare in geval van onvermogen van den Bezitter wanneer de plaats zal moogen worden getransporteerd en overgaan, mits den geene die dezelve verkrijgt en op ordonnantie worden verleend bij behoorlijke acte onder zijn handteekening zich verpligt tot de voldoeninge van voornoemde agterstal volgens Resolutie van den 24 Maart 1794.’
‘Articul 15’
‘En wanneer iemand een plaats die hij in Leening heeft gehad, niet langer begeerd aan te houden maar dezelve te verlaaten, zal de zodanige verpligt zijn zulks ten Comptoire van ‘s Lands Inkomsten bekend te maaken om aldaar te worden geroieerd mits ook te gelijk betalende ‘t geen daar op aan Recognitie te kwaad zal staan, doch deeze betaaling niet geschiedende zal ook den Boekhouder niet doen roïeeren maar zulks aan den officier van het District onder welke de plaats geleegen is, ter kennisse brengen om zonder uitstel teegens de zodanige tot invordering der verschuldigde en onbetaald gebleeven Recognitie, te procedeeren.’
‘Articul 16.’
‘En in zo verre iemand zouden willen voorwenden, tot de betaaling van ‘t geene hij ten agteren of te kwaad staat, door armoede niet in staat of geheel onvermogend te zijn zal daarop geen regard worden geslagen, ten zij zulks by attestatie van Commissarissen uit den Raad van Justitie, voor zoo verre het kaapse District aangaat, of van Landdrost en Heemraden in derzelver respective Districten, kome te blijken dewelke ook diergelijke attestatien niet zullen verleenen dan na zig op de omstandigheeden van den Debiteuren naauwkeurig geinformeerd, en van deszelfs armoede of onvermogen ook ten vollen bewust of overtuigd te zijn zich ten dien belange gedragende na de Publicatie van den 20 februarij deezes Jaars, en ‘t daarop bij de Politicquen Raad in dato 26 derzelver Maand februarij genomene Resolutie.’
‘Articul 17.’
‘Wanneer van dezelve armoede of onvermogen by diergelike attestatien gebleeken zijnde zal den Boekhouder de ten lasten van zodanige debiteuren openstaande achterstallen te rug schrijven, en ook de plaats op de naam van denzelven roïeeren, echter niet anders als na voorgaande kennisgeeving aan de Hoofdgebieder in der tijd en expresse schriftelijke ordre van denzelven of den Raad van Politie’
‘d:o 18.’
‘De betalingen der achterstallige of verscheenen Recognitie gelden, zo wel als die in voorraad of uitgegeeven wordende plaatzen, zullen moeten geschieden in de Cassa van de E: Compagnie de eerstgemelde op een daar toe te verleenen bewijs van den Boekhouder welke zal inhouden ‘t bedragen van ‘t geen zal worden betaald en onder welke bewys de Cassier voor de voldoening zal moeten quitteeren en de laatstgemelde of van uitgegeeven worden plaatzen op eene ordonnantie, welke ten Comptoire van ‘s lands Inkomsten zal moeten worden vervaardigd om meede door den Cassier by voldoening behoorlijk te worden gequitteerd, en ‘t betaalde van beide bij het Cassaboek specificque ingenoomen, waar na deeze gequitteerde bewijzen en ordonnantien ten Comptoire van ‘s Lands Inkomsten voorm: wederom zullen moeten werden vertoond, en daarna de betaling aldaar geboekt, door de respective Reekeningen voor ‘t zelve te crediteeren, en zulks door een der onderboekhouders op de bovengemelde gequitteerde bewyzen en ordonn: worden genotteerd onder zijne handteekening om vervolgens te worden vertoond aan den Landdrost van ‘t District, onder welke de plaats waar op de Recognitie als voorm: is betaald, geleegen is, by wien de gezeide betaaling insgelijks op de Reekening van den betaler zal moeten worden genoteerd, en door deszelfs handteekening op meergenoemde bewijs of ordonnantie worden geverifiëert, om ten allen tijde te kunnen strekken tot een bewijs dat de voldoening geschied is’
‘Articul 20’
‘En zal in ‘t vervolg moeten worden gezorgt, dat voorn: bewijzen en ordonnantien aan de betaalders worden inhandigd invoegen voorn: zonder door iemand te worden aangehouden, waar door de Bezitters der Leeningsplaatzen van haar nodige bewyzen zouden kunnen gedestitueerd worden, niet alleen, maar zal ook ten Comptoire van ‘s lands Inkomsten op ‘t einde van ieder maand worden opgemaakt eene ordonnantie van alle betaalingen welke als voorm: en zo meede van de geene die volgens ‘t 26:e articul en ook voor Landerijen in Erfpacht of bewijzen van den Boekhouder zijn geschied, ten einde bij ‘t Contra Cassa boek ingenomen door den Hoofdgebieder geteekend, en bij ‘t Cassaboek door den Cassier bewaard te worden’
‘Articul 20.’
‘De ordonnantien of vergunningsbrieven zo wel als de bewyzen bij ‘t voorgaande articul vermeld zullen na de hierachter gevoegde middelen op ‘t hier onder gespecificeerde gewoone zegul worden geschreeven te weeten: de ordonnantie of vergunningsbrief van den leeningsplaats op een zegul van 1 1/2 Rd:s en de bewijzen tot betaling van Recognitie op reeds vergunde Leeningsplaatzen voor ieder Jaar dat betaald word meede 1 1/2 Rd:s zo dat ‘t zegul grooter zal moeten zijn na maate van de Jaaren afbetaald worden.’
‘Articul 21.’
‘De jaarlijksen Recognitie der Leeningsplaatzen zal bepaald blijven op Vier en twintig Rijxd:s welke ook bij vervolg niet zal worden vermindert, dan in byzondere gevallen, wanneer den Hoofdgebieder op de desweegens bij hem ingekoomene schriftelijke informatien geraaden oordeelen zal, daarinne verminderingen toetestaan; zullende de desweegens ontfangene informatien ten Comptoir van ‘s Lands Inkomsten moeten worden geseponeert’
‘d:o 22.’
‘En ten opzigte der betaaling, welke op der achterstal de Leeningsplaatzen geschied door middel van Vee die de Ingezeetenen aan ‘s Comp:s gecontracteerde of andere Particuliere Slachters zullen leeveren zal den Boekhouder zich moeten gedragen na ‘t Reglement dienaangaande aan ‘s Compagnies Gecontracteerde Slachters sub dat 19:e Julij 1793 voorgeschreeven en de verdere schikkingen bij de Resolutie van den [.....].’
‘Articul 23.’
‘Den Boekhouder zal alle halfjaaren aan ieder Landdrost expedieeren een Lyst vervattende zo wel de Jaarlijkse Recognitie, welke betaald is geworden, als de plaatzen die op nieuw in leening uitgegeeven zyn, of van bezitters veranderen, voor zo verre zyn district aangaat ten einde bij dezelve Landdrosten geconfronteerd te worden met hunne gehoudene boeken en om teevens te strekken tot derzelver informatie en naricht respective alhier vooren Articul 9 gezegd’
‘d:o 24.’
‘De Recognitie voor plaatzen en Landerijen in eigendom zal meede gesplitst en geboekt worden bij Hoofdreekeningen na de districten onder welke die plaatzen of Landerijen geleegen zijn’
‘Articul 25.’
‘En zal den Boekhouder de respective Landdrosten eens voorzien hebbende van een Lijst der Plaatzen en Landerijen welke in ieders District met het beswaar eener Jaarlykse Recognitie in eigendom uitgegeeven zijn vervolgens Jaarlijks onder Ult:o Augustus aan dezelve expedieeren een Lijst vervattende ‘t geene op ieder van dezelve plaatsen of Landerijen is betaald met byvoeging van de plaatzen of Landeryen welke onder dezelve belasting nog uitgegeeven zullen zijn; terwijl de gemelde Landdrosten ook omtrend de Recognitie derzelve de nalaatige betaalders op even diezelfde wijze zullen moeten aanspooren en in regten vervolgen als hiervoren Art:l 9 ten opzigte der Recognitie van de Leeningsplaatzen is gezegd’
‘d:o 26’
‘Alle betaalingen der Recognitie van Plaatzen of Landerijen in eigendom, zullen voorthaan in ‘s Comp:s kas geschieden even als van de Leeningsplaatzen op een daar van te expedieerene bewijs van den Boekhouder met dat onderscheid alleen, dat dezelve bewijzen zullen worden geschreeven op ongezeguld Papier, en voor ‘t overige gequitteerd vertoond en geboekt, ingelyker voegen als hier voren bij art:l 17 met betrekking tot de Leeningsplaatze is bepaald’
‘Articul 27.’
‘En zal bij vervolg, wanneer eenig land met de belasting eener Jaarlijkse betaaling in eigendom uitgegeeven word ‘t boek waarin de origineele Erfgrondbrieven geschreeven zijn, aan den Boekhouder worden vertoond, om de belasting van het Land daar uit over te neemen, en bij hem te doen boeken en zulks met zyn handteekening onder de Erfgrond te affirmeeren’
‘d:o 28’
‘De Landerijen in Erfpagt uitgegeeven of verhuurt wordende, zullende voortaan met præcise uitdrukking van den tijd, dat de Erfpagt ingaat en eindigt en de conditien welke daar by worden gestipuleerd aan gemelde Boekhouder worden opgebracht en bij hhem onder een bijzonder Hoofdreekening worden geboekt’
‘Articul 29’
‘Den Boekhouder zal altoos moeten inzien en letten dat ‘s Heeren Gerechtigheid zo van de vaste goederen als van de leeningsplaatzen van ‘t waar bedragen der kooppenningen werden betaald, en, zo wanneer bij hem eenige suspicie opkomt omtrend den opgaaf van ‘t bedragen der kooppenningen zal hij de ordonnantie tot de betaaling in ‘s Comp:s kas niet doen vervaardigen dan nadat den officier onder wiens jurisdictie ‘t verkogte goed geleegen is, op zijn requisitie zal hebben onderzogt en bevonden dat het opgegeeven bedragen der kooppenningen is conform de waarheid, en zonder toeleg tot fraude en verkorting in dezelve gerechtigheid’
‘d:o 30.’
‘Zullende de gerechtigheeden van vaste eigendoms goederen en van Leeningsplaatzen, ieder in ‘t bijzonder bij de boeken worden opgebragt’
‘Articul 31.’
‘Bij alle verpagtingen van ‘s lands gemeene middelen ‘t zij die bestaan in previlegien, inkomsten, impositien ofte anderzints zal den Boekhouder zich moeten teegenwoordig bevinden, en zullen de Conditien van verpachting na dat in Raade van Politie van ieder pagt behoorlijke aanteekening zal weezen gehouden aan gem: Boekhouder werden inhandigd, en hij voor de bewaaring en naauwkeurig boeken derzelve, op reekening van ieder pagter verantwoordelijk zijn’
‘d:o 32.’
‘En zal hy ten behoorlijke tijde doen vervaardigen de ordonnantie welke door den Hoofdgebieder op den Cassier worde verleend om de pachtpenningen in ‘s Comp:s Csssa te ontfangen, en letten of dezelve op den gestipuleerden tijd in gem: Cassa worden betaald zullende by nalatigheid daarinne den Cassier in tijds aan den Boekhouder moeten ter kennisse brengen wie met de betaalinge ten achteren is gebleeven om door den Boekhouder aan de Fiskaal aangegeeven en door deezen teegen den zodanigen in rechten geageert te worden’
‘Articul 33’
‘De verkoping van het gezeguld Papier, wel gelijk tot nu toe zullende verblyven aan den kassier zal echter door deezen weegens ‘t verkogte, de reekeningen ter behoorlijker tijd aan voorm: Boekhouder worden overgeleeverd of bezorgd, ten einde het zuiver Provenue derzelve bij de Boeken van ‘s Lands Inkomsten te werden ingenomen op de reekening van gestempeld papier’
‘d:o 34.’
‘Den Boekhouder zal insgelijks letten, dat door den Commies tot den ontfangst van ‘t vatgeld der Wijn en Brandewijn, en de tiende der Graanen, daarinne conform zijne Instructie werde te werk gegaan dat ook de tiende der Tarwe bij Commissarissen uit den Raade van Justitie ontfangen wordende, ingevolge de instellingen betaald en van de Graanen welke men aan de E: Comp: leverd de tiende behoorlijk afgetrokken werde.’
‘Articul 35’
‘Zo als ook den Boekhouder zal moeten agt slaan op den aanbreng der inkomende en uitgaande rechten door den Fiscaal mitsgaders van ‘t kraangeld door den Equipagiemeester, volgens ‘t geen aan dezelve ieder in ‘t bijzonder dienaangaande gedemandeert en aanbevolen is.’
‘d:o 36’
‘En eindelijk meede dat het amptgeld ter behoorlijker tyd van de geene, die tot het opbrengen daarvan zijn verpligt werde geheeven, mitsgaders de verdere nieuwe belastingen bij Placaat van den 16 Maart 1793 gearresteerd’
‘d:o 37’
‘Aan gem: Boekhouder zal by ‘t einde van ieder maand en niet later als de vierde van de volgende maand door den kassier moeten worden bezorgd een præcise Reekening van al ‘t geene in dezelve maand ‘s lands Inkomsten betreffende en in ‘s Comp:s Cas opgebracht en ontfangen zal zijn, en waarvan den Boekhouder zich niet alleen in ‘t behoorlijk crediteeren van ieder Reekening zal bedienen, maar waarbij hij ook zal moeten nagaan, welke verzuimenissen in de betaaling of kortingen gepleegd mogten zijn,’
‘Articul 38.’
‘Den Boekhouder zal moeten zorgen, dat alle bewijzen ‘s Lands Inkomsten betreffende, naauwkeurig werde gade geslaagen, en geliasseerd ten welken einde ook alle dezelve aan hem zullen moeten worden inhandigt en bezorgt.’
‘d:o 39’
‘Zullende de Hoofdboeken jaarliks bij hem moeten worden geslooten en daar uit onder Ult:o Aug:s in Raade overgelegd een præcise staat van ‘t geene in ‘t verstreekene Jaar wegens ‘s Lands Inkomsten opgebragt en daarenteegen ten agteren gebleeven is’
‘d:o 40.’
‘En zal hij steeds bedagt moeten zijn op de geschikste middelen welke tot een precise opbreng van alle takken der ‘s Lands Inkomsten te emploïeeren zouden zijn, en dezelve voor zo veel de authoriteit van den Hoofdgebieder ofte deezes Raads daartoe werkzaam moeten zijn aan dezelve te vertoonen ten einde tot het aanwenden van dien, met het in acht neemen van de vereischte voorzigtigheid om de nodige ordre en voorzieninge te gebruiken.’
‘Articul 41.’
‘Den voormelde Boekhouder zal ter zijner adsistentie hebben een Eerste en Tweede onderboekhouder, welke hem in alle zaken den dienst betreffende, zullen moeten gehoorzamen en respecteeren’
‘d:o 42’
‘En zal bij absentie of indispositie van den Boekhouder der Generaale ‘s Lands Inkomsten den Eersten en bij indispositie in zulken gevalle van deezen den Tweeden onderboekhouder hem in zijn ampt moeten vervangen en zich in allen gevalle stiptelijk na deeze Instructie gedraagen’
‘Articul 43.’
‘De gemelde Boekhouder en Onderboekhouders zullen behalven derzelver gewoone gagien en Emolumenten tot salaris weegens deeze hunne bedieningen genieten den Boekhouder drie precent, den eerste onderboekhouder twee derde precent, en ten tweede Onderboekhouder een derde Precent, van ‘t geen ‘s lands Inkomsten jaarlijks zuiver in ‘s Comp:s kas zullen opbrengen.’
‘d:o 44.’
‘En is den meergem: Boekhouder gelast en gequalificeert, aan een ieder die zulks concerneert te expedieeren Extracten van het geene bij deeze Instructie tot naricht en observatie van de zodanige verstrekken moet welke ook gehouden zullen weezen, zich daarna stiptelijk te gedraagen, even en in diervoegen als of zulks aan hun ieder in het byzonder voorgeschreeven en gelast geworden was.’
‘Eed voor den Boekhouder der Generaale ‘s Lands Inkomsten’
‘Ik beloove en zweere Hun Hoogmogende & & & gehouw en getrouw te zyn, ‘s Lands middelen en gerechtigheeden na mijn uitterste vermogen te helpen bewaaren mainteneeren en bevorderen, alle ‘s Lands Inkomsten naauwkeurig en met de vereischte ordre te boeken en doen boeken het bedragen der gem: Inkomsten aan niemand als die het behoord te openbaaren en voorts generalijk mij in dit ampt zodanig te kwijten als een eerlijk en vroom man toestaat en betaamd’
‘Dit zal ik niet nalaaten om haat, afgunst, schade, ofte profijt nog eenig ding der waereld.’
‘Zo waarlijk helpe mij God Almachtig’
‘Eed voor den Eerste en Tweede Onderboekhouder’
‘Ik beloove en zweere Hun Hoogmogende & & & gehouwen en getrouw te weezen, dit ampt opregtelijk en volgens concientie te bedienen, ‘t bedragen der ‘s lands Inkomsten aan niemand dan die het behoord te openbaaren, dezelve Inkomsten nauwkeurig en met de vereischte ordre te boeken, de beveelen van den Boekhouder der gem: Inkomsten in dit ampt vlijtig te achtervolgen in ‘t authentiseeren en verder behandelen der Papieren mij trouw, eerlijk en vlijtig te kwijten: wyders mij in alles dit ampt concerneerende, zodanig te gedraagen als een vroom en oprecht man toestaat en betaamd’
‘Zo waarlijk helpe mij God Almachtig’
‘Model van de Vergunningsbrief of Ordonnantie eener Leeningsplaats.’
‘Werd door deezen aan...........voor den tijd van een geheel Jaar in leening toegestaan en vergund de plaats genaamt.......... geleegen........... onder ‘t District van .........mits niemand aldaar leggende in ‘t hoede hinderlijk te zijn, nog te deeze in consequentie te trekken, gehouden weezende, voor en alëer van deeze vergunning gebruik te moogen maaken, en voor dat dezelve ten Comptoire van ‘s Land Inkomsten worde geregistreerd daar voor in ‘s Comp:s Cassa te moeten tellen eene Somma van Sesthien Ducat:s ofte Rd:s 24:- en voorts Jaarlijks binnen den tijd van een Maand na de expiratie deeze permissie weeder te moeten laaten vernieuwen ofte dat, bij gebreeke van dien de vergunning zal worden gehouden voor vervallen en dat teegens hem........ omtrend het agterweezen in de betaaling in de gemelde jaarlijkse Recognitie of Leeningspenningen ingevolge de vigeerende Placaaten zal worden geprocedeert, en verders op de Pœnaliteiten daartoe staande, voorts verpligt blijvende de Tiende van de ten voormelde plaatze te vallen Producten ten deeze Casteele aan de E: Compagnie te moeten opbrengen, en nog subject weezende alle zodanige wetten ordres of instellingen als ten opzichte der Leeningsplaatzen bereeds zijn, ofte bij vervolg nog mogten worden gestatueerd, En zal deeze alvoorens moeten worden vertoond aan den Fiskaal Landdrost van ‘t voormeld District’
‘In ‘t Casteel de Goede Hoop den.....’
‘Paraphuure van den Hoofdgebieder......’
‘gezien en geboekt N: N:..... Fiskaal of Landdrost’
‘voldaan N: N Kassier.....’
‘voor ‘t opmaken deezes N: N:.....’
‘tweede OnderBoekhouder’
‘gezien N. N:.....’
‘Boekhouder der ‘s Lands Generaale Inkomsten’
‘geboekt N: N:..... Eerste onderboekhouder’
‘Aldus geamplieerd en gearresteerd by den onderget: Commissaris over dit Gouvernement’
‘In ‘t Casteel de Goede Hoop den 30 DeCember 1794’
‘/was geparapheert / A: J: Sluijsken /:ter zijde stond:/ ‘s Comp:s Cachet in roode Lacque gedrukt:/ en daaronder:/’
‘Ter ordonnantie van den Edelen Heer Commissaris en den Raad / was geteekend:/ G: F: Goetz, Secretaris’
Aldus geresolveerd en gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop. Ten daage en Jaare voorsZ
[Signed:] A: J: Sluijsken
[Signed:] J: I: Rhenius
[Signed:] O: G: De Wet
[Signed:] My present G: F: Goetz Secret:s