C228 v1.20
C. 228, pp. 2-52.¶
Vrijdag den {17950109} 9 Januarij 1795.
‘S voormiddags, present de Edele Heer Commissaris, mitsgaders de Heere Gezachhebber en de Heeren Leden Le Sueur, de Wet, Brandt en Bergh.
Na dat geapprobeerd en gearresteerd zijn geworden de Resolutien ter sessie van de 30:ste December anno passato genoomen, wierd door den Edelen Heer Commissaris ter tafel geproduceerd een bericht van Zeecapiteins door zijn Ed: gecommitteerd geweest om het permanent Fregatschip de Meermin , over te geeven aan den daarop door zijn Ed: geplaatse Capitein Gerrit Ewoud Overbeek, waar aan geannexeerd was de Inventaris naar welke deeze Overgaave is geschied, en is na gedaane examinatie van gezegde Inventaris, goedgevonden en verstaan dezelve te stellen in handen van den Heere Hoofdadministrateur, ten einde eene naauwkeurig confrontatie daarvan te bewerkstelligen tegens de Inventaris welke per gezegd Schip de Meermin uit Nederland alhier is aangebracht, met bijvoeging van het geen ten deeze Gouvernemente daar bij is gevoegd, en aftrekking van ‘t geen van dit alles is verbruikt of onbekwaam geraakt, zullende zijn Ed: over dit een en ander hebben te dienen van schriftelijk bericht
Nog door den edelen Heer Commissaris overgelegd zijnde de Inventaris van het Schip de Castor , beneevens het Rapport van gecommitteerde Zeecapiteins die dezelve Bodem hebben overgegeeven aan den daarop provisioneel commandeerende Capitein Luitenant Johan Fredrik Gerhard, zo is op propositie van zijn Ed: goedgevonden, dezelve Inventaris, conform het geen omtrend de permanente Vaartuigen op alle Comptoiren in Indiën word geobserveerd, bij de Negotie boeken deezes Gouvernements, pro memoria te doen inneemen omme Jaarlijks daar bij af te schrijven en in te neemen het geen van dien Bodem onbekwaam geraaken dan wel aan denselven verstrekt worden zal, terwijl voortaan de permanente Scheepen en Vaartuigen door eene expresse Commissie onder Ult: Augustus van jeder Jaar zullen moeten worden opgenomen even en in diervoegen als hetselve van alle andere kompagnies Goederen en Koopmanschappen in de differente administratien na de ordre geschieden moet.
Hierop is geleezen ‘t onderstaand Request door den Schipper Frans Breemer, voerende het in Saldanhabaaij geankerd leggend particulier Ingehuurd Schip Berlicum .
Aan de Wel Ed: Groot achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad van Neederlands India en Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den E: Achtb: Heer Gezachhebber en de Wel Edele Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en E Achtb: Heeren!’
‘Geeft met alle verschuldigde Eerbied te kennen Uwer Wel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s zeer onderdanige en gehoorzaame Dienaar Frans Breemer voerende ‘t in Saldanhabaaij geankerd leggend ingehuurd partikulier Schip de Berlicum ‘
‘dat den Suppl:t zich geinformeerd vindende, dat desselvs onderhebbende Bodem tot ‘t verder voortzetten van zijne reise naar Batavia voor niet meerder dan drie maanden zal geproviandeert worden, zich derhalven verpligt vind, zijne beswaaren hierover onder eerbiedige welduiding aan Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s te moeten voordragen, hierin bestaande’
‘Dat den Suppl:t zich uit hoofde van den oorlog welke de Fransche Natie tegens de Republiecq is voerende, heel licht in de noodzaaklijkheid zou kunnen zien gebracht om op ontdekking van een Vaartuig zijn cours te veranderen, ten einde daar door indien mogelijk ‘t gevaar van door den vijand genomen te worden te ontkoomen en het welk hier gevoegd bij de contrarie winden welke den Suppl:t met de kentering van de Mouson in de oost zou kunnen aantreffen niet dan een zeer lange reise met zijn Bodem die meer op ‘t inlaaden dan zeilen is gebouwd doen te gemoed zien’
‘Reedenen om welke den Suppl:t zich in allen ootmoed is keerende tot Uwel Edele Groot acht: en E: Achtb:s onderdanigst verzoekende dat het van Hoogstderzelver welbehagen zijn moge, de verstrekking van provisie voor zijn onderhebbende Bodem te vermeerderen tot op vier maaden.’
‘En daar den Suppl:t zich in de noodzakelijkheid bevind om zijn onderhebbende Bodem van een nieuwe Groote steng te voorzien, zo neemd hij alverder de vrijheid Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s te verzoeken hem naar luid van zijn Chertepartij wel te willen laaten adsisteeren met het daartoe vereischte Rondhout en verdere benodigdheeden, tot de gewoone prijzen en voor Reekening van zijne Rheeders’
‘’T welk doende &:a’
’/:get:/ Frans Bremer.’
over welk Request gedelibereerd zijnde, zo is bij overweeging dat gemelde Bodem bij dies aankomst op den 26:ste der Jongstverloopen maand slechts voor twaalf dagen provisien was voorzien, en men geheel in ‘t onwissen is of dezelve wel in dit Jaar getij daar de Zuijd ooste winden regeeren de geseide Baaij spoedig zal kunnen verlaten goedgevonden en dienvolgens beslooten, gedacht Schip Berlicum te laaten voorzien van Water, Provisien en verdere behoeftens, niet alleen voor vier Maanden /: ingevolge het door den Schipper gedaane versoek:/ voor de reise maar daar bij nog te voegen Eene Maand Provisie voor die tijd, dat door contrarie wind dikwerf genoodsaakt weesen kan te blijven leggen, ten einde somtijds niet genoodsaakt te zijn, om in sulk een val den tweedemaale een Boot van hier aan hem af te zenden, terwijl tog in allen gevalle de alhier ontfangende Provisien te Batavia verantwoorden moet, ten welken einde hier van sal worden kennisse gegeeven aan Haar Hoog Edelheedens de Indiasche Regeering of het Hoogstderzelver geliefde sij daaromtrend de nodige ordres te stellen; zullende voorts aan denzelve Schipper tot het maaken van een groote Steng worden verstrekt, een daartoe door hem geschikt bevonden Rondhout, bij de Boeken ongetaxeerd voortloopende, na dat ‘t zelve zal weezen getauxeerd, door zodanige Commissie als den Edelen Heer Commissarissen daartoe zal gelieven te benoemen om daar na aan de Kompagnie te worden betaald.
Vervolgens geliefde den Edelen Heer Commissaris den Raade te bedeelen, dat zijn Ed: de Schieman van het Schip de Castor Joseph Philip om deszelfs onbetamelyk gedrag van die Bodem hadt afgenomen en provisioneel aan de Linie geplaatst, om bij eerstvoorkomende geleegendheid naar Batavia te worden verzonden
Hier op geexamineerd zynde het Dagverhaal door den Equipagiemeester Jan Arnoud Voltelen ingedient, over zijne verrichtingen aan ‘S Compagnies Scheepen geduurende de drie laatste van ‘t jongstverloopen Jaar, zo is bij den Raade beslooten omme ingevolge de gestatueerde ordres ‘t zelve Dagverhaal zo naar Nederland als Batavia te verzenden.
De onderafgeschreeven gagie gestelde Adsistent Isaac Stromböm aan deeze Regeering geaddresseerd hebbende het volgend Request
Aan den Wel Ed: Groot Achtb: Heer Abraham Josais Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India, mitsgaders Commissaris, over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele Achtb: Heer Gezachhebber en Wel Edele Heeren Raaden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren!’
‘Geeft met alle verschuldigde Eerbied te kennen Uwer Wel Ed: Groot Achtb: en E: achtb: zeer gehoorzaame en onderdanige Dienaar Isaac Stromböm onder afgeschreeven gagie gestelden Adsistent alhier.’
‘Dat den Suppliant onlangs ingekogt hebbende ‘t bij publiecque Vendutie opgeveild fransch prijs Scheepje Le Penn , ‘t zelve heeft hernaamd de Eliza ‘
‘Dat den Suppl:t ‘t zelve Scheepje zeer gaarne zou willen aanleggen om ingevolge ‘t Placaat door de Hoog Edelen Heeren Commissarissen Generaal op den 21 November 1792 ten deeze Gouvernemente geemaneerd, langs de oostkust van Africa en verder naar Mosambiecque de Slaavenhandel te drijven na volbrenging hier van wederom dit heen te retourneeren’
‘Weshalven den Supp:t de vrijheid neemt zig te keeren tot Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb:s met ootmoedige beede aan hem daartoe de nodige permissie te willen verleenen en gemeld Schip dienvolgens te voorzien van ‘t nodig Paspoort en Zeebrieven en teffens dat aan zijnen gemelde Bodem uit ‘S Comp:s Maguazijnen teegens de gewoone betaaling mag worden verstrekt’
‘Als zynde alle deeze ammunitie ten uitterste benodigd om ‘t voorm: Schip te kunnen defendeeren voor de aan vallen die de Naturellen op de kust van Africa tegens gem: Schip mogten onderneemen, en teffens om de Slaven die in ‘t zelve zullen worden afgescheept in bedwang te kunnen houden’
‘Voorts is den Suppl:t van Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s nog verzoekende hem te willen permiteeren zo tot ‘t drijven van den Slaaven handel als tot voedsel van de Slaaven mitsg:s tot randsoenen voor de Equipagie in zijn gemeld Schip provisioneel te moogen afscheepen.’
‘de Suppl:t zal zijn verzoeken aan Uwel Edele Groot achtb: en E: Achtb: voor als nog bij de voorenstaande bepaalen nadien hij voor als nu nog geen vast plan heeft kunnen beraamen weegens de goederen die tot de inruijling van Slaaven door hem zullen moeten worden afgeladen en ook door de schaarsheid van zeevarende ten deeze Gouvernemente zig buiten staat heeft bevonden de Equipagie voor zijn Schip te kunnen aanwerven van welk een en ander hij dus Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s zo dra daartoe instaat zal zijn nader de pligtschuldige kennisse zal geeven. - terwijl intusschen van Uwel Edele Groot Actb: en E: Achtb:s is verzoekende om ingevolge het 39:ste Articul van ‘t Placaat sub dato 21 September 1792. door de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal ten deeze Gouvernemente geëmaneerd omtrend de Walvischvangst op deeze kusten en door Hoogstderzelver nader herhaald by ‘t 17 Articul van voornoemde Placaat omtrend de vrije vaart en handel, zodanige Zeevaarende in dienst der E: Compagnie als hun verbonden tijd hebben uitgedient en geneegen mogten zijn in dienst van den Supp:t over te gaan daartoe provisioneel te mogen engageeren’
‘’T welk doende &:a’
’/ get:/ I: Stromböm.’
zo is na deliberatie over dezelve requeste bij den Raade beslooten de daarby voorkomende verzoeken, in zo verre te accordeeren, dat aan hem het nodig Paspoort mitsgaders Zeebrieven zullen worden verleend om zijn Scheepje de Eliza langs de oostcust van Africa en verder naar Mosambicque tot den Slaavenhandel af te zenden; dat ook aan hem voor zo verre aan handen zijn, zullen worden verstrekt de gevraagde Ammunitie goederen teegens contante betaling en op de gewoone wijze; en dat aan hem zal weezen gepermitteerd de opgegeeven Provisien en Dranken af te scheepen alles conform het geen door de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal bij Hoogstderzelver Placaaten van den 21:ste September en 21 November 1792 is gestatueerd geworden; dan ten aanzien van des Suppl:s verzoek om provisioneel zodanige Zeevarende als hun verbonden tyd by de E: Comp hebben uitgediend en geneegen mogten zijn in die van hem over te gaan, te mogen engageeren, is, bij overweeging dat het ingevolge de gemelde Placaaten wel aan aan den Suppl:t vrijstaat uit de onderafgeschreeven gagie gestelde Dienaaren der E: Compagnies Volk te engageeren doch geenzints uit de zeevarende die hun tyd bij de E: Comp uitgedient nochtans in haare werklijke dienst komen te zijn dewijl dezulke om uit deezen dienst te worden ontslagen en verlof te erlangen in die van Particulieren over te gaan zich daar toe moeten addresseeren aan deeze Regeering dewelke als dan de faculteit behoud deeze verzoeken te accordeeren dan niet, by den Raade best gedacht dat verzoek te declineeren, gelijk geschied bij deeze zo nochtans dat ingevalle eenige van de weinige thans aanweezende Zeevarenden die hun verbonden tijd hebben uitgedient, verzoek mogten doen om in dienst van den Suppl:t over te gaan deeze Regeeringe op alzulke verzoeken zodanig zal desponeeren als de omstandigheeden zullen komen toe te laaten
Voorts is op ‘t deswegens gedaan verzoek, den Sous Luitenant van de Pacquetboot de Star Roelofse de Koe, welke in de termes valt van te moogen repatrieeren, uit den dienst der E: Compagnie ontslaagen en aan hem gepermitteerd overtegaan in die van den Burgerweesmeester Hendrik Johannes Fhersen, als Mederheeder van ‘t onlangs verkogt fransch Prijs Scheepje la Levrette .
Na dit een en ander is getreeden ter resumptie der nominatie door Landdrost en Heemraden van Graaffe Reinet , geformeerd tot nieuwe Leeden in hun Colegie waar uit bij den Raade zijn geeligeerd en tot Heemraden aangesteld Marthinus Wessel Pretorius en Nicolaas van der Waldt, dewelke dus, na alvorens de Eed tot deeze hunne bediening staande te hebben afgelegd, de gewoone tijd van Twee Jaaren in gemelde Colegie zullen moeten dienen.
Evengemelde Landdrost en Heemraden aan deeze Regeeringe gericht hebbende de volgende Missive.
Kaap de Goede Hoop.
Aan den Wel Edelen Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad Ordinair van Nederlands India mitsgaders Commissaris van Kaap de Goede Hoop en de Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Ed: Achtb: Raad van Politie aldaar.
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren!’
‘Alzo de van deeze zijde naar de Kaap passeerende Leeden veeltijds door ‘t water ‘t welk men niet als met leevens gevaar kan passeeren genecessiteerd zijn geworden aan de breede Rivier bij de Romalts drift te moeten uitspannen en de ondervinding geleerd heeft dat er desweegens veele onaangenaame twisten zijn voort gevallen tusschen den Burger Charles Marais Chs:z en voorsZ voijageurs. Zo hebben wij op heeden in onse Vergadering nodig geoordeeld uit hoofde der noodsaakelijkheid en om der gevolge wille Uwel Ed: Groot Achtb: en E: Achtb:s allereerbiedigst te verzoeken /: dewijl opgemelde uitspanplek meestendeels door de passeerende Lieden onvermydelijk moet werden gebruikt en zoo als geschieden kan zonder de minste prejuditie van iemand:/ voorsZ Marais te injungeeren voortaan in voorsZ geval te moeten gedoogen dat alle de van hier na Cabo vis à versà reisende Leeden aan voorsz Breederivier komen uittespannen ofte dat Uwel Ed: Gr: Achtb: en E: Achtb:s daarinne ten faveure der Reizigers zodanige andere schikkingen gelieve te maaken als Hoogstdezelve best zullen oordeelen te behooren.’
‘Middellerwijl hebben wij de Eer Uwel Groot Achtb: en E: Achtb: in Godes dierbare Protectie te beveelen en met alle onderdanigst Respect te zijn’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en E: Achtb: Heeren.’
‘Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Ed: Achtb: zeer nedrige en gehoorzame Dienaren’
’/ geteekent /’
‘Actum ter Heemraads Vergadering te Graaffe Reinet den 6 octob: 1794’
zo is, bij overweeging dat de plaats van den Burger Charles Marais CharlesZ in welkers nabijheid de uitspanplaats in questie en waaromtrend onaangenaamheden zouden zijn voorgevallen, is leggende onder ‘t District van Stellenbosch , bij den Raade goedgevonden en dienvolgens beslooten, van Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein te vorderen, zo als gevorderd word bij deeze, hunne consideratien en bericht, onder welke verpligtingen den opgemelde Marais met redelykheid zou kunnen en behooren te worden gesteld om aan den Opgezeetenen van Graaffe Reinet aan de breede Rivier eene genoegzaame uitspanplaats voor hun Jukvee te verzeekeren, zullende dus de dispositie hier over blijven uitgesteld tot dat het bericht van Landdrost en Heemraden desweegens zal weezen ingekomen.
Landdrost en Heemraden van Graaffe Reinet zich nog aan deeze Regeeringe geaddresseerd hebbende met de ondervolgende Missive
‘Kaap de Goede Hoop,’
Aan den Wel Edele Groot achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad Ordinair van Neerlands India mitsg:s Commissaris over kaap de Goede Hoop en de Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Ed: Achtb: Politicque Raad aldaar
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en Wel Edele Achtb: Heeren!’
‘Den Heere Landdrost op heeden in onse Vergadering produceerende eenen Specificque Reekening van de Substitut Casper Bodenstein ten lasten deezer Colonie groot Rd:s 364:1: onder betuiging dat zyn Wel Ed: bij den ontfangst derzelve hem Bodenstein onder ‘t oog had gebragt dat het grootste gedeelte derzelve ten tijde van den geweesene Landdrost Maurits Herman Otto Woeke en den als Landdrost gefungeerd hebbende Manh:te van Baalen te goed was gemaakt en dus de voldoening daar van, van haar E: had behooren te hebben gevorderd en dat zijn wel Ed: gem: Bodenstein te gelyk geproponeerd had, vermits de Colonie zig met schulden overlaaden en buiten staat bevond voorsZ erhorbitante Reekening aan hem te kunnen voldoen of hij zig niet met Rd:s 150:- ofte de helft der gerepte Reekening zoude willen vergenoegen, en als dan de gedagte reekening als volkomen voldaan aanmerken, welke propositie door voorsZ Bodenstein zonder eenig verder beding was geaccepteerd geworden, versoekende den Heere Landdrost dat voorsZ bedragen aan meermelde Bodenstein mogt worden voldaan, zoo waare wij geensints daartoe ongeneegen; dan den Secretaris als met voorkennisse van den Heere Landdrost gequalificeerd tot de vereffening der in deeze Colonie nog uitstaande zaaken van voorsZ Bodenstein betuigde eene schriftelijke ordre van denzelve te hebben omme op de volle betaaling ten bepaalde termijnen te moeten insteeren ofte anderzints op gemelde Reekening aan de Generaal Gemagtigde van dikwerf geciteerde Bodenstein den Chirurgijn der Caabsche Burgerij Carel Philip Zastron over te zenden ten fine ons Colegie tot de betaaling te doen dagvaarden, en dewijl gerepte Bodenstein bereids eene conventie met den Heere Landdrost had gemaakt, kwam het ons zeer vreemd te vooren dat hij den vereffenaar zijner zaaken eene gantsch contradictoire ordre had opgedragen.’
‘Weshalven wij nodig hebbe geoordeeld alvoorens tot de betaaling van ‘t een of ander overtegaan opgem: Reekening aan Uwel Edele Groot Achtb: en Wel E: Achtb:s te suppediteeren met aller nedrigste imploratie dezelve gratieuselijk te willen examineeren en tauxeeren en middelerwijl de poursuites van voorsZ Bodenstein af te wagten’
‘Dit zijn de reedenen dat wij eerbiedig de vryheid neemen Uwel Edele Groot achtb: en Wel Edele Achtb: bij deeze allerootmoedigst te verzoeken hier over zodanig te willen disponeeren als hoogstdezelve best nodig zullen goedvinden’
‘Ondertusschen hebben wij d’ Eer Uwel Edele Groot Achtb:s en Wel Ed: Achtb:s hoogwaardige Persoonen in Jehova’s Dierbaare Protectie te beveelen, en ons met de sinceerste gevoelens van aller nedrigst respect en hoogachting te noemen.’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en Wel Edele Achtb: Heeren.’
‘Uwel Ed: Gr: Achtb: en Wel Ed: Achtb: zeer ootmoedige en gehoorzame Dienaren’
’/:get:/’
‘Actum ter Heemraads Vergadering te Graaffe Reinet , den 6 octob:r 1794’
zo is aan de eene zijde bij den Raade in aanmerking genomen, dat de conventie door den geweezen substituut Casper Bodenstein met den Landdrost Maynier aangegaan, om zich voor de door hem bij zijne reekening gevorderde Somma van Rd:s 364:1: te laaten vergenoegen met de betaling van Rd:s 150:- moet aangemerkt worden, niet als eene overeenkomst door Particulieren aangegaan, en waarvan, voor dat dies volkomen beslag hadt erlangd, partijen zouden kunnen resilieeren en processe moveeren, maar als eene wettige afdoening van zaaken, getroffen tusschen een Dienaar der E: Compagnie en een representant van deeze Regeering aan dewelke het altoos onbetwistbaar vrij zoude staan de reekening van gedachte Bodenstein zodanig te modificeeren en te verminderen, mitsgaders zijne begaane verzuimen om pretensien die hij reeds Jaaren te vooren hadt moeten doen, thans inbrengen, zodanig te behandelen, als zij naar maate van de omstandigheeden, in billijkheid zou vinden te behooren, zonder dat daaromtrend eenige verdere reclames zouden kunnen plaats vinden of vermoogen te worden gedaan, doch aan de andere kant, dat hoe zeer den Landdrost Maijnier ook in deeze geloofwaardig moet worden geacht, hij echter bij ‘t maaken der conventie hadt behooren te zorgen dat door gemelde Bodenstein, ‘t zij aan den voet van zijne Reekening, dan wel op eene andere wijze, deeze overeenkomst was erkend geworden, waar door dies alles wat eenige afwijking van dezelve, en zo meede de voor het Colegie van Heemraden zo hoonende bedreiging van dagvaarding, zou hebben kunnen te weegebrengen, zou zijn afgesneeden geworden, en derhalven bij den Raade best gedacht en dienvolgens beslooten, omme de overeenkomst door den Landdrost Maynier met den geweezen substituut Bodenstein omtrend de Reekening in questie aangegaan, volkoomen te approbeeren zo als dezelve geapprobeerd word bij deeze, zo nochtans dat den Landdrost Maynier in Vergadering van Heemraden te Graaffe Reijnet op de Eed door hem bij ‘t aanvaarden zijner bediening gedaan, zal moeten verklaaren, dezelve overeenkomst zodanig met den geweezen substituut Bodenstein ten genoege van deeze getroffen te hebben, als wanneer door Landdrost en Heemraden in voldoening van de hiervooren aangehaalde Reekening van Rd:s 364:1: aan hem Bodenstein zijne Gemachtigde of anderen hem representeerende niet meerder zal mogen worden betaald dan de bedonge en bepaalde Rd:s 150:- van welk een en ander aan Landdrost en Heemraden van Graaffe Reinet kennisse zal worden gegeeven, onder aanmerking dat de Reekening van meergemelde Bodenstein bij hunne gezegde Missive vermeld niet nevens dezelve is ontfangen, en zal Extract van dit besluit, voor zo verre nodig, inhandigt worden aan den geweezen substituut Bodenstein dan wel deszelfs Gemachtigden, met last en bevel zich na de voorzeide overeenkomst te gedraagen, en geene de allerminste tentames te doen om het Colegie van Landdrost en Heemraden te Graaffe Reinet deswegens voor dagvaarding of op eene andere wijze te vermoeilyken
Meermelde Landdrost en Heemraden van Graaffe Reinet nog bij eene andere Missive sub dato 3 November anno passato en een daarbij gevoegd Extract uit hunne Resolutien van diezelvde datum, zich aan deeze Regeering beklaagd hebbende, over de verregaande injurieuse uitdrukkingen door den oud Capitein der Burgerij aan Graaffe Reinet Adriaan van Jaarsveld jegens hen gebezigd met verzoek daarover voldoening te moogen erlangen, zo wierd bij deeze geleegendheid door den Edelen Heer Commissaris den Raade gecommuniceerd, dat zijn Ed: van den Landdrost Maynier hadt ontfangen eene Missive sub dato 6 December laatstleeden, waar bij aan zijn Ed: kennisse geeft, dat hoe zeer ook de Hoofden van de Caffersnatie de getroffen vreede met de onzen trachten te onderhouden en hoe zeer hij Landdrost zich ook beijverd om die vreede bestendig te doen blijven, nochtans eenige kwalijk gezinde opgezeetenen, en wel voornamentlijk gezeide van Jaarsveld alle mogelijke pogingen in ‘t werk stellen, om door ‘t verdichten van gevaaren of vreeze voor de Caffers wederom commandos op dezelve te doen, waardoor de naauwlijks gestaakte oorlog met meerder woede dan bevoorens zoude uitbarsten, en dat den gemelde oud Capitein Adriaan van Jaarsveld meer dan voldoende aan den dag hadt gelegd, van alle deeze zo verderfelijke als gevaarlijke ontwerpen de eerste aanlegger te zijn, nadien hij nietteegenstaande de ernstige en nadrukkelijke vermaaningen, bedreigingen en beveelen, hem door den Landdrost Maynier ter contrarie gedaan en gegeeven, had ondernoomen om neevens nog eenige Persoonen, zich op tocht te begeeven door ‘t Land van de Amacquashottentotten tot aan de groote Rivier of de scheiding der Caffers, van welke tocht hij echter gelukkig genoodsaakt was geworden na dat eenige dagen op reis geweest was te rug te keeren uit hoofde van de sware droogte en gebrek aan Manschappen, en is, bij overweeging dat door dit een en ander volkoomen worden bevestigd het vermoeden waaronder de handelingen door hem van Jaarsveld reeds Jaaren na den anderen gehouden hem hebben gelegd, dat hij zich by alle geleegendheeden, in de zo ontruste Colonie van Graaffe Reinet aan het Hoofd der misnoegde steld, ja dat zelfs de zo nadrukkelijke vermaaningen welke den Edelen Heer Commissaris hem bij Weldeszelfs Missive van den 13 September anno passato geinsereerd bij de Resolutien van den 15 October daaraanvolgende, wel heeft willen doen, geene de allerminste invloed of vreeze op hem hebben gehad of te weegen gebracht; na aandachtige deliberatie over dit alles, bij den Raade beslooten omme Copia van voorwaards gemelde Missive van Landdrost en Heemraden te Graaffe Reinet beneevens van het daarby gevoegd Extract uit hunne Resolutie en also uit de voormelde aan den Heer Commissaris afsonderlijk gerigte Missive met dies Bijlagen ter hand te doen stellen aan den adinterim Fiscaal deezes Gouvernements Willem Stephanus van Ryneveld, met last en bevel omme soo wel ter zaake van de verregaande verbale injurien door den geciteerde Adriaan van Jaarsveld teegens de Leeden van meergenoemde Colegie van Landdrost en Heemraden te Graaffe Reinet gepleegd, als wel voornamentlijk ter zaake van de betoonde disobedientie aan en Vilipendie van de herhaalde ordres deser Regeering om tegens de Caffers geene Commandos aan te voeren, of zig verre Landwaarts in te begeeven sonder voorgaande permissie van den Landdrost, op en jegens hem te entameeren en te vervolgens zodanige Procedures als hij navolgens de pligten van zijn ampt zal vinden te behooren.
Hier op zijn geresumeerd geworden de Reekeningen der arme penningen zo van Stellenbosch , als Drakenstein , Zwartland , en Waveren , mitsgaders van de Lutersche kerk alhier alle luidende.
‘
Cassa Reekening der Armen Gelde, zo als bevonden is op Ultimo December 1794. | |||
Debet | Credit | ||
aan de Eerwaardens de kerkenrade van Cabo | ƒ3000:- | By 't sluijten der voorige Jaars Reekening is er per restant in Cassa gebleeven | ƒ4107:10 |
onder den Godsdienst in 't Jaar 1794 gecollecteerd | d:o 1235:11 | ||
nog weegens Intressen, Giften en kerke geregtigheeden | d:o 1389:02 | ||
Somma | ƒ6732:07 | ||
Hier van uitgegeeven aan alimentatie en diverse benodigdheeden. | d:o 4713:09 | ||
zo dat er aan Contanten dit Jaar in Cassa blijft | ƒ2018:14 | ||
Scheepenen kennisse en de obligàtien bedragen | d:o 6200:- | ||
de agterstallige Intressen | d:o 687:- | ||
de kerke ornamenten | d:o 1800:- | ||
Somma | ƒ10705:14 | ||
Het bovenstaande hier van afgetrokken | d:o 10705:14 | afgetrokken de neevenstaande Debet zijnde Somma van | d:o 3000:- |
zo resteerd 't Capitaal der Armen | ƒ7705:14 | zo resteerd 't Capitaal der armen | ƒ7705:14 |
Cassa Reekening der Armen Gelde, zo als bevonden is op Ultimo December 1794. | |||
Debet | Credit | ||
aan de Eerwaardens de kerkenrade van Cabo | ƒ3000:- | By 't sluijten der voorige Jaars Reekening is er per restant in Cassa gebleeven | ƒ4107:10 |
onder den Godsdienst in 't Jaar 1794 gecollecteerd | d:o 1235:11 | ||
nog weegens Intressen, Giften en kerke geregtigheeden | d:o 1389:02 | ||
Somma | ƒ6732:07 | ||
Hier van uitgegeeven aan alimentatie en diverse benodigdheeden. | d:o 4713:09 | ||
zo dat er aan Contanten dit Jaar in Cassa blijft | ƒ2018:14 | ||
Scheepenen kennisse en de obligàtien bedragen | d:o 6200:- | ||
de agterstallige Intressen | d:o 687:- | ||
de kerke ornamenten | d:o 1800:- | ||
Somma | ƒ10705:14 | ||
Het bovenstaande hier van afgetrokken | d:o 10705:14 | afgetrokken de neevenstaande Debet zijnde Somma van | d:o 3000:- |
zo resteerd 't Capitaal der Armen | ƒ7705:14 | zo resteerd 't Capitaal der armen | ƒ7705:14 |
‘Aldus gedaan en nagezien in kerke Vergadering aan Stellenbosch den 28 December 1794 / was geteekend / M: Borcherds V: D: M:, W: A: Kriege, P: Roux, J: D: Villiers, J: P: Z:, J: Victor, W: de vos Dirksz, C: Albertijn.’
‘
Cassa Reekening, der Armen Gelde zo als bij 't sluiten der Reekening op den onderstaanden datum bevonden is | |||
Debet. | Credit | ||
aan de E: Jan de Villiers de oude volgens obligatie de dato den 8 Novemb: 1787 teegens 5 p:rC:to | ƒ8000:- | bij 't sluiten der vorige Jaars Reekingen als bestand in Cassa | ƒ2725:04 |
aan Jan Hendrik Herbst volg:s obligatie den dato den 1 April 1787 teegen 6 P:rC:to | d:o 3000:- | onder den Godsdienst in dit jaar gecollecteerd | d:o 934:04 |
in de huijs armbus versameld | 67:02 | ||
ontv: Capt: Intrest Test: Donat: en kerk geld & | d:o 1426:12 | ||
Somma | ƒ5153:06 | ||
Hier van uitgegeeven voor koster Sal: rep: en div: benodigtheeden | d:o 2214:07 | ||
Blyvt aan contanten dit Jaar in Cassa | d:o 2938:15 | ||
de obligatien en Scheepenen kennisse bedragen | d:o 8900:- | ||
de achterstallige intressen, kerkhofsgelden etc | d:o 88:10 | ||
Somma | ƒ11000:- | de kerk ornamenten | d:o 1023:06 |
afgetrokken van 't nevenst: Credit | ƒ12950:15 | Somma | 12950:15 |
afgetrokken van 't nevenst debet | d:o 11000:- | ||
zo resteerd het Cap:l der Armen | ƒ1950:15 | zo resteerd 't Capit:l der Armen | ƒ1950:15 |
Cassa Reekening, der Armen Gelde zo als bij 't sluiten der Reekening op den onderstaanden datum bevonden is | |||
Debet. | Credit | ||
aan de E: Jan de Villiers de oude volgens obligatie de dato den 8 Novemb: 1787 teegens 5 p:rC:to | ƒ8000:- | bij 't sluiten der vorige Jaars Reekingen als bestand in Cassa | ƒ2725:04 |
aan Jan Hendrik Herbst volg:s obligatie den dato den 1 April 1787 teegen 6 P:rC:to | d:o 3000:- | onder den Godsdienst in dit jaar gecollecteerd | d:o 934:04 |
in de huijs armbus versameld | 67:02 | ||
ontv: Capt: Intrest Test: Donat: en kerk geld & | d:o 1426:12 | ||
Somma | ƒ5153:06 | ||
Hier van uitgegeeven voor koster Sal: rep: en div: benodigtheeden | d:o 2214:07 | ||
Blyvt aan contanten dit Jaar in Cassa | d:o 2938:15 | ||
de obligatien en Scheepenen kennisse bedragen | d:o 8900:- | ||
de achterstallige intressen, kerkhofsgelden etc | d:o 88:10 | ||
Somma | ƒ11000:- | de kerk ornamenten | d:o 1023:06 |
afgetrokken van 't nevenst: Credit | ƒ12950:15 | Somma | 12950:15 |
afgetrokken van 't nevenst debet | d:o 11000:- | ||
zo resteerd het Cap:l der Armen | ƒ1950:15 | zo resteerd 't Capit:l der Armen | ƒ1950:15 |
‘Aldus gedaan in de kerkvergadering te Drakenstein den 31 December 1794. / was geteekent / R. N. Aling G. Joubert, A d. Villiers J. Z, S. W. V. D: Merwe, G. v. d. Byl, J. J. Haupt, F. Retiëf. J. P. Theron, P. Retief, H. de Villiers.’
‘Reekening, Bewijs en Reliqua, Weegens Collecten kerke Gerechtigheeden Bankhuur en Liberale Giften weegens den Jaare 1794 dat in de Zwartlandsche kerk door den Diacon Albertus Loubser is ontfangen en gecollecteerd’
‘
aan Collectens in de Armbus | ƒ669:05 |
aan kerke gerechtigheeden | d:o 342:- |
aan Bankhuur | d:o 182:07 |
aan liberale Giften | d:o 200:- |
wegens verhuurde Erven | d:o 252:- |
maakt de Somma te zaamen | ƒ1645:12 |
nog in Cassa bevonden weegens 't Jaar 1793. | d:o 1495:- |
maakt in 't geheel de Somma in Cassa | d:o 3140:12 |
daar van gaat af aan uitgaaf weegens diverse benodigtheeden | d:o 1581:13 |
blijft nog in Cassa | ƒ1558:15 |
daar en teegen is deese kerk schuldig aan de kerk van Cabo de Goede Hoop wegens diverse Scheepenen kennissen | d:o 26000:- |
zo dat deese kerk per restant nog schuldig blijft | ƒ24441:- |
of aan Holl:s Cour:t | ƒ19552:17 |
aan Collectens in de Armbus | ƒ669:05 |
aan kerke gerechtigheeden | d:o 342:- |
aan Bankhuur | d:o 182:07 |
aan liberale Giften | d:o 200:- |
wegens verhuurde Erven | d:o 252:- |
maakt de Somma te zaamen | ƒ1645:12 |
nog in Cassa bevonden weegens 't Jaar 1793. | d:o 1495:- |
maakt in 't geheel de Somma in Cassa | d:o 3140:12 |
daar van gaat af aan uitgaaf weegens diverse benodigtheeden | d:o 1581:13 |
blijft nog in Cassa | ƒ1558:15 |
daar en teegen is deese kerk schuldig aan de kerk van Cabo de Goede Hoop wegens diverse Scheepenen kennissen | d:o 26000:- |
zo dat deese kerk per restant nog schuldig blijft | ƒ24441:- |
of aan Holl:s Cour:t | ƒ19552:17 |
‘Dit aldus gedaan, berekent en geslooten in onse kerkvergadering der Zwartlandsche Gemeente op den 4 Januarij 1795. / was geteekent / P: J: van der Spuij v: D: M: Samuel A: Walters, Pouwel Jordaan, Albertus Loubser, Johannes Louw, Willem Basson.’
‘
Reekening nopens den Staat der Armen Cassa in 't Land van Waveren onder Ultimo December 1794. | |||
31 December1793 | was 't restant der in Cassa gebleevene | ||
Contanten In dit Jaar bijgekomen. | ƒ6529:06 | ||
aan Intrest | d:o 423:- | ||
onder 't doen van den Godsdienst gecollecteerd | d:o 1654:01 | ||
in den armbus aan de Pastorie ingekomen | d:o 394:08 | ||
over betaalde kerken gerechtigheeden | d:o 180:- | ||
weegens huurbanken ingekomen | d:o 67:08 | ||
voor Testamentaire vermaakingen | d:o 25:- | ||
voor 't gebruiken van Baar en doodkleed | d:o 24:- | ||
voor 't maalen op de Pastorijs moolen | d:o 26:12 | ||
van Swellendam ingekomen | d:o 187:08 | ||
Hier van gaat af | ƒ9511:11 | ||
over diverse benodigtheeden van kerk en Predicants Wooningen, mitsgaders andere kerkelijke Gebouwen te voorzien | d:o 456:04 | ||
Blijvende onder dato deeses per restant | d:o 9055:07 | ||
daar teegen is deeze kerk debet aan de Diaconij van Cabo de Goede Hoop, volgens diverse scheepenen kennisse. | ƒ29300:- | ||
waar van detraheere de bovengemelde nu per Restant blyvende Contanten | d:o 9055:07 | ||
de kerk nu ten agteren blijvt | ƒ20244:09 |
Reekening nopens den Staat der Armen Cassa in 't Land van Waveren onder Ultimo December 1794. | |||
31 December1793 | was 't restant der in Cassa gebleevene | ||
Contanten In dit Jaar bijgekomen. | ƒ6529:06 | ||
aan Intrest | d:o 423:- | ||
onder 't doen van den Godsdienst gecollecteerd | d:o 1654:01 | ||
in den armbus aan de Pastorie ingekomen | d:o 394:08 | ||
over betaalde kerken gerechtigheeden | d:o 180:- | ||
weegens huurbanken ingekomen | d:o 67:08 | ||
voor Testamentaire vermaakingen | d:o 25:- | ||
voor 't gebruiken van Baar en doodkleed | d:o 24:- | ||
voor 't maalen op de Pastorijs moolen | d:o 26:12 | ||
van Swellendam ingekomen | d:o 187:08 | ||
Hier van gaat af | ƒ9511:11 | ||
over diverse benodigtheeden van kerk en Predicants Wooningen, mitsgaders andere kerkelijke Gebouwen te voorzien | d:o 456:04 | ||
Blijvende onder dato deeses per restant | d:o 9055:07 | ||
daar teegen is deeze kerk debet aan de Diaconij van Cabo de Goede Hoop, volgens diverse scheepenen kennisse. | ƒ29300:- | ||
waar van detraheere de bovengemelde nu per Restant blyvende Contanten | d:o 9055:07 | ||
de kerk nu ten agteren blijvt | ƒ20244:09 |
‘Aldus gedaan en nagezien in ‘t Land van Waveren den 5 Jann:ij 1795 / was geteekend :/ M: C: Vos v: D: M:, F: A: Theron, F: de Wet, Jan Theron Gab:l Theron, Jan Hendrik Lategaan.’
‘Generaal Reekening van ‘t Capitaal der Lutersche Gemeente alhier, zedert primo Januarij 1794. tot Ultimo December deszelvigen Jaars te weeten.’
‘
In 't Jaar 1794 zijn in Cassa gekomen. | ||
Stv:s | Stv:s | |
Over Intressen van belegde Capitaalen en Verbandschriften | ƒ4838:13 | |
d:o Legaten en liberale Givten | d:o 120:- | |
d:o kerkelijke Collecten in de armbus | d:o 2622:01 | |
d:o verkochte Boeken | d:o 150:- | |
d:o Huurpenningen van Stoelen en Banken | d:o 2055:- | |
d:o Huishuur | d:o 1440:- | |
d:o afgelegde Capitaalen | d:o 12800:- | ƒ24025:14 |
Waarvan afgaat | ||
Aan zo veel de Cassa Ult:o December 1893 debet was | ƒ1258:15 | |
d:o Ordinaire ongelden tot melioratie en reparatie der kerke met dies annexe gebouwen | d:o 656:12 | |
Tractement van D:s Kolver en Salaris der minder Bediendens | d:o 6601:- | |
d:o onderhoud en kledinge der Armen | d:o 2752:07 | |
d:o Sijbrand Waarland wegens 't afbranden van zijn Huis als een extra douceur | d:o 450:- | |
d:o geleende en wederom afbetaalde Gelden | d:o 1950:- | |
d:o Uitgezette Capitaalen. | d:o 12000:- | d:o 25673:02 |
dus meerder uitgegeeven als ontvangen die op nieuwe Reekening gedebiteerd werden. | ƒ1647:04 | |
de uitstaande Capitalen bedragen, te weeten | ||
aan Scheepenen kennisse & & | ƒ78100:- | |
d:o achterstallige Interessen op dezelve. | d:o 4625 | ƒ87725 |
d:o Verbandschriften | ƒ10294:- | |
d:o Renten daarop verloopen | d:o 1088:- | d:o 11382 |
te zamen | ƒ94107:- | |
waar van afgaat, 't geen als voorengem: meerder is uitgegeeven als ontfangen | d:o 1647:04 | |
resteerd oversulks onder Ult:o December 1794 aan Capitaal | ƒ92459:12 | |
Hier bij gereekend de waarde der kerkelijke goederen, als het kerkgebouw en daar bij geannexeerde Twee Woonhuisen. | ƒ110773:03 | |
aan zilverwerk tot 't bedienen van 't Heilig avondmaal | d:o 1461:11 | d:o 112234:14 |
zodat de kerkelyke goederen aan Capitaal bedragen. | ƒ204694:10 | |
dewelke in Holl: geld bereekenen | ƒ163755:14 |
In 't Jaar 1794 zijn in Cassa gekomen. | ||
Stv:s | Stv:s | |
Over Intressen van belegde Capitaalen en Verbandschriften | ƒ4838:13 | |
d:o Legaten en liberale Givten | d:o 120:- | |
d:o kerkelijke Collecten in de armbus | d:o 2622:01 | |
d:o verkochte Boeken | d:o 150:- | |
d:o Huurpenningen van Stoelen en Banken | d:o 2055:- | |
d:o Huishuur | d:o 1440:- | |
d:o afgelegde Capitaalen | d:o 12800:- | ƒ24025:14 |
Waarvan afgaat | ||
Aan zo veel de Cassa Ult:o December 1893 debet was | ƒ1258:15 | |
d:o Ordinaire ongelden tot melioratie en reparatie der kerke met dies annexe gebouwen | d:o 656:12 | |
Tractement van D:s Kolver en Salaris der minder Bediendens | d:o 6601:- | |
d:o onderhoud en kledinge der Armen | d:o 2752:07 | |
d:o Sijbrand Waarland wegens 't afbranden van zijn Huis als een extra douceur | d:o 450:- | |
d:o geleende en wederom afbetaalde Gelden | d:o 1950:- | |
d:o Uitgezette Capitaalen. | d:o 12000:- | d:o 25673:02 |
dus meerder uitgegeeven als ontvangen die op nieuwe Reekening gedebiteerd werden. | ƒ1647:04 | |
de uitstaande Capitalen bedragen, te weeten | ||
aan Scheepenen kennisse & & | ƒ78100:- | |
d:o achterstallige Interessen op dezelve. | d:o 4625 | ƒ87725 |
d:o Verbandschriften | ƒ10294:- | |
d:o Renten daarop verloopen | d:o 1088:- | d:o 11382 |
te zamen | ƒ94107:- | |
waar van afgaat, 't geen als voorengem: meerder is uitgegeeven als ontfangen | d:o 1647:04 | |
resteerd oversulks onder Ult:o December 1794 aan Capitaal | ƒ92459:12 | |
Hier bij gereekend de waarde der kerkelijke goederen, als het kerkgebouw en daar bij geannexeerde Twee Woonhuisen. | ƒ110773:03 | |
aan zilverwerk tot 't bedienen van 't Heilig avondmaal | d:o 1461:11 | d:o 112234:14 |
zodat de kerkelyke goederen aan Capitaal bedragen. | ƒ204694:10 | |
dewelke in Holl: geld bereekenen | ƒ163755:14 |
‘Aldus geformeerd aan Cabo de Goede Hoop Ult: DeC: 1794’
’/ lager / continueerende en aankomende kerkenraden / was geteekend / A. L. Kolver, Pastor, C. Matthiessen j:r S. M. Elser, J. G. Mader, Jan Freislich, E. F. Schrader, S. Leibbrandt / in margine / afgaande kerkenraaden / en geteekend:/ J: A: Jentze And:s Lind J: C: Loos.’
en daarop beslooten alle dezelve Reekeningen beneevens de Lijsten der gedoopten en tot Lidmaaten aangenoomen Persoonen bij de Lutersche Gemeente by hunne voormelde Reekening overgelegd volgens de ordre en gewoonte in Copia authenticq aan de ilustre Vergadering van Zeeventienen te suppediteeren
Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein aan deezen Raade ingedient hebbende ‘t volgend Vertoog.
Aan den Wel Edele Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsg:s Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele Achtb: Heer Gezachhebber en de Wel Edele Heeren Raaden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: E: Achtbaare Heeren’
‘Vertoonen met diepschuldige Eerbied Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein .’
‘Dat vermits door de meenigvuldige Erven welke er van tijd tot tijd in ‘t district van de Paerl , op aanhoudende verzoek der opgezeetenen aldaar zijn uitgegeeven thans bijna geen plaats meer voor de aldaar passeerende wagens gevonden word, niet alleen, maar dat ook by aldien met het uitgeeven van meerder Erven in voorm: District wierd gecontinueerd, hier door veelvuldige disputen en oneenigheeden tusschen de onderlinge bezitters der voorsZ Erven en die der omstreeks geleegene plaatzen zouden gebooren worden’
‘Ter voorkominge van welk een en ander de Vertoonders het van hunnen onvermijdelijke plicht hebben geacht zig te wenden tot Uwel Ed:Groot Achtb: en E: Achtb: met eerbiedig verzoek dat Hoogstdezelve gelieven goed te vinden en te bepaalen dat voorthaan ter weder zijde van voorsZ Paerlsche District hoegenaamd geene Erven of Landerijen meer in Eigendom, Erfpagt of Leening worden uitgegeeven.’
‘’T welk doende &:a’
‘/geteekend/’
zo is uit aanmerking van de allezints plausible reedenen die Landdrost en Heemraden hebben aangezet deeze Regeering te verzoeken, om te bepaalen dat voortaan onder ‘t District van de Paerl geene plaatzen, Landerijen ofte Erven, ‘t zij in Leening, Erfpacht of Eigendom zullen worden uitgegeeven, goedgevonden en dienvolgens beslooten aan dat verzoek te defereeren, gelijk geschied bij deeze, met authorisatie op Landdrost en Heemraden voormeld, omme alle de verzoeken welke hen ter verkrijging van Land onder ‘t District van de Paerl leggende, door de In -en -Opgezeetenen zullen worden gedaan directe van den hand te wyzen en hen te prevenieeren dat daar op door deeze Regeering geene de allerminste reguards zal worden geslagen.
Nog geleezen zijnde het onderstaande Bericht door Landdrost en Heemraden aan Stellenbosch en Drakenstein aan deeze Regeering gericht, luidende,
Aan den Wel Edele Groot achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken raad ordinair van Neerlands India mitsg:s Commissaris over ‘t Gouvernement Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & &
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘In pligtschuldige voldoening van ‘t door Uwel Edele Groot Achtb: bij Missive van den Boekhouder van ‘s lands generaale Inkomsten de Wel Edele Heer olof Godlieb de Wet in dato 18 November J: L: van de ondergeteekenden gevorderd bericht het door den Burger Jacob de Villiers PZ bij Uwel Edele Groot achtb: verzogte stuk Lands of Erf groot 5 Morgen in dezelve geleegenheid alwaar hij bevoorens ter obtenu van zeekere plaats genaamd Smalblaadenbosch zig bij Uwel Edele Groot Achtb: meede heeft geaddresseert, zonder iemands nadeel en onder welke conditien aan dezelve kan worden uitgegeeven, zo als hij de Villiers in der Onderget:s Vergadering van den 6 octob:r heeft verzogt en waar van dies bezigtiging en onderzoek aan twee Leeden uit onzer midden is opgedragen.’
‘Hebben de ondergeteekendens de Eer Uwel Ed: Groot Achtb: hier op in alle Eerbied te berichten, dat op het bericht van onze gecommitteerde Leeden, wij vermeenen de verzogte vijf morgen Lands zonder iemands præjuditie aan voorm: Jacob de Villiers te kunnen werden uitgegeeven, onder deeze Conditien nochtans van ‘t zelve behoorlijk te moeten omslooten en wel zodanig dat door ‘t Vhee der Ingezeetenen in de fransehoek het welk zedert het aanleggen der plaatzen in de voorsZ fransehoek altoos in gem: Bergriviershoek ter wijde zijn gedreeven geworden, aan ‘t voorsZ Erf geen nadeel kan worden toegebragt, en dat hij Villiers en de namalige Bezitters van ‘t voorm: Erf wegens de schade welke door dat Vhee hun mogte werden aangedaan, geen verhaal zal hebben, en eindelijk niet meer als 2 Rijdpaarden en Een span ossen op ‘t voorsZ Erf te mogen houden terwijl gem: Erf ter præsentie van Gecomitteerde Heemraden zo spoedig hij de Villiers den gesw: Landmeeter zal kunnen verkrijgen behoord te worden opgemeeten.’
‘Waarmeede de onderg:s vertrouwe aan de intentie van Uwel Ed: Gr: Achtb: te hebben voldaan laaten deeze dienen voor nedrig bericht terwijl zy voorts de vrijheid neemen zig met Verschuldigd Respect te onderteekenen, als.’
’/ onderstond / Wel Edele Groot Achtb: Heer / lager Uwer WelEd: Gr: achtb: zeer onderd: en gehoorz: Dienaren / was get:/ H. L. Bletterman, P. G. Wium, S. W. v:d: Merwe, J. Eksteen, P. Roux A. C. v: D: Byl, J. de Villiers S. J. Cats, A. de Villiers / in margine / In Heemraads Vergadering aan Stellenbosch den 1 December 1794.’
en daar uit gebleeven zynde dat het Erf door den Burger Jacob de Villiers ter sessie van den 12 December Jongstleeden in eigendom verzocht aan hem kan worden uitgegeeven zo is verstaan omme wanneer dat Erf door de geswooren Landmeeter ten overstaan van gecommitteerde Heemraden zal weezen gemeeten, en daar van door hem Villiers de kaart overgelegd, ‘t zelve Erf aan den gemelde Jacob de Villiers PietersZ in eigendom worden afgestaan en gegeeven onder alle zodanige conditien en servituuten als Landdrost en Heemraden by hun voorzeid Bericht hebben opgegeeven, echter zonder eenige betaling van Recognitie aan de E: Compagnie en de zulks uit bijzondere consideratie voor de welbekende allezints armoedige en droevige omstandigheeden waar in den Suppl:t zich met zijn talrijk Huisgezin bevind
Den alhier remoreerende Martin Wolfferum geweezen Commissaris van civile en Huwelijkse Zaaken te Batavia aan deezen Raade ingedient hebbende het volgend Request
Aan den Wel Edele Groot achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien & & & beneevens den Wel Ed: Achtb: Heer Gezachhebber en de Wel Edele Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren!’
‘Geeft met alle verschuldigde Eerbied te kennen Uwel Wel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s zeer gehoorzame onderdanige Dienaar Martin Wolfferum geweezen Commissaris van civile en huwelijkse Zaaken te Batavia thans alhier remoreerende’
‘Dat den Suppl:t zich zints een geruimen tijd in het bezit bevind van een plaats geleegen over het Hottentots Holland gebergte aan de zogenaamde Swarteberg en dus annex het warme bad , alwaar zig Jaarlijks een meenigte Welgegoede Mindere en arme Menschen begeeven, om door ‘t gebruik van dies Wateren, van hunne krankheeden en kwaalen te worden geneezen.’
‘Dat den Suppl:t dus van nabij de gesteldheid van het Huis door de E: Comp:e aan gemeld Bad geextrueerd, hebbende leeren kennen, bevonden heeft het zelve slechts te bestaan uit twee kleine kamers en een kleine combuis, waarmeede de geheele meenigte die zig tot ‘t gebruik der wateren derwaards begeeft, als een opgepropte hoop moet logeeren, en zich zodanig behelpen, dat zommige welgegoede Menschen voor men ‘t gebruik van het bad allerheilzaamst zoude zijn, ontzien, afkeerig worden, en nalaaten het zelve te gebruiken, uit schaamte van met allerhande slag van ruuw volk, zomtijds met de vuilste ziekten besmet in een en dezelfde vertrekken geherbergt te worden’
‘Dat den Suppl:t zints zijn verblijf op de gemelde Plaats door een groot aantal der fatsoenlijkste inwoonderen deezer Colonie aangezogt geworden zijnde, om aan dit gebrekkelijke te remedieeren, een allernaauwkeurigst ondersoek heeft gedaan, of er omtrend het warme bad geene meerdere bronnen waaren dan die, welke tot ‘S Comp:s Badhuis gehooren, en bevonden, dat niet alleen in de nabijheid van ‘t zelve warme bad nog zijn leggende zes fonteinen , die hoegenaamd geene de minste correspondentie hebben met de fonteinen van ‘S Comp:s Badhuis maar ook dat Twee van die bronnen ontspringen op het Land tot des Suppl:s plaats en dus aan hem gehoorende’
‘Dat den Suppl:t om aan ‘t algemeene verlangen te voldoen en meer uit waare menschlievendheid dan belang daar toe aangezet, nader heeft onderzocht of de situatie van de gemelde Bronnen zou toelaaten aldaar een zodanig Badhuis te extrueeren, als waarin fatsoenlijke lieden alle de gemakken, hulpe en verzorging zoude kunnen genieten als noodzaaklyk vereischt worden, om van ‘t gebruik der wateren het gebuteerde nut te kunnen trekken, en bevonden, dat hoe zeer zulks ook mogelijk zij, daartoe echter enorme kosten, veele moeite, en niet minder arbeid zou moeten worden aangewend, welk een en ander den Suppl:t niet gaarne zou impendeeren of doen, zonder vooraf verzekerd te zyn dat hy, by het vervolg, de door hem op zijn land ontdekte fonteinen en het daarby te extrueeren gebouw, als zijn eigendom zal kunnen beschouwen, en dus voor geene baldadigheid of vernieling van dezelve bronnen te vreezen hebben, en daar bij te obtineeren de permissie om op zijn eige land voor fatsoenlijke lieden een geschikt bad te houden om uit dies inkomsten bestendig te kunnen vinden de onkosten welke de Suppliant Jaarlijks zo tot onderhoud van de gebouwen als van de Baden zelfs zal moeten aanwenden.’
‘Alle reedenen om welke den Suppl:t zig is keerende tot Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: met ootmoedig verzoek, dat ‘t Hoogstdezelve mogt behaagen de twee meer genoemde fonteinen aan den Suppl:t in vrijen eigendom te vergunnen en aftestaan, om daar van ‘t gebuteerd gebruik te maaken, moet macht om zo dezelve fonteinen als ‘t daar bij te extrueerene Huis, in der tijd naar welgevallen te moogen verkoopen of te veraliëneeren, ‘t zij met en beneevens de plaats die den Suppl:t thans bezit dan wel afzonderlijk, zo als hij te raade worden zal, alles onder zodanige Conditien als Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: zullen vinden te behooren’
‘T welk doende &:a’
’/ get:/ C: G: Hóhne qq’
zo is, bij overweeging dat so wanneer de beide Bronnen door den Suppl:t ontdekt, volgens het geene hij avanceerd op zijn toegemeeten eigendoms grond waarlijk geleegen zijn en daar op ontspringen, hy wanneer zulx bij sijne kaert blijkt geene nadere eigendom van dezelve dan wel permissie om daarbij een Huis te bouwen nodig heeft goedgedacht en dienvolgens beslooten, aan hem te vergunnen een Badhuis te moogen houden, op zodanige wijze als hij - zelfs te raade worden zal, eenlijk onder expresse conditie dat hij noch de namaligen Bezitters van de twee voorzeide bronnen, tot ‘t gebruik der wateren niemand zal ontfangen of admitteeren, dan de geene welke de ordinaire schriftelijke permissie van den Edelen Commissaris ofte Hoofdgebieder in der tijd zullen hebben erlangd om zich naar ‘t warme Bad te mogen begeeven, te einde hier door voor te komen dat de E: Compagnie die aan ‘t gemeld Bad een Huis ten algemeene nutte heeft gesticht en aldaar een opziener laat verblyven, in de inkomsten welke zy uit ‘t Zeegulgeld waar op gemelde ordonnantien geschreeven, trekt, en die tot goedmaking der onkosten van dit een en ander moet strekken niet worde verkort, terwijl geseide Wolfferum uit deeze permissie tot het houden van een publiecq Badhuis niet sal mogen afleiden of ten gevolge trekken, het regt van eigendom op meerder of uitgestrekter Land dan aan hem bereeds in Eigendom behoord en toegemeeten is.
Door Hilletje Smuts, Weduwe wylen den Burger Willem Fersveld en de Burgers Arend van Breda en Servaas de Kock, bij Requeste verzoek gedaan zynde om ieder respectivelijk in eigendom te erlangen, een gedeelte van een stuk woest en klipachtig Land, leggende in de nabijheid van de door hen bewoond wordende Tuinen in deeze Tafelvallei , en zo meede door den Burger Johan Reeder om de eigendom van een Erf geleegen onder ‘t Kaaps district zo is verstaan alle dezelve Requesten te stellen in handen van Commissarissen uit den Raade van Justitie, met last en bevel naauwkeurig te examineeren of aan der Supplianten verzoeken zonder eenige prejuditie aan de E: Compagnie of iemand der Ingezeetenen toetebrengen, zou kunnen worden voldaan, en zo ja als dan de in eigendom verzochte stukken gronds ten overstaan van hunne Gecommitteerdens door den gesw: Landmeeter te laaten meeten en carteeren, omme vervolgens te tauxeeren hoe veel door een ieder der Supplianten voor de verkryging van het geen door hem respectivelijk is verzocht, tot eene erkentenissen aan de E: Compagnies zou behooren te worden voldaan
Na dit alles geliefde den Edelen Heer Commissaris te communiceeren dat zijn Ed: de in den Jaare 1791 onder afgeschreeven gagie gestelde Boekhouder der Artillerie en Ammunitie van Oorlog Jacobus Arnoldus Kirsten, op deszelfs gedaan versoek wederom in zijne voorige qualiteit van Boekhouder met de daartoe staande Gagie van ƒ30:- en het gewoone kostgeld, onder een nieuw verband van drie Jaaren, in den dienst der E: Compagnie hadt toegelaten, en ten Comptoire van zijn Ed: geplaatst, mitsgaders dat zijn Ed: den koster Petrus Keeve hadt aangesteld tot Aanspreeker bij de Begraaffenissen, en zo meede dat de nieuwe aangestelde Vice President en twee Leden bij ‘t Colegie van Commissarisen van civile en huwelijkse Zaaken aan handen van zijn Ed: de gewoone Eed tot dit Ampt staande hadden afgelegd.
Uit een Rapport van Gecommitteerdens tot ‘t teekenen der kleine cartonne Muntstukken gebleeken zynde dat door hen wederom in gereedheid waaren gebracht
zo is verstaan dezelve Munstukken met een bedragen van Duc:s 100 - ofte Rd:s 150:- zo bij de Negotie boeken als bij die van de groote Geld cassa te laaten inneemen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd. In ‘t Casteel de Goede Hoop. Ten daage en Jaare voorsZ:
[Signed:] A: J: Sluijsken
[Signed:] J: I: Rhenius
[Signed:] J: J: Le Sueur
[Signed:] O: G: De Wet
C. 228, pp. 53-101.¶
Vrijdag den {17950116} 16 Januarij 1795.
‘S voormiddags Present den Edelen Heer Commissaris, beneevens den Heere Gezachhebber en de Heeren Leden de wet en Brandt.
Aanvanklijk geresumeerd en geapprobeerd geworden zynde de Resolutien ter sessie van den 9 deezer genoomen, wierd vervolgens door den Edelen Heer Commissaris gecommuniceerd, de aankomst op den 13 deezer van het Schip de Resolutie , waarmeede geenen andere Papieren dan eenige Duplicaaten zijn ontfangen
de Heere Gezachhebber in zijne Ed: qualiteit als Hoofdadministrateur ingedient hebbende de volgende Memorie.
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsg:s Commissaris over ‘t Gouvernement Kaap de Goede Hoop en de Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edelen Raad van Politie aldaar
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en WeL Edele Heeren!’
‘De ondergeteekende neemt de vrijheid omme ter kennise van Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Ed:s te brengen dat dit Gouvernement by diverse aanreekeningen van Batavia met ‘t ondervolgende is belast geworden, Namentlijk.’
‘Bij factuur gedateerd Batavia in ‘t Casteel Ult:o aug:s 1793, wegens’
‘voor deezen Uithoek afgescheept. Van ‘t gelaadene in eerstgemelde Bodem is alhier geen factuur ingekoomen noch door de opperhoofden geene mentie van de ontfangst van dat Graan gemaakt’
‘En wat aanbelangt, de 12 Coijangs per laatstgenoemde Schip afgelaaden, zijn dezelve meede alhier niet ontfangen vermits dien bodem tot heden nog niet is komen opdagen.’
‘Sub dato 31 October A:o P:o wierd dit Gouvernement het bedraagen van 15 halve aamen Zuurkool met een Somma van ƒ264:- te rug gereekent, in veronderstelling dat zulks gelijk in de Factuur vermeld staat:/ ten tweedemaal de Hoofdplaats was aangereekend geworden. dit misverstand is ontstaan door dien dat onder de 20 halve aamen Zuurkool per het schip Houtlust ongetaxeerd verzonden, 15 Stuks uit ‘S Comp:s Cassa betaald waaren gelijk bij confrontatie der Cassa Reekeningen onder Ult:o Augs 1793 is gebleeken, en vermits men zulks van te vooren niet had ontwaard is voorm: Montant als toen Batavia per Factuur aangereekend.’
‘Per factuur gedateerd 7 September 1792 is dit Gouvernement insgelijks ten laste gebracht, t maakloon van ‘t ondervolgende, als’
‘zynde dit bedragen, alhier bij de Negotie boeken ten Laste van voorschr: Goederen ingenoomen dewelke nochtans tot deeze uure niet zyn aangekomen’
‘Omtrend welke een en ander de ondergeteekende is verzoekende zodanige dispositie als Uwel Ed: Gr: Achtb: en Wel Ed: zullen geraaden oordeelen’
‘Intusschen heeft den ondergeteekende de Eer zich met de meeste Eerbied te noemen.’
‘Wel Edelen Groot Achtb: Heer en Wel Edele Heeren.’
‘Uw wel Ed: Gr: Achtb: en Wel Ed: D W L & zeer onderdanige Dienaar’
’/ get / J: I: Rhenius.’
zo is na deliberatie over de daarby voorkomende poincten, bij den Raade beslooten omme de ƒ1260:- welke dit Gouvernement zyn aangereekend voor 50 Lasten Ryst welke in ‘t Schip de Vrouwe Agatha te Batavia voor deezen Uithoek afgelaaden souden zijn geweest wederom Indias Hoofdplaatse te doen aanreekenen, als zijnde van dezelve Ryst per gedachte Bodem selve alhier geen Factuur ontfangen, nog door de overheeden aangegeeven eenige Rijst voor dit Gouvernement ontfangen te hebben, zullende insgelijks de herwaards aangereekende ƒ264:- voor 15 halfaams Zuurkool, welk men te Batavia heeft vermeend twee maale bereekend te zijn geworden, doch welke door ‘t bij voorsZ Memorie aangehaald abuis eerst verkeerdelijk als ongetaxeeerd en nader bij ontdekking dat uit de Cassa der E: Compagnie waren betaald voor dies kostende indias Hoofdplaatse zijn aangereekend, derwaards te rug gereekend worden, en zo meede de bij Factuur van den 7 September 1792 dit Gouvernement aangereekende Somma van ƒ4010:8:- voor maakloon van Baaijtjes, Broeken en Hembden als zynde deeze kleederen alhier niet alleen niet aangebracht maar ook geen Factuur van dies verdere kostende ontfangen. dan ten aanzien van de bij meermelde Memorie aangehaalde 12 Cojangs Ryst, in het Schip de Gouverneur Falck te Batavia voor dit Gouvernement afgeladen en met ƒ518:10:8 herwaards aangereekend, zonder dat ‘t genoemd Schip aan deezen Uithoek is gearriveerd of dezelve Rijst alhier ontfangen is goedgevonden en dienvolgens beslooten omme deeze Somma als een wezendlijk verlies voor de Generale Maatschappij op ‘t Comptoir generaal te laaten afschrijven.
Door gemelde Heere Hoofdadministrateur nog ingedient zijnde de volgende Memorie over zodanige zuiker en Coffyboonen, als door de Overheeden van ‘t permanent Fregatschip de Meermin op het geen door hen in Baaijfals is ontfangen na aftrek van de bij besluit deezer Tafel van de 23 September J: L: bepaalde en aan hen gevalideerde afschrijving zo te min als te veel is uitgeleeverd geworden.
‘Memorie van de nabesz Zuiker, Rijst, en Koffijboonen in ‘t Schip de Meermin uit diverse in Baayfals uit India gearriveerde ‘S E Comp:s Scheepen overgescheept te weeten.’
‘
519 | lb Poeder Zuiker op 33400 lb over, te weeten. |
185 lb aan overwigt en | |
334 d:o de gevalideerde 1 P:rC:to | |
134 | lb Candij Zuiker op 9738 lb te min, waarvan. |
97 lb de gevalideerde 1 P:rC:to | |
231 d:o te min uitgeleevert, dus | |
134 lb als voorsZ te min uitgeleevert. | |
860 | lb Rijst, op 44602 lb te min, Namentlyk |
1784 lb de gevalideerde 4 P:rC:to | |
2644 d:o te min uitgeleevert, dus | |
860 lb als evengem: te min | |
583 | lb Koffijboonen, op 13690 lb te min als |
137 lb de gevalideerde 1 P:rC:to | |
720 d:o te min uitgeleevert. | |
583 lb koffijboonen als voorn: te min |
519 | lb Poeder Zuiker op 33400 lb over, te weeten. |
185 lb aan overwigt en | |
334 d:o de gevalideerde 1 P:rC:to | |
134 | lb Candij Zuiker op 9738 lb te min, waarvan. |
97 lb de gevalideerde 1 P:rC:to | |
231 d:o te min uitgeleevert, dus | |
134 lb als voorsZ te min uitgeleevert. | |
860 | lb Rijst, op 44602 lb te min, Namentlyk |
1784 lb de gevalideerde 4 P:rC:to | |
2644 d:o te min uitgeleevert, dus | |
860 lb als evengem: te min | |
583 | lb Koffijboonen, op 13690 lb te min als |
137 lb de gevalideerde 1 P:rC:to | |
720 d:o te min uitgeleevert. | |
583 lb koffijboonen als voorn: te min |
‘In ‘t Casteel de Goede Hoop.’
’/ get:/ J: I: Rhenius’
zo is bij den Raade beslooten de bij gezegde Memorie vermelde te min en te veel uitgeleeverde Goederen in maniere als volgd op de Soldij Reekeningen der Overheeden van het Fregatschip de Meermin ten lasten en ten goede te laten brengen.
D’ Opperhoofden van ‘t Schip de Meermin worden op Reekening van Zoldijen ten Lasten en ten Goede gebracht.
Ten lasten | Nederl: geld | Ducat:s à 66 stv:s Ned: Geld | Ind: Geld à 80 Stv:s duc: |
134 lb Candij zuiker boven de gevalideerde 1 P:rC:to uitkoops prys | ƒ56:19 | p:s 17 17/16 | ƒ69:01:- |
860 d:o Rijst boven de gevalideerde 4 p:rC:to met 2 Capitaalen advans | d:o 38:06:- | d:o 11 20/35 | d:o 46:04:- |
583 d:o Koffyboonen boven de gevalideerde 1 p:rC:to uitkoopsprys | d:o 282:03:08 | d:o 85 67/132 | d:o 342:01:- |
Teld | ƒ457:06 | ||
hier op 25 P:rC:to verhooging | d:o 114:06:08 | ||
ƒ571:12:08 | |||
Komt voor Reekening van den Gezachh:r 2/3 ƒ | 381:01:08 | ||
d:o d:o d:o d:o d:o Cap Luit: -1/3 d:o | 190:11:- | ||
als boven | ƒ571:12:08 | ||
Ten Goede | |||
519 lb Poeder Zuiker boven de geval: 1 P:rC:to | ƒ77:17: | p:s 23 13/22 | ƒ94:07:- |
Komt voor Reek: van den Gezachh:r 2/3 | ƒ62:18 | ||
d:o d:o d:o d:o d:o Cap:n Luit:t 1/3 | d:o 31:09 | ||
als boven | ƒ94:07: |
Ten lasten | Nederl: geld | Ducat:s à 66 stv:s Ned: Geld | Ind: Geld à 80 Stv:s duc: |
134 lb Candij zuiker boven de gevalideerde 1 P:rC:to uitkoops prys | ƒ56:19 | p:s 17 17/16 | ƒ69:01:- |
860 d:o Rijst boven de gevalideerde 4 p:rC:to met 2 Capitaalen advans | d:o 38:06:- | d:o 11 20/35 | d:o 46:04:- |
583 d:o Koffyboonen boven de gevalideerde 1 p:rC:to uitkoopsprys | d:o 282:03:08 | d:o 85 67/132 | d:o 342:01:- |
Teld | ƒ457:06 | ||
hier op 25 P:rC:to verhooging | d:o 114:06:08 | ||
ƒ571:12:08 | |||
Komt voor Reekening van den Gezachh:r 2/3 ƒ | 381:01:08 | ||
d:o d:o d:o d:o d:o Cap Luit: -1/3 d:o | 190:11:- | ||
als boven | ƒ571:12:08 | ||
Ten Goede | |||
519 lb Poeder Zuiker boven de geval: 1 P:rC:to | ƒ77:17: | p:s 23 13/22 | ƒ94:07:- |
Komt voor Reek: van den Gezachh:r 2/3 | ƒ62:18 | ||
d:o d:o d:o d:o d:o Cap:n Luit:t 1/3 | d:o 31:09 | ||
als boven | ƒ94:07: |
De Capiteins ter Zee Willem Udemans en Nicolaas Acker, welke door den Edelen Heer Commissaris gecommitteerd zijn geworden omme te inspecteeren, alle zodanige Masthouten, Palmhouten en Spieren als ook stengen en Rhaas der gestrande en verkogte Scheepen die ongetaxeerd bij de Equipagieboeken zyn ingenomen en welke door den Equipagiemeester zijn opgegeeven vergaan, verrot en door de wurmen aangestooken te weezen, over hunnen bevinding hier omtrend ingedient hebbende het volgend Rapport.
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer A: J: Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India, mitsg:s Commissaris deezes Gouvernements en de Ressorte van dien & & &
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer’
‘De ondergeteekende Cap:s ter Zee W:m Udemans en Nic:s Acker door Uwel Edele Groot Achtb: gelast zijnde zig te begeeven naar de E: Comp: Equipagiewerf ten einde aldaar te inspecteeren alle zulke Masthouten, Palmhouten en Spieren, als ook stenge en Rhaas, der gestrande en verkogte Scheepen, die ongetaxeerd bij de Equipagieboeken zyn ingenoomen, en welke door den Equipagiemeester deezes Gouvernements, zyn opgegeeven vergaan, verrot en door de wurm te zijn aangestooken, en van derzelver bevinding, zo ook in hoe verre die houten kunnen werden bewerkt, ofte gebruikt Uwel Edele Groot Achtb: te dienen van bericht, in scriptis, ten welken einde zij de Eer hebben zulks, en welderzelver bevinding hier onder te suppediteeren. - als dat 2 p:s 18 Palmshouten ijder moeten verliezen 2 p:s en dus niet als tot 16 Palm kunnen werde verwerkt’
‘en meerder dat nog 7 Spieren total verrot, vervuurdt en tot geene dienst, hoegenaamd bruikbaar zyn:’
‘zo ook dat van de ingenoomene en ongetaxeerde bij ‘S E Comp:s Equipagie boeken loopend Rondhouten finaal door ‘t Vuur verteerd, verrot en tot geene dienst bruikbaar zyn’
‘Hier meede hoope de Teekenaaren deezes aan Uwel Ed: Groot Achtb: gerespecteerde ordres en intentie voldaan te hebben laaten dit dienen tot derzelver bericht.’
‘Cabo de Goede Hoop. den 13 Jann:ij 1795.’
‘/get:’
zo is na deliberatie over dat Rapport bij den Raade goedgevinden en dienvolgens beslooten, omme de daarbij vermelde Rondhouten, die door verlies van eenige Palmen nog bruikbaar zyn, by de Negotieboeken en zo meede bij die van ‘t Equipagiemagaziijn, van derzelver teegenswoordige dikte te doen overschrijven op de lengte welke zij kunnen behouden en waartoe bruikbaar zijn, terwijl de 7 Spieren, 8 Rhaetjes, een groote steng en een Gaffel welke door het vuur verteerd, verrot en tot niets bruikbaar zijn, bij publicque Vendutie zullen moeten worden verkogt, om dies Provenue ten voordeele van Winst en Verlies in te neemen.
Hier na geliefde den Edelen Heer Commissaris den Raade te bedeelen dat het Rondhout, waartoe den Schipper Frans Bremer voerende het Particulier Schip Berlicum blijkens de Resolutien van den 9 deezer verzoek heeft gedaan, om tot een groote steng te worden gebruikt, door den Equipagiemeester Voltelen gewardeerd geworden zynde op Rd:s 90:- zijn Ed: ‘t zelve aan den gemelde Schipper voor die prijs hadt laaten verstrekken, zullende dus de gem: daarvoor betaalde Somma ten voordeele van Winst en Verlies worden ingenoomen
Vervolgens zijn door den Edelen Heer Commissaris ter tafel geproduceerd twee Notarieele Verklaringen te Salem in noord America gepasseerd door den Schipper Samuel Lambert voerende het voor eenige dagen alhier aangeland americaansch Scheepje the Hope aan zijn Ed: overgelegd, houdende dat zo den gem: Schipper Lambert, als den Schipper John Gilbauet, gecommandeert hebbende het noord americaansch Scheepje The Henrij , hadden voldaan aan de conditien waarop door welgemelde Edele Heer Commissaris aan hen in den voorleeden Jaare was gepermitteerd alhier eenige wijnen en andere kaapse Producten te moogen inlaaden daar in bestaande: dat zij de alhier ingenoomen Wynen en andere kaapse Producten deezer Colonie, niet anders dan in eene vriendenhaven zouden ontscheepen doch geenzints na de bezittingen der franschen vervoeren, of in Zee naar boord van een vijandelijk schip overlaaden, ter naarkoming van welk een en ander zij ieder in den haare voldoende cautie hebben gesteld ten genoegen deezer Regeeringe. - en is, daar den Raade als nu volkomen is overtuigd dat de gemelde Schippers Lambert en Gibaut zich in alles gedraagen hebben conform hunne beloften en verbindtenissen, en dus confom de voorwaardens waar op hen is gepermitteerd Producten deezer Colonie van hier te moogen vervoeren, ter nakoming van welk Burgers en Ingezeetenen deezer Colonie zich als Borgen hebben geinterponeerd, bij den Raade beslooten de aldus gestelde Borgtochten te houden voor voldaan en vervallen, zullende daarvan aan de gemelde Borgen bij Extract deezer kennisse worden gegeeven ten einde te strekken tot hunne informatien en naricht, terwijl de voormelde notarieele certificaaten zullen worden geannexeerd aan de actens van Borgtocht omme alsoo geseponeerd te blijven
Den Raade van Justitie deezes Gouvernements aan deeze Regeering gericht hebbende het volgend Vertoog
Aan den Wel Ed: Groot achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Commissaris over dit Gouvernement en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Ed: Achtb: Heer Gezachhebber en verdere Wel Edele Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: E: Achtb: Heeren’
‘Vertoonen reverentelijk de President en Leden van den Raade van Justitie deezes Gouvernements’
‘Dat op den 11 Maij deezes gepasseerden Jaars 1793 by de Vertoonders ontworpen en op den 22 daaraan volgende, bij den E: Achtb: Raade van Politie geratificeerd zijnde een Salaris lijst, waarna de voor den Raade van Justitie postuleerende Procureurs, zich in het formeeren hunner declaratien zouden hebben te reguleeren, deeze Salaris lijst zedert dien tijd ook behoorlijk is geobserveerd, in zo verre, dat alle salarisreekeningen tot hiertoe naar het voorschrift daar bij vervat, door Gecommitteerdens zijn getauxeerd en gemodereerd geworden.’
‘Dat echter voor nu eenigen tijd geleeden eerst afzonderlijk en vervolgens door de gezamentlijke Procureurs aan de Vertoonders is gepresenteerd, dat de stipte naarkoming der Salaris lijst, nietteegenstaande zij slechts tegenswoordig vier in getal zijn, voor hen geen voldoende middel van bestaan opleverde, en dat zij op dien voet continüeerende, veel eer gevaar liepen van, hoe ijverig ook hun plicht betrachtende merkelijk nadeel te lijden’
‘Dat de Vertoonders deeze representatien in Twee volumnieuse geschriften specificq vervat, van stuk tot stuk in ernstige overweeging genomen hebbende in zommige opzichten wel hebben vermeend de voorgestelde beswaaren te moeten declineeren, doch niet te min in andere opzichten verplicht zijn geweest daarop in billijkheid reguard te slaan; als zijnde ‘t voor zo verre aan de Vertoonders volkoomen gebleeken dat verscheide Articuls van de thans bepaalde salaris lijst in stricte observance blijvende bij de exercitie van het Procureurs ampt hoe yverig ook bediend, geen redelijk middel van bestaan kan worden gevonden.’
‘Dat het ondertusschen voor de Justitie van ‘t uitterste belang is, dat die geene welke de goede Ingezeetenen in ‘t vervolgens van hun recht ten dienste staan, in staat worden gesteld om, zonder genoodsaakt te zijn gelijktijdig andere middelen van bestaan bij der hand te neemen, zich eenig en alleen op de practijk te kunnen toeleggen, waarom het dan ook onder eerbiedige correctie aan de Vertoonders ten uiterste billijk is voorgekomen, dat van hooger hand gezorgd worde, dat zodanige Persoonen in de getrouwe behartiging van hun plicht eene geëvenreedigde belooning voor hunnen diensten komen te vinden; ten einde door dien weg nuttige sujetten tot de practijk geanimeerd, en de Vertoonders hoe langer hoe meer in de geleegenheid gesteld mogen worden, om aan de goede Ingezeetenen deezer Colonie zodanige voorspraaken in hunne rechtsvorderingen te bezorgen aan welke zij hunne belangens met gerustheid kunnen opdragen en betrouwen.’
‘Dat de Vertoonders derhalven van hun plicht hebben geacht, de meerm: bij den E: Achtb: Raade van Politie goedgekeurde Salaris Lijst andermaal aan Uwel Ed: Gr: Achtb: en E: E: Achtb: te moeten presenteeren, gelijk zij de eere hebben bij deezen te doen, met eerbiedig voorstel en verzoek dat daarin de volgende alteratien bij Uwel Ed: Gr: Achtb: en E: E: Achtb: mogen worden geagreëerd en vastgesteld, te weeten’
‘mits omtrend dit laatste articul ijder bladzijde van het vel niet minder dan 24 reguls bevatte’
‘en de consulten in ‘t 34 Art:l gementioneerd op 24 Stv:s mits dat de Procureurs meerder consulten dan twee bereekenende, dezelve op expresse requisitie van hunne principalen hebben te werk gesteld terwijl egter voor ijder dier meerdere consulten slechts twaalf stuivers zoude behooren te worden bereekend, ende zulx ten lasten der principaalen die dezelve gerequireerd hebben.’
‘De Vertoonders laaten egter in allen eerbied aan de wijsheid van Uwel Edele Groot Achtb: en E: E: Achtb:s gedefereerd om hierinne zodanige andere schikkingen te maaken als welderzelver ten dienst der Justitie oorbaar zullen vinden’
’/ onderstond / ‘T welk doende &: was geteekend / O: G: de wet, W: S: v: Rijneveld, Joh:s Smuts, R: J: v: d: Riet, G: H Meijer, C: Matthiessen j:r, J: P: Baumgardt, A:m Fleck, C: Cruijwagen, H: A: Truter, H: P: Warnecke,’
zo is, bij overweegng dat men van de equiteit van den Heere President en verdere Leden van den Raade van Justitie deezes Gouvernements, geene voordrachten tot eenig beswaar van de goede In -en -Opgezeetenen deezer Colonie kan verwachten, dan die zij na rijpe overdenking van zaaken noodzaaklijkst ja onvermijdelijk hebben geoordeeld, voor ‘t belang der Justitie te moeten doen, bij den Raade beslooten omme zich met de voordracht door den Heere President en verdere Leden van den Raade van Justitie gedaan, omme te altereeren eenige der Articulen bij de Salarislijst voor de Procureurs, door hen op den 11 Mei 1793 ontworpen en bij deeze Regeeringe op den 22 van dezelve, Maand geratificeerd volkoomen te conformeeren, zullende dus dezelve alteratien, eenlijk bestaande in eene verhooging van Salaris geconverteerd worden in eene Resolutie deezes Raads gelijk geschied bij deeze, in ‘t volkomendst vertrouwen dat den Raade van Justitie in ‘t proponeeren van dezelve alteratien of verhooging van Salaris voor de Procureurs is te werk gegaan zodanig als ‘t belang der Justitie, mitsgaders het conserveeren dan wel aanmoedigen van nuttige subjecten tot den dienst van Procureur, na maate van de omstandigheeden waarin zich deeze Colonie bevind, hebben gevorderd en toegelaten.
De geweezen opziener van ‘S Comp:s Ambachtslieden aan ‘t nieuw Hospitaal Petrus Jacobus Rademan, zich aan deezen Raade geaddresseerd hebbende met een Request, luidende, beneevens ‘t daarbij gevoegd Geschrift, als volgd
Aan den Wel Ed: Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad Ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele Achtb: Heer Gezachhebber en de Wel Edele Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren!’
‘Geeft met alle verschuldigde Eerbied te kennen Uwer Wel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s zeer onderdanige en gehoorzaame dienaar Petrus Jacobus Rademan geweezen opziener van ‘S Comp:s Ambachtslieden aan ‘t Nieuwe Hospitaal’
‘Dat den onderafgesZ gagie gestelden Baas Metzelaar Antonij Schoonhuizen aanneemer geworden zynde, van den opbouw van een Equipagiemagazyn in Baaijfals ende zulks met en beneevens de leverantie der daartoe vereischte materiaalen voor eene Somma van Zes duisend Vyf honderd Rijxd:s indiase valuatie, denzelven Schoonhuijzen, weinge dagen na ‘t teekenen van ‘t daartoe specteerend Contract in eene gevaarlijke ziekte is vervallen, waardoor hij ten eenenmaale buiten staat is geraakt ‘t nodig toezicht over ‘t gemeld werk te kunnen houden’
‘Dat den gem: Schoonhuizen uit eene gevoel van zyne verpligting om aan zijn aangegaan Contract te voldoen en deswegens geraadpleegt hebbende met zijn Borgen de oud Burger Commissaris van civile en huwelijkse zaaken Jacobus Johannes Vos, en den Luitenant der Burgerij Abraham Smidt, deeze met en beneevens gedachte Schoonhuijzen den Suppl:t hebben gepersuadeert de verbindtenissen door hem Schoonhuijzen ter extructie van gedacht Magazijn aangegaan over te neemen, en dus daaraan te voldoen, waartoe den Suppliant meer uit meedelijden voor den droevige toestand waarin hij Schoonhuijzen zig bevond als op hoop van daarbij voordeel te haalen is overgegaan.’
‘Dat nu onlangs den gemelde Schoonhuijzen overleeden zynde, den Suppl:t die zig verstooken ziet van eenig valubel bewijs weegens overeenkomst tusschen meergenoemde Schoonhuizen en zyne Borgen getroffen zig in de uiterste verleegentheid vind om met zijn ondernomen werk voorttevaren, zonder daartoe door Uwel Ed: Groot Achtb: en E: Achtb: op eene wettige wijze te zijn geauthoriseerd nadien den Boedel van den overleedenen Schoonhuizen, zig in zulk een desolate toestand bevind, dat zo wanneer ‘t zelve contract aan de weduwe van gedacht Schoonhuijzen mogt overgaan, den Suppl:t voor de door hem reeds gedaane onkosten, zelfs geen voldoening zoude erlangen.’
‘En daar den Suppl:t zig echter eeniger maate verplicht acht aan ‘t door hem aangegaane engament te voldoen zo nochtans dat hij zig voor schadens en verliezen kan beveilen, neemt hij de vrijheid zig bij deeze te keeren tot Uwel Edele Groot Achtb en E: Achtb:s met needrig verzoek, dat ‘t Hoogstdezelve mogt behagen ‘t Contract met meergenoemde Schoonhuijzen aangegaan op den Suppl:t te doen overgaan willende hij zich verbinden aan al ‘t daarbij gestipuleerde voor de bedongen Som van Rd:s 6500:- te voldoen, terwijl voorn: J:J: Vos en A de Smidt geneegen zijn zig voor den Suppl:t te interponeeren als Borgen, en meede principaale Contracten even in zelver voegen, als zij zich voor meergenoemde Schoonhuijzen hebben gesteld, alles zo als Uwel Ed: Gr: Achtb: en E: Achtb: uit ‘t neevens deeze gevoegd geschrift door de wed:we Schoonhuijzen en haare gemelde Borgen geteekend zullen kunnen ontwaaren’
‘’T welk doende &’
’/ get / P: J: Rademan.’
‘Ik ondergeteekende bekenne en verklare by deeze geneegen te zijn omme aan den geweezen opsiender van ‘S Comp:s Timmerlieden aan ‘t nieuwe Hospitaal Petrus Jacobus Rademan, te cederen en over te laaten, de aanneeming door mijn overleeden Man Antonij Schoonhuijzen bij de E: Comp: gedaan, wegens den opbouw van een Equipagiemagazijn in Baaijfals voor eene Somma van 6500 Rd:s mits ‘t den Wel Edele Groot Achtb: Heer Commissaris over dit Gouvernement mogt behagen hier in ook gunstig te bewilligen, versoekende dus opgem: Rademan desweegens aan zijn Wel Edele Groot Achtb: de nodige solisitatien te doen.’
‘Cabo de Goede Hoop den 15 Januarij 1795.’
’/:get / D Schoonhuijzen geb: Pelzer’
‘Wij ondergeteekende bekenne bij deezen omme wanneer het den Wel Ed: Groot Achtb: Commissarissen over dit Gouvernement mogt behagen het hier voren vermeld Contract van aanbesteeding met Antonij Schoonhuijzen aangegaan te doen overgaan op Petrus Jacobus Rademan, als dan ons voor gedachte Rademan te sullen stellen als Borgen en meede principaale Contractanten even en in dierselver voegen als wij ons voor opgemelde Schoonhijzen hebben gesteld gehad’
‘Cabo de Goede Hoop den 15 Januarij 1795.’
’/:get:/ A. de Smidt J. J. Vos.’
zo is by overweeging van het volstrekt onvermogen waarin de Weduwe wijlen den onderafgeschreeven gagie gestelde Baasmetselaar Antonij Schoonhuijzen uit hoofde van de desolate toestand haares Boedels zich bevind, om het contract door haar overleeden Man met de E: Compagnie op den 29 September jongstleeden aangegaan ter extructie van een nieuw Equipagiemagazijn in Baaijfals , na te komen en te volbrengen, mitsgaders dat niet alleen gemelde Weduwe Schoonhuijzen zich geneegen toont het zelve onder goedkeuring deezer Regeeringe te laaten overgaan op gedachte Petrus Jacobus Rademan, en deeze om zich in alles te stellen in de plaets van den overleedene Schoonhuijzen, maar dat ook de oud Burger Commissaris J: J: Vos en den Luitenant der Burgerij Abraham de Smidt welke zich als Borgen en meede Principaale Contractanten voor meergenoemde Schoonhuijzen in deeze hebben geinterponeerd, even en inzelver voegen voor den genoemde Rademan verbonden willen blijven, en dat door het emplecteeren en sanctieëren van de tusschen de Weduwe Schoonhuizen beneffens haare Borgen en den meergenoemde Rademan getroffen overeenkomst de E Comp: niet alleen geen het allerminst nadeel kan worden toegebracht, maar zij zich inteegendeel kan verzeekerd houden, dat aan het Contract haarent weegen met den overleedenen Schoonhuijzen ter extructie van een Equipagiemagazijn in Baaijfals aangegaan, stipte zal worden voldaan; goedgevonden en dienvolgens beslooten aan ‘t verzoek door den Suppl:t met volkomen consent en agreatie van de Weduwe Schoonhuijzen bij zyne gemelde Requeste gedaan te defereeren zo als geschied bij deeze, zullende dus het Contract ter sessie van de 29 September met den onderafgeschreeven gagie gestelde Baas Metzelaar Antonij Schoonhuijzen, ter extructie van een Equipagiemagazijn in Baaifals aangegaan moeten worden aangemerkt als geslooten te weezen met de geweezen Opziener van ‘S Comp:s Timmerlieden aan ‘t nieuw Hospitaal Petrus Jacobus Rademan, terwijl opgemelde Jacobus Johannes Vos en Abraham de Smidt even en inzelver voegen als zij zich voor den overleedenen Schoonhuijzen in deeze tot Borgen hebben gesteld, voor hem Rademan aanspraaklijk zullen zijn en blijven tot dat aan de door hem aangegaane verbindtenisse zal hebben voldaan en voorts onder expresse voorwaarden dat den dikwerf genoemde Petrus Jacobus Rademan, in mindering van de bedongen aanneemings penningen ten bedraagen van Rd:s 6500:- zal laaten valideeren en doen strekken niet alleen eene Somma van Rd:s 2166:5:2: welke door den overleedenen Schoonhuizen volgens de met hem aangegaane conditien reeds uit ‘S Compagnies Cassa zijn ontfangen maar ook het kostende der Materialen aan hem Schoonhuizen naar luid van dezelve conditien ter opbouw van gezegd Magazyn verstrekt, voor welk een en ander den Suppliant als gesubstitueerde Aanneemer bij de Negotieboeken zal moeten worden gedebiteerd, en zal voorzeide Requeste beneevens ‘t daarbij gevoegd Geschrift door de Weduwe Schoonhuijzen en haare Borgen geteekend worden geannexeerd aan ‘t Contract van aanbesteeding met den overleedenen Antonij Schoonhuizen geslooten, terwijl Extract deezer zal worden toegezonden, zo aan meergenoemde Weduwe Schoonhuizen en haare Borgen als aan gemelde Petrus Jacobus Rademan ten einde te strekken ter hunner informatie en omme zich daar na te gedragen.
De Capitein der Burgerij Jan Andries Horak bij requeste verzoek gedaan hebbende om in eigendom te erlangen, zeeker stukje gronds geleegen in dit kaapse Vlek agter de Lutersche kerk, zo is, bij overweeging dat het verzochte Land mogelijk ‘t zelfde komt te zyn of ten minsten geteegen is in de nabijheid van ‘t geen tot welkers verkryging ter sessie van den 5 December J: L: door den Vaandrig der Burgerij Andries Brink en den Burger Josua Joubert verzoek is gedaan; goedgevonden en beslooten, Copia van dezelve Requeste te stellen in handen van de Capitein Ingenieur Thiebault en Commissarissen uit den Raade van Justitie, ten einde daaromtrend respectivelyk alles te doen en te betrachten wat hen ten aanzien des versoeken van opgemelde Brink en Joubert bij besluit van den 5 December Jongstleeden is gedemandeerd geworden.
De Burgers Jan Hendrik Lategaan en Nicolaas Bester bij requeste verzoek gedaan hebbende omme ieder in erfpacht te moogen verkrijgen een stukje Lands ter groote van 3 Morgen, geleegen annex hunne plaatzen onder de roode zandskloof , en uit een daarbij gevoegd certificaat van gecommitteerde Heemraden van Stellenbosch gebleeken zijnde dat de verzochte stukjes gronds aan de Suppl:ten respectivelijk in erfpagt zouden kunnen worden verleend, zonder aan de E: Compagnie of iemand der opgezeetenen eenige prejuditie toetebrengen, zo is verstaan aan dezelve verzoeken te defereeren, gelijk geschied bij deeze, zullende dienvolgens ‘t door de Supplianten ieder in den zijnen verzochte Land aan hen in erfpacht worden verleend, voor den tyd van Vijfthein agter eenvolgende Jaaren, onder de verpligting om voor ieder morgen Jaarlyks aan de Comp: 24 Stvrs of de gewoone recognitie te betaalen
Door Pieter Blignault, Burger aan Stellenbosch bij requeste verzoek gedaan zijnde, om de eigendom van een stukje gronds ter groote van 4 Morgen en 210 quadraat roeden geleegen annex deszelfs Erf aan de paerl en uit eene daarnevens overgelegde Resolutie bij Landdrost en Heemraden op den 1 December anno Passato genoomen, gebleeken zijnde dat ‘t zelve land aan hem Blignault, onder betaling eener Recognitie aan de E: Compagnie van ƒ216:- indiase valuatie zou kunnen worden uitgegeeven, zo is verstaan aan het door den Suppl:t gedaan verzoek te defereeren, zo als daaraan gedefereerd word by deeze, wordende dienvolgens het door hem gevraagde Land aan hem in Eigendom afgestaan onder alle zodanige conditien en servituuten als Landdrost en Heemraden hebben bepaald en opgegeeven, mits voor dies verkrijging aan de Comp betaalende de gezegde Recognitie van ƒ216: ind: valuatie.
de Burger Jacobus Augustus Bierman bij requeste verzoek gedaan hebbende om de eigendom van een stukje Lands ter groote van 3 Morgen, geleegen annex zijne plaats over de zoute Rivier , zo is uit aanmerking dat het gevraagde Land is leggende in de kaapse Vlakte , alwaar volgens besluit deezer Regeering van [.....] geene Landerijen meer zullen worden uitgegeeven goedgevonden en verstaan des Suppl:s verzoek te declineeren en te wijzen van den hand, zo als ‘t zelve gedeclineerd en van den hand geweezen word bij deeze
De Burger Hendrik Peppeler zich aan deezen Rade geaddresseerd hebbende met ‘t onder volgend Request.
Aan den WelEdele Groot achtb: Heer Abraham Josias Sluysken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den E: achtb: Heer Gezachhebber en Wel Ed: Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren’
‘Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Uwer Wel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: zeer ootmoedige en getrouwe Dienaar den Burger Hendrik Peppeler als in huwelijk hebbende de Dochter van den meede burger Pieter de Villiers Jacob Zoon’
‘Dat den Suppliant van deszelfs Vader opgem: Pieter de Villiers J: Z: heeft gekogt zeeker stuk land afgetrokken van de plaats de Marlotte geleegen aan de franschen hoek , voor eene Somma van Zes duizend Guldens kaaps valuatie overzulks gaarne wenschte geexcuseerd te zijn van de betaaling van ‘s Heeren Gerechtigheid den 25:ste Penning’
‘Reedenen om welke den Suppl:t de vrijheid neemt zich bj deezen te wenden tot Uwel Ed: Groot Achtb: en E: Achtb: met nedrig verzoek, dat het Hoogstdezelve mogen behagen hem Suppl:t vrij te kennen van de betaling van ‘s Heeren Gerechtigheid voor gemelde koopschat van Zes duizend Guldens’
‘’T welk doende &:a’
’/ get:/ Hend:k Pepler.’
zo is na deliberatie over dezelve Requeste en bij overweeging dat den Suppliant het door hem aangehaalde stuk lands van deszelfs behuuwde Vader Pieter de Villiers Jacobsz heeft gekogt voor Zes duizend Guldens, zonder eens aan te haalen veel min valabel te bewyzen dat dit bedragen aan zijne Huisvrouw als Erfgenaame van haare gemelde Vader in zijn geheel dan wel ten deel uit haare erfportie zal kunnen en moeten valideeren goedgevonden en dienvolgens beslooten des Suppl:s gedaan verzoek om bij ‘t transport van gedacht stuk lands bevrijd te blyven van de betaling van ‘s Heeren Gerechtigheid almeede te declineeren en van den hand te wyzen, gelijk geschied bij deeze.
De Equipagiemeester deezes Gouvernements Jan Arnoud Voltelen ingedient hebbende ‘t volgend Request
Aan den Wel Edelen Groot Achtb: Heer A:m J:s Sluijsken, Raad ordinair van Neederlands India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Ed: Achtb: Heere Gezachhebber en de Wel Edele Heeren Raaden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren!’
‘Den Equipagiemeester J: A: Voltelen in qualiteit als generaale Gemagtigde van A: Valentijn & Zoon in Comp: Kooplieden te amsterdam’
‘neemt reverentelijk de vrijheid Uwel Ed: Gr: Achtb: en E: Achtb: te versoeken, dat aan hem mag werden toegestaan de preferentie tot ‘t intellen in ‘S Comp:s Cassa van een Somma van Ses duizend Vijf honderd Guldens Holl: Cour:t’
‘Spruitende uit de verkoop van een quantiteit Goederen successivelijk op Vragt door gem Kooplieden aan hem toegezonden te meer zulks door de Vergadering van XVII aan dezelve is geaccordeerd, zo als uit het hier bij geannexeerde Copia Authenticq eener Extract Resolutie van gemelde Illustre Vergadering de dato 24 Junij A:o P:o Uwel Ed: Groot Achtb: en E: Achtb:s zal blijken’
‘’T welk doende &:a’
‘Cabo de Goede Hoop den 12 Januarij 1795’
’/ get / J: A: Voltelen.’
zo is uit aanmerking dat de ilustre Vergadering van Zeeventienen; bij Hoogstderzelver gevenereerde Missive van den 28:ste Junij anno passato aan deeze Regeering hebbende gelieven toetezenden, de Requeste door des Suppliants principaal Abraham Valentijn koopman te Amsterdam, aan hun Wel Edele Hoog achtb: gepresenteerd, met last daarop regard te slaan, der sessie van den 11 November Jongstleeden, daarop zodanig besluit is genoomen als de billijkheid overeenkomstig de beveelen door de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal ten deezen Gouvernemente omtrend de acceptatie en repartitie van gelden ter remisse naar Nederland, gestatueerd, en dus het vermoogen deezer Regeering toelaat goedgevonden en dienvolgens beslooten, aan den Suppl:t als Gemachtigde van Abraham Valentijn te Amsterdam te doen geworden Extract uit voormelde Resolutie van den 11 November anno passato ten einde te strekken voor apostille op zijne gezeide Requeste en zig voorts daar na te gedraagen.
Voorts is op ‘t desweegens almeede bij requeste gedaan versoek den provisioneel Adsistent ter Secretarije van deezen Raade Johannes Adriaan van Schoor behoudens zynen tegenswoordigen rang uit den dienst der E: Compagnie ontslaagen, en aan hen gepermitteerd om in dienst van den Lande met een der aanweezende ‘s Lands Scheepen van hier te vertrekken.
Het tijdstip daar zynde dat ingevolge ‘t Placaat door de hooge Indiasche Regeering omtrend den opbreng van het amptgeld geëmaneerd; de betaling daarvan gepresteerd moet worden, zo is bij den Raade beslooten omme ter invordering van het gezegd Amptgeld te vaceeren op Vrijdag den 13 februarij eerstkomende, waar van aan een ieder van ‘S Comp:s Ministers en Dienaaren dit tot deeze betaling gehouden zijn volgens gewoonte bij Billetten kennisse zal worden gegeeven.
Na dit alles wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat zijn Ed: Rapport hadt ontfangen dat zig zich aan ‘S Comp:s Gordmoolen eenige aanmerkelyke defecten zo aan ‘t Metsel- als Timmerwerk kwamen te bevinden, welke om van de gezegde Molen het vereischt gebruik te maaken, ten spoedigste gerepareerd behoord te worden, waarop beslooten is de noodwendige reparatien aan de gezegde Gordmolen ten spoedigste te laten repareeren.
Vervolgens nog in overweeging genoomen zijnde dat, door den aanvoer van Zout zo wel uit de Buitendistricten als ‘S Comp:s Zoutpannen de schaarsheid van ‘t selve thans opgehouden heeft is goedgevonden de verstrekkingen en betaalinge van Zout aan de Mliltairen, Zeevarende en Buitenposten enz: wederom op de gewone wijze te laaten geschieden
Eindelijk wierd nog door den Ed: Heer Commissaris van de Vergadering te kennen gegeeven, dat zyn Ed: in overweeging genomen hebbende dat de Ranglijst van ‘S Comp:s en Burger officianten mitsg:s Militairen en Zeevarenden den 16 April 1786 bij deeze Regeering gearresteerd thans zeer defectueus en ontoereikend geworden was, door de veranderingen, welke sedert dien tijd de qualiteiten van diverse dier officianten hebben ondergaan, terwijl bij deselve ook omtrend de Rangen der Zee officieren van den Staat, welke zig het zij in den dienst van ‘t Land, dan wel inwoonend alhier bevinden mogen mitsgaders eenige van ‘S Compagnies Dienaaren niets bepaeld geworden is, en tot veele onaangenaame discussien aanleidinge geeven kan, had nodig geoordeelt om te moeten treeden tot het vervaardigen en arresteeren van eene nieuwe Rang Lijst
Waar op gedelibereerd en bij de Leeden des Raads de noodsaaklijkheid van den door den Edele Heer Commissaris gedaane voordracht in selver voegen begreepen zijnde, Zoo is goedgevonden en verstaan de volgende Rang Lijst voor den aanstaanden te arresteeren en vast te stellen.
‘Rang Lijst gearresteerd in Raade van Politie den 16 Januarij 1795, zo als dezelve in ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop zal moeten worden geobserveert.’
‘Den Wel Ed: Groot Achtb: Heere Commissaris ofte den Hoofdgebieder in der tijd.’
‘Den Wel Ed: Groot Achtb: Heeren Raden van Nederlands Indien’
‘De Wel Ed: Gestrenge Heeren Raden extra ordinair van Neerlands India.’
‘De Wel Ed: Gestrenge Heer Capitain Commandeur van ‘S Lands Scheepen van oorlog.’
‘De Wel Ed: Gestrenge Heeren Capitains behoorende tot een Esquader, dan wel afzonderlijk een Schip commandeerende’
‘De Wel Ed: Gestrenge Heeren Gouverneurs en Directeurs geene Raden van Indien synde, wanneer met behoud van haar Rang en qualiteit t’ huisvaren’
‘De E: Achtb: Heer Secunde en Hoofdadministrateur’
‘d:o d:o Independent Fiscaal’
‘Den Manhafte Heer Colonel en Hoofd van de Militie’
‘De Wel Edele Heeren Raade van Politie en oud Raaden.’
‘De Heer Secretaris van den Raad van Politie’
‘De Wel Edele Gestrenge Heeren Capitains ter zee in dienst van den staat wanneer alhier voor eenige tijd met permissie van ‘t Bewind hun verblijf houden.’
‘Capitain Luitenants ter zee of Luitenants ter zee, wanneer een Schip of Vaartuig behoorende tot ‘s Lands Vloot commandeeren in welken gevalle deselve zullen rang neemen tusschen de Raden van Politie, namentlyk de oudste Raad de oudste Cap:n Luit:t of Luit: voorm: ‘t tweede Raadslid de tweede Cap:n Luit:t of Luitenant en zo vervolgens’
‘Manhafte Heeren Luiten:t Colonel van den Infanterie, Majoor en Commandant van de Artillerie Majoor titulair en Equipagiemeester’
‘De Eerwaarde Heeren Bedienaars des Heiligen Euangelium in de gereformeerde gemeente aan de Kaap naar ancieniteit, in de Buiten gemeente na hunne ancieniteit’
‘Predikanten Emeritus’
‘Predikanten in de Lutersche Gemeente aan de Kaap.’
‘De Heer Fiscaal ad interim geen Lid van den Raad van Politie’
‘Lid van Justitie zynde’
‘De Heeren Leden van de Achtb: Raad van Justitie zo van Compagnies als Burgers weegen na de sessie welke in haare Vergadering hebben.’
‘oud Permanente Leden van Justitie’
‘De Manhafte Heeren Capitain Luitenants ter zee in dienst van den staat wanneer alhier voor eenige tijd met permissie van Heeren Bewindhebberen remoreeren. dog wanneer alhier permanent woonagtig sijn zullen den rang moeten cedeeren, aan de’
‘Manh: Heeren Capitains ter zee in dienst van de E Compagnie’
‘de Wel Edele Gestrenge Heer Eerste Luitenant:s ter zee en in den den dienst van ‘t Land zig alhier bevindende als tweede officiers van eenig Schip of Fregat van oorlog van den Staat’
‘De Heer kooplieden titulair als zodanig in Nederland aangesteld na ancienniteit’
‘oud kooplieden titulair waar onder advocaten naar ouderdom, oud Burgerraden, Vice President van Weesmeesteren, dito van Commissarissen, oudVice President van Weesmeesteren dito van Commissarissen’
‘De Manhafte Capitains der Infanterij, Artillerie en Genie mitsgaders de Capiteins van de Depots na derzelver ancienniteit ofte den dag der acte van hunne aanstelling’
‘de Capitains der kaapsche, Stellenbosche , Zwellendamse en Graaffe Reinetsche Burgerij’
‘
D' E | Eerste Chirurgijns van 't Hospitaal |
De Manhafte | Capitein Luit:s ter zee bij de E: Comp:e |
d:o d:o | Capitein Luit:s van de Infanterij, Artillerie, Genie en Depots na derzelver ancienniteit |
Capit:n Luit:s der Burgerije van de geheele Colonie | |
de Man h: | Luitenant ter Zee ten dienste van den Staat, wanneer hier met permisse van Heeren Bewindhebberen woonagtig zijn |
de Manhafte | Luitenants ter zee in dienst van de E: Comp: Luitenants der Infanterij, Artillerie, Genie en Depots na haare ancienniteit |
Luitenants der Burgerije van de geheele Colonie | |
D' E | onderkooplieden na derzelver ancienniteit |
oud onderkooplieden | |
Onderkooplieden in Rang en daar onder Secretarissen Burgerraden en Notarissen na haaren ouderdom | |
Weesmeesteren | |
Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein Swellendam en Graaffe Reinet in der tijd | |
Tweede Oppermeester van 't Hospitaal | |
Oppermeester in de Baaijfals | |
Oud Weesmeesteren | |
oud Heemraden | |
Ouderlingen der Kaapse kerken in functie | |
ouderlingen in functie van de Luterse Gemeente | |
Commissarissen van civile en Huwelijkse Zaaken | |
de Manhafte | Sous Luit:s der Burgerij van de geheele Colonie |
Sous Luit:s ter zee | |
Vaandrigs der Infanterie, artillerie, Genie, en Depots mitsgaders ordinaire Vuurwerkers naar haare ancienniteit | |
Vaandrigs en Cornets der Burgerije van deeze geheele Colonie Chriurgijns der Artillerie. | |
Chirurgijns der Burgerij van de Colonie | |
De E: Sieurs | oud Commissaris van civile en Huwelijkse Zaken |
Boekhouders gequalificeert als gesw: Clercquen van de Politiecque Secretarij, Justitie, Weeskamer, Venduclerquen, Secretarissen der onderhorige Districten, van 't Slachthuis, ordinaire Gecommitteerdens, in 't Hospitaal, en Guarnisoens Comptoire alle naar derzelver ancienniteit, Secretarissen der Kaapse Burgerije | |
Diaconen van de Gereformeerde Kerken. | |
Diaconen van Lutersche kerk. | |
Boekhouders op de Comptoiren dienst doende | |
Procureurs | |
Adsistenten | |
Wijkmeesters | |
Brandmeesters | |
oppermeesters der Scheepen | |
Cadets bij de Marine | |
Cadets bij de Infanterie Artillerie, Genie en Depots na den datum haare aanstelling | |
Jong of Provisioneel adsistenten | |
Hofmeester van de Gouverneur | |
Baas van de Scheepstimmerwerf | |
Baas van de Waapenkamer | |
Baasen van de Buitenposten | |
Monsieurs | Voorleesers der kerken |
Krankbesoekers | |
Kosters der kerken. |
D' E | Eerste Chirurgijns van 't Hospitaal |
De Manhafte | Capitein Luit:s ter zee bij de E: Comp:e |
d:o d:o | Capitein Luit:s van de Infanterij, Artillerie, Genie en Depots na derzelver ancienniteit |
Capit:n Luit:s der Burgerije van de geheele Colonie | |
de Man h: | Luitenant ter Zee ten dienste van den Staat, wanneer hier met permisse van Heeren Bewindhebberen woonagtig zijn |
de Manhafte | Luitenants ter zee in dienst van de E: Comp: Luitenants der Infanterij, Artillerie, Genie en Depots na haare ancienniteit |
Luitenants der Burgerije van de geheele Colonie | |
D' E | onderkooplieden na derzelver ancienniteit |
oud onderkooplieden | |
Onderkooplieden in Rang en daar onder Secretarissen Burgerraden en Notarissen na haaren ouderdom | |
Weesmeesteren | |
Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein Swellendam en Graaffe Reinet in der tijd | |
Tweede Oppermeester van 't Hospitaal | |
Oppermeester in de Baaijfals | |
Oud Weesmeesteren | |
oud Heemraden | |
Ouderlingen der Kaapse kerken in functie | |
ouderlingen in functie van de Luterse Gemeente | |
Commissarissen van civile en Huwelijkse Zaaken | |
de Manhafte | Sous Luit:s der Burgerij van de geheele Colonie |
Sous Luit:s ter zee | |
Vaandrigs der Infanterie, artillerie, Genie, en Depots mitsgaders ordinaire Vuurwerkers naar haare ancienniteit | |
Vaandrigs en Cornets der Burgerije van deeze geheele Colonie Chriurgijns der Artillerie. | |
Chirurgijns der Burgerij van de Colonie | |
De E: Sieurs | oud Commissaris van civile en Huwelijkse Zaken |
Boekhouders gequalificeert als gesw: Clercquen van de Politiecque Secretarij, Justitie, Weeskamer, Venduclerquen, Secretarissen der onderhorige Districten, van 't Slachthuis, ordinaire Gecommitteerdens, in 't Hospitaal, en Guarnisoens Comptoire alle naar derzelver ancienniteit, Secretarissen der Kaapse Burgerije | |
Diaconen van de Gereformeerde Kerken. | |
Diaconen van Lutersche kerk. | |
Boekhouders op de Comptoiren dienst doende | |
Procureurs | |
Adsistenten | |
Wijkmeesters | |
Brandmeesters | |
oppermeesters der Scheepen | |
Cadets bij de Marine | |
Cadets bij de Infanterie Artillerie, Genie en Depots na den datum haare aanstelling | |
Jong of Provisioneel adsistenten | |
Hofmeester van de Gouverneur | |
Baas van de Scheepstimmerwerf | |
Baas van de Waapenkamer | |
Baasen van de Buitenposten | |
Monsieurs | Voorleesers der kerken |
Krankbesoekers | |
Kosters der kerken. |
‘Aldus Gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop den16 Januarij 1795 / was geparapheert / A: J: Sluijsken, / ter zijde stond / ‘S Comp:s Cachet in Roode Lak gedrukt / en daar onder / Ter ordonnantie van den Ed: Heer Commissaris en den Raad / was geteekend / G: F: Goetz Secret:s’
Aldus geresolveerd en gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop Ten daage en Jaare voorsZ
[Signed:] A: J: Sluijsken
[Signed:] J: I: Rhenius
[Signed:] O: G: De Wet
C. 228, pp. 102-185.¶
Vrijdag den {17950123} 23 Januarij 1795
’s voormiddags, present de Edele Heer Commissaris, beneevens de Heer Gezachhebber en de Heer Lesueur
De Resolutien ter Vergadering van den 16 deezer genoomen geresumeerd en geapprobeerd geworden zijnde, is vervolgens geleezen een Rapport door Zee Capiteins welke den Ed: Heer Commissaris had gecommitteerd om te examineeren de gebreeken die zich aan het Schip de Resolutie bevinden aan zijn Ed: ingedient, luidende, als volgt
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer A: J: Sluijsken, Raad ordinair van Neerlands India, mitsg:s Commissaris deezes Gouvernemenst en de Ressorte van dien & & &.
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer.’
‘In opvolging van Uwel Edele Groot Achtb: gehonoreerd bevel, hebben wij ondergeteekendens met en beneevens de Baas der Scheepstimmerlieden Meindert van Eijk ons begeeven naar boord van ‘t onlangs alhier gearriveerde ‘S E Comp:s Pinkschip de Resolutie , en aldaar ten overstaan van den Equipagiemeester deezes Gouvernements J: A: Voltelen, in het bijweezen van den Cap:n J: D: Hendriks gemelde Bodem commandeerende, exact gevisiteerd, al zulke gebreeken als door Welopgem: Capitein aan Uwel Edele Groot Achtb: bij schriftelijk Rapport zijn opgegeeven en bevonden dezelve, van weinig aanbelang, en door de volgende middelen te redresseeren.- als in de knie van de boegspriet en de klos aan bakboord door eenige takbouten er in te slaan.’
‘zo ook eenige pulling en ring bouwten, in de smalle gang, verlengd en op nieuw gespijld, en aldaar meede hier en daar een takbouwt diende geslaagen te worden kunnende de fokke mast door een sponsje te zetten daar dezelve een rottige plaats, heeft in een behoorlyke staat worden gebragt.’
‘Hier meede verhoopen de ondergeteekendens aan Uwel Edele Groot Achtb: intentie voldaan te hebben, en laat deeze dienen tot bericht’
‘Cabo de Goede Hoop den 20 Januarij 1795’
‘als Gecommitteerdens’
’/ get / N: Acker G: E: Overbeek M: van Eijk’
‘in mijn byweesen /get/ J: D: Hendriks’
‘ten mijnen overstaan /get/ J: A: Voltelen’
en na lecture van dat Rapport beslooten om de daarbij opgegeeven gebreeken van ‘t gemelde Schip de Resolutie ten spoedigste te doen repareeren
Uit eene Verklaring door de Scheepsofficieren en Deksofficieren van evengemeld Schip de Resolutie onder presentatie van Eeden verleend, gebleeken zijnde dat 5 à 6000 lb Hardbrood, aan boord van die Bodem bedorven waaren geraakt, en uit een Monster van dat Brood, gezien zijnde dat ‘t zelve ten eenemaale beschimmeld en vermolmd en dus onbruikbaar is, zo is bij den Raade beslooten om ‘t zelve bedorven Brood in Zee te doen werpen of op eene andere wyze te laaten vernietigen, omme vervolgens daar teegen wederom dezelve quantiteit Beschuit aan ‘t Schip de Resolutie te laaten verstrekken
De Cadet der marine Thomas Jan Breugeman aan deeze Regeering geaddresseerd hebbende het volgend Request
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India, mitsg:s Commissaris over ‘t Gouvernement van Cabo de Goede Hoop den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele Achtb: Heer Gezachhebber en Wel Edele Heeren Raaden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren’
‘Uwer Wel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: zeer onderdanige en gehoorzaame dienaar Thomas Jan Breugeman Cadet in dienst van de E: Compagnie en als zodanig op ‘S Comp:s Schip de Castor bescheiden neemt de vrijheid Hoogstdezelve te kennen te geeven.’
‘Dat den Suppl:t geneegen zijnde uit den dienst van de E: Comp: in die van de rheeder van ‘t particulier schip de Eliza over te gaan, derhalven de vrjheid gebruikt zig te wenden tot Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: met ootmoedig verzoek hem onder afgeschreeven gagie te stellen en daartoe permissie te willen verleenen’
‘Terwijl den Suppl:t verder suppliceerd omme ingevalle denzelven wederom mogt inclineeren in dienst van de E: Compagnie te koomen het wel dezelve als dan gelieven te behaagen hem wederom in deszelfs oude qualiteit aan te nemen’
‘’T welk doende &:a’
’/ get / T: J: Breugeman’
zo is by den Raade beslooten omme aan ‘t eerste lid van dat verzoekschrift te voldoen, zo als geschied bij deeze, wordende dienvolgens de gemelde Cadet Thomas Jan Breugeman ontslagen uit den dienst der E: Compagnie en aan hem gepermitteerd om in die van den Rhêder van ‘t particulier Schip de Eliza over te gaan terwijl op zyn verder verzoek in der tijd zodanig regard zal worden geslagen als de ordres en omstandigheeden zullen koomen toetelaaten
Per het meergenoemd Schip de Resolutie voor Reekening van de E: Compagnie alhier aangebracht zynde een partij van ruim Veertig duizend lb gesorteerd, zo is bij overweeging van de allerdringendste noodzaaklijkheid omme in ‘t overgroot gebrek aan Yzer in deeze Colonie waar door welhaast den geheele Landbouw en dus ‘t bestaan der In -en -Opgezeetenen zou ophouden, te voorzien, en dat van de aangebrachte quantiteit een gedeelte zou kunnen worden afgetrokken, in de gegronde verwagtingen dat de Hoog Gebiedende Heeren Majores, aanschouw slaande op de door deeze Regeering bij herhaaling gedaane voordragten en versoeken, by eerst volgende geleegendheid eene meerdere quantiteit zal hebben herwaards gezonden en men zig tot zolange het beste mogelijk zal zoeken te redden, by den Raade goedgevonden en dienvolgens beslooten, omme van ‘t thans aangebrachte 20 à 25000 lb by publiecque Vendutie te laaten verkoopen, in partijtjes van 500 lb ieder waarvan aan het Publiecq by afixie van Billetten directe de nodige kennisse zal worden gegeeven.
Hierna is geleezen een bericht door den Heere Gezachheber in zijn Ed: qualiteit als Hoofdadministrateur aan deezen Raade geaddresseerd, luidende als volgd.
Aan den Wel Edele Gr: Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsg:s Commissaris over ‘t Gouvernement Kaap de Goede Hoop en de Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele Raad van Politie aldaar
‘Wel Edelen Groot Achtbaaren Heer en Wel Edele Heeren.’
‘Met de Jongst in Baaijfals gearriveerde retourScheepen, is onder andere goederen alhier aangebracht ‘t Volgende Namentlijk’
‘
P:r Schip d' Enkhuiser Maagd | 450 p:s hembden | ƒ606:03:- |
d:o d:o Blitterswijk | 450 d:o d:o | d:o 631:09:08 |
d:o d:o de Phænicier | 450 d:o d:o | d:o 631:10:- |
d:o d:o d:o Africaan | 450 d:o d:o | d:o 612:16:08 |
Dus te zaamen | 1800 p:s hembden | ƒ2481:19 |
P:r Schip d' Enkhuiser Maagd | 450 p:s hembden | ƒ606:03:- |
d:o d:o Blitterswijk | 450 d:o d:o | d:o 631:09:08 |
d:o d:o de Phænicier | 450 d:o d:o | d:o 631:10:- |
d:o d:o d:o Africaan | 450 d:o d:o | d:o 612:16:08 |
Dus te zaamen | 1800 p:s hembden | ƒ2481:19 |
‘Ter zelvertijd ontving dit Gouvernement per ‘t Schip Delft een Cognossement Factuur meede van 450 p:s hembden doch aangereekend ten bedrage van ƒ2877:10:- Wanneer men nu dat getal bereekend teegens ‘t kostende van de ommegem: 1800 p:s zo blijkt dat dezelve niet meerder bedraagen dan ƒ620:10 het welk gedecorteerd wordende van de aangereekende Somma van ƒ2877:10:- duid zulks een different aan den ƒ2257: waarbij gevoegd 2 p:rC:to Bataviase Ongelden, bereekend op ‘t meerder bedragen, maakt ‘t zelve een montant uit van ƒ2302:3:- meerder, als dezelve kosten in vergelijking teegens de voren geciteerde 1800 p:s daar egter van ‘t selve Lijwaet in soorte zyn.’
‘Vermits ‘t maakloon van dikwilsgem: Goederen dit Gouvernement reeds is aangereekende, en den oorsprong aldaar, nog ergens anders is te vinden, zo heeft den Ondergeteekende niet kunnen afzijn, ‘t een en ander ter kennisse te brengen van Uwwel Ede: Groot Achtb: en Ed: Achtb: ten einde daaromtrend te handelen zo als Welderzelver best zullen oordeelen te behooren.’
‘Terwijl hij d’ Eer heeft zich met der vereischte Eerbied te noemen.’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en Wel Edele Heeren’
‘Uwel Edele Groot Achtb: en WelEd: zeer ootmoedige Dienaar’
’/ get / J: I: Rhenius’
‘Exhibitum in Raade van Politie den [.....] Januarij 1793’
en na deliberatie over ‘t zelve bericht bij den Raade beslooten om onder aanbieding van Copia authenticq, daarvan aan de Hooge indiase Regeering, het daar by vermeld bedraagen van ƒ2302:3:-, op ‘t kostende van 450 P:s Hembden per het Schip Delft dit Gouvernement te veel aangereekend, indias Hoofdplaatse te doen te rug reekenen.
Aan den toenmaligen Negotieoverdrager Casparus van Eerten, bij besluit van den 3 Februarij 1792 gelast geworden zynde den Raade te dienen van bericht, of de 2000 p:s Jatij Duigen, abusivelijk dit Gouvernement, per het Schip Sparenrijk van Batavia aangereekend doch die zeedert met het Schip Zeeland van gedachte Hoofdplaats herwaards zou weezen gezonden, werklijk alhier uitgeleevert zijn, ten einde zoo wanneer gemelde Duigen voor den aankomst van laatstgenoemde Bodem de Hoofdplaatse te rug gereekend waaren, als dan dezelve dit Gouvernement wederom behoorlijk ten lasten te brengen, zonder dat door den gemelde Van Eerten aan deezen last is voldaan geworden, zo is door den gemelde Heere Hoofdadministrateur desweegens ingedient het volgend Bericht
Aan den Wel Edelen Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken, Raad ordinair van Neerlandsch India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edelen Raad van Politie aldaar
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en Wel Edele Heeren!’
‘Den geweese Negotie overdrager Casparus van Eerten, by Extract Resolutie van deezen Raade in dato 3 Februarij 1792 gelast geworden zijnde omme te dienen van bericht, of de 200 p:s Jatij duigen abusivelijk dit Gouvernement p:r ‘t Schip Sparenrijk van Batavia aangereekend, doch die zeedert met ‘t Schip Zeeland van gedachte Hoofdplaats naar herwaards zoude weezen gezonden, werklijk alhier uitgeleevert zijn, ten einde zo wanneer gemelde Duigen voor de aankomst van Laatstgenoemde bodem de Hoofdplaats te rug gereekend waren als dan dezelve dit Gouvernement wederom behoorlijk ten laste te brengen.’
‘Alzo de ondergeteekende heeft ontwaard dat ten deeze opzichte aan ‘t zeer gerespecteerd requisit van Uwel Ed: Gr: Achtb: en WelEd:s nog niet is voldaan zo neemt hy de vrijheid, Wel derzelver te informeeren, dat er slechts 2000 p:s Jatij Duigen per ‘t Schip Zeeland zijn aangebracht, doch geenzints 4000 p:s zo als in de Bataviase Factuur sub dato 11 7ber 1791 vermeld staat, blijkens Extract uit gem: Factuur sub L:a A deezen annex; terwijl uit de deeze verzellende Copia van ‘t Rapport der ordinaire Gecommitteerdens en die der Factuur van ‘t Schip Zeeland sub L: B: & C: consteert, dat er niet meer dan ‘t bovengemelde getal van 2000 p:s uitgeleevert zijn’
‘Daar nu de te veel aangereekende Duigen noch niet zijn te rug gereekend, en dus bij de Negotie boeken deezes Gouvernements bij de Restanten blijven voorlopen Zo verzoekt den ondergeteekende, dat het Uwel Edele Groot Achtb: en Wel Ed:s mooge behaagen, hier omtrend zodanige dispositie te neemen, als Welderzelve zullen gelieven nodig te oordeelen, Terwijl hij intusschen de Eer heeft zich met de meeste achting te noemen.’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en Wel Edele Heeren!’
‘UW Wel Ed: Gr: Achtb: en Wel Ed: zeer ootmoedige dienaar’
‘/get / J: I: Rhenius’
‘Exhibitum in Raade van Politie den [.....] Jannuarij 1795’
en nadien uit gezegd bericht en daarbij gevoegde stukken den Raade volkomen is gebleeken dat slechts 2000 p:s Jatij Duigen per het Schip Zeeland alhier zijn ontfangen, en geenzints 4000 p:s zo als ‘t Batavias Factuur dicteerd, zo is dan ook bij den Raade beslooten, omme Copia authenticq van gemeld Bericht beneevens dies Bijlaagen te suppediteeren aan Hunne Hoog Edelheedens te Batavia en daarbij teffens het bedragen der te veel bereekende 2000 p:s Jatij duigen indias Hoofdplaatse te doen te rugreekenen
Vervolgens is geleezen een Bericht door den Heere de Wet als Boekhouder van ‘s Lands generaale Inkomsten aan deezen Raade geaddresseert, tot bijgeleide van de Staatreekening der gemelde Inkomsten over het afgelopen Boekjaar van 1793 - 4, luidende dit een en ander als volgt
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India, mitsg:s Commissaris van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien & & & beneevens den WelEd: achtb: Heer Gezachhebber, en Wel Edele Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren!’
‘In opvolging van het 39 Articul der Instructie voor den Boekhouder der Generaale Lands Inkomsten, heeft den ondergeteekende de eer neevens deeze over te leggen een staat Reekening van de gemelde Inkomsten onder Ult:o August laatsleeden vervattende’
‘I:o Een aanwijzing van ‘s Lands Inkomsten over het verstreeken Boekjaar 1793 - 4.’
‘II:o Een Vertoog van de betalingen, redressen en reformen op de agterstallen in het zelve Jaar geschied, en’
‘III:o Den staat der agterstallen bij ‘t sluiten der boeken onder Ult:o Aug:s voormeld.’
‘Bij het eerste Lidt te zamen getrokken zijnde al ‘t geene de bijzondere takken van ‘s Lands Inkomsten hebben opgeworpen, is daar by onder anderen echter genoteerd dat onder de Recognitie der Vendutien niet is begreepen die der Vendutien onder ‘t District van Graaffe Reinet , alzo den opbreng daarvan door den Landdrost en Vendumeester van dat District nog gebleeven is, aan welk genoteerde, alzo gezegde Landdrost en Vendumeester tot heeden nog, aan deeze verpligting niet heeft voldaan den onderget: de vrijheid neemt zig thans nader te defereeren.’
‘Ten belange van het tweede Lidt, vind den ondergeteek: zig verpligt aan Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: open te leggen, dat tot de noodzakelijke reductie van het enorm dog zeer erroneus bedragen der agterstallen op de Leeningsplaatzen onder anderen hoofdzakelijk verstrekt hebbende, het in dato 15 october ll: genomen besluit om de agterstallen op zodanige Plaatzen als bij drie door den Ondergeteekende, neevens zijn dies tijds overgelegd Vertoog gevoegde, en met L:a F G & H gequoteerde Lijsten, waren bekend gesteld, te brengen op de reekening van stilstaande Persoonen, naderhand bevinden is, dat bij het uittrekken van die Lijsten abusivelijk op dezelve meede zijn gebragt, eenige weinige plaatzen met derzelver agterstallen, ten opzigte van dewelke reeds andere dispositien genomen waaren zo dat de gemelde Resolutie daar door op diergelyke plaatzen en agterstallen inacplicabel geworden zynde, heeft den ondergeteekende in het executeeren van dien, ook de agterstallen op dezelve Plaatzen niet kunnen brengen, op de Reekening van stilstaande leeningsplaatzen.’
‘En vermits na het oogmerk van de gem: Resolutie op des Ondergeteekendens voordragt, de respective Landdrosten zig verpligt zouden vinden aangaande de plaatzen derzelver bekendstaande bezitters en de agterstallen daarop te kwaad staande, die de voorm: lijsten F G H vervatten, ten spoedigsten alle mogelijke nauwkeurige perquisitien te doen, om van derzelver bevindingen te dienen van Bericht, het geen egter door de bevindingen en reeds genomene dispositien omtrend de gemelde weinige plaatzen onnodig geworden is, zijn de plaatzen, welke van de andere uitgezonderd, en niet op de gemelde lijsten gebracht hadden behooren te zyn, nader gebracht op de deeze Sub L:a I K L adjungeerende Lysten, met needrig verzoek dat het van Uwel Edele Groot achtb: en E: achtb: believen moge zijn de resp:e Landdrosten te gelasten deeze plaatzen aan te merken als niet op de Lysten F G en H te weezen gebragt.’
‘Omtrend het derde Lidt agt den ondergeteekende zig insgelijks gehouden aan te merken dat de aldaar vertoonde Reekening van de wanhopige Debiteuren alleen vervat, het geen voor het teegenswoordige nog als zodanig van de agterstallen op leenings plaatzen onder de Stellenbosche , en Zwellendamse Districten bekend is, zonder dat de agterstallen op leeningsplaatzen onder Graaffe Reinet , bij het zelve derde Lidt onder de hoofdpost van recognitie op Leeningsplaatzen begreepen meede indiervoegen heeft kunnen worden gezuiverd en gesplitst, om dat door den Landdrost van het laatstgemeld District, tot nog toe niet is overgelegd, zijn omstandig Jaarlijks verslag van Ultimo August 1794 nog ook voldaan aan de door den Wel Edele Groot Achtb: Heer Commissaris op den 27 Maart 1794 aan de onderscheidene Collegien van Landdrost en Heemraden in de buiten Districten, circulaire afgezondene ordre tot het spoedig nagaan van de staat, en Conditie der agterstallige staande Persoonen.’
‘In ‘t Casteel de Goede Hoop den 20 Jann:ij 1795’
’/ was geteekend / O: G: de Wet’
‘Aldus gearresteerd bij welgemelde edelen Heer Commissaris en Raadt’
‘In ‘t Casteel de Goede Hoop dato Ut: supra’
‘ter ordonn: van den Ed: Heer Commissarissen den Raadt’
’/ get / G: f: Goetz Secret:s’
‘Staat Rekening van de Generaale ‘S Lands Inkomsten aan Kaap de Goede Hoop onder Ultimo Augustus 1794.’
‘Vervattende’
‘I:o Een aanwyzing van ‘S Lands Inkomsten over het Boekjaar 1793 - 4’
‘II:o Een Vertoog van de betalingen, adressen en reformen op de agerstallen in het zelve Jaar geschied’
‘III:o den staat der agerstallen bij ‘t sluiten der boeken onder Ult:o aug:s 1794.’
‘
I | Alle de onderscheidene Takken van 'S Lands Inkomsten hebben in 't afgelopen Boekjaar 1793 - 4 te samen gesommeert Rd:s 221133:1 te weeten | |||
Recognitie van Leeningsplaatsen | Rd:s 58374:38 | |||
Recognitie van Land in Eigendom | d:o 2751:37 | |||
Recognitie van Land in Erfpagt | d:o 129:36 | |||
'S Heeren Geregtigheid | ||||
van vaste Eigendoms Goederen | Rd:s 17890:41 | |||
d:o opstallen der Leeningsplaatzen | d:o 2600:33 | |||
d:o Land in Eigendom uitgegeeven | d:o 1328:16 | d:o 21819:42 | ||
Vatgeld van Wijn en Brandewijn | d:o 16153:21 | |||
Tiendens van Graanen en Peulvrugten zo contant als in natura | d:o 21411:20 | |||
Pachtpenningen | ||||
Van het kaapsch Moutbier | Rd:s 1200:- | |||
d:o de Brandewijn in Vier Perceelen | d:o 20283:16 | |||
d:o de Vaderlandse Bieren en Wijnen | d:o 766:32 | |||
d:o de Kaapsche Wijnen in Vier Perceelen | d:o 15016:32 | |||
d:o de Sleet aan 't ronde bosje en de Baaijfals | d:o 3533:16 | |||
d:o d:o aan Stellenbosch en Drakenstein | d:o 350:- | |||
d:o de Impost op Wyn, Arack en Brandewijnen door Vreemden uitgevoerd wordende | d:o 2700:- | |||
d:o de Zoutpannen | d:o 2000:- | |||
*Nota*de volgende Pacht der Zoutpannen welke ingang zoude hebben genoomen met primo November 1793 is bij Raads besluiten van den 22 april en 6 Junij 1794 tot nader ordre gesurcheert | Rd:s 45850:- | |||
gaat af voor de Plokpenningen | d:o 108:- | d:o 45742:- | ||
Huur van Plaatzen en Landerijen | d:o 1975:- | |||
Gestempelde Papier | ||||
tot de Vendutien | Rd:s 6122:24 | |||
d:o onderscheidene ander gebruik | d:o 10168:06 | |||
Rd:s 16290:30 | ||||
gaat af aan onkosten | d:o 605:11 | |||
Douane | rest | d:o 15685:19 | ||
Inkomende en uitgaande rechten | Rd:s 16762:17 | |||
Hooft en kraangeld | d:o 460:- | d:o 17222:17 | ||
Amptgeld | d:o 9035:- | |||
Recognitie van de Vendutien onder de Districten van de kaap, Stellenbosch , en Zwellendam zijnde die van Graaffe Reinet niet ingekomen | 16832:11 | |||
*Nota*het karosse geld is uit kragte der Resolutie van den 9 September 1794 niet opgehaald | Rd:s 221133:01 | |||
Boven 't welk in den loop van 't verstreeken boekjaar nog eene Somma van Rd:s 28556:42 Stv:s weegens 't volgende is geinkaseert, | ||||
op 't geen de volgende bij 't sluiten der vorige boeken weegens Pacht penningen en Huur van Landerijen waren te kwaad gebleeven. | ||||
Daniel Hugo in mindering van Rd:s 9522:22 Stver:s weegens te kwaad gebleeven pachtpenningen betaald | Rd:s 3333:16 | |||
A: van Wielligh zijn debet gebleevene Pachtpenningen van de Zoutpannen in de Groenekloof | d:o 1058:16 | |||
Abr: à de Haan idem van de Zoutpannen in de kaapse Vlakte | d:o 1883:16 | |||
B: Eibergen zijn debet weegens Huur van de N: W: zijde der Comp: Tuin | d:o 266:32 | |||
J: de Kok Idem van de Z: O Zijde derzelver Tuin | d:o 258:16 | Rd:s 6800:- | ||
Van Voorjaarige 'S Lands Inkomsten, de volgende Partijen dewelke ten voordeele dier Reekening zijn ingenoomen over zo veel van de Douane door den Heer Fiscaal van Lynden genooten volgens begeerte der Illustre Vergadering van XVII en 't alhier op den 2 october 1793 in Raade genomen besluit door deszelfs Gemagtigdens is ingebragt | Rd:s 11756:37 d:o 66:- | |||
Het betaalde van Sebastiaan Rotman in mindering zyner in A:o 1792 te kwaad gebleevene pachtpenningen | d:o 5972:22 | |||
Het geen weegens Carosse Geld nog in 't voorleeden Boekjaar had behooren te koomen | d:o 66:- | |||
Door wylen den Pro interim Fiscaal de Neys nog ingebracht op de douane van 't voorige Boekjaar | d:o 2915:18 | |||
Voor inkomende rechten van Particuliere Goederen per 't Schip Oosthuizen alhier aangebracht en volgens Raadsbesluit van den 29 September 1794. | d:o 1046:13 | d:o 21756:43 | d:o 28556:42 | |
te zaamen | Rd:s 249689:43 | |||
Dog vermits van 't eerstgem: bedragen van Rd:s 221133:1 alleen Twee Termijnen Huurpenningen, van 'S Comp:s Tuin Rustenburg onbetaald is gebleeven, waarvoor G: H: Munnik zijn debet heeft vermeerderd met | d:o 800 | |||
Zo is weegens de Generale 'S Lands Inkomsten geduurende 't verstreeken Boekjaar 1793 - 4 zo in 'S Comp:s kas ontfangen, als aan Graanen in 'S Comp:s Magazijns geleevert. Eene Somma van | Rd:s 24889:43 | |||
II:o | Bij het sluiten der Boeken van 't vorige Jaar 1792 - 3 bleeft er ten voordeele van 'S Lands Generaale Inkomsten nog onvereffend eene Somma van Rd:s 423570:38 waar voor na de nieuw gestelde ordre op 't formeeren en houden der Boeken van 'S Lands inkomsten de volgende Reekeningen zijn gedebiteerd Te weeten. | |||
Recognitie van Leeningsplaatzen | Rd:s 398782:- | |||
Onder de Kaap | Rd:s 10904:- | |||
d:o Stellenbosch | d:o 136604:- | |||
d:o Zwellendam | d:o 113682 | |||
d:o Graaffe Reinet | d:o 87728:- | |||
Verlaatene plaatzen | d:o 49864:- | Rd:s 398782:- | ||
Recognitie van Land in Eigendom Rd:s 10532:06: | ||||
onder de Kaap | Rd:s 2992:41 | |||
d:o Stellenbosch | d:o 3775:43 | |||
d:o Zwellendam | d:o 3764:- | d:o 10532:36 | ||
Recognitie van Land in Erfpacht | d:o 866:44 | |||
bedraagende conform de voorige staatreekeningen | Rd:s 410181:32 | |||
Voorts nog het debet gebleevene van de volgende | ||||
Daniel Hugo over onbetaald gebleevene Pachtpenningen | d:o 9522:22 | |||
A: van Wieligh d:o d:o van de Zoutpannen in de Groene kloof | d:o 1058:16 | |||
A: a de Haan d:o d:o d:o d:o d:o d:o d:o d:o kaapse Vlakte | d:o 1883:16 | |||
G: H: Munnik d:o d:o Huur van 'S Comp tuin Rustenburg | d:o 400:- | |||
B: Eibergen d:o d:o d:o van de NW: zijde der Comp: Tuin | d:o 266:32 | |||
F: de Kok, d:o d:o d:o d:o d:o ZO d:o d:o d:o | d:o 258:16 | Rd: 423570:38 | ||
Welk montant zig vermindert vind met Rd:s 53054:44 Stv:s als Voor de Recognitie welke zo op de Leeningsplaatzen als Landerijen in Eigendom, in Erfpacht verkoopen zijnde onder Ult:o aug:s 1794 hebben moeten worden gedebiteerd | ||||
Recognitie van Leeningsplaatzen | ||||
onder de kaap | Rd:s 2698:- | |||
d:o Stellenbosch | d:o 19680:- | |||
d:o Zwellendam | d:o 14128:- | |||
d:o Graaffe Reinet | d:o 13808:- | |||
Verlatene Plaatzen | d:o 248:- | Rd:s 50562:- | ||
Recognitie van Land in Eigendom | ||||
onder de Kaap | Rd:s 541:36 | |||
d:o Stellenbosch | d:o 673:20 | |||
d:o Zwellendam | d:o 432:- | d:o 1647:08 | ||
Recognitie van Land in Erfpacht | d:o 45:36 | |||
Over Twee Termijnen verscheenen Huur van 'S Comp:s Tuin Rustenburg waarvan G: H: Munnik als door hem niet betaald gedebiteerd blyft | d:o 800:- | d:o 53054:44 | ||
Makende te zaamen | Rd:s 476625:34 | |||
Welk montant zig door betalingen, redressen en reformen egter in margine als volgd vind gereduceert te weeten. | ||||
Recognitie van Leeningsplaatzen | ||||
weegens het betaalde hiervooren gemeld | Rd:s 58374:38 | |||
door gevondene abuizen volstrekt onvermogen en beklagelijke omstandigheeden der debiteuren als andersints op diverse qualificatien afgeschreeven. | d:o 21193:10 | |||
En voorts volgens politicq Raadsbesluijt van den 15 oct:r 1794 als dubieus tot de drie volgende Reekeningen overgebracht Rd:s 192460:- als | ||||
Reekening van wanhopige debiteuren Rd:s 28044 | ||||
Reekening van stilstaande plaatzen d:o 120826 | ||||
Reekening van verlaatene plaatzen d:o 43590 | d:o 192460 | Rd:s 272028 | ||
Recognitie van Land in Eigendom betaald | Rd:s 2751:37 | |||
door een bevonden abuis op qualificatie afgeschreeven | d:o 24:34 | d:o 2776:28 | ||
Recognitie van Land in Erfpacht betaald zynde voorts nog van de voorm: debet posten de volgende volkomen of in mindering afbetaald, als | d:o 129:36 | |||
Daniel Hugo in mindering | Rd:s 3333:16 | |||
A: van Wielligh volkomen | d:o 1058:16 | |||
A: à de Haan d:o | d:o 1883:16 | |||
B: Eibergen d:o | d:o 266:32 | |||
J: de kok d:o | d:o 258:16 | d:o 6800:- | d:o 281734:11 | |
Waar van de reeele agterstallen 'S Lands Inkomsten nog groot blyven | Rd:s 194891:23 | |||
III:o | Bij het sluiten der Boeken word alzo bevonden ten voordeele van 'S Lands Generaale Inkomsten nog agterstallig te zijn de gemelde Somma van Rd:s 194891:23, bestaande in 't volgende te weeten. | |||
Recognitie van Leeningsplaatzen Rd:s 177316: over agterstallen, | ||||
onder de kaap | Rd:s 7702:- | |||
d:o Stellenbosch | d:o 61745:- | |||
d:o Zwellendam | d:o 43872:- | |||
d:o Graaffe Reinet | d:o 63997 | Rd:s 177316:- | ||
Recognitie van Land in Eigendom Rd:s 9403:21 | ||||
onder de Kaap | Rd:s 2732:01 | |||
d:o Stellenbosch | d:o 3043:20 | |||
d:o Zwellendam | d:o 3628:- | d:o 9403:21 | ||
Recognitie van Land in Erfpacht | d:o 782:44 | |||
het debet van D:l Hugo, weegens nog ten agteren gebleeven Pagtpenn: | d:o 6189:06 | |||
het debet van G: H: Munnik voor huur van 'S Comp:s tuin Rustenburg | d:o 1200:- | Rd:s 194891:23 | ||
Zynde daar en boven op de drie volgende Reekeningen dewelke gelijk bovengemeld conform het raadsbesluit van den 15 october 1794 zijn geformeerd dog als dubieus, worden geconsidereerd, nog openstaande Eene Somma van Rd:s 192460:- dewelke bij de nieuwe boeken worden ingenomen, te weeten | ||||
Rekening van wanhopige debiteuren Rd:s 28044 weegens agterstallen van Leeningsplaatzen | ||||
onder Stellenbosch | Rd:s 3486:- | |||
d:o Zwellendam | d:o 24558:- | Rd:s 28044:- | ||
Reekening van Stilstaande plaatzen Rd:s 120826 meede voor agterstallen | ||||
onder Stellenbosch | Rd:s 38776:- | |||
d:o Zwellendam | d:o 37732 | |||
d:o Graaffe Reinet | d:o 44318:- | d:o 120826 | ||
Reekening van verlaatene Plaatzen Rd:s 43590:- over te kwaad gebleevene agterstallen | ||||
onder de Kaap | Rd:s 1362:- | |||
d:o Stellenbosch | d:o 18550:- | |||
d:o Zwellendam | d:o 17412:- | |||
d:o Graaffe Reinet | d:o 62660:- | d:o 43590 | ||
Rijxd:s 192460:- |
I | Alle de onderscheidene Takken van 'S Lands Inkomsten hebben in 't afgelopen Boekjaar 1793 - 4 te samen gesommeert Rd:s 221133:1 te weeten | |||
Recognitie van Leeningsplaatsen | Rd:s 58374:38 | |||
Recognitie van Land in Eigendom | d:o 2751:37 | |||
Recognitie van Land in Erfpagt | d:o 129:36 | |||
'S Heeren Geregtigheid | ||||
van vaste Eigendoms Goederen | Rd:s 17890:41 | |||
d:o opstallen der Leeningsplaatzen | d:o 2600:33 | |||
d:o Land in Eigendom uitgegeeven | d:o 1328:16 | d:o 21819:42 | ||
Vatgeld van Wijn en Brandewijn | d:o 16153:21 | |||
Tiendens van Graanen en Peulvrugten zo contant als in natura | d:o 21411:20 | |||
Pachtpenningen | ||||
Van het kaapsch Moutbier | Rd:s 1200:- | |||
d:o de Brandewijn in Vier Perceelen | d:o 20283:16 | |||
d:o de Vaderlandse Bieren en Wijnen | d:o 766:32 | |||
d:o de Kaapsche Wijnen in Vier Perceelen | d:o 15016:32 | |||
d:o de Sleet aan 't ronde bosje en de Baaijfals | d:o 3533:16 | |||
d:o d:o aan Stellenbosch en Drakenstein | d:o 350:- | |||
d:o de Impost op Wyn, Arack en Brandewijnen door Vreemden uitgevoerd wordende | d:o 2700:- | |||
d:o de Zoutpannen | d:o 2000:- | |||
*Nota*de volgende Pacht der Zoutpannen welke ingang zoude hebben genoomen met primo November 1793 is bij Raads besluiten van den 22 april en 6 Junij 1794 tot nader ordre gesurcheert | Rd:s 45850:- | |||
gaat af voor de Plokpenningen | d:o 108:- | d:o 45742:- | ||
Huur van Plaatzen en Landerijen | d:o 1975:- | |||
Gestempelde Papier | ||||
tot de Vendutien | Rd:s 6122:24 | |||
d:o onderscheidene ander gebruik | d:o 10168:06 | |||
Rd:s 16290:30 | ||||
gaat af aan onkosten | d:o 605:11 | |||
Douane | rest | d:o 15685:19 | ||
Inkomende en uitgaande rechten | Rd:s 16762:17 | |||
Hooft en kraangeld | d:o 460:- | d:o 17222:17 | ||
Amptgeld | d:o 9035:- | |||
Recognitie van de Vendutien onder de Districten van de kaap, Stellenbosch , en Zwellendam zijnde die van Graaffe Reinet niet ingekomen | 16832:11 | |||
*Nota*het karosse geld is uit kragte der Resolutie van den 9 September 1794 niet opgehaald | Rd:s 221133:01 | |||
Boven 't welk in den loop van 't verstreeken boekjaar nog eene Somma van Rd:s 28556:42 Stv:s weegens 't volgende is geinkaseert, | ||||
op 't geen de volgende bij 't sluiten der vorige boeken weegens Pacht penningen en Huur van Landerijen waren te kwaad gebleeven. | ||||
Daniel Hugo in mindering van Rd:s 9522:22 Stver:s weegens te kwaad gebleeven pachtpenningen betaald | Rd:s 3333:16 | |||
A: van Wielligh zijn debet gebleevene Pachtpenningen van de Zoutpannen in de Groenekloof | d:o 1058:16 | |||
Abr: à de Haan idem van de Zoutpannen in de kaapse Vlakte | d:o 1883:16 | |||
B: Eibergen zijn debet weegens Huur van de N: W: zijde der Comp: Tuin | d:o 266:32 | |||
J: de Kok Idem van de Z: O Zijde derzelver Tuin | d:o 258:16 | Rd:s 6800:- | ||
Van Voorjaarige 'S Lands Inkomsten, de volgende Partijen dewelke ten voordeele dier Reekening zijn ingenoomen over zo veel van de Douane door den Heer Fiscaal van Lynden genooten volgens begeerte der Illustre Vergadering van XVII en 't alhier op den 2 october 1793 in Raade genomen besluit door deszelfs Gemagtigdens is ingebragt | Rd:s 11756:37 d:o 66:- | |||
Het betaalde van Sebastiaan Rotman in mindering zyner in A:o 1792 te kwaad gebleevene pachtpenningen | d:o 5972:22 | |||
Het geen weegens Carosse Geld nog in 't voorleeden Boekjaar had behooren te koomen | d:o 66:- | |||
Door wylen den Pro interim Fiscaal de Neys nog ingebracht op de douane van 't voorige Boekjaar | d:o 2915:18 | |||
Voor inkomende rechten van Particuliere Goederen per 't Schip Oosthuizen alhier aangebracht en volgens Raadsbesluit van den 29 September 1794. | d:o 1046:13 | d:o 21756:43 | d:o 28556:42 | |
te zaamen | Rd:s 249689:43 | |||
Dog vermits van 't eerstgem: bedragen van Rd:s 221133:1 alleen Twee Termijnen Huurpenningen, van 'S Comp:s Tuin Rustenburg onbetaald is gebleeven, waarvoor G: H: Munnik zijn debet heeft vermeerderd met | d:o 800 | |||
Zo is weegens de Generale 'S Lands Inkomsten geduurende 't verstreeken Boekjaar 1793 - 4 zo in 'S Comp:s kas ontfangen, als aan Graanen in 'S Comp:s Magazijns geleevert. Eene Somma van | Rd:s 24889:43 | |||
II:o | Bij het sluiten der Boeken van 't vorige Jaar 1792 - 3 bleeft er ten voordeele van 'S Lands Generaale Inkomsten nog onvereffend eene Somma van Rd:s 423570:38 waar voor na de nieuw gestelde ordre op 't formeeren en houden der Boeken van 'S Lands inkomsten de volgende Reekeningen zijn gedebiteerd Te weeten. | |||
Recognitie van Leeningsplaatzen | Rd:s 398782:- | |||
Onder de Kaap | Rd:s 10904:- | |||
d:o Stellenbosch | d:o 136604:- | |||
d:o Zwellendam | d:o 113682 | |||
d:o Graaffe Reinet | d:o 87728:- | |||
Verlaatene plaatzen | d:o 49864:- | Rd:s 398782:- | ||
Recognitie van Land in Eigendom Rd:s 10532:06: | ||||
onder de Kaap | Rd:s 2992:41 | |||
d:o Stellenbosch | d:o 3775:43 | |||
d:o Zwellendam | d:o 3764:- | d:o 10532:36 | ||
Recognitie van Land in Erfpacht | d:o 866:44 | |||
bedraagende conform de voorige staatreekeningen | Rd:s 410181:32 | |||
Voorts nog het debet gebleevene van de volgende | ||||
Daniel Hugo over onbetaald gebleevene Pachtpenningen | d:o 9522:22 | |||
A: van Wieligh d:o d:o van de Zoutpannen in de Groene kloof | d:o 1058:16 | |||
A: a de Haan d:o d:o d:o d:o d:o d:o d:o d:o kaapse Vlakte | d:o 1883:16 | |||
G: H: Munnik d:o d:o Huur van 'S Comp tuin Rustenburg | d:o 400:- | |||
B: Eibergen d:o d:o d:o van de NW: zijde der Comp: Tuin | d:o 266:32 | |||
F: de Kok, d:o d:o d:o d:o d:o ZO d:o d:o d:o | d:o 258:16 | Rd: 423570:38 | ||
Welk montant zig vermindert vind met Rd:s 53054:44 Stv:s als Voor de Recognitie welke zo op de Leeningsplaatzen als Landerijen in Eigendom, in Erfpacht verkoopen zijnde onder Ult:o aug:s 1794 hebben moeten worden gedebiteerd | ||||
Recognitie van Leeningsplaatzen | ||||
onder de kaap | Rd:s 2698:- | |||
d:o Stellenbosch | d:o 19680:- | |||
d:o Zwellendam | d:o 14128:- | |||
d:o Graaffe Reinet | d:o 13808:- | |||
Verlatene Plaatzen | d:o 248:- | Rd:s 50562:- | ||
Recognitie van Land in Eigendom | ||||
onder de Kaap | Rd:s 541:36 | |||
d:o Stellenbosch | d:o 673:20 | |||
d:o Zwellendam | d:o 432:- | d:o 1647:08 | ||
Recognitie van Land in Erfpacht | d:o 45:36 | |||
Over Twee Termijnen verscheenen Huur van 'S Comp:s Tuin Rustenburg waarvan G: H: Munnik als door hem niet betaald gedebiteerd blyft | d:o 800:- | d:o 53054:44 | ||
Makende te zaamen | Rd:s 476625:34 | |||
Welk montant zig door betalingen, redressen en reformen egter in margine als volgd vind gereduceert te weeten. | ||||
Recognitie van Leeningsplaatzen | ||||
weegens het betaalde hiervooren gemeld | Rd:s 58374:38 | |||
door gevondene abuizen volstrekt onvermogen en beklagelijke omstandigheeden der debiteuren als andersints op diverse qualificatien afgeschreeven. | d:o 21193:10 | |||
En voorts volgens politicq Raadsbesluijt van den 15 oct:r 1794 als dubieus tot de drie volgende Reekeningen overgebracht Rd:s 192460:- als | ||||
Reekening van wanhopige debiteuren Rd:s 28044 | ||||
Reekening van stilstaande plaatzen d:o 120826 | ||||
Reekening van verlaatene plaatzen d:o 43590 | d:o 192460 | Rd:s 272028 | ||
Recognitie van Land in Eigendom betaald | Rd:s 2751:37 | |||
door een bevonden abuis op qualificatie afgeschreeven | d:o 24:34 | d:o 2776:28 | ||
Recognitie van Land in Erfpacht betaald zynde voorts nog van de voorm: debet posten de volgende volkomen of in mindering afbetaald, als | d:o 129:36 | |||
Daniel Hugo in mindering | Rd:s 3333:16 | |||
A: van Wielligh volkomen | d:o 1058:16 | |||
A: à de Haan d:o | d:o 1883:16 | |||
B: Eibergen d:o | d:o 266:32 | |||
J: de kok d:o | d:o 258:16 | d:o 6800:- | d:o 281734:11 | |
Waar van de reeele agterstallen 'S Lands Inkomsten nog groot blyven | Rd:s 194891:23 | |||
III:o | Bij het sluiten der Boeken word alzo bevonden ten voordeele van 'S Lands Generaale Inkomsten nog agterstallig te zijn de gemelde Somma van Rd:s 194891:23, bestaande in 't volgende te weeten. | |||
Recognitie van Leeningsplaatzen Rd:s 177316: over agterstallen, | ||||
onder de kaap | Rd:s 7702:- | |||
d:o Stellenbosch | d:o 61745:- | |||
d:o Zwellendam | d:o 43872:- | |||
d:o Graaffe Reinet | d:o 63997 | Rd:s 177316:- | ||
Recognitie van Land in Eigendom Rd:s 9403:21 | ||||
onder de Kaap | Rd:s 2732:01 | |||
d:o Stellenbosch | d:o 3043:20 | |||
d:o Zwellendam | d:o 3628:- | d:o 9403:21 | ||
Recognitie van Land in Erfpacht | d:o 782:44 | |||
het debet van D:l Hugo, weegens nog ten agteren gebleeven Pagtpenn: | d:o 6189:06 | |||
het debet van G: H: Munnik voor huur van 'S Comp:s tuin Rustenburg | d:o 1200:- | Rd:s 194891:23 | ||
Zynde daar en boven op de drie volgende Reekeningen dewelke gelijk bovengemeld conform het raadsbesluit van den 15 october 1794 zijn geformeerd dog als dubieus, worden geconsidereerd, nog openstaande Eene Somma van Rd:s 192460:- dewelke bij de nieuwe boeken worden ingenomen, te weeten | ||||
Rekening van wanhopige debiteuren Rd:s 28044 weegens agterstallen van Leeningsplaatzen | ||||
onder Stellenbosch | Rd:s 3486:- | |||
d:o Zwellendam | d:o 24558:- | Rd:s 28044:- | ||
Reekening van Stilstaande plaatzen Rd:s 120826 meede voor agterstallen | ||||
onder Stellenbosch | Rd:s 38776:- | |||
d:o Zwellendam | d:o 37732 | |||
d:o Graaffe Reinet | d:o 44318:- | d:o 120826 | ||
Reekening van verlaatene Plaatzen Rd:s 43590:- over te kwaad gebleevene agterstallen | ||||
onder de Kaap | Rd:s 1362:- | |||
d:o Stellenbosch | d:o 18550:- | |||
d:o Zwellendam | d:o 17412:- | |||
d:o Graaffe Reinet | d:o 62660:- | d:o 43590 | ||
Rijxd:s 192460:- |
‘In ‘t Kasteel de Goede Hoop Ultimo Augustus 1794’
’/ get:/ O: G: de Wet’
en vermits dezelve Staatreekening is bevonden, allezints conform de Instructie voor den Heere Boekhouder van ‘S Lands generaale Inkomsten gearresteerd en de besluiten deezer Vergadering zo zijn bij den Raade omtrent dezelve staatreeking en de overige poincten bij het bericht van den Heere de Wet voorkomende, zodanige dispositien genoomen als in margine van dat Bericht staan aangeteekend
Door de Burgers Jan Michiel Elser, Jan Bolleurs, Jacobus Johannes van den Berg, Jan Grubel, Johan Fredrik Herwich, Marx Nicolaas Mohr, Matthijs Zondag en Michiel Hubert aan deeze Regeering gericht zynde het volgend Request
Aan den Wel Ed: Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris over dit Gouvernement en den Ressorte van dien & & & beneevens den WelEdelenAchtb: Heer Gezachebber en de verdere Wel Edele Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E E Achtb: Heeren’
‘Geeven Uwel Ed: Groot Achtb: en E: E: achtb:s eerbiedig te kennen Jan Michiel Elzer, Jan Bolleurs, Jacobus Johannes van den Berg, Jozeph Pero, Jan Grubel, Johan Fredrik Herwich, Marx Nicolaas Moor, Matthijs Zondag en Michiel Huber’
‘Hoe de Burger Sebastiaan Rothman in den Jaar 1791 op den gewoone tijd der Jaarlijksche Verpagting voor den tijd van een geheele Jaar ingemeind hebbende de generaale Pacht der kaapse koele wijnen voor eene Somma van Negentig duizend Guldens indische Valuatie, na ‘t eindigen van die Termijn in gebreeke is gebleeven, om de als toen nog onbetaalde wederhelft zijner Pachpenningen ten bedraage van Vijfthien duizend Rijxdaalders aan de E: Comp:e te voldoen, weshalven hy Rothman by vonnisse van den Ed: Achtb: Raade van Justite de dato 27 September 1792 tot betaling van gemelde Somma bij parate executie is gecondemneerd geworden.’
‘Dat om deeze condemnatie te doen effect sorteeren de toenmalige Sequester de Heere Willem Stephanus van Rijneveld op den 2 November deszelven Jaars ten overstaan van Heeren Gecommitteerdens uit welgem: Rade van Justitie, in het openbaar move solito met het verkopen der goederen van den Gecondemneerden, door hem ten dien einde aangeweezen, en bestaande in eene aanzienlijk quantiteit Leggers met wijn gevuld, een begin heeft gemaak, met dit ongelukkig gevolg egter dat uit hoofde van de des tijds algemeene heerschende schaarsheid van gereede penningen, goede Leggers met wijn gevuld niet hooger konden worden gebragt dan op Rd:s 16:20 tot 26 naar de qualiteit van de Wijn’
‘Dat de Supplianten hier uit voorziende dat ‘t onvermijdelijk gevolg van den voortgang deezer Verkoopingen zoude zijn, dat voormelde Rothman ten eenemaal geruineerd, en zelfs zijne Borgen voor de Pacht in het grootste gevaar zouden geraaken van door de voorziene verandering der tyden en daar uit proflueerende laage prijs van Wijn en Vaatwerk, ‘t zelfde tot ondergaan op voorstel van den onderget:e te raade zijn geworden de zaaken daar heenen te dirigeeren, dat de verdere verkooping der Goederen van Rothman wierd uitgesteld, en dus doende verhoed de pernicieuse suites, welke anderzints zonder eenige twijffel daar uit zouden moeten proflueeren’
‘Dat om dit salutair oogmerk te bereiken door eenige der Suppl:ten aan Heeren Gecomm:s uit welgem Raade van Justitie is geproponeerd geworden, om den verdere voortgang der Vendutie te staaken, zo als dan ook geschied zijnde, hebben de Supplianten zich in zelve daage gezamentlyk verbonden om ingevalle bij den Ed: achtb: Raade van Politie mogt worden geagreëerd aan Rothman uitstel te verleenen, voor den tijd van twee Jaaren zich als dan voor de prompte voldoening in solidum als Borgen te interponeeren onder renuntiatie van alle aan Borgen anderzints competeerende beneficien’
‘Dat egter om deeze weldaad niet tot der Suppl:ten præjuditie te doen keeren door den meerm: Pachter Rothman aan de Suppl:ten is gedaan behoorlijk cessie van alle zodanige Goederen en effecten, als waar uit niet wel volgens de omstandigheeden van dien tijd, maar egter bij verandering van tijden zouden kunnen worden gevonden het bedraagen der Pachtpenningen welke de E: Comp: destijds van dezelven nog hadt te vorderen, welke cessie de Suppl:ten nochtans alleenlijk tot hunne securiteit hebben doen strekken, zonder aan hem Rothman de administratie van het gecedeerde te beneemen’
‘Dat ondertusschen gem: Rothman in steede van ‘t geen hij successivelijk in cassa ontfing te doen strekken tot voldoening zijner Pachtpenningen inteegendeel al ‘t geen mogelijk was te ontfangen zonder het zelve tot dat einde te emploiëeren deszelfs zonder daarvan aan de Suppl:ten behoorlijke reekeningen verantwoording te doen, waar door de Suppl:ten eindelyk zijn genoodzaakt geworden door rechterlijke middelen te zorgen, dat de administratie onder hem Rothman niet langer verbleef, ‘t geen dan ook van dat effect is geweest dat na een langwijlig Proces de administratie der gecedeerde Goederen en effecten op de Suppl:ten is gedevolveerd, en den Sequester gequalificeerd tot den verkoop der in de acte van cessie begreepen goederen.’
‘Dat deeze verkooping ook in de maand Januarij des gepasseerden Jaars geschied zynde, de Reekening daarvan, vermits de inneschulden des boedels niet eerder konden worden ingevordert, niet heeft kunnen worden afgeslooten waar door veroorzaakt is geworden dat de Suppl:ten in den Maand November ll: hebben ontfangen een ordonnantie, om uit kragte van hun borgtogt in cassa te brengen, ‘t geen nog per rest aan de E: Comp:e moest worden voldaan, als hebbende de Supplianten sucessief zo veel hun doenlijk was in mindering afbetaald.’
‘dat de Sequester van den Ed: Achtb: Raad van Justitie geinformeerd dat de Suppl:ten zodanige ordonnantie hadden ontvangen, aan hen heeft geoffereerd, en ook behoorlijk in Cassa doen brengen een montant van Zeven duizend Ryxd:s zijnde zo veel door zijn Ed calculatief kan worden bereekend weegens den verkoop der Goederen aan de Suppl:ten ofte de E: Comp: te competeeren; terwijl er thans nog eenige inneschulden in den Boedel zich bevinden welke ingevordert zijnde almeede zullen kunnen strekken tot voldoening der nog onbetaalde Pachtpenningen’
‘Dat de Supplianten egter twijffelen of uit de gecedeerde Goederen en effecten, wel zo veel zal kunnen provenieeren dat daar uit de voormelde pachtpenningen neevens de renten kunnen worden gevonden, waar door de Supp:te in het geval zouden kunnen geraaken van enorme schade te lijden ende zulks door hunne goede intentie waar door zij niet alleen den Pachter Rothman voor zyn totaalen ondergang bewaard hebben, als hebbende de Leedige Leggers bij de laatste verkoping door elkaar veel meer gerendeert als de Leggers met wijn gevuld bij de eerste, maar ook zijne borgen voor de pagt, welke beide geene gegoede lieden zijn van hunne ruine bevrijd. Ja de Supplianten durven UwelEd: Groot achtb: en E E: Achtb: gerustelijk verzeekeren dat wanneer de voorm: Executie niet was uitgesteld geworden en de Supplianten zig niet als Borgen hadden geinterponeerd de E: Comp:e nimmer de voldoening der Pachtpenningen zouden hebben genooten; om dat gelijk reeds gezegd de goederen van Rothman niet genoeg zouden hebben opgeworpen en zijne borgen, waar van de een Jan Jacob Schreuder reeds voor lang zijn boedel als insolvent aan welgem: Raade van Justitie heeft overgegeeven terwijl de andere in bekrompen omstandigheeden is, ‘t ontbreekende niet zoude hebben kunnen suppleeren ook durven de Supp:ten teevens gerustelijk verzeekeren dat de meeste hunner geene particuliere betrekking op den Pachter Rothman hebben en ondertusschen tot hier toe voor hunne beloning niet dan de grootste moeite en verdrietlijkheeden hebben ondervonden.’
‘Reedenen waaromme de Suppl:ten zich in alle Eerbied tot Uwel Ed: Groot Achtb: en E E: Achtb: zyn wendende met nedrige bede dat Uwel Ed: Gr: achtb: en E: Achtb: uit aanmerking van de aangehaalde omstandigheeden aan de Supp:ts tot voldoening van ‘t nog deficieerend gedeelte der pacht penningen van den Pachter Rothman een termijn van Twaalf Maanden te verleenen, mitsgaders dat Uwel Ed: Groot Achtb: en E: achtb:s de Supplianten gelieven te libereeren van de betaling der Renten op ‘t geheele montant der pachtpenningen, zedert den vervaldag tot den betaaldage toe: Zullende de Supplianten zig door deeze weldaad, aangemoedigt reekenen, om ook in ‘t vervolg der voorstand van de belangen der Maatschappije met behoud hunner meede Ingeseetenen te vereenigen’
‘’T welk doende &:a’
’/ get / J: M: Elser J: Bolleurs Jac:s Joh:s van den Berg Jan Grubel M: N: Mohr J: f: Herwig Joseph Peroo Michael Zuler’
zo is, na aandachtige deliberatie over dezelve Requeste, en bij overweeging dat zo wanneer de Supplianten zich niet voor de voldoening der door den Burger Sebastiaan Rothman verschuldigde Pachtpenningen hadden geinterponeerd de gem: Rothman met zijne toenmalige twee Borgen zeer zeeker buiten staat zouden zijn geweest de verschuldige Pachtpenningen ten bedragen van ƒ45000:- aan de E Compagnie te voldoen, zonder dat dit bedragen door de laage prijs waar op alle Effecten maar voor al het Vaatwerk als toen was uit hunne Goederen by dies executie zou hebben kunnen worden gevonden, daar thans uit een gevolg van der Suppl:ten aangegaane verbindtenisze de gezegde Schuld tot op ƒ8145, reeds is verminderd geworden, goedgevonden en dienvolgens besloten, aan de Suppl:ten tot betaling der gem ƒ8145:-, ingevolge hun verzoek een uitstel te verleenen van twaalf maanden zullende dus dit bedragen door hen voor Ult:o Janur:ij van ‘t aanstaande Jaar 1796 in ‘S Comp:s Cassa mooeten worden voldaan terwijl de Edele Heer Commissaris zich wel heeft gelieven te chargeeren om hun verder verzoek, ter ontheffing van de voldoening der Intressen op ‘t geheel bedraagen der Pachtpenningen verloopen, zedert dies vervaldag tot de volkomen betaling toe, aan de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal favorabel voortedragen.
Voorts is geleezen een Request door den Burger deezer Colonie Antonij Krynauw aan deeze Regeeringe geaddresseerd, luidende
Aan den Wel Edelen Groot achtb: Heer M:r Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands Indien en Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &:e &:e &:e en den Wel Edele Achtb: Heer Johannes Isaac Rhenius Gezachhebber ten voorsZ Gouvernemente beneevens den Ed: achtbaaren Politicquen Raad aldaar
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer’
‘Wel Edele Achtb: Heer en E E: Achtb: Heeren!’
‘Met behoorlijk respect en gepaste decentie geeft op de Eerbiedige wyze te kennen UwelEd: Groot Achtb: en E: Achtb:s zeer onderdanigen en gehoorzaame Dienaar den sub dato 19 Mei deezes jaars met ‘S Comp:s Retourschip de Africaan alhier van Batavia geretourneerde Passagier en Burger Antonie Krynauw’
‘Dat op en in den Jaare 1783 door den toenmaligen Landdrost der Colonien Stellenbosch en Drakenstein wijlen den Heere Daniel van Rijneveld C: S: aan den Ed: Achtb: Raade van Justitie deezes Gouvernements gepresenteerd Requeste inhoudend verzoek dat hun E: E: Achtb:s vermits den Suppl:t niet alleen in zo verre zich zoude hebben te buiten gegaan dat hij zeer insolente en zelfs bedrijgende expressien omtrend wijlen voorn: Heer Landdrost van Rijneveld zoude hebben onderstaan te uitten, maar daar en boven nog zoude hebben kunnen goedvinden te divulgeeren, zeker geschrift; deese zaake zo tot ondersoek als strafvordering zoude gelieven te stellen in handen van ‘t officium Fisci hun E: E Achtb:s d:d: 10 April des gem: Jaars hebben gelieven goed te vinden, voorm: Requeste met de daartoe specteerende Bijlaagen te stellen in handen van wijlen den opperkoopman en Independent Fiscaal de E: Achtb:s Heer M:r Jan Jacob Serrurier als toenmaligen Onderkoopman en pro interim Fiscaal ten fine voorsZ:’
‘Dat voorn: Heere Pro interim Fiscaal / zo hij zeide / dan ook na een nauwkeurig examinatie van ‘t een en ander bevonden te hebben de aan den Suppl:t by voorn: Requeste geimputeerde misdaden revera door hem zouden zijn geperpetreerd, zich heeft vermeend in de onvermydelijke noodzaaklykheid te bevinden, om behoorlijke Procedures R: O: teegens den Suppliant in cas crimineel te entamineeren en ten dien einde van hun Ed: Achtb:s sub dato 24 April des voorn Jaars 1793, versogt en geobtineerd hebbende decreet van Dagvaarding in Persoon, waar bij den Eisscher R: O: gequalificeert werd om den Suppl:t te doen dagvaarden om in Persoonen voor hun Ed: Achtb:s vierschaar te verschijnen ten einde te aanhooren zodanige crimineele eisch en conclusie mitsg:s verzoek of verzoeken als den Eiss:r te raaden zoude worden Ratt: off: op en jegens hem Suppliant te doen en te neemen daar op te antwoorden en voorts te procedeeren zo als in Cas Crimineel gebruijkelijk is; ‘t welk dan ook geweest is van dat gevolg dat den Suppl:t ten dage dienende den gecompareerd zijnde bij appoinctement van Wel gem: Raade de dato 8 Mei 1783 den Suppl:t geordonneerd wierd, om bij Provisie te gaan in civiel arrest ten deezen Kasteele en voorts, te antwoorden op alle zodanige Articulen als hem van weegen den officier zoude worden voorgehouden’
‘Dat vervolgens in dato 5 Junij des meermaals gem: Jaars 1783 van weegens ‘t officieren Fisci is gedient van schriftelijken crimineelen Eisch en Conclusie waar bij den Ratt: off: concludeerde dat den Suppl: bij definitive vonnissen van welgem: Raade “zal worden gecondemneerd omme gebracht worden ter plaatse alwaar men alhier gewoon is crimineele sententien te executeeren en aldaar aan den Scherpregter overgeleevert zynde wel strengelyk met Roeden op den blooten rugge te worden gegeesseld, en voorts ten eeuwigen daage uit dit Gouvernement te werden gebannen met condemnatie in de kosten en Misen van Justitie ofte Ac:a ” van welke crimineele Eisch door den Suppl:t is verzogt Copie ten einde zes Weeken, na dato te dienen van antwoord dog welke zaaken door hun Ed: Achtb:s als toen is gehouden ter rondleezing in advies, ten dien Effecte dat den Suppl:t na een civiel Arrest van ruim twee Maanden sub dato 10 Julij des dikwilsgem: Jaars 1783 bij Vonnisse definitif van welopgem: Ed: Achtb: Raade van Justitie deezes Gouvernements is gebannen ten eeuwige daage uit deezen Lande en den Ressorte van dien / met byvoeging / “des zal denzelven in Gyzeling moeten blyven om met de Eerstvoorkomende Scheepsgeleegendheid van hier na Batavia verzonden te worden” met condemnatie van den Suppl:t in alle de in deezen Processe gevallene kosten en ontzegd den verderen gedaane Eisch van den officier.”’
‘Dat eenige dagen na de pronuntiatie van dit Vonnis den Suppl:t door ‘S Heeren Geweldiger en Gerechts Dienaars is gebracht geworden na Boord van ‘t als toen zig ter Rheede Houtbaaij geankerd Leggende ‘s Comp:s Loggerscheepje de Zwaluw , waar meede den Suppl:t na de Spaanse Haven Cadix is vertrokken, en aldaar in een vreemd Land waar van hy de spraak ten eenemaale onmachtig was en zonder eenige Vrienden aante treffen in zijne zo jonge Jeugd, als een Balling is aan Land gezet geworden’
‘Dat den Suppl:t zich bevindende in eene zeer akelige situatie in dewelke hij zeer veel ellende en kommer heeft moeten uitstaan, Eindelijk over Engeland in onse Republiecq is gearriveerd, alwaar op diverse Comptoiren door zijne activiteid en zêle ‘t zo verre gebracht heeft, dat hij voorzien van goede getuigschriften en door middel van gunstige voorschrijving door Haar Edele Mogende de Heeren Gecommitteerde Raaden van de Staaten van Holland en Westvriesland tot substitut Drossaard van Vianen en Armeijden is aangesteld geworden in welke qualiteit hij wederom zo veel in hem was heeft getracht zijn Plicht te betrachten de goede Rust en ordre te bewaaren en daar door zich de achting van hen die over hem gesteld waaren waardig te maaken, zo als hij Suppl:t zig durft flatteeren, te hebben weggedraagen.’
‘Dat den Suppl:t des niet tegenstaande uit hoofde van zijn voorn: Bannissement ‘t gunt zedert aldaar ruchtbaar geworden is, in de onaangenaame en droevige noodzaaklijkheid gebracht wierd om dit ampt te moeten nederleggen door spargatie van den inhoud van ‘t voorn: Vonnis ten laste van de Suppl:t alhier geslaagen, ‘t welk geschied is door den van hier gerepatrieerden Heer Jan Serrurieur den oud Burgerraad’
‘Dat den Suppliant geene middelen onbeproeft willende laaten om zijne Eer en goede Naam die hem ‘t kostbaarste in de natuur en schatbaarste op de Waereld is te handhaven en alles sacrifiëeren om in ‘t openbaar zijn onschuld aan den dag te leggen, den Suppl:t na eene attente overweeging van dit alles is te raade geworden om zich in dato 12 Dec:r 1791 bij Requeste te addresseeren aan de wel Ed Hoog Achtb: Heeren Bewindhebberen gecommitteerd ter ilustre Vergadering van XVII met ootmoedig supplicatie dat aan hem zoude werden verleend Copie van ‘t ten zijnen Lasten geveld Vonnis met de daartoe specteerende verdere Procedures ten einde zig bij ‘t zelve beswaard vindende zodanige remedien en provisien van Justitie bij de hand te neemen als hij tot herstel van zijne geschondene Eer en Reputatie nodig oordeelde met dat gevolg dat welgem: Vergadering deeze zaak more Judicieel beschouwde, en dus niet geschikt om tot een object derzelver te worden gemaakt, Echter in consideratie genomen hebbende de extra ordinaire Procedures op en jegens hem geentameerd bij derzelver Resolutie d:d: 28 Julij 1785 goedgevonden hebben den Suppl:t te renvoijeeren “naar den Wel Ed Achtb: Raade van Justitie deezes Gouvernements ten einde aan welgem: Rade zig bij Procuratie te addresseeren zo als dezelve zou vermeenen te behooren & & &”’
‘Dat uit dien hoofde en nog meer andere daar bij geallegueerde reedenen, den Suppl:t ootmoedig verzogt dat ‘t hun Ed: Hoog Achtb: gunstig behaagen moge hem te permiteeren met een der Comp: Scheepen zich in Persoonen na Batavia te begeeven ten einde aldaar zyne procedures bij den Recher ad quemordinario modo in appelvoort te zetten en te vervolgen, en dat bij ‘t aandoen van dit Gouvernement aan hem mogt worden vergunt de Copien der jegens hem gevoerde extra ordinaire Procedures te lichten, ten einde zich daartoe in staat te stellen, waar op by Resolutie van den 17:e dito daar aan volgende gedelibereerd zijnde. “is goedgevonden aan den Suppliant te permitteeren zich in Persoon met een van ‘S Comp:s Scheepen voor de kamer Amsterdam na Batavia te begeeven ten einde aldaar zodanig verzoek aan de Hooge Indiasche Regeering te doen, als hij zal geraaden vinden, met dien verstande nochtans dat den Suppl:t bij aankomst aan de Kaap, zich niet zal hebben van Boord te begeeven nog aan de Wal te gaan; terwijl wijders is goedgevonden deeze illustre Politicque Vergadering aan te schrijven, om in de afgaave der Papieren, tot zijn zaak betrekkelijk zo veel mogelijk faciel te zyn”’
‘Dat den Suppl:t vervolgens bij zijn arrive te Batavia datelijl heeft geageerd als Impetrant van Mandament in Cas d’ Appel met de clausule van relief teegens den Laps des Tijds ende indebite verheffing en prosecutie deezer appellatie in communi forma voorts meede nog om te antwoorden op den ten dage dienende te doene Eisch en te neemene conclusie tot anullatie illico mitsg:s reparatie ante omnia van attentaten op en jegens den Wel Ed achtb: Heere M:r Willem Popkens raad ordinair in den Ed: Achtb: Raade van Justitie des Casteels Batavia en pro interim advocaat Fiscaal van Neerlands Indien en als in die qualiteit vervangende ‘t officium Fiscaal van Kaap de Goede Hoop mitsg:s als waarneemende ‘t recht van de hoge overigheid ged:de in voorsZ Cas ter andere zy’
‘Dat terwijl ‘t wel waar is hoe in de Bylagen, ten deeze met de vereischte Eerbied in Copia authenticq ten deeze sub N:o 1 annex evident consteerd hoe den Ratt: off Eisscher aan Cabo de Goede Hoop is gecondemneerd in alle de kosten van den Processie; en in de bylaage sub N:o2 insgelijks in Copia authenticq met niet minder Eerbied hier neevens gevoegd, gezegd word dat ” den Suppliant van alle verdere op en aanspraak weegens ‘t hem ter eerster instantie, door den Eisscher R: O: te Cabo de Goede Hoop is gedelibereerd en dienvolgens ‘t officie Fiscaal te Cabo voormeld in alle de kosten zo den Suppl:t door deeze Calange zijn overgekomen hebben gecondemneerd’
‘Dat den Suppl:t zonder eenige interpretatien te willen hegten aan deeze beide Vonnissen door den Ed: Achtb: Raade van Justitie des Casteels Batavia ten zijnen voordeele geslaagen, echter voor hem voldoende genoeg is hoe in ‘t eene van den Eisscher R: O: te Cabo de Goede Hoop en in ‘t andere van ‘t officie Fiscaal te Cabo voorn:d gesprooken word zo zoude hij echter / : salva tamen reverantia:/ vermeenen dat ‘t officium Fiscaal gehouden en verpligt is om aan hem te betaalen en te restitueeren de verschootene Proces en Reiskosten door hen in deeze gedaan en geleeden’
‘Dat echter in geene deezer Bijlagen nominatur gesprooken word aan wien den Suppl:t dit een en ander zouden dienen te verhaalen, en dus ook niet in verbis ratundis dat den Fungeerende Fiscaal in dit Gouvernement dezelven uit zyne prive Beurse dan wel den Boedel van wijlen den E: achtb: Heer M:r Jan Jacob Serrurieur dezelven aan den Suppl:t zoude dienen te restitueeren alhoewel dient weegen ons geleerd word, door wijlen den Advocaat voor de respective Hoven van Justitie in Holland M:r Pieter Bordt in deszelfs Tractaat van crimineele zaaken ” hoe de groote en evidente onbehoorlijkheid en exhorbitantie van zodanige procedures zulks vereischende, werden officieren non ex jure ordiné geprocedeerd hebbende en over zulks de lemiten van hun aanbevolen dienst te buiten gegaan daar en boven ook nog wel gecondemneerd, uit haren eigen Beurse te betalen de kosten schaden en Intressen die zij door zodanige onbehoorlijke informeele en ongefundeerde Procedures hebben veroorzaakt alzo dezelve onder pretext en ten reguarde van hunne Publicque dienst, en de necessiteit van dien daarvan niet worden geexcuseerd.’
‘Dat den Suppliant onder eerbiedige correctie dus vermeend het remboursement zyner betaalde onkosten en wel ten bedragen van Zes duizend zes honderd en Vyftien Rd:s en Zeeven en Veertig stuivers, ingevolge de Bylage ten deeze sub N:o 3 annex te pretendeeren te hebben uit ‘S E: Comp:s Cassa alhier, dat evenwel dit voren geallegueerde /: s: M: / geene betrekking hebben kan tot ‘t officie Fiscaal alhier aangezien dezelven als waarneemende ‘t recht der Hooge Overgheid, heeft geageerd, zo als zulks bij hoogere Rechtbank ook is opgenomen ingevolge de hier neevens gevoegde bescheiden terwijl by de laatste ‘t officie Fiscaal in de kosten van den Suppl:t zaken is gecondemneerd zonder dat daarin nominatum is geexpresseerd, dat den fungeerende Fiscaal in dit Gouvernement deeze kosten uit zijn prive Beurse zoude hebben te betalen met reservatie eener verdere actie dan wel dat teegens den Suppl:t gegageerd hebbende Fiscaal deszelfs Boedel, Erven of Rechter kreegen hebbende deeze kosten privatelijk moeten rembourseeren.’
‘Dat ‘t in onse Republiecq een constante usantie en manier van procedeeren is, ingevalle Scheepenen en Gerechten goed mogte vinden den Hoofd officier te condemneeren in de kosten van zodanige Procedures als denzelven teegens deeze of geene goed heeft kunnen vinden te institueeren die kosten als dan aan zodanig officier uit de Lands Cassa werden geremboursseerd, zo als ook is verstaan bij de Wel Edele Hoog Achtb: Heeren XVII vervat in derzelver Resolutie d:d: 8: Januarij 1788. in hun Wel Edele Achtb:s aanschrijvens aan dit Gouvernement, in de zaken van den Heer Independent Fiscaal Boers en den Gezachhebber Pieterse beide ter Politicque Secretarij alhier te vinden’
‘Mits welke den Suppl:t de vrijheid neemt om zig met behoorlyk respect en gepaste decentie te keeren tot Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: ootmoedig suppliceerende dat het van Hoogstderzelver goedgunstig welbehaagen zyn moogen, om aan den Suppliant uit ‘S E: Comp:s Cassa te doen betalen t montant der hier neevens gevoegd Reekening ten bedrage van voorn: Somma groot 6615 Rd:s & 47 Stv:s, dan wel dat Hoogstdezelve op deeze Requeste zodanig anderzints zullen gelieven te disponeeren als na recht en billijkheid zal bevonden worden te behooren’
‘’T welk doende &:a’
’/ get:/ A: Krynauw.’
waar op met vereischte aandacht gedelibereerd en in aanschouw genomen zynde, dat het aanschrijven van de Wel Edele Hoog Achtb: Heeren Majores bij hare gevenereerde Missive van den 8 Januarij 1788. § 100 in verbis: “Wij kunnen voorts genoegen neemen met het bericht, ‘t welk UE ons hebben doen toekomen op de Requeste van den geweezen Fiscaal independent Boers, raakende de kosten, waarin gemelde Fiscaal door den Raade van Justitie des Casteels Batavia in de tweede instantie ratione officie was gecondemneerd, ten behoeve van zeekere Pietersen, ter zaake van de procedures door door denzelven Fiscaal in zijne qualiteit teegens denzelven Pieterse voor den Raade van Justitie ten Uwen Gouvernemente in der tijd geentameerd en hebben derhalven goedgevonden UE mits deeze aan te schryven, om het montant dier kosten aan den gemelde Pietersen, dan wel deszelfs Gemachtigdens of Erfgenamen te doen voldoen uit de Cassa der Compagnie, en voorts om bij aldien door de Gemachtigdens van den voornoemde geweezen Fiscaal Boers, desweegens bereids iets mogt zyn uitgeschooten zulks aan hun teegens behoorlyk bewijs uit ‘S Compagnies te restitueeren” mogelyk in allen deelen op het geval van denzelven Krijnauw niet toepasselik zoude kunnen worden geoordeelt, alzoo de door den Heere Fiscaal Boers teegens den Gezachhebber Pieterse gevoerde crimineele Procedure was geëntameerd uit hoofde van eene ordre der Regeering mitsgaders tot straffing van een ondersteld aanmerklijk pligt verzuim in den dienst van de Maatschappij, en de Procedures van de overleedenen Fiscaal Serrurieur, teegens den Requestrant Antonij Krijnauw tot fundament heeft gehad, eene autorisatie ofte last van den Raade van Justitie op de klachten van eenige Dienaars en Burgers tot straffing van het maaken of verspreiden van zeeker infameus Pasquil, en dus deeze Regeering verder zoude kunnen worden geoordeelt door bovengemelde geëerbiedigde aanschrijvens niet genoegsaam te zijn geauthoriseerd, om in laatstgem: geval de kosten meede ten lasten van de Compagnie te neemen, schoon ook den Achtbaaren Raade van Justitie des Casteels Batavia by haare Vonnissen van den 30 Januarij en 21 februarij 1794. wijlen den Fiscaal Serrurier geenzints heeft gecondemneerd om de kosten in questie uit zijn eigen Beurs te betaalen, zoo als waarschynlijk zoude zijn geschied, hadt dien Raad gevonden dat de actie teegens Krijnauw eigenwillig of temerair ondernomen was, is goedgevonden en verstaan, om zo wel alle de stukken tot de teegens den requeste van ‘t Krynauw door den Heer Fiscaal Serrurier gevoerde crimineele Procedures betrekking hebbende, als de door denzelven gepresenteerde Requeste met dies Bijlaagen bij eerste geleegendheid over te zenden en te presenteeren aan de Wel Edele Hoog achtb: Heeren Majores, met eerbiedige versoek om daarop zodanige besluiten te neemen als Hoogstdezelve zullen oordeelen te behooren; weshalven dan al verder wierd goedgevonden den Raade van Justitie deezes Gouvernements bij Extract deezer te gelasten, omme afschriften of Copias behoorlijk geauthentiseerd van alle de voormelde stukken en Papieren, betrekking hebbende tot de crimineele procedures van wijlen den Fiscaal Serrurier teegens den Burger Antonij Krijnauw in ordre te doen brengen in duplo, ten einde als voorzegd bij eerste geleegenheid naar Nederland te worden verzonden; en ten einde te voorkomen dat door dit besluit deezer Vergadering den gezeiden Krijnauw geen nadeel worde toegebracht in het institueeren en vervolgens zyner actie ingevalle mogte worden gevonden, ofte hij oordeelen zodanige tegens de Erfgenaamen ofte Gemachtigdens van meergenoemde Fiscaal te hebben, is alverder goedgevonden om de Gemachtigdens van meergenoemde Fiscaal Serrurier ofte van zijne Erfgenaamen zynde den eerwaarden Predikant Johannes Petrus Serrurier, den Burgerraad Johannes Smuts en de vice President van Weesmeesteren Pieter Laurens Cloete te gelasten om van de Gelden welke zich van dezelve alhier onder haar bevinden eene Somma van Ses duizend Ryxdaalders onder haar te houden en niet over temaaken, voor en aleer het welbehaagen van de Hooggebiedende Heeren Majores omtrend deeze zaak zal zyn onfangen
Uit een ingekoomen Rapport van gecommitteerde Leden uit den Raade van Justitie welke tot ‘t slaan van Zeguls hebben gevaceerd, gebleeken zijnde dat door hen wederom in gereedheid waaren gebracht
zo is verstaan dezelve Zeguls volgens gewoonte by de Negotie te laaten inneemen
Na dit een en ander is geleezen eene Missive door Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein aan deeze Vergadering geschreeven, luidende als volgd
Aan den Wel Ed: Groot Achtb: Heere Abraham Josias Sluijsken Raad Ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement kaap de Goede Hoop, en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele Achtb: Heer Gezachhebber en de Wel Ed: Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: E: Achtb: Heeren!’
‘Den Burger Pieter Ciljé op heeden in onze ten zijnen verzoeke door den Eerstgeteekende Landdrost expresselyk belegde Extract ordinaire by eenkomst verscheenen zijnde heeft na alvorens te kennen te hebben gegeeven, hoe hij wegens zeekere door hem teegens den Eerstgeteekende en gecommitteerde Heemraaden, gebeezigde beleedigende Expressien, by geleegendheid dat dezelve amptshalve vaceerden om wegens het tusschen den Burger Charl Ciljé en Anna Nieuwout ontstaan verschil onderzoek te doen door den Heer Pro interim Fiscaal teegens den 29 deezer was gedagvaard Eijsch te aanhooren, aan ons betuijgd nooit eenige intentie te hebben gehad om den Landdrost en gecommitteerde Heemraden opzettelijk te beleedigen, hij dan ook weegens de opvatting zijner in onkunde gebezigde expressien hartelijk leedweezen gevoelde, met needrig verzoek hem voor dit maal te excuseeren en belofte van ten allen tijde de ondergeteekendens behoorlijk respect te zullen bewijzen met welke betuijging van leedweezen en verzoek van Excuus door gem: Ciljé gedaan de beleedigdens wel genoegen hebben genomen zo als de Ondergeteekendens hem Cilje ook hebben te kennen gegeeven, dog teffens dat van hunnen uijterste pligt hebben geacht aan Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb:s hiervan kennisse te moeten geeven, gelijk de ondergeteekendens de vrijheid neemen bij deezen te doen met nedrig verzoek zonder echter het officie Fiscaal in deeze te præjudiceeren de voorsz schikking met UwelEd: Groot Achtb: en E: Achtb:s goedkeuring worde geagreëerd, daar wij niet minder van onzen diepschuldigen plicht hebben geacht Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: almeede bij deeze eerste geleegendheid voor Hoogstderzelver zo gunstige Resolutie genoomen op onze Requeste wegens de voorsZ beleedigingen door gem: Cilliers den Eerstget: Landdrost en Gecommitteerde Heemraaden aangedaan onze eerbiedige dank te betuigen.’
‘Terwijl wij Uwel Ed: Groot Achtb: en E: Achtb: in de bescherminge des Allerhoogsten aanbeveelende met diepste eerbied de vrijheid neemen ons te noemen.’
‘/onderstond:/ Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtbaare Heeren /: lager / Uwer Wel Ed: Gr: Achtb: en E: Achtb:s zeer onderdanige en gehoorzaame Dienaaren / was geteekend / H: L: Bletterman, A: C: v:d: Bijl, S: J: Cats, P: Roux, A: L: J: Zoon, D: W: Hoffman. / ter zyde / in Heemraads Vergadering aan Stellenbosch den 19 Jann:y 1795.’
en na deliberatie over dezelve Missive goedgevonden en dienvolgens beslooten, Copia authenticq daar van te stellen in handen van den ad interim Fiscaal Willem Stephanus van Rijneveld, ten einde te strekken tot zijn naricht en informatie, met last om nu alle verdere poursuites tegen den Burger Pieter Cilliers te staaken, mits hij betaele de onkosten waartoe zijn onbehoorlyk en strafwaardig gedrag oorsaak gegeeven heeft
Vervolgens is geleezen het onderstaand Request van wegens Kerkenraden in Land van Waveren aan deeze Regeering gericht
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Ed: achtb: Heer Gezachhebber en de Wel Edele Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E Achtb: Heeren’
‘Geeven met alle verschuldigde Eerbied te kennen Uwer Wel Ed: Groot Achtb: en E: Achtb: s zeer gehoorzaame en onderdanige Dienaaren Kerken raden in ‘t Land van Waveren dat annex het stukje Lands tot welkers verdeeling en verkoping in erven de Supplianten van UwelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: Hooggunstig permissie hebben geobtineerd, is leggende een Strook woeste Grond aan de E: Compagnie gehoorende, en welke op geenerhande wijze vrugtbaar te maaken is.’
‘Dat de Supplianten bij de verdeeling der gedagte Erven enkel en alleen uit zeer vrugtbaar Land bestaande hebben ontdekt, hoe ‘t de waarde van dezelve merkelijk zou vermeerderen wanneer bij ieder dier Erven kon worden gevoegd een zodanig gedeelte van de gedachte woeste grond als vereischt word om de nodige Gebouwen te stellen en dus de vrugtbaare grond tot het aanplanten van Wyngaarden of Boomgaarden te kunnen gebruiken en waardoor ook de situatie dier Erven aanmerkelijk zou worden verbeeterd als kunnende door toevoeging van de gemelde woeste grond ter lengte van ‘t vruchtbaar Land en ter breedte van 100 Voeten in eene rechte Linie met de Gebouwen van de Pastorie bebouwd worden en dus een straat formeeren’
‘Alle reedenen om welke de Supplianten die in deeze niet anders dan het welzyn hunner gemeente en de gedeeltelijke aflossing in hunne schuld bedoelen zich in alle onderdanigheid zijn keerende tot Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb:s ootmoedig verzoekende dat het van Hoogstderzelver welbehaagen zijn moge ter meer gem: woest strookje Gronds waar van den inhoud zeer gering komt te zijn aan de Gemeente van Waveren in eigendom te willen verleenen en aftestaan om te kunnen worden gevoegd bij ‘t Land tot welkers verdeeling en verkoping zij bereids van UwelEd Groot Achtb: en E: Achtb:s ten voordeele hunner Kerke Hooggunstig permissie hebben verkreegen’
‘’T welk zijn doende &:e’
‘Uit naam van Kerkenraaden te Waveren ‘
’/ get / H: C: Vos V: D: M:’
en na deliberatie over dezelve Requeste bij den Raade beslooten Kerkenraaden voormeld te permitteeren zo als hen gepermitteerd word by deeze, het verzochte stukje woeste gronds, door den geswooren Landmeeter te laaten meeten en carteeren zullende dit een en ander geschied zijnde, ‘t zelve stukje gronds in eigendom worden afgestaan en gegeeven aan de Diaconie van ‘t Land van Waveren omme te kunnen worden gevoegd by de Erven tot welkers verkooping aan gezegde Kerkenraad permissie is gegeeven en neevens dezelve verkogt te worden.
De Burger Johannes Cornelis Brits aan deezen Raade zich vervoegd hebbende met het ondervolgend Request
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van kaap de Goede Hoop en den ressorte van dien & & & beneevens den Wel Ed: Achtb: Heer Gezachhebber en Wel Ed: Heeren Raaden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en E: E: Achtb: Heeren.’
‘Geeft met verschuldigde eerbied te kennen Uwer Wel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: zeer onderdanige en gehoorzaame Dienaar Johannes Cornelis Brits Burger alhier’
‘Dat den Suppl:t zich aan Uwel Ed: Groot Achtb: en E: Achtb: per requeste geaddresseerd hebbende ten einde zeeker stukje Lands aan de Roode Bloem tusschen den Tuin van de oud Ritmeester Johannes Munnik en ‘t zogenaamde Papendorp geleegen, gratis in eigendom te mogen hebben, het Weldezelve goedgunstig heeft gelieven te behaagen, dat Requeste te stellen in handen van Commissarissen uit den Raade van Justitie, omme zo wel het door den Suppliant verzogte Land door haare Gecommitteerdens ten overstaan van den Capitein Ingenieur Louis Michel Thiebault te laaten examineeren, of de uitgaave van het zelve ook eenig nadeel of hinder aan de aldaar leggende Batterijen dan wel aan de belangens van de E: Comp: ofte die der Ingezeetenen zou kunnen toebrengen dan niet, als om Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: te dienen van derzelver Bericht en consideratien, in hoe verre dat op des Suppl:s verzoek om ‘t land gratis in eigendom te mogen hebben reguard zou kunnen en behooren te worden geslaagen.’
‘Dat Commissarissen voormeld daarop de uitvoering van ‘t bevel, nopens de examinatie van ‘t gem: Stuk Land hebben opgedragen aan Twee hunner Leeden die daar toe ook ten overstaan van den ad interim Fiscaal deezes Goüvernements gevaceerd hebbende, van gevoelen zijn geweest, dat ‘t door den Suppl:t verzochte stuk Land aan hem zoude kunnen worden uitgeeven zonder de belangens van de Ingezeetenen te benadeelen’
‘Dat echter door voorsZ Capitein Ingenieur is gedeclareerd geworden dat ‘t meergem: stuk Land vermits de nabijheid van zeekere Batterijen aldaar geleegen niet kan worden uitgegeeven zonder aan de derectie der Vuuren van dezelve Batterijen hinderlijk te zijn’
‘Dat hier van ‘t gevolg is geweest dat voorm: Gecommitteerdens den Suppl:t hebben geinformeerd ‘t door hem verzochte stuk Land niet te kunnen obtineeren, en in zijne keuze gelaaten na zeeker ander stuk Land buiten bereiking van de Vesting werken deezer Plaatze uittezien, en daarvan de eigendom by Uwel Ed Groot Achtb: en E: Achtb: te verzoeken.’
‘Dan dat den Suppl:t die hoe zeer ook geinclineerd, en zelfs door zijne ongelukkige omstandigheeden verpligt was de vriendelijke raad van Gecommitt:s in deezen te accepteeren, zich echter buiten staat bevond de onkosten welke ‘t verzoeken van een andere stuk Land zouden komen te vereisschen te fourneeren, vermits hij niet alleen het weinige door hem met moeite bij den anderen gebracht en waarvoor had gemeend zijn behoeftig huisgezin van ‘t nodige te voorzien, aan den gesw: Landmeeter voor ‘t meeten en carteeren van ‘t door hem verzochte Land heeft moeten betaalen maar zelfs dat zyne klimmende Jaaren gevoegd, bij het ongelukkig gemis van ‘t gebruik zijns rechter hand hem buiten staat steld, om zich het onderhoud voor zijn Huisgezin op eene andere wijze dan door ‘t rapen van Schulpen en dezelve voor geringe pryzen van den hand te zetten te verzorgen; dit een en ander onder ‘t oog van voorm: Heeren Gecommitt:s heeft gebracht met instantig verzoek bij Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: onder informatie geeving hier van te bewerken, dat ingevalle hij de eigendom van een ander stukje Lands mogt koomen te verzoeken, ‘t Hoogstdezelve mogte behaagen het zelve pro deo aan hem te laaten toemeeten en in eigendom vergunnen’
‘Dat den Suppl:t inmiddels na een zodanig strookje gronds als welke hy vermeende dat aan hem zoude kunnen worden vergund zonder de E: Comp:s of de Ingezeetenen nadeelig dan wel de defensie deezer Plaatze hinderlijk te zijn, uitgezien, en het zelve aan deeze zyde van ‘t zout Rivier gevonden hebbende, derhalven de vrijmoedigheid gebruikt zig andermaal tot Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: te keeren met ootmoedige beede op de ongelukkige omstandigheeden van de Suppl:t een medogend oog te slaan en hem uit dien hoofde het gem: Stukje Lands gratis door den Landmeeter te laaten toemeeten en vervolgens in eigendom verleenen.’
‘’T welk doende &:’
’/ get:/ Joh:s Corn:s Brits’
zo is bij overweeging van de allezints droevige omstandigheeden waarin den Suppl:t zich bevind goedgevonden en beslooten den geswooren Landmeeter Jan Willem Wernich bij Extract deezer te gelasten omme het door den Suppl:te verzochte stukje Lands gratis te meeten en daarvan aan hem een kaart ofte Figuur ter hand te stellen, zullende dit een en ander gedaan zynde, Commissarissen uit den Raade van Justitie en den Capitein Ingenieur Thiebault ieder in den haare moeten onderzoeken of de uitgaave van ‘t gevraagde Land kan geschieden zonder de Compagnie of eenige der Ingezeetenen schadens toetebrengen of aan de Fortificatien deezer Plaatse hinderlijk te zijn, om over dit een en ander den Raade te dienen van bericht in geschrifte
De oud Burgerraad Hendrik oostwald Ecksteen bij Requeste verzoek gedaan hebbende om de Eigendom van een stukje Lands, geleegen annex zijn Plaats aan de Tijgerbergen , zo is verstaan dezelve Requeste almeede te stellen in handen Commissarissen uit den Raade van Justitie met bevel ‘t zelve stuk Lands door den geswooren Landmeeter ten hunnen overstaan te laaten meeten en carteeren, omme vervolgens te onderzoeken of de uitgaave daarvan kan geschieden zonder aan de E: Compagnie of de opgezeetenen nadeel toetebrengen en als dan te tauxeeren hoe veel door den Suppliant voor dies verkrijging tot eene recognitie zou behoren te worden betaald
Commissarissen uit den Raade van Justitie aan den Edelen Heer Commissaris overgelegd hebbende eene reekening der onkosten door hen ten bedraage van Rd:s 105:5:- gedaan in zeekere Commissie naar de zogenaamde Macassars duijnen in den Jaare 1792. bewerkstelligd, en waar van de kosten ingevolge het genoteerde bij de Resolutien van den 15 October anno Passato uit ‘S Comp:s Cassa moeten worden voldaan, zo is na examinatie van de gemelde Reekening bij den Raade beslooten, deeze betaaling als nu te laten gevolg neemen, om gebragt te worden ten laste der Reekening van onkosten Extra Ordinair
Na dit alles is geleezen een Requeste door den Oud Heemraad Gerhardus Munnik aan deeze Regeeringe geaddresseerd, luidende als volgt.
Aan den Wel Ed: Groot achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India, mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop, en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele Achtb: Heer Gezachhebber en de Wel Edele Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en E: Achtb: Heeren’
‘Geeft met alle verschuldigde Eerbied te kennen Uwer Wel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: zeer gehoorzame en onderdanige Dienaar Gerhardus Munnik oud Heemraad van Stellenbosch en Drakenstein . dat den Suppliant door onderscheidene noodlottige gevallen en de verpligting die steeds op hem heeft gelegd, om een der talrijkste Huisgezinnen deezer Colonie te moeten onderhouden niet teegenstaande zijne bekende werkzaamheid en yver reeds voor eenige Jaaren in de noodzaaklijkhied is geweest zijne besittingen te moeten verkoopen, om aan de door hem aangegaane engagement ten aanzien zijner Crediteuren te kunnen voldoen.’
‘Dat eenige tijd hierna en wel in ‘t laatst van den Jaare 1792 bij afixie van Billetten aan het Publiecq, kennisse is gegeeven, dat, onder anderen ‘S Compagnies Goederen, ook aan de meestbiedende voor den tijd van Vier Jaaren zou worden verhuurd ‘S Comp:s Tuin Rustenburg of ‘t zogenaamde Ronde Boschje .’
‘Dat den Suppliant welke van onheuchlijke tijden af de waarde deezer Tuin hadt hooren bepalen op niet minder dan Veertig duizend Gulds en in overweeging genomen hebbende de Somma waar voor de Plaats het Nieuwland en ‘S Comp:s Post de Schuur , beide in de nabijheid van de Tuin Rustenburg geleegen, en welkers Landeryen nimmer voor beter of vruchtbaarer dan die van de gem: Tuin Rustenburg zijn erkend, waaren verkogt geworden, ook geene zwaarigheid heeft gemaakt by de Publiecque verhuuring van die Tuin de huur daarvan voor den tijd van Vier achtereenvolgende Jaaren te aanvaarden voor eene Somma van Acht honderd Rd:s ‘s Jaars, netto uitmaakende de gewoone Intrest van Veertig duizend Guldens kaapse waarde, waartoe hij zich dan ook beneevens zyne Borgen Johannes Augustinus Dreijer en Jan Hendrik Heroldt op de gewoone wijze heeft verbonden.’
‘Dat den Suppliant hiertoe nimmer zou zijn overgegaan ten waare hij zich hadt mogen vleien, zo als hy ook wezendlijk gedaan heeft, dat de gem: Tuin Rustenburg zodanige Moestuinen, Boomgaarden, Wijngaarden en Landerijen kwam te bevatten als uit welke hij door noestheid en vlijt niet alleen de bedongen Huurpenningen zou kunnen voldoen, maar ook zo veel overhouden als vereischt word om zijn talrijk Huisgezin op eene sobere wijze te kunnen erneeren.’
‘Dat den Suppliant om hier toe met alle mogelyke overleg te kunnen geraaken, directe na dat zijn Contract van Huur was ingegaan het zogenaamde Heerenhuis met de Laaningen, Bloemperken en andere tot verlustiging aldaar aangelegde beplantingen, heeft verhuurd gehad aan ‘t Lidt Uwer Wel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s Vergadering de Heer M:r Jacobus Johannes Le Sueur voor eene Somma van Rd:s 240:- ‘s Jaars uit een bezef dat hij van dit een en ander geen beter nog zeekerder voordeele konde trekken;’
‘Dat wanneer de gemelde tuin Rustenburg met dies ap -en -dependentien beneevens de daarop staande Gebouwen aan de Suppliant is overgegeeven geworden, hij op ‘t uitterlijk aanzien dier gebouwen, als meerder kennisse van den Landbouw dan van de extructie van Huizen hebbende, dezelve Gebouwen zonder eenige exceptie te maaken heeft aanvaard, en zich dus ook heeft verbonden omme alle dezelve in zodanige staat als hij die hadt ontfangen by het eindigen van zyn Contract van Huur aan de E: Compagnie wederom te zullen opleeveren’
‘Dat den Suppliant echter tot zijn innigst leedweezen en grooten schaden heeft moeten ondervinden dat de Wyngaarden van gedachte Tuin Rustenburg geheele oud koomen te zijn, en dus zo veel druiven niet opleeveren dat het de moeite kan vergoeden daar van Wijn te perssen; dat de Boomgaarden waarvoor even zo min als de Wijngaarden in voorige tijden eenige zorge schijnt te zijn gedraagen, weining of geene Vruchten opleeveren, en dat de Moesgronden door de verlegging van Liesbeeks-Rivier , voor eenige Jaaren bewerkstelligd, door geduurige overstroming in het Saisoen waarin de voortbrengzels daarvan moeten worden verwacht, ten eenemaale onbruikbaar zijn’
‘Dat den Suppliant door alle deeze hindernissen niet alleen in zijne zo hij vertrouwde rechmatige calculatie om de door hun bedongen Huurpenningen voor de Tuin Rustenburg uit dies voortbrengzels te kunnen voldoen, teleur heeft zien gesteld, maar ook heeft moeten ondervinden dat niet teegenstaande alle aangewende moeite, arbeid en vlijt, uit het geen de meergenoemde Tuin aan den Suppl:t heeft opgeleeverd niet eens de onkosten van onderhoud van Slaaven en Gereedschappen hebben kunnen worden gevonden, en dus veel minder een enkelde Penning tot betaaling der Huurpenningen heeft kunnen overschieten’
‘Dat den Suppl:t dus ook natuurlijk in de voor hem zo onaangenaame als teegens zijne eerlijke denkings wijze strijdige omstandigheid is vervallen van zich buiten staat te vinden van zijne aan de E: Compagnie zedert primo Januarij 1793 tot Ultimo December L: L: verschuldigde Huurpenningen ten bedragen van Rd:s 1600:- meerder dan Rd:s 400: te kunnen voldoen’
‘Dat dit onvermogen van de Suppl:t zo als onvermijdelijk moest zijn ten gevolge heeft gehad dat den Suppliant tot de voldoening der door hem aan de E: Compagnie nog verschuldigde Rd:s 1200:- door den ad interim Fiscaal ex officio is opgeroepen voor den Raade van Justitie deezes Gouvernements en door deeze tot voldoening zijner wettig schuld gecondemneerd, zodanig dat den Suppl:t reeds sommatie en renovatie ondergaan hebbende niets anders te wachten heeft dan de weinige Slaaven die hij bezit en door middel van welke hij het voor zijn Huisgezin onontbeerlijk leevens onderhoud moet verkrijgen mitsgaders zyne geringe Meubelen eerstdaags bij executie te moeten zien verkoopen’
‘Dat voorts den Suppliant tot zijn innigst leedweezen heeft moeten ondervinden, dat hoe zeer de Gebouwen van de Tuin Rustenburg bij ‘t aanvaarden van dies Huur, de Suppl:t zo wel als Heeren Gecommitteerdens in goede staat zijn toegescheenen den Suppl:t echter kort na ‘t ingaan van zijn contract daar aan heeft ondervonden zodanige capitaale defecten zo aan Metzel -Timmer -als -Dakwerk, als waar door ieder een zoude schroomen zich zelfs of zyne Slaaven in de gezegde Gebouwen te doen herbergen.’
‘Dat van alle deeze Gebouwen geene zich in erger toestand bevind dan ‘t zogenaamde Heerenhuis door den Suppliant aan meergemelde Heere LeSueur verhuurd, als waar van niet alleen het dak maar ook de Houtwerken die ‘t zelve draagen mitsg:s de Zolder ten eenemaale is vergaan, verrot en vervuurd, zodanig dat zyn Ed: zich niet langer in ‘t zelve vertrouwende, den Suppl:t tot zijne onoverkomentlijke schade heeft aangezegd met het uiteinde deezer loopende Maand Januarij ‘t zelve Huis te zullen verlaaten en wederom aan den Suppliant inruimen’
‘Dat den Suppliant echter van zijne onvermijdelijke plicht heeft geacht, en ook niets onbezocht heeft gelaten om de gebreeken zich reeds voor den aanvang van zijn Huur aan de Gebouwen van de Tuin Rustenburg bevonden hebbende, te verhelpen doch dat dezelve bij gedaane inspectie van deskundigen van zodanige aart bevonden zijn, dat wanneer men hier aan volgens de ordre wilden beginnen te remedieeren alle dezelve Gebouwen gevaar zouden loopen om in te storten, en dat den Suppliant zich aan de eene zijde omtrend de toestand der meergedachte Gebouwen gerust durvende verlaaten op ‘t rechtvaardig getuigenis dat Heeren Commissarissen over de Tuin Rustenburg , desweegens aan UwelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: zullen hebben gegeeven, aan de andere kant vermeent, ‘t zij met eerbied gezegd van Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: zo welbekende rechtvaardigheid en billijkheid te mogen verwachten dat Hoogstdezelve hem voor de gezeide Capitaale gebreeken welke zich aan de Gebouwen van de Tuin Rustenburg reeds hebben bevonden voor dat den Suppliant dezelve in huur heeft aanvaard, en door zijne geringe kunde niet zijn ontdekt geworden, niet aanspraaklijk zullen gelieven te houden, te meer daar den Suppliant Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s plegtige durft verzeekeren en ook des gerequireerd wordende voldoende zou kunnen bewijzen, van alle deeze defecten in het allerminste geen oorzaak te zijn geweest of te hebben kunnen zijn’
‘Alle reedenen om welke den Suppliant zich is keerende tot Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s ootmoedig verzoekende dat ‘t van Hoogstderzelver welbehagen zijn mooge, den Suppl:t van zijn met de E: Comp: aangegaan Contract van Huur over de Tuin Rustenburg met het uiteinde deezer loopende Maand Januarij uit bijzonderlijk vaderlyk meedelijden voor de droevige omstandigheeden waar in den Suppl:t met zijne talrijke famille zich bevind, mitsgaders uit hoofde van zijn volstrekt onvermogen en zo hy onder eerbiedige correctie vertrouwd, ongehoudenisse om de Gebouwen op gedachte Plaats staande wederom in bewoonbaare stand te brengen Hooggunstig te willen ontslaan, en hem voor het geen hij weegens huur van meergemelde Tuin als dan per rest nog aan de E: Compagnie zal schuldig blijven eenig uitstel te verleenen om daar door de ophanden zynde executie van des Suppliants Goederen, waarmeede de totaale ruine van den Suppliant en zijn talrijk Huisgezin zou weezen gemoeid, opteschorten en voor te koomen zynde den Suppl:t beneevens zijne voormelde Borgen Dreijer en Herholdt bereid zich voor de voldoening van deeze achterstallige Huur penningen bij aparte acte te verbinden op zodanige wijze en onder zodanige bepaalingen als Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s zullen gelieven goed te vinden’
‘’T welk doende &:a’
’/ get:/ G: Munnik.’
over welk Requeste met aandacht gedelibereerd zijnde zo is bij overweeging dat hoe zeer den Suppl:t zich ook mogt hebben vergisd in de door hem gemaakte calculatie over het geen de door hem van de E: Compagnie by Publiecque opveiling ingehuurde Tuin Rustenburg zou kunnen opbrengen, deeze Regeering ecter onbevoegd is hem van zijn desweegens aangegaan Contract te libereeren, door den Edele Heer Commissaris aangenoomen dezelve Requeste te suppediteeren aan de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal met verzoek op des Suppl:s in deeze gedaane sollicitatie gunstig reflexie te willen slaan zullende voorts aan hem voor de Somma van Rd:s 1200:- welke hij noch aan de E: Compagnie voor achterstallige Huur van gem: Tuin schuldig is, worden verleend een uitstel van Zes Maanden, zo als hem verleend word bij deeze, onder expresse voorwaarden nochtans dat de door hem tot securiteit voor de E: Compagnie gestelde Borgen zig bij aparte acte en onder renuntiatie van de gewoone beneficien verbinden omme bij nalatigheid van den gemelde Gerhardus Munnik de gezegde Somma van Rd:s 1200:- ter bepaalde tijd als eigen schuld te zullen voldoen
Dan ten aanzien van de gebreeken welke aan de Gebouwen van de Tuin Rustenburg zijn ontdekt, na dat dezelve aan den Suppliant zyn overgegeeven, zo is bij overweeging dat het geen den Suppliant deswegens heeft voorgedraagen omtrend de gesteldheid van deselve volkoomen over een stemmig is met het geen Heeren Commissarissen over de meergenoemde Tuin bij hun Ed: Rapport geinserreerd bij Resolutie van den 27 December 1793 hebben geposeerd, en dat hij in geene opzichte verpligt kan worden gehouden die reparatien voor zijne Reekening te neemen of te laaten doen, mitsgaders dat, het zij de Tuin Rustenburg in der tijd mogt moeten worden verkogt, dan wel bij voortgang verhuurd ‘S Comp:s belang allezints vorderd de daarop staande Gebouwen tot welkers reparatie men blijkens besluit deser Regeering van den 4 Februarij des voorleeden Jaers zelfs voor eene Somma van 800 Rd:s geene aanneemers heeft kunnen vinden, ten minsten voor eene totaale instorting te beveiligen, ‘t welk zeer waarschijnlijk in het ophanden zijnde Wintersaisoen zoude geschieden, wanneer die in haare teegenswoordigen toestand wierden gelaaten, wierd goedgevonden en verstaan om voor eerst en tot vermijding van grooter ongelden de voormeld allernoodzaaklijkste reparatien aan gezegde Gebouwen door de Ambachtslieden en Slaaven der E: Compagnie te laaten gevolg neemen op de minst kostbaerste wijze
De voormelde Gehardus Munnik aan den Edelen Heer Commissaris voorgedraagen hebbende dat hij bezig geweest zijnde te trachten om ‘t een of ander uit het Wrak van het in Saldanhabaaij verbranden en naderhand gezonken Schip Middelburg optevisschen, hadt ontdekt aldaar nog een ander Schip gezonken te zijn, het welk hij veronderstelde en ook door eenige hoogbejaarde Persoonen wierd gemeend te zullen zijn het Wrak van een deensch Schip ‘t welk voor meerder dan Vijftig Jaaren in de Saldanhabaaij , zou zijn gezonken; met verzoek dat aan hem mogt worden gepermitteerd ten zijnen kosten en dus ook ten zynen voordeelen tentames te doen om ook uit dit Wrak het geene zich daarin nog bevinden moogt optevisschen. - over welk verzoek gedelibereerd zynde, zo is goedgevonden en dienvolgens beslooten aan ‘t zelve te defereeren, gelijk geschied bij deeze, zullende dus aan hem Munnik weezen gepermitteerd uit het door hem ontdekt Wrak optevisschen alle zodanige Goederen, Koopmanschappen etc:a als hij zal kunnen machtig worden onder expresse voorwaarden dat hij Munnik verpligt en gehouden zal zijn van alles wat hij zal koomen optevisschen naauwkeurige opgaaven te doen als houdende deeze Regeering aan zich gereserveerd alles wat opgevischt mogt worden, ‘t zij geheel dan wel ten deele voor de E: Compagnies onder behoorlijke tauxatie en betaaling overteneemen, terwijl wyders wanneer door hem Munnik eenig Goud ofte Zilver dan wel contante Specien mogten worden opgevischt, hij almeede gehouden en verpligt zal zijn alle dezelve aan de E: Compagnie overtegeeven onder het genot van een derde van dies zuivere waerde ter belooning zijner moeite en kosten.
Laatstelijk is aan den Burger raad Abraham Fleck, als Gemachtigde van Lucretia Myma, Huisvrouwe van den oud Capitein Swerus Vrolijk, gepermitteerd zeekere Slavinne in Naame Juliana van Bengalen met haar Dochter Doortje van de Kaap te moogen ontslaan uit Slaavernij en te stellen in Vrijdom, mits voor elk derzelve aan de Gereformeerde Diaconie deezer Steede betaalende Rijxdaalders Vijftig en bovensdien de vereischte Borgtocht stellende
Aldus geresolveerd ende gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en Jaare voorsZ
[Signed:] A: J: Sluijsken
[Signed:] J: I: Rhenius
[Signed:] J: J: Le Sueur
C. 228, pp. 186-215.¶
Vrijdag den {17950130} 30 Jann:y 1795
‘S voormiddags, present de Ed: Heer Commissaris, beneevens de Heere Gezachhebber en de Heeren Leden Le Sueur, de Wet, en Bergh.
De Resolutien op den 23 deezer genoomen geresumeerd en geapprobeerd geworden zijnde, wierd vervolgens door den Edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat daar zich het uitkomende Schip de Resolutie ten eenemaele ledig komt te bevinden, zijn Ed: bij overweeging dat mogelijk in lange geene andere uitkomende Scheepen aan deezen Uithoek zouden arriveeren dan de geene die naar China zyn bestemd dewelke volgens de gestatueerde beveelen van de ilustre Vergadering van Zeeventhienen ten deeze Gouvernemente niet moogen worden opgehouden om Goederen voor Batavia in te neemen, voor de belangen der E: Compagnie in ‘t algemeen en die deezer Colonie in ‘t bijzonder vermeend hadt den Rade te moeten proponeeren om van de gezegde kiel, gebruik te maaken ter verzending naar Batavia van ruim 100 Lasten Tarwe en ruim 100 Leggers wijn ende zulks bij anticipatie op de van daar nog verwacht wordende Eisch voor deezen Jaare. met welke propositie van den Edelen Heer Commissaris den Raade zich geconformeerd hebbende, zo is beslooten de gemelde 100 Lasten Tarwe en 100 Leggers Wijn in het Schip de Resolutie voor Batavia te doen aflaaden, ofte zo veel meerder als de ruimte na maate van de particuliere Goederen die ter aflading op vracht zijn aangebooden zal koomen te permitteeren.
Aan den Landdrost van Stellenbosch en Drakenstein nevens Extract uit de Resolutien deezer Tafel van den 5 december Jongstleeden, toegezonden zijnde een Lijst van zodanige onbekende Vrylieden als by het Vrijboek der europeaansche Ingezeetenen continueeren met last dezelve te confronteeren tegens de Jongstgedaane opgaave der Burgers van Stellenbosch en Drakenstein om vervolgens te berichten, welke der op voorsZ Naamlijst bekend gestelde Persoonen in de voornoemde Districten nog in weezen zijn, aan dit bevel voldaan hebbende door aan deezen Raade te suppediteeren een Naamlijst der Europeaansche Vrijlieden die volgens de Jongsgedaane opgaaf der Burgeren zich onder de Districten van Stellenbosch en Drakenstein bevinden, zo is bij den Raade beslooten omme dezelve Lijst in Copia authenticq te doen toekomen aan den Chef en Visitateur der Soldijen, ten einde wanneer de uitslag der confrontatien bij gedacht besluit van den 5 December Jongstleeden zo aan den Secretaris der Burgerkrijgsraad, als aan de Landdrosten van Zwellendam en Graaffe Reinet inzelver voege geordonneerd, zal weezen ingekoomen het Vrijboek der Europeaansche Ingezeetenen ten Soldy Comptoire gehouden worden daar na te zuiveren.
De Burgerkrijgsraad alhier aan deeze Regeering geaddresseerd hebbende het volgend Request
Aan den Wel Edelen Groot achtb: Heer M:r Abraham Josias Sluijsken Raad van Neerlands India en Commissaris over dit Gouvernement en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele Achtb: Heer Gezachhebber en den E: Achtbaare Politicquen Raad.
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren’
‘De Præsident en ondergeteekende Leeden van den Burgerkrygsraad alhier neemen met alle pligtschuldige Eerbied de vrijheid ter kennisse van Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s te brengen, hoe zedert een geruimen tyd den Krijgsraad bij ieder Vergadering is koomen te blyken de verregaande nalaatigheid van veele Burgeren in de betaaling van hunne jaarlijkse aanbesteede Wagten, die niet alleen van een maar van meerder Jaaren in gebreeken blijven te voldoen, en waaromtrend een menigte van klagten tot den krijgsraad werden gebragt zonder in de mogelijkheid te zijn, hierinne met magt te kunnen voorzien dewijl aan den krijgsraad blijkens deszelfs van de Regeering ontfangene Instructie in dato den 6 Sept: 1768 alleen is toegestaan om de nalaatige in de betaaling der boetens tot ‘t opbrengen derzelve het zij door parate executie dan wel anderzints te mogen constringeeren zonder dat als doen den Krijgsraad verder eenige magt ten deezen aanzien is verleend geworden, en waar uijt van dezelve ten aanzien der Wagten groote disordres en verwarringen voortvloeijen om welke reedenen den ondergeteekendens zig gedrongen vinden dit ter kennisse van Uwel Edele Groot achtb: en E: Achtb:s te moeten brengen ten eynde het Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: s mogen behaagen; daarinne de nodige voorzieninge te doen of om de Krygsraad daar toe de magt te verleenen of wel zodanige Wagtslieden, als particuliere contractanten beschouwende, na de klijne Rechtsbank te wijzen’
‘Vervolgens neemen de ondergeteekendens de vrijheid onder ‘t oog van Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s te brengen, hoe den Burger Joachim Daniel Hiebner bij geleegendheid van ‘t verzuimen van ‘t Piquet, door den krijgsraad gedaagd zijnde niet gecompareerd is, en bij de Tweede dagvaardiging aan de Boode van dit Colegie heeft gelieven te antwoorden zo als gem: Boode den 2 Julij 1794 zulks ter kennisse van den krijgsraad bragt, dat den ged: Burger J: D: Hiebner gezegt had, dat hij door den Corporaal niet tot ‘t Picquet gecommandeert was, verklaarende daar over nu of vervolgens niet te zullen compareren over welke onbedagte declaratie den Krijgsraad zig zeer gesurpreneerd vindende, tot hun leedweezen hebben moeten besluiten, zig tot Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s te moeten wenden ingevolge hunner Instructie art:l 6 zonder een derde citatie te hebben durven laaten afgaan uit hoofde zijner stellige declaratie van voor deezen Raade niet te zullen compareeren Weshalven den Krijgsraad zeer instantelijk komt te suppliceeren, dat Hoogstdezelve, daarinne zullen gelieven te handelen ofte doen doen zo als na derzelve Hoogwijze oordeel het beste zal zijn’
’/ onderstond / T welk doende &:a / was geteek:/ R: J: Gordon, P: J: Möller, P: de Waal. H: O: Eksteen, P: Z:, P: V: Breda, S: van Breda, A: S: Gous, Jan And: Horak, P: G: V: Helsdingen, J: P: Eksteen, J: Brink, F: Schikkerling, A: v: Breda, L: Biel, A: de Smidt, J: v: Reenen, Nelson, C: Brink, And:s Brink, J: W: Hurter, H: Dempers, J: Bongard, J: Bolleurs, J: Brink, J: B: Helsdingen, J: A: v: d: Poel, C: J: Gie, M: Pentz, P: Zeeman, A: v: Willigh, J: G: Lochner, H:k Smuts.’
zo is na deliberatie over het eerste poinct van dat Requeste en bij overweeging dat elk Burger gehouden is zijne wacht te doen, en dat dus zo wanneer daartoe anderen gebruiken het daaromtrend geslooten accoord niet anders kan worden geconsidereerd dan eene overeenkomst tusschen particuliere Burgers getroffen, zonder nodig te hebben daartoe eenige authorisatie van den krijgsraad, aan dewelke bij haare Instructie van den 6 September 1768 deswegens niets is voorgeschreeven, en die zich dus bepaald bij de zorge om de Burgers de hunne wachten zelfs niet doen of door andere behoorlijk laaten waarneemen, naar luid van het 7:de en 50:ste Articul van dezelve Instructie te bekeuren, en de nalaatige Betaalders der Boetens daartoe constringeeren; by den Raade beslooten te verklaaren zo als verklaard word bij deeze, dat zo wanneer Burgers nalatig zijn het bedongen loon te betaalen aan de geenen die de Wachten voor hen hebben waargenoomen en deeze hunne Schuldenaars deswegens door middelen en weegen van rechten tot de betaling constringeeren willen zij zich zullen moet addresseeren aan hunne competenten Rechter, en dus wanneer de schuld Rd:s 100:- of daarboven importeerd aan den Raade van Justitie doch beneeden de Rd:s 100:- zijnde aan ‘t Colegie van Commissarissen van civile zaaken deezes Gouvernements.
Dan ten aanzien van het tweede Lidt van voors: Requeste, houdende klachten van den Burgerkrijgsraad over de non comparitie van den Burger Joachim Daniel Hiebner voor hunne Vergadering en weigering om daarvoor te compareeren, nietteegenstaande reeds tweemaalen was gedagvaard, wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade bedeeld, dat zijn Ed: den gemelde Hiebner onderhouden hebbende over zijn onbehoorlijk gedrag in deeze gehouden, hij aangenoomen en beloofd hadt aan de dagvaardiging te zullen voldoen en zich voor den Krijgsraad sisteeren weshalven dan ook beslooten is de dispositie over dat gedeelte van het verzoek des Krijgsraads, voor als nog uitgesteld te laaten
De gemelde Burgerkrijgsraad zich nog aan deeze Regeering geaddresseerd hebbende met het ondervolgende Request en daar bij gevoegde Notulen in hunne Vergadering op den 6 Augustus anno passato gehouden
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer & M:r Abraham Josias Sluijsken Raad van Nederlands India en Commissaris over dit Gouvernement en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edelen Achtb: Heer Gezachhebber en den E: Achtbaare Politicquen Raad.
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren!’
‘De Ondergeteekende Leeden van den Burgerkrijgsraad, neemen met alle pligtschuldige Eerbied de vrijheid ter kennisse van Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s te brengen hoe bij geleegendheid van de laatste avancementen, der dienst doende officieren onder de Burgerij en ‘t Vrijcorps den tot Luitenant aangestelde sous Luitenant Abraham de Smidt, de rang sustineerde en prentendeerde te hebben, booven den officier onder de Cavallerij Cornelis de Waal bekleed met de rang van Luitenant blijkens Extract Notule sub dato 6 Augustus deezes Jaars dien zij de eer hebben hierneevens te annexeeren. met ootmoedig verzoek dat het Uwel Edele Groot achtb: en E: achtb:s mogen behaagen zulks zodanig te decideeren als zullen oordeelen, voor nu en in ‘t vervolg nodig en dienstig te zyn’
’/:onderstond:/ T welk doende /: was geteekend:/ R: J: Gordon, P: J: Moller, P: de Waal, H: O: Eksteen HZ, A: S: Gous, Jan And:s Horak, J: G: v: Helsdingen, J: P: Eksteen, A: J: v:d: PoeL, J: Brink, F: Schickerling, A: van Breda, L: Biel, J: M: v: Helsdingen, C: J: Gie, S: v: Reenen, Nelson, C: Brink, J: W: Hurter, H: Dempers, A: Brink, J: Bongard, J: Bolleurs, J: A: v: d: Poel, J: Brink, A: Pentz, P: Zeeman, N: v: Wielligh, J: G: Lochner, H: Smuts / in margine / Cabo de Goede Hoop den 7 Jannuarij 1795.’
‘Extract uit de Notulen gehouden in de Extra ordinair Vergadering aan Cabo de Goede Hoop, op’
‘Woensdag den 6 Augustus 1794.’
‘Naar resumptie van voorgaande Notulen en ‘t produceeren van een brief uit den E: Achtb: Raade van Politie in dato [.....] Julij 1794 bevattende aanstellingen en changementen van officieren onder de Burger Infanterij en ‘t Vrijcorps, stelde de Luit:t Abraham de Smit voor, en bragt ter kennisse van de Vergadering hoe by gem: brief bleek, zijne aanstelling als Luitenant Effectief, boven den officier der Cavallerij Cornelis de Waal, die by den E: Achtb: Raade van Politie volgens den brief in d:o 30 September 1793 uit welgemelde Raade aan den Krijgsraad gericht, toegevoegd was, de rang van Luit:t onmiddelijk volgende op den Luitenant F: J: Tesselaar, en vermeende dus dat den Secretaris hem officier en aangestelde Luitenant de Smit hadde geplaatst teegen de intentie van den E: Achtb: Raad op de ranglijst, beneeden den officier Cornelis de Waal, bekleed met de Rang van Luitenant, als waarom gem: Officier de Smit den Raad versogt, de Secretaris te ordonneeren, om hem overeenkomstig zijne aanstelling boven den officier Cornelis de Waal te plaatzen. Den Secretaris gevraagd zynde /: met afkeuring van sijne handelwijze waarom hij zodanig gehandelt had:/ gaf hier op aan den Raad te kennen, dat hij zulks niet willekeurig, of na eijgen goeddunken hadde gedaan, maar terwijl den officier Abraham de Smit zig reeds aan hem voor de komst van de Brief der aanstelling gedeclareerd had te sustineeren, om op de ranglijst te behooren booven den officier Cornelis de Waal en aldaar geplaatst moest worden, zo heeft hij Secretaris als hem bewust zijnde ‘t geen in de Notulen van de ordinaire Krijgsvergadering op Woensdag den 3 Julij 1793 geinsereerd stond,Vervolgens geliefde de Wel Edele Heer Præsident aan de Vergadering te verklaaren uit naam van den Wel Edele Achtb: Heer Gezaghebber en den E: Achtb: Raade van Politie om alle differenten in ‘t vervolg voor te koomen, dat een Adjudant met rang van Vaandrig of sous Luitenant, van zijn rang zal profiteeren na de tijd zyner aanstelling.zig dus verpligt gevonden had om zig diesweegens te vervoegen bij den Wel Edelen Heer President van dit Collegie, om van zijn Wel Edele te vermeenen, hoe zig in dit geval te gedraagen zijnde zijn Wel Edele van gevoelen daar de aanstelling van de officier Cornelis de Waal met rang van Luitenant eerder had plaats gehad als de aanstellinge van de Luit:t Abraham de Smit, dat meergem: officier Smit dus op grond van het bovenaangehaalde geinsereerd in de notulen van den 3 Julij 1793, moest geplaatst worden beneeden den officier de Waal en dat zo de officier de Smit, daar in geen genoegen konde neemen zig des weegens bij den Burgerkrijgsraad te addresseeren’
‘Accordeert’
’/ geteekend / C: P: Slotsboo, Secret:s’
zo is na deliberatie over de daarby voorkomende pretensien door den Luitenant Abraham de Smidt geformeerd, om in den krijgsraad de rang te hebben boven den Luitenant van de Cavallerie Cornelis de Waal CornelisZ: en by ‘t inzien de Resolutien deezer Tafel van de 30 September 1793, waarby den gemelde de Waal is bevorderd geworden goedgevonden te verklaaren, zoo als verklaard word bij deeze, dat daar volgens de duidelyke en eigenaartige zin van gemelde Resolutie gezegde de Waal als toen sous Luitenant zijnde, niet volgens ‘t sustenu van den Luit:t Abraham de Smidt in ‘t geen den krijgsraad by haare Requeste poseerd, door deeze Regeeringe is bekleed geworden met den Rang van Luitenant maar dat aan hem is toegevoegd de effective rang en qualiteit van Luitenant, en dus als zodanig aangesteld om onmiddelijk te volgen op den Luitenant Johannes Jacobus Tesselaar, denzelven Cornelis de waal CornelisZ als zynde Luitenant effectief ook in den Burgerkrygsraad zal moeten behouden de rang naar ‘t den meergenoemde Tesselaar en dus boven de lang na hem tot Luitenant bevorderde Abraham de Smidt, zo als de voornoemde Resolutie van den 30 September 1793, dicteerd, bij avancement of anderzints meermelde de Waal in de plaats van den Luitenant Tesselaar zal kunnen treeden; waar van aan den Burgerkrijgsraad bij Extract deezer kennisse zal worden gegeeven ten einde te strekken tot hun informatie en om zich daarna te gedraagen
Hierna is geleezen een Request door Catharina Nel weduwe wijlen den Burger Jan Fredrik Leeman aan deezen Raade geaddresseerd, luidende als volgd.
Aan den Wel Edelen Groot achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad odinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele achtb: Heer Gezachhebber en de Wel Edele Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren!’
‘Geeft met alle verschuldigde eerbied te kennen Uwer Wel Edele Groot Achtb: en E: achtb: zeer onderdanige Dienaresse Catharina Nel weduwe wijlen den Burger Jan Fredrik Lehman’
‘Dat de Suppliante zich in het bezit bevind van zeekere plaats genaamt Eljescraal geleegen aan de Tijgerbergen onder ‘t Kaaps District, dat deeze Plaats in zijn gemeeten land zeer nauw beperkt zijnde, de Suppl:t even zo als alle anderen tot een uitdrift voor haar vee gebruik heeft moeten maaken van ‘S Compagnies veld.’
‘Dat den Suppliante reeds voor drie Jaaren heeft moeten ondervinden hoe haar naaste Buurman zijnde den oud Burgerraad Hendrik Oostwald Eksteen nabij en wel geen Vier Minuten gaans van der Suppl:te gemeeten Eigendomsgrond heeft aangelegd een Moestuijn en daarbij gezet een Ponthok tot lijfberging van Slaven of andere’
‘Dat de Suppliante bewust dat het Land, ‘t welk alzo wierd bebouwd, ‘S Compagnies grond kwam te zyn waartoe zy door de mindere afstand van ‘t zelve Land na haare plaats als naar de plaats van gemelde Eksteen zig even zo gerechtigd kon vinden als hij, nochtans in de veronderstelling, dat, dat Land door hem Eksteen nimmer in Eigendom zou worden verzocht en uit bijzondere consideratie voor de zo zeer hoogen ouderdom van hem Eksteen daar over niet klachtig is gevallen doch dat de Suppliante niet te min het voorneemen heeft gehad, om na zijn overlijden aan Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: eerbiedig te verzoeken dat de door hem gestelde Ponthok mogt worden gesloopt, en het Compagnies Land door hem bebouwd, wederom ten algemeene nutte mogt blijven leggen.’
‘Dat echter voor eenige daagen de Suppliante geappoincteerd geworden zijnde om te adsisteeren bij eene Commissie door Commissarissen uit den Raade van Justitie bewerkstelligd om te onderzoeken of een Erf ter groote van Twee Morgen geleegen aan de Tijgerbergen nabij klippedriftsrevier door den Burger Jan Verweij verzocht, aan hem in Eigendom zou kunnen worden afgestaan, zij aldaar verscheenen zijnde niet alleen heeft moeten zien dat het Land door Verweij gevraagd meede veels te na aan haar eigendoms grond is leggende, maar ook bij die geleegentheid heeft moeten verneemen, dat den gemelde oud Burgerraad Eksteen reeds het nodige in het werk had gesteld om de door hem bebouwde ‘S Comp:s Grond meede van Uwel Ed: Groot Achtb: en E: Achtb: in eigendom te verzoeken.’
‘Dat de Suppliante verzeekert dat zo wanneer byde gemelde Strooken Lands in eigendom wierden uitgegeeven, haar kleine en zeer onvrugtbaare plaats waarop zij onder het genot van de gewoone uitdrift niets anders dan met veele moeite en vlijt ‘t sobersleeven onderhoud voor haar en Elf kinderen kan vinden zodanig zou worden beslooten en bepaald, dat zy bij het vervolg daarop onmogelijk een bestaan zou kunnen vinden ook aan Heeren Gecommitteerdens heeft verzogt de voorgenoomen meeting van het Land door Verweij gevraagd geen voortgang te doen neemen ten einde tijd en geleegendheid te kunnen vinden, haare zo zy vermeend, billijke beswaaren in deeze aan UwelEdele Groot Achtb: en E: Achtb: eerbiedige te kunnen voordraagen’
‘En daarboven dit alles het land door gemelde oud Burgerraad Eksteen en den Burger Verweij in eigendom verzogt is bekend onder de naam van Drakensteinse Fontein , en dat het zelve altoos heeft verstrekt tot een vrije uitspanplaats, voor de Wagens welke van de Drakenstein , Paerl en andere Contrijen Caabwaards opkomen en weder te rug rijden, ende Suppliante dus door dies uitgaaven gevaar zou lopen het Vee van deselve Wagens op haar gemeeten eigendoms grond ter weide wierd gebracht, zo neemt zij om alle deeze reedenen de vrijheid zig te keeren tot Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb:s met ootmoedige beede dat ‘t van Hoogstderzelver welbehagen zijn mooge te verklaaren, dat de beide stukken gronds; door den oud Burgerraad Eksteen en den Burger Verweij respectivelyk in eigendom verzogt, voortaan zo als voorheen altoos heeft plaats gehad niet zullen moogen worden beplant, maar ten algemeene nutte en wel voornamentlijk tot een uit span plaats voor de voornoemde Wagens zullen blyven leggen.’
‘’T welk doende &:a’
’/ get / Catharina Leeman.’
en is uit aanmerking dat de Requesten door den Burger Johannes Cornelis Verweij en den oud Burgerraad Hendrik oostwald Eksteen aan deeze Regeeringe geaddresseerd omme respectivelijk in eigendom te verkrijgen een stuk Lands geleegen onder de Tygerbergen , en teegens welkers uitgaaven de Requestrante zich beswaard om dat deeze beide stukkken Lands niet alleen te nabij geleeegen zijn aan haar gemeeten grond, maar ook om dat dezelve zouden uitmaaken een gedeelte van het Veld dat altoos voorheen tot eene uitspanplaats en weide heeft gedient voor het Vee dat van de Paerl , Drakenstein en andere Contrijen naar de Kaap en van daar wederom derwaards word gedreeven, zyn gesteld in handen van Commissarissen uit den Raade van Justitie omme te onderzoeken of de uitgaaven van meermelde Stukken Lands zou kunnen geschieden zonder de E: Compagnie of iemand der In -en opgezeetenen en dus ook de Requestrante te benadeelen, goedgevonden en dienvolgens beslooten, het verzoekschrift van de Suppliante in Copia authenticq te stellen in handen van Commissarissen uit den Raade van Justitie, met last omme bij het aan hen opgedragen onderzoek omtrend de voorzeide Requestranten van den oud Burgerraad Hendrik Oostwald Eksteen en den Burger Johannes Cornelis Verweij, de bezwaaren door gedachte Weduwe Leeman ingebracht op ‘t allernaauwkeurigst te onderzoeken en op de nadeelen die uit de uitgaaven van de meergenoemde stukken Gronds zo voor haare als voor het algemeen zouden kunnen voortvloeien, behoorlijk regard te slaan.
Vervolgens geliefde den edelen Heer Commissaris den Raade te bedeelen dat zijn Ed: hebbende laaten examineeren de Gebouwen ten Robbeneilande , daaraan veele gebreeken zo aan het Dakwerk als Vengsters en Glasraamen waaren ontdekt, die allernoodzaaklijkst voor het aanstaande Wintersaisoen behooren te worden gerepareerd om de gesegde Gebouwen voor zwaare lekcagie en verder verval te bewaaren en is ten deeze aanzien bij den Raade beslooten omme de gebreeken zich aan ‘S Compagnies Gebouwen ten Robbeneilande bevindende door ‘S Compagnies ambachtslieden ten spoedigste te laaten repareeren
Den ad interim Fiscaal Willem Stephanus van Rijneveld volgens het aangeteekende bij de Resolutien deezer Tafel van den 19 December anno passato op bevel van den edelen Heer Commissaris voor den Raade van Justitie ex officio geprocedeerd hebbende tegens den Gezachhebber van het Schip de Meermin Pieter Baehr, over zeer verregaande mishandelingen gepleegd aan een Matroos op evengemeld Bodem bescheiden; zo wierd door welgem: Edelen Heer Commissaris ter tafel geproduceerd eene Vonnisse door den Raade van Justitie ter zaake voormeld op den 23:ste deezer geweezen en op gisteren gepronuntieerd, waarby den voormelde Gezachhebber Pieter Baehr is gedeporteerd geworden van zyne qualiteit van Capitein Luitenant ten dienste der E: Compagnie en Gezachhebber van het Schip de Meermin met condemnatie omme aan den Matroos Jan Wurth voor geleeden pyn en smart te betaalen eene Somma van Vijftig Ducatons a Twee en zeeventig Stuivers ieder met verbeurt verklaaring van alle zyne verdiende en te goed hebbende Gagie ten behoeve der E: Compagnie en condemnatie in alle de ter deezer zaake gevallen kosten, en is daarop beslooten onder afgaave van Extract deezer de Chef en Visitateur der Soldijen te gelasten de Gagie welke meermelde als nu gedeporteerden Gezachhebber Pieter Baehr bij de Soldij boeken te vooren mogt staan, bij dezelve Boeken ten behoeve der E: Compagnie afteschryven om bij de Negotie Boeken ten faveure van Reekening van Condemnatie te worden ingenoomen; en wierd by deeze geleegendheid door den edelen Heer Commissaris gecommuniceerd, dat zijn Ed: als nu het commando over het Schip de Castor , waarvan de Capitein blijkens het aangeteekende bij de Resolutien van den 30 September Jongstleeden is verplaatst op gemeld Schip de Meermin , hadt opgedragen aan den Capitein-Luitenant van die Bodem Johan Fredrik Gerard met den titul van Gezachhebber doch onder zyn lopende Gagie
Na dit alles wierd door den edelen Heer Commissaris den Raade kennisse gegeeven, dat zyn Ed: in overweeging genomen hebbende dat den Commandant en Majoor van het Corps Artillerie Johannes Fisscher al zedert eenige tijd door hooge Jaaren verzwakt en kwijnende, zich thans door eene gevaarlijke ziekte, zynde het Water in de Borst aangetast, en daar door zodanig zwak bevind dat met geen mogelijkheid meerder dienen kan, en dat het echter ten uiterste noodzaaklijk is, dat een Corps tot de defensie deezer plaatse onontbeerlijk meede neevens de Infanterie van de hoogste nuttigheid, niet verstoken blijve van commandeerend officier, die in Persoon alle takken van den dienst van dat Corps uitoeffend en het zelve in die goede ordre houd waarin thans is, het voor den dienst van de Maatschappij, vooral in deeze tyden, volstrekt nodig oordeelden daarin te moeten voorzien, te meer dewijl er geen vooruitzicht is dat gezegde Majoor Fisscher welke bereids boven de 70 Jaaren is geklommen, immer zo verre tot zijne voorige gezondheid en krachten zal kunnen worden hersteld dat in staat zal zijn om wederom in persoon den dienst te doen, alwaaromme hy edele Heer Commissaris onder hooggunstige approbatie van de Hoog Edele Heere Commissarissen Generaal over geheel India en deeze Colonie het Commando over de Artillerie in dit Gouvernement hadt opgedraagen, zo als ‘t zelve opgedraagen word bij deeze, aan den oudste Capitein van het gezegde Corps George Coenraad Kuchler als een zeer kundig en actief officier zijnde, waarin het nodige vertrouwen met gerustheid mag worden gesteld, ende denzelven daar beneevens toetevoegen den titul en rang van Majoor, met voordracht aan hooggemelde Heeren Commissarissen Generaal, ter obtenue van die effective qualiteit, doch op zijne thans winnende Gagie en Emolumenten, als hebbende zijn Ed: geoordeeld om aan de gezeide Majoor Fisscher uit consideratie van zijne langjaarige diensten provisioneel te moeten laaten behouden zo wel de revenues van zijne Compagnie die tog door een Capitain Luitenant word gecommandeerd als de Gagie en Emolumenten van Majoor
Laatstelijk geliefde den edelen Heer Commissaris den Raade kennisse te geeven, dat zijn Ed: ter vervulling van de vaceerende Plaatsen op het Ambachtsquartier den Soldaat Godlieb Traugott Bisschoff hadt bevorderd tot Smit, de Matroos Hans Koobes tot Huistimmerman en de Soldaat Hermanus Muurs tot Waagen maaker, alle met de Gagie van ƒ14:- per maand en onder een nieuw verband van drie Jaaren
Aldus geresolveerd en gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop Ten daage en Jaare voorsZ:
[Signed:] A: J: Sluijsken
[Signed:] J: I: Rhenius
[Signed:] J: J: Le Sueur
[Signed:] O: G: De Wet
C. 228, pp. 216-273.¶
Vrijdag den {17950206} 6 February 1795.
‘S voormiddags, present de Edele Heer Commissaris en de Heeren Leden Le Sueur, de Wet, Brandt en Bergh
De Resolutien ter sessie van den 30 January Jongstleeden genoomen, geapprobeerd en gearresteerd geworden zijnde, wierd vervolgens door den Ed: Heer Commissaris ter tafel geproduceerd een bericht door expres gecommitteerd geweest zijnde Zee Capiteins aan zyn Ed: ingedient, houdende derzelver bevinding over de examinatie door hen ten overstaan van den adjunct Fiscaal M:r Johan Henoch Neethling gedaan, van vier Masthouten welke per ‘t Schip de Resolutie uit Nederland aangebracht ten eenemaale bedorven en onbruikbaar zyn bevonden, welke bericht was luidende.
Aan den Wel Ed: Groot Achtb: Heer M:r Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India, mitsgaders Commissaris van dit Gouvernement met den Ressorte van dien &:a &:a &:a.
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘Den ondergeteekende Capitains ter zee W Udemans en N: Acker, door Uwel Edele Groot Achtb: expres gecommitteerd zijnde, om zich te begeeven in ‘t Equipagie maguazijn alhier, ten einde aldaar ten overstaan van den adjunct Fiscaal M:r J: H: Neethling naauwkeurig te visiteeren, zodanige vier Masthouten als van den aangebragte per ‘t Comp: Schip de Resolutie zijn aangestooken bevonden, met order om van deese onze verrichting onder presentatie van Eeden, behoorlijk in geschrifte aan Uwel Edele Groot Achtb: Rapport te doen’
‘Zo hebben wij ons ingevolge die gerespecteerde ordre ten overstaan van den adjunct Fiscaal Neethling, vervoegd by de aan strand onder de Batterij de Roggebaay leggende Vier Masthouten, dewelke blykens voormelde order met het jongst uit Nederland gearriveerde Schip de Resolutie alhier zijn aangebracht dezelve zeer naauwkeurig gevisiteerd, en bevonden als volgt’
‘Hier meede aan Uwel Edele Groot Achtb: intentie hoopende voldaan te hebben, hebben wij de Eer onder aanbieding van Eeden, dit te laaten dienen voor bericht, en ons met de grootste Hoogachting en diep respect te teekenen’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘Uwel Edele Groot Achtb: zeer onderdanige en gehoorzaame Dienaren’
’/ get / W: Udemans Junior N: Acker’
‘Cabo de Goede Hoop den 3 Februarij 1793.’
‘Ten mynen overstaan’
’/ get / J: H: Neethling adj: Fisc:’
en is na lecture van het zelve Bericht, bij den Raade goedgevonden en dienvolgens beslooten, het zelve te doen toekoomen aan den Raade van Justitie deezes Gouvernements ten einde voor haare Gecommitteerdens door de Capiteins ter Zee Willem Udemans en Nicolaas Acker gerecolleerd en beëdigt te worden, om vervolgens daar op nader te disponeeren.
Den Equipagiemeester Jan Arnoud Voltelen aan den Edelen Heer Commissaris ingedient hebbende het onderstaand Rapport over zodanige Goederen als in zijne administratie geheel onnut dan wel ten deele overvloedig bevonden zijn,
‘Memorie’
Aan den Wel Ed: Groot Achtb: Heere M:r Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neederlands India, mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & &
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘Den ondergeteekende Equipagiemeester deezes Gouvernements heeft de eere te berigten dat de volgende goederen zo getaxeerd als ongetaxeerd, onder zijn administratie sorteerende geheele onnut, dan wel ten deele overvloedig alhier in de Equipagiemagazijn zig bevinden, te weeten’
‘Van dewelke nochtans den Ondergeteekende vermeend, dat alhier zoude behooren aangehouden te worden.’
‘Ten einde daarvan bij geleegentheid aan ‘S Comp:s passeerende Scheepen &:e te kunnen worden verstrekt of bij afzetting te kunnen strekken ten gerieve van zodanige Particuliere Rheeders in der tijd, als zig des benoodigd zullen vinden’
‘Vervolgens hiermeede aan Uwel Ed: Groot Achtb: g’eerde intentie te hebben voldaan, Laat den ondergeteekende deezen dienen voor Memorie’
‘Kaap de Goede Hoop Ultimo Jannuarij 1795’
’/ get / J: A: Voltelen.’
zo is bij overweeging dat de meeste der opgegeeven Goederen alhier nimmer tot ‘S Compagnies omslag ofte voor haare Scheepen zullen weezen benodigd, daar dezelve inteegendeel in Nederland zullen kunnen worden geemploijeerd goedgevonden en beslooten om al ‘t geen door den Equipagiemeester als overtollig is opgegeeven, nog per het Schip de Meermin naar Nederland te verzenden geconsigneerd aan de presidiale Kaamer Amsterdam onder aanreekening van het kostende van zodanige der gemelde Goederen als bij de Negotieboeken met dies waarde hebben geloopen.
De Heer Gezachhebber in zijn Ed: qualiteit als Hoofdadministrateur ingedient hebbende de volgende Memorie
‘Memorie van de nabesz Houtwerken per ‘t ingehuurd Schip Berlicum in de Saldanhabaay aangeland en vervolgens met ‘s Comp:s Paketboot de Star van daar alhier aangebracht als’
‘
1 P:s greene deel van 1 1/2 duim op 150 P:s | volgens verklaring van ordinaire Gecommitteerdens hier annex minder uit de Landsboot de Anna Geertuida ontvangen, dan het geleide Briefje van den commandeerende officier van voorn: Paket de Star komt te dicteeren |
1 d:o d:o d:o d:o 1 1/4 d:o d:o 200 d:o |
1 P:s greene deel van 1 1/2 duim op 150 P:s | volgens verklaring van ordinaire Gecommitteerdens hier annex minder uit de Landsboot de Anna Geertuida ontvangen, dan het geleide Briefje van den commandeerende officier van voorn: Paket de Star komt te dicteeren |
1 d:o d:o d:o d:o 1 1/4 d:o d:o 200 d:o |
‘In ‘t Casteel de Goede Hoop den 6 Feb: 1795’
’/ get / J: I: Rhenius’
zo is uit aanmerking dat de daarbij vermelde 2 p:s greene deelen, volgens verklaaring van de ordinaire Gecommitteerdens, door de achteloosheid van den quartiermeeser Hendrik Dijkman zijn verlooren geraakt, by den Raade beslooten dezelve 2 Planken de Soldyreekening van evengemelde Hendrik Dijkman in maniere als volgd te laaten belasten
Den Quartiermeester H:k Dykman Word op Reekening van Zoldyen belast.
Nederlands geld | Ducatons à 66 Stv:s Ned: geld | Indias Geld à 80 Stv:s per Ducaton | ||
1 P:s gr: deel van 1 1/2 Duim | met 2 Capitalen advans | ƒ9:12: | P:s 2 10/11 | ƒ11:12:08 |
1 d:o d:o d:o d:o 1 1/4 d:o | d:o 7:19: | d:o 2 9/22 | d:o 9:12:08 | |
ƒ21:05:- | ||||
hier op 25 P:rC:to verhooging | d:o 5:06:- | |||
ƒ26:11:- |
Nederlands geld | Ducatons à 66 Stv:s Ned: geld | Indias Geld à 80 Stv:s per Ducaton | ||
1 P:s gr: deel van 1 1/2 Duim | met 2 Capitalen advans | ƒ9:12: | P:s 2 10/11 | ƒ11:12:08 |
1 d:o d:o d:o d:o 1 1/4 d:o | d:o 7:19: | d:o 2 9/22 | d:o 9:12:08 | |
ƒ21:05:- | ||||
hier op 25 P:rC:to verhooging | d:o 5:06:- | |||
ƒ26:11:- |
‘Uit eene andere Memorie door den Heere Gezachhebber als Hoofdadministrateur ingedient gebleeken zijnde, dat door de Overheeden van het Schip de Resolutie op een partij van 40000 lb Yzer 585 lb meerder is uitgeleevert dan zij na aftrek van de gevalideerd wordende Spillagie van 1 1/2 P:rC:to gehouden waaren,’
‘zo is bij den Raade beslooten, omme het te veel uitgeleeverd Yzer in voege als volgd op de Soldijreekening van de Scheepsoverheeden ten goede te laaten brengen’
‘D’ Opperhoofden van ‘t Schip de Resolutie , worden op Reekening van Zoldyen ten goede gebracht’
‘
Nederlands geld | Ducatons a 66 Stv:s | Indias geld à 80 Stv:s per Ducat: | |
585 lb ges: Yzer, te weeten | |||
600 lb zijnde de gevalideerde 1 1/2 p:rC:to afschrijving | |||
Waarvan afgaat | |||
15 lb te min uitgeleevert | |||
585 lb ges: Yzer dewelke voorsZ opperhoof den worden gevalideert teegens uitkoops prijze | ƒ102:19: | P:o 31 13/16 | ƒ124:16: |
Komt voor Reekening van den Cap:n 2/3 | ƒ83:04: | ||
d:o d:o d:o d:o d:oo d:o L:t 1/3 | d:o 41:12 | ||
als boven | ƒ124:16 |
Nederlands geld | Ducatons a 66 Stv:s | Indias geld à 80 Stv:s per Ducat: | |
585 lb ges: Yzer, te weeten | |||
600 lb zijnde de gevalideerde 1 1/2 p:rC:to afschrijving | |||
Waarvan afgaat | |||
15 lb te min uitgeleevert | |||
585 lb ges: Yzer dewelke voorsZ opperhoof den worden gevalideert teegens uitkoops prijze | ƒ102:19: | P:o 31 13/16 | ƒ124:16: |
Komt voor Reekening van den Cap:n 2/3 | ƒ83:04: | ||
d:o d:o d:o d:o d:oo d:o L:t 1/3 | d:o 41:12 | ||
als boven | ƒ124:16 |
‘Hierna is geresumeerd de Reekening der Penningen van de Diaconie der hervormde Gemeente aan deeze Hoofdplaatze, luidende’
‘
't Generaale Montant des Capitaals der Kaapse Diacony Armen van de Hervormde Kerk, bestaande in 't volgende | |||
A:o 1794, op primo Januarij was 't Capitaal waar van afgetrokken werd de ondervolgende te vooren staande Reekening en Crediteuren, als | ƒ329131:05:- | ||
De Bibliotheecq | ƒ3352:10:- | ||
Vier Pubillen | d:o 135:19:- | d:o 3488:09 | |
Blijft over zulks voor 't wezentlijk Capitaal | ƒ325642:16:- | ||
In dit Jaar bijgekomen | |||
aan Aalmoesen | ƒ6664:-:- | ||
d:o Interessen | d:o 15061:01:- | ||
d:o Grafsteeden | d:o 1106:08:- | ||
d:o Verhuurde Gestoeltens | d:o 820:16:- | ||
d:o Boetens van Wijkmeesteren. | d:o 3:12:- | ||
d:o Armbussen | d:o 621:18:- | d:o 24277:15:- | |
ƒ349920:11:- | |||
Gaat af | |||
aan Onkosten der Armen | ƒ21833:18:- | ||
d:o d:o d:o kerk | d:o 2048:03:- | d:o 23882:01:- | |
Blyft onder Ult:o December 1794 | ƒ326038:10:- | ||
bestaande in de volgende Partijen als | |||
aan Cassa over Restant | ƒ9870:15:- | ||
d:o Scheepen kennissen | d:o 253356:- | ||
d:o agterstallige Interessen. | d:o 18704:14:- | ƒ281931:09:- | |
Waar van detraheere, 't geene de ondertemeldene van 't even voorgaande als Crediteuren zyn competeerden als. | |||
De Bibliotheecq | ƒ3496:10:- | ||
Vier Pupillen over zoo veel derzelver Reekeningen credit loopen. | d:o 135:19:- | d:o 3632:09:- | |
resteerd | ƒ278299:- | ||
aan ornamenten van de Kerk | ƒ1099:10:- | ||
d:o de Diaconij van 't Land van Waveren | d:o 23440:- | ||
d:o d:o d:o d:o d:o Zwartland | d:o 20800:- | ||
d:o d:o d:o d:o Stellenbosch | d:o 2400:- | d:o 47739:10: | |
Somma | ƒ326038:10: |
't Generaale Montant des Capitaals der Kaapse Diacony Armen van de Hervormde Kerk, bestaande in 't volgende | |||
A:o 1794, op primo Januarij was 't Capitaal waar van afgetrokken werd de ondervolgende te vooren staande Reekening en Crediteuren, als | ƒ329131:05:- | ||
De Bibliotheecq | ƒ3352:10:- | ||
Vier Pubillen | d:o 135:19:- | d:o 3488:09 | |
Blijft over zulks voor 't wezentlijk Capitaal | ƒ325642:16:- | ||
In dit Jaar bijgekomen | |||
aan Aalmoesen | ƒ6664:-:- | ||
d:o Interessen | d:o 15061:01:- | ||
d:o Grafsteeden | d:o 1106:08:- | ||
d:o Verhuurde Gestoeltens | d:o 820:16:- | ||
d:o Boetens van Wijkmeesteren. | d:o 3:12:- | ||
d:o Armbussen | d:o 621:18:- | d:o 24277:15:- | |
ƒ349920:11:- | |||
Gaat af | |||
aan Onkosten der Armen | ƒ21833:18:- | ||
d:o d:o d:o kerk | d:o 2048:03:- | d:o 23882:01:- | |
Blyft onder Ult:o December 1794 | ƒ326038:10:- | ||
bestaande in de volgende Partijen als | |||
aan Cassa over Restant | ƒ9870:15:- | ||
d:o Scheepen kennissen | d:o 253356:- | ||
d:o agterstallige Interessen. | d:o 18704:14:- | ƒ281931:09:- | |
Waar van detraheere, 't geene de ondertemeldene van 't even voorgaande als Crediteuren zyn competeerden als. | |||
De Bibliotheecq | ƒ3496:10:- | ||
Vier Pupillen over zoo veel derzelver Reekeningen credit loopen. | d:o 135:19:- | d:o 3632:09:- | |
resteerd | ƒ278299:- | ||
aan ornamenten van de Kerk | ƒ1099:10:- | ||
d:o de Diaconij van 't Land van Waveren | d:o 23440:- | ||
d:o d:o d:o d:o d:o Zwartland | d:o 20800:- | ||
d:o d:o d:o d:o Stellenbosch | d:o 2400:- | d:o 47739:10: | |
Somma | ƒ326038:10: |
‘Aldus gedaan en getransporteerd in kerkenraade aan Cabo de Goede Hoop, ten overstaan van den Ondergeteekende als Commissaris Politicq, Den 30 januarij 1795.’
’/ get:/ J: I: Rhenius’
en daar op beslooten copia authenticq, van dezelve Reekening volgens de ordre en gewoonte naar ‘t Vaderland te verzenden
Nog geresumeerd zijnde de generaale Staat reekening der Weeskamer deezer Colonie onder Ult:o December laatstleeden, luidende
‘Korte Staat Reekening van het Capitaal der Weeskamer onder Ultimo December 1794.’
‘
het zelve monteerd volgens de boeken op heeden geslooten eene Somma van | Rd:s 998344:26 Stv:s | |||
En staat ten aanzien van het credit der kaamer in de Volgende Posten als. | ||||
a | op Intrest belegde Capitaalen | Rd:s 534574:23 | ||
b | renten op dezelve Capitaalen ter quaad staande | d:o 41293:16 | ||
c | bewijzen ter Weeskamer verleeden | d:o 155200:31 | ||
d | kusting brieven | d:o 73006:- | ||
e | stilstaande Posten voortkomende over Erffenispenn: aan ouders ofte andere namaagen onder behoorlijke zeekerheid tot vrugt gebruik afgegeeven | d:o 35907:32 | ||
f | zo veel diverse boedels bij 't sluiten der Boeken te quaad staan te weeten den boedel van wylen de Heer F: C: Ronnekamp | Rd:s 935:16 | ||
mitsgaders eenige andere | 189:47 | d:o 1125:15 | ||
g | Zoo veel diverse Persoonen in mindering hebben genooten van het geene hun uit ter Weeskamer geadministreerd werdende nog vereffende Boedels, bij derselver liquidatie bevonden zal worden voor Erffenisse te competeeren | d:o 541:46 | ||
h | zo veel de volgende Persoonen uit hoofde hier onder vermeld gedebiteerd staan als. | |||
de Heeren Cornelis de Groote en Craszer te Rotterdam weegens penn: voor Reekening deezer kamer bij hun Ed: ontfangen en onder hun berustende | Rd:s 344:07 | |||
de E: Jan Pieter Faure over Vendupenn: mitsgaders eerste Paayen, van publiecquelyk verkogte losse en Vaste goederen | d:o 12756:27 | |||
de Heer Anthony Alexander Faure Landdrost der Colonie Zwellendam almeede over Vendupenn: | d:o 8155:36 | |||
de Heer Honoratius Christiaan David Mainier ad idem de Weeskamer tot amsterdam over aan dezelve p:r 's E: Comp:s Cassa gevenütteerde penn: ter voldoeninge van het geene diverse zig in Europa bevindende Persoonen volgens de Weesboeken zijn te goed hebbende | d:o 53899:12 | |||
de Weeskamer tot Batavia over het Saldo eener Reekening courant geslooten Ult:o Aug:s Jongstleeden | d:o 468:24 | |||
de Erfgenaamen van wijlen de Heer Christiaan Ludolph Neethling, over zo veel volgens de bevinding van Heeren expres gecommitteerde Weesmeesteren komt te bedragen, wijlen zijn Ed: aandeel in 't geen door deeze kamer aan de fidei commissaire Erfgenaamen van wijlen den Burger Jan Martin Vogel weegens te min genootene Renten heeft moeten worden vergoed | d:o 1481:08 | |||
Booij Booijzen over zo veel op deszelfs debet op een Scheepenen kennis, bij Vonnisse van preferentie en Concurrentie van den E: Achtb: Raade van Justitie deezes Gouvernements is komen te kort te schieten, en door een zijner Borgen S:r Johannes Jacobus Haupt moet werden voldaan | d:o 1007:26 | |||
Johan George Lochner zo veel in evengemelder voegen op deszelfs op een Weesmeesteren kennisse debiteerend Capitaal en Renten te kort gekoomen is, en door zijne Borgen de E: Jan Michiel Elser en S:r Johan Casper Loos moet worden ingebracht | d:o 8334:05 | |||
Over welke drie laatstgemelde Posten zo door de Erfgenaamen van wylen den Heere Neethling als de opgem: Borgen van B: Booyzen en J: G: Lochner, Proces gemoveerd zijnde, word overzulks daaromtrend de decisie van den Geregte ingewagt, blijvende de twee Posten van bewyzen en Lochner, hoewel alhier onder de stilstaande Posten geplaatst zijn bij de Weesboeken onder de rentedoende Capitaalen voortloopen, ten einde na 't voldingen der Procedures voor de verscheenen renten te kunnen worden belast | d:o 94997:07 | |||
i | aan Contanten zig in Cassa bevindende, conform deConto's der groote en kleine Cassa bij de Boeken te weeten | |||
in de Groote Cassa | Rd:s 58700:- | |||
in de kleine d:o | d:o 2998:- | d:o 61698:- | ||
Maakt te zaamen het voorsZ Montant van | Rd:s 998344:26 | |||
Terwyl het zelve Capitaal betrekkelijk het Debet der kamer is bevonden te bestaan in 't volgende Namentlyk | ||||
Erffenis penningen ten behoeven van Pupillen en andere Personen ter Weeskamer contant is ingenoomen | Rd:s 613604:23 | |||
Geprofiteerde Renten op dezelve Erfnis penn: almeede aan Pupillen en andere persoonen competeerende | d:o 93143:07 | |||
Bewijzen of Vertigtingen door ouders ofte groot oüders aan hunne kinderen of kindskinderen ter Weeskamer gedaan | d:o 155200:31 | |||
Erffenis penningen aan weesen competeerende, en aan derselver ouders of oudste Bloed vrienden onder behoorlijke cautie tot usu frucht afgegeeven | d:o 35907:32 | |||
Zo veel aan diverse Persoonen, zo uit afgeslootene Boedels als andersints is koomende, en waar voor bij de Weesboeken gecrediteerd staan | d:o 9578:38 | |||
Zo veel de thans openstaande boedel Reekeningen by 't sluiten der Boeken bevonden zijn te vooren te staan | d:o 48197:44 | |||
de Reekening van Intrest ad idem | Rd:s 38510:32 | |||
d:o d:o d:o onkosten d:o | d:o 4201:11 | d:o 42711:43 | ||
Facit het vooren geciteerde Capitaal ter Somma van | Rd:s 998344:26 |
het zelve monteerd volgens de boeken op heeden geslooten eene Somma van | Rd:s 998344:26 Stv:s | |||
En staat ten aanzien van het credit der kaamer in de Volgende Posten als. | ||||
a | op Intrest belegde Capitaalen | Rd:s 534574:23 | ||
b | renten op dezelve Capitaalen ter quaad staande | d:o 41293:16 | ||
c | bewijzen ter Weeskamer verleeden | d:o 155200:31 | ||
d | kusting brieven | d:o 73006:- | ||
e | stilstaande Posten voortkomende over Erffenispenn: aan ouders ofte andere namaagen onder behoorlijke zeekerheid tot vrugt gebruik afgegeeven | d:o 35907:32 | ||
f | zo veel diverse boedels bij 't sluiten der Boeken te quaad staan te weeten den boedel van wylen de Heer F: C: Ronnekamp | Rd:s 935:16 | ||
mitsgaders eenige andere | 189:47 | d:o 1125:15 | ||
g | Zoo veel diverse Persoonen in mindering hebben genooten van het geene hun uit ter Weeskamer geadministreerd werdende nog vereffende Boedels, bij derselver liquidatie bevonden zal worden voor Erffenisse te competeeren | d:o 541:46 | ||
h | zo veel de volgende Persoonen uit hoofde hier onder vermeld gedebiteerd staan als. | |||
de Heeren Cornelis de Groote en Craszer te Rotterdam weegens penn: voor Reekening deezer kamer bij hun Ed: ontfangen en onder hun berustende | Rd:s 344:07 | |||
de E: Jan Pieter Faure over Vendupenn: mitsgaders eerste Paayen, van publiecquelyk verkogte losse en Vaste goederen | d:o 12756:27 | |||
de Heer Anthony Alexander Faure Landdrost der Colonie Zwellendam almeede over Vendupenn: | d:o 8155:36 | |||
de Heer Honoratius Christiaan David Mainier ad idem de Weeskamer tot amsterdam over aan dezelve p:r 's E: Comp:s Cassa gevenütteerde penn: ter voldoeninge van het geene diverse zig in Europa bevindende Persoonen volgens de Weesboeken zijn te goed hebbende | d:o 53899:12 | |||
de Weeskamer tot Batavia over het Saldo eener Reekening courant geslooten Ult:o Aug:s Jongstleeden | d:o 468:24 | |||
de Erfgenaamen van wijlen de Heer Christiaan Ludolph Neethling, over zo veel volgens de bevinding van Heeren expres gecommitteerde Weesmeesteren komt te bedragen, wijlen zijn Ed: aandeel in 't geen door deeze kamer aan de fidei commissaire Erfgenaamen van wijlen den Burger Jan Martin Vogel weegens te min genootene Renten heeft moeten worden vergoed | d:o 1481:08 | |||
Booij Booijzen over zo veel op deszelfs debet op een Scheepenen kennis, bij Vonnisse van preferentie en Concurrentie van den E: Achtb: Raade van Justitie deezes Gouvernements is komen te kort te schieten, en door een zijner Borgen S:r Johannes Jacobus Haupt moet werden voldaan | d:o 1007:26 | |||
Johan George Lochner zo veel in evengemelder voegen op deszelfs op een Weesmeesteren kennisse debiteerend Capitaal en Renten te kort gekoomen is, en door zijne Borgen de E: Jan Michiel Elser en S:r Johan Casper Loos moet worden ingebracht | d:o 8334:05 | |||
Over welke drie laatstgemelde Posten zo door de Erfgenaamen van wylen den Heere Neethling als de opgem: Borgen van B: Booyzen en J: G: Lochner, Proces gemoveerd zijnde, word overzulks daaromtrend de decisie van den Geregte ingewagt, blijvende de twee Posten van bewyzen en Lochner, hoewel alhier onder de stilstaande Posten geplaatst zijn bij de Weesboeken onder de rentedoende Capitaalen voortloopen, ten einde na 't voldingen der Procedures voor de verscheenen renten te kunnen worden belast | d:o 94997:07 | |||
i | aan Contanten zig in Cassa bevindende, conform deConto's der groote en kleine Cassa bij de Boeken te weeten | |||
in de Groote Cassa | Rd:s 58700:- | |||
in de kleine d:o | d:o 2998:- | d:o 61698:- | ||
Maakt te zaamen het voorsZ Montant van | Rd:s 998344:26 | |||
Terwyl het zelve Capitaal betrekkelijk het Debet der kamer is bevonden te bestaan in 't volgende Namentlyk | ||||
Erffenis penningen ten behoeven van Pupillen en andere Personen ter Weeskamer contant is ingenoomen | Rd:s 613604:23 | |||
Geprofiteerde Renten op dezelve Erfnis penn: almeede aan Pupillen en andere persoonen competeerende | d:o 93143:07 | |||
Bewijzen of Vertigtingen door ouders ofte groot oüders aan hunne kinderen of kindskinderen ter Weeskamer gedaan | d:o 155200:31 | |||
Erffenis penningen aan weesen competeerende, en aan derselver ouders of oudste Bloed vrienden onder behoorlijke cautie tot usu frucht afgegeeven | d:o 35907:32 | |||
Zo veel aan diverse Persoonen, zo uit afgeslootene Boedels als andersints is koomende, en waar voor bij de Weesboeken gecrediteerd staan | d:o 9578:38 | |||
Zo veel de thans openstaande boedel Reekeningen by 't sluiten der Boeken bevonden zijn te vooren te staan | d:o 48197:44 | |||
de Reekening van Intrest ad idem | Rd:s 38510:32 | |||
d:o d:o d:o onkosten d:o | d:o 4201:11 | d:o 42711:43 | ||
Facit het vooren geciteerde Capitaal ter Somma van | Rd:s 998344:26 |
‘Ter Weeskamer aan Cabo de Goede Hoop datum ut supra’
‘get:/ J: J: Le Sueur P: L: Cloete. W: S: v: Ryneveld A van Bergh U: J: van Oosterzee A: Berrangé’
zo is by den Raade beslooten in dezelve Staatreekening volkomen genoegen te neemen, en zal dezelve dienvolgens almeede in Copia authenticq naar Nederland verzonden worden.
Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein aan wien bij besluit deezer Tafel van den 5 December anno Passato is gelast den Raade te berichten of een Stukje Lands ter erlanging van welk den Burger Louis Fourie reeds in den Jaare 1785 van hen permissie heeft verkreegen, verzoek te moogen doen, als nog aan hem zou kunnen worden uitgegeeven, hier aan in voege als volgd voldaan hebbende
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele Achtb: Heer Gezachhebber, en de Wel Edele Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: E: Achtb: Heeren’
‘In pligtschuldige opvolging van Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: zeer gerespecteerde ordre vervat by Hoogstderzelver Extract Resolutie van den 5 December des even afgeweekene Jaars 1794 waar by Uwel Ed Groot Achtb: en E: Achtb: van de ondergeteek:s hebben gelieven te vorderen bericht of als nog zonder præjuditie aan anderen toetebrengen aan het door den Burger Daniel Fourie bij Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: gedaan verzoek ter verkrijging van Een Erf geleegen in de Fransche hoek zoude kunnen werden gedefereert, - Neemen de ondergeteekendens de vryheid Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: hierop in alle eerbied te berichten, dat ‘t zelve Erf als noch volkomen zonder benadeeling van ymand aan voorn: Daniel Fourie kan worden uitgegeeven’
‘Waarmeede de ondergeteekendens de vrijheid neemen zich met diepschuldig respect te onderteekenen, als’
’/ onderstond Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achhtb: Heeren, / lager / Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb:s zeer onderdanige en gehoorzaame Dienaaren / en geteek: / H: L: Bletterman, A: C: v: d: Byl, J: de Villiers, S: J: Cats, A: de Villiers, J: Z: P: Roux, A: LouW, J: Z: D: W: Hoffman, F: du Toit / in margine / In Heemraads Vergadering aan Stellenbosch den 5 Januarij 1795.’
zo is by den Raade beslooten aan het verzoek door den Suppliant ter sessie van den 5 December Jongstleeden gedaan, te defereeren gelijk daar aan gedefereerd word by deeze wordende dienvolgens het verzochte Erf ter groote van 2 Morgen netto, geleegen in de Fransche Hoek onder ‘t District van Stellenbosch aan hem in eigendom afgestaan, ende zulks zonder betaaling van eenige Recognitie uit aanmerking dat by ter verkrijging van gedacht Erf reeds in den Jaare 1785 verzoek hadt kunnen doen, en dus lange voor dat door deeze Regeeringe was bepaald om voor de uitgaaven van Landerijen eenige erkentenisse te heffen.
Landdrost en Heemraden voormeld ter voldoening aan het besluit deezer Regeering van den 9 Jannuary laatstleeden, waar bij aan hen is gelast te dienen van derzelver consideratien en bericht onder welke verpligtinge den Burger Charles Marais C: Z: met redelykheid zou kunnen en behooren te worden gesteld, om aan de Opgezeetenen van Graaffe Reinet , aan de Breede Rivier een genoegzaam uitspanplaats voor hun Jukvee te verzeekeren hier over ingedient hebbende het volgend Vertoog
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India, mitsg:s Commissaris over ‘t Gouvernement Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Ed: Achtb: Heer Gezachhebber en de Wel Edele Heeren Raaden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: E: Achtb: Heeren!’
‘Het heeft Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s bij Hoogstderzelver zeer gerespecteerde Extract Resolutie van den 9 January J: L: gelieven te behaagen van de ondergeteekendens te vorderen hunne consideratien en bericht, onder welke verpligting den Burger Charl Marais in de nabyheid van wiens plaats zeekere uitspanplaats geleegen is, waar over onaangenaamheeden zoude zijn voorgevallen met redelijkheid zou kunnen en behooren te worden gesteld om aan de opgezeetenen van Graaffe Reinet aan de Breede Rivier eene genoegzaame uitspanplaats voor hun Juk Vee te verzeekeren.’
‘In pligtschuldige opvolging van welke zeer gerespecteerde ordre de ondergeteekendens in alle eerbied de vrijheid neemen alhier ter needer te stellen, dat den Burger Charl Marais wiens plaats aan ‘t Gebergte geleegen is, nimmer kan worden verplicht om op zijn Plaats een uitspanplaats te moeten gedoogen terwijl hij door de gewoone hier na optegeevene uitspanplaatsen genoeg te leiden heeft van ‘t Jukvee der aldaar uitspannende Wagens, en dat de oneenigheid, tusschen gem: Charl Marais en maar sommige weinige opgezeetenen der Colonie Graaffe Reneit zijn ontstaan door dien laatsgem: niet van den gewonen Wagenweg, en uitspanplaats gebruik hebben gemaakt en zich meede niet ontzien om even beneeden de plaats van den Burger Daniel Hugo opwaards van een Particulieren Burgerweg, gaande langs en bij de Plaatzen van den oud Ouderling Jacobus Hugo, en zo voorts tot aan gem: Charl Marais, niet alleen gebruik te maaken, maar zelfs willekeurig dan eens bij deeze en dan weederom bij een ander en voornamentlijk bij gez: Charl Marais zeer naby deszelfs gebouwen de Waagens uit te doen spannen denwelke meer dan eens zo als de Ondergeteekendens met zeekerheid geinformeert zijn, door het vernielen van deszelfs gezaayde, importante schaden is toegebragt, Terwijl de ondergeteekendens onder eerbiedige submissie aan Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s wijzer oordeel vermeenen’
‘Dat de uit de verre afgeleegene Districten opkomende Menschen aan de kant van de Colonie Graaf Reinet , zo wel als die van Zwellendam welke de Breede Rivier passeeren, zich zoude behooren te vergenoegen met behalve de gewoone andere uitspanplaatzen langs of aan de gemeene Weegen, ook van Twee van ouds af bepaalde uitspanplaatzen als die aan de groote weg aan de zogenaamde waagensboom rivier , even aan de overzijde der gezegde breede Rivier , en de andere welke even aan de zogenaamde kluitjes kraal geleegen zijn’
‘Waar meede de Ondergeteekendens vertrouwen aan Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: zeer geëerde ordre te hebben voldaan laaten deeze dienen voor hunne eerbiedige consideratien en bericht terwijl zij voorts de vrijheid neemen zich met diepschuldig respect te onderschrijven, als’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: E: Achtb: Heeren!’
‘Uwer Wel Ed: Gr: Achtb: en E: Achtb: zeer onderdanige en geh: Dienaren’
’/:get:/ H: L: Bletterman A: C: v: d: Bijl J: de Villiers S: J: Cats A: de Villiers J: Z:P: Roux A: Louw J: Z:D: W: Hoffman F: du Toit’
‘In Heemraads Vergadering aan Stellenbosch den 19 Jann:ij 1795.’
zo is na deliberatie over dat Vertoog, en by overweeging dat volgens het getuigenis van Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein den gezegde Marais reeds genoeg te lijden heeft van het Vee dat op de gewoone uitspanplaatsen aan de breede rivier namentlijk die aan de groote weg aan de zogenaamde Wagenboomsrivier en aan de zogenaamde kluitjeskraal geleegen zijn, goedgevonden en dienvolgens beslooten, omme als nu, ingevolge het genoteerde by de Resolutien van den 9 Januarij laatsleeden te verklaaren zo als verklaard word bij deezen, dat alle ende een iegelyk der Opgezeetenen van Graaffe Reinet en Zwellendam die op hunne tochten naar en van deeze Hoofdplaatze aan de genoemde breede Rivier hunne Jukossen ofte Paerden moeten uitspannen, daartoe geene andere plaatsen zullen moogen bezigen dan de zo even genoemde Kluitjeskraal en aan de groote weg aan de zogenaamde Wagenboomsrivier , en dus geenzints daartoe zullen mogen gebruiken het Land van gedachte Charles Marais CharlesZ ofte hem desweegens op eene andere wijze in het gerust genot van zijne weide vermoeilijken, waar van by Extract deezer kennisse zal worden gegeeven, zo aan Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein al aan dien van Graaffe Reinet , met last en bevel om een ieder in den haare behoorlijk te zorgen dat deeze bepaling stipte word nagekomen en achtervolgd.
De Burger Pieter Coenradij bij Requeste verzoek gedaan hebbende om de eigendom van een stukje Lands ter groote van twee Morgen geleegen annex zijn plaats over de breede rivier en ‘t welk aan hem blijkens Resolutie van Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein de dato 12 April 1790 zonder eenige præjuditie aan iemand toetebrengen zou kunnen worden uitgegeeven, mits daar voor Rd:s 90:- tot eene recognitie aan de E: Compagnie betaalende. - zo is by overweeging van de ruime tijd welke den Suppliant heeft laaten verloopen om dit zyn verzoek aan deeze Regeering te doen, goedgevonden omme alvoorens tot de uitgaave van gedacht Erf over te gaan, van Landdrost en Heemraden voorm: te vorderen, zo als gevorderd word by deeze, derzelver bericht of als nog aan het verzoek van den Suppl:t zonder eenige prejuditie aan iemand toetebrengen zou kunnen worden gedefereerd.
Namens ende van weegens eenige opgezeetenen over de Vierentwintig Rivieren en de kleine Bergrivier woonachtig aan deeze Regeering ingedient zynde het volgend Verzoekschrift
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heere Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neederlands India, mitsgaders Commissaris over het Gouvernement Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele Achtb: Heere Gezachhebber en Edele Achtb: Politicque Raad
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en Edele Achtb: Heeren!’
‘Geeven met verschuldigde eerbied te kennen de ondergeteek: alle Burgers en Ingezeetenen, woonagtig over de Vierentwintig Rivieren en kleine Berg rivier , zo voor hun zelve als voor hunne bij de teekening deser niet present zijn konnende Gebuuren meede over de gem: Rivieren woonende.’
‘Hoe de Suppl:ten zo wel als de Predecesseurs hunner plaatsen, door dien bij ‘t Colegie van de Heeren Landdrost en Heemraden tot Stellenbosch , op de jaarlijkse verpagting van de Molen aan de Paerl , in de pagt conditie bekend wierd gesteld, dat onder die moolen pagt meede begreepen waaren, de Ingezeetenen over de bijde gem: Rivieren woonachtig; door de successive Pachters der Paerlsche Moolen dan ook van de Supplianten is gevorderd, zeeker montant van Jaarlijkse maalpenningen zonder dat de Suppl:ten zelve, zo min als hunne Predecesseurs immer in staat zyn geweest een enkel mud Graan op die Moolen te konnen dien maalen’
‘Dat de gesamentlijke Ingezeetenen aldaar woonagtig, en onder die veele der Supplianten ten deesen, reeds in September des Jaars 1786, en voorts bij reiteratie hunne billijke beswaaren hier over aan voorsZ Heere Landdrost en Heemraden te kennen hebben gegeeven ter oorsaake.’
‘1 Dat geduurende ‘t regen saisoen de 24 Rivieren en kleine bergrivier zeer dikwils onpassabel zynde de Suppl:ten daar door belet worden die Rivieren te konnen passeeren’
‘2 Dat in het somer saisoen wanneer het waater hun wel niet verhindert de Landbouwers en Wyngaardeniers, aan en omstreeks de Paerl woonachtig onophoudelyk klagen, dat sylieden geen koorn by den Paerlsche Molenaar konnen gemalen krygen, alsoo de swakheid van het moolen waater gevoegd by het meenigvuldig getal der aldaar woonagtig zynde Ingezeetenen den Molenaar buiten staat steld een ieder te konnen gerieven, de Ingezeetenen daar omstreeks, dikwils met leedweesen moeten gedoogen, dat hun koorn aan de Molen gebragt blyft leggen, terwijl de Slaaven met Ossen en Wagen gesonden om Meel te haalen, dikwerf ledig moeten te rug keeren.’
‘3. Dat de naast aanleggende der Suppl:ten meer dan twaalf uuren rijdens met de osse wagen van de Paerl woonen, terwijl de overige 16 à 20 uuren verre hun Koorn zouden moeten vervoeren, indien het selve aan de Paerl zoude gemalen worden, het welk om de groote kosten en schaade ondoenlijk is, - zo dat de Supplianten des Winters door ‘t Water verhinderd.- en des - Somers door den Molenaar niet geholpen konnende worden geen gerief of genot van de Moolen aan de Paerl konnen hebben’
‘Dat de Supplianten ofte wel eenige van hun, om gem: reedenen zig zeedert Jaaren verleeden in de noodsaaklijkheid hebben gesien op hunne eigen groote kosten, Rosmolens, ofte kleine Watermolens te hebben moeten laten maaken en die jaarlijks te onderhouden; hun dit alreeds zeer kostbaar komt te zijn.’
‘Dat den Heere Landdrost en Heemraden, te dier tijd, en naderhand, dikwerf aangesogt zijnde omme door gunstige intercessie bij Uwel Edele Groot Achtb: en Ed: Achtb:s de Supplianten van die belasting te doen ontheffen; het zelve Colegie wel heeft geconsidereerd de gegrondheid der motiven welke de Supplianten steeds bewoog hunne versoeken te vernieuwen dan dat hun E: E:s echter hebben gedificulteerd, omme namens de Supplianten, supplicq daar omtrend aan Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s te maaken’
‘Reedenen om welke de Supplianten het met allen eerbied wenden tot Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s zeer beleefdelijk versoekende dat ‘t Hoogst en Wel deselve goedgunstig moogen behaagen, uit hoofde der voornoemde poincten waar door hun ‘t gebruik en gerief der Moolen aan de Paerl volstrekt onmogelijk is, de Suppl:ten voor ‘t vervolg te ontheffen van zodanige prætentien als de Molenaar der meermelde Paerlsche Moolen op de Suppl:ten zoude konnen koomen te vorderen? mitsgad:s dat ook ‘t Eerwaarde Colegie van den Heere Landdrost en Heemraden moogen worden gequalificeerd, de namen der Supplianten, en verdere by de teekening deeser niet present geweest zynde Ingezeetenen over de Vier en twintig Rivieren en kleine bergrivier woonachtig, by de gewoone verpachting der meermelde Parelsche Moolen daar van te secludeeren.’
‘Betuigende de Suppl:ten laatstelijk de zints verscheide Jaaren ten agter gelaatene betaaling vermits zijlieden vertrouwde daar van te zullen worden gelibereerd, bereid te zijn tot op heeden toe te voldoen, zig vlijende dat Wanneer het Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s mogten gelieven Copia deezes te stellen in handen des Heere Landdrost en EE: Heemraden der Colonie Stellenbosch , hun E: E:s zig met den inhoud deeser wel zullen gelieven te conformeeren’
‘T welk doende &:’
’/ geteekend:/ Sijbrand van Dijk Engela otendaal wed:we B: de Klerk Jan Hendrik Lategaan Jan de Klerk J: C: Greijling Jacobus H: Burger Paulus Andries Mouton Lodewijk Botma Andries Burger Jacobus Smit AlewijnZoon Fredrick Lievenberg de Wed:we Christiaan Liebenberg J: de Waal C: Z: Johannes Liebenberg Zarel Johannes overholster Willem Burger’
‘over de Vierentwintig Rivieren den 27 Januarij 1795.’
zo is bij den Raade goedgedacht, omme alvoorens daar op te disponeeren, van Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein te vorderen derzelver consideratien en bericht, of en in hoe verre de bezwaaren door gedachte opgezeetenen bijgebracht om ontheeven te worden van de verpligting waaronder zij leggen met zogenaamde Maalgeld aan de Molenaar van de Paerlsche Dwangmolen op te brengen gegrond zijn dan niet, en op welke wijze aan haare instantie in deeze best zou kunnen worden voldaan.
Voorts is geleezen het ondervolgend Request door de Vaandrig der Burgerij Jan Bolleurs en den Burger Jan Fredrik van Reenen aan deezen Raade gericht
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad van Neerlands India, en Commissaris over ‘t Gouvernement Kaap de Goede Hoop en den ressorte van dien & & & beneevens den Wel Ed: Achtb: Heer Gezaghebber en Wel Ed: Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer en E: Achtb: Heeren!’
‘Geeven met alle verschuldigde eerbied te kennen Uwer Wel Edele Groot achtb: en E: Achtb:s zeer gehoorzaame en onderdanige Dienaaren Jan Bolleurs Vaandrig der Burgerije en Jan Fredrik van Reenen Burger alhier’
‘Dat de Supplianten voor eenige tijd hebben gekocht Twee plaatsen genaamt Hardersleeben en Rustenburg te saamen uitmaakende de zogenaamde Tijgervallei in de kaapsche Vlakte toebehoord hebben de aan den oud Burgerraad Hendrik Oostwald Eksteen, bezitter van een plaats aan den Tijgerbergen grenszende aan evengemelde Plaatzen.’
‘Dat de Supplianten bewust hoe tusschen beide genoemde plaatsen en de plaats door gemelde Eksteen thans nog bewoond wordende was leggende een stuk Lands ‘t welk altoos tot een uitdrift had gedient, en zo meede tot een uitspanplaats voor de passeerende Waagens alvoorens tot de koop van beide gemelde Plaatsen over te gaan zich bij gem: oud Burgerraad Eksteen hebben geinformeerd of de gezegde strook Lands ooit ofte immer zou kunnen worden uitgegeeven en daarop van hem verstaan dat hy eenlijk de zogenaamde Tijgervallei had gekogt om te beletten dat geene plaatsen of Erven, tusschen deeze plaats en zijn woonplaats zou kunnen worden uitgegeeven, en daar door aan beide die plaatsen te verzeekeren de weide die aan deeze plaatsen onontbeerlijk is’
‘Dat de Supplianten echter tot hun bijzonder leedweezen hebben vernoomen dat niet alleen den Burger Johannes Cornelis Verweij voor eenige weeken van ‘t gemelde ‘S Comp:s Lands een Erf ter groote van twee Morgen in eigendom heeft begeerd maar dat ook den gemelde Oud Burgeraad Eksteen het overige gedeelte daar van in eigendom heeft verzocht.’
‘Dat de Supplianten wanneer de uitgaave van gemeld Land door Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s mogt worden goedgevonden de Supplianten niet alleen in hunnen vrijen weide zoude worden verkogt, maar zij zo wel als de Wed: Lehman bezitster van een klein plaatse genaamt de Elsieskraal dadelijk zoude worden vermoeïelijk met het uitgespannen Vee op hunne Eigendomsgronden te zien uitspannen, en genoodzaakt zijn daarover bij Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: gestadige klachten te doen, te meer daar ‘t verzochte land als gehoorende tot het HarderCraaltje het welke altoos is geweest en ook behoord te blijven een uitspanplaats voor de Wagens die van de Paerl , Drakenstein en andere Contrijen na de kaap gaan en van daar wederom naar buiten rijden’
‘Alle reedenen om welke de Supplianten zijn zich keerende tot Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: ootmoedig verzoekende dat het Hoogstdezelve mogt behagen, omme zo ten nutte van het algemeen, als ter voorkoming van der Supplianten onvermijdelijke schaade te verklaaren dat het Land zo door den Burger Verweij en oud Burgerraad Eksteen verzocht noch aan hen noch aan anderen in Eigendom zal worden uitgegeeven, maar zo als tot nu toe is geweest ten algemeene nutte zal blyven leggen’
‘T welk doende &’
‘get / J: Bolleurs F: van Reenen’
en na deliberatie over dezelve Requeste en bij overweeging van de gestadige klachten die zouden kunnen ontstaan uit de uitgaaven van de stukken Lands door den Burger Johannes Cornelis Verweij en den oud Burgerraad Hendrik Oostwald Eksteen ter Vergaderingen van den 5 December en 23 Januarij laatstleeden respectivelijk in eigendom verzocht, by den Raade goedgevonden en dienvolgens beslooten te verklaaren, zo als verklaard word bij deeze, dat de gemelde Stukken Lands nog aan de Supplianten noch aan iemand anders in eigendom dan wel anderzints zullen worden uitgegeeven maar zo als voorheen altoos heeft plaats gehad ten algemeenen nutte zullen moeten blijven leggen, van welk besluit kennisse zal worden gegeeven aan Commissarissen uit den Raade van Justitie ten einde het geen hen bij voormelde besluiten van den 5 December en 23 Januarij Jongstleeden met betrekking van gedachte stukken Lands, mitsgaders bij besluit van den 30 Januarij op een als toen ingedient Request van de Weduwe wijlen den Burger Jan Fredrik Lehman is gelast geworden, te houden voor vervallen, en wijders aan voormelde oud Burgerraad Ecksteen en den Burger Verweij, mitsgaders aan de weduwe Lehman, de Burgervaandrig Bolleurs en den Burger Jan Fredrik van Reenen, met last aan eerstgemelde om het ‘S Comp:s Land door hem zonder daartoe eenig recht of permissie te hebben verkreegen bebouwd en beplant, voortaan zo als voorheen onbebouwd en onbeplant te laaten, en dus ook om de Gebouwen of Hutten, welke hij daarop mogt hebben gesteld ten spoedigste aftebreeken.
De genoemde Vaandrig Bolleurs en Burger Fredrik van Reenen nog aan deeze Regeering gericht hebbende het volgend Request
Aan den Wel Ed: Gr: Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken, Raad ordinair van Neerlands India, mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele Achtb: Heer Gezachhebber en de Wel Edele Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en E Achtb: Heeren!’
‘Geeft met alle verschuldigde Eerbied te kennen Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: zeer gehoorzaame en onderdanige Dienaaren Jan Bolleurs Vaandrig der Burgerije en Jan Fredrik van Reenen Burger alhier’
‘Dat zij Supplianten onlangs in maatschappij gekogt hebbende twee Plaatzen genaamt Hardersleeven en Rustenburg te samen uitmaakende de zogenaamde Tijgervallei geleegen in de kaapse Vlakte bevonden hebben dat tusschen beide gemelde Plaatsen is leggende een strook Gronds ter groote van circa 25 Morgen, welke altoos door de Bezitter van gemelde plaatsen is bebouwd en beplant geworden’
‘Dat de Supplianten by overweeging dat ‘t zelve stuk Lands van gedachte Plaatsen niet kan worden afgescheiden, echter uit overtuiging van de billijkheid dat het zelve door hen niet anders dan op een wettige wijze word gebruikt met voorkennisse en geEerde goedkeuring van den Wel Edele Groot Achtb: Heer Commissaris over dit Gouvernement, de gemelde strook Lands hebben laaten meeten en carteeren en daarby bevonden, dat daar van gevoeglyk bij Hardersleeven zou kunnen worden gevoegd 12 Morgen en 121 quadraat Roeden en bij Rustenburg 12 Morgen 126 quadraat Roeden en 72 d:o Voeten alles zodanig als ‘t figuur door den geswooren Landmeeter daarvan geformeerd en die de Supplianten de vrijheid neemen neevens deeze overteleggen komen aantetoonen’
‘Alle Reedenen om welke de Supplianten zich zijn keerende tot Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: met ootmoedig verzoek dat het van Hoogstderzelver welbehaagen zyn mogen de beide gemelde Stukken gronds aan de Supplianten in Erfpacht aftestaan omme respectivelijk bij hunne voormelde Plaatzen te kunnen worden gevoegd onder zodanige conditien en bepaalingen als Uwel Edele Groot achtb: en E: Achtb: zullen vinden te behooren.’
‘’T welk doende &:e’
’/ get / J: Bolleurs F: van Reenen’
zo is, bij overweeging dat het door hen in Erfpacht gevraagde Land is geleegen annex hunne Plaatzen uit maakende de zogenaamde Tijgervallei in de kaapse Vlakte alwaar volgens besluit deezer Regeeringe geene Landerijen zullen worden uitgegeeven, bij den Raade goedgevonden ‘t zelve Request te declineeren en te wijzen van den hand zo als geschied bij deeze, zullende dus ook het verzochte Land nog aan de Supplianten noch aan iemand anders mogen worden uitgegeeven.
Na dit een en ander is geleezen een Request door den onderafgeschreeven Gagie gestelde Adsistent Isaac Stromböm aan deezen Raade geaddreseerd, luidende als volgd.
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlands India, mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele Achtb: Heer Gezachhebber en de Wel Edele Heeren Raaden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en E: Achtb: Heeren.’
‘Geeft met alle verschuldigde eerbied te kennen Uwer Wel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s zeer onderdanige en gehoorzame Dienaar Isaac Stromböm onder afgesz Gagie gestelden Adsistent alhier’
‘Dat den Suppl:t by besluit Uwer Wel Ed: Groot Achtb: en E: Achtb:s van den 9 Januarij dezes Jaars permissie erlangd hebbende om zijn Scheepje de Eliza van hier aftezenden naar de oostkust van Africa en verder naar Mosambicque ook direct de nodige schikking heeft gemaakt om gem: Scheepje derwaards afte vaardigen’
‘Dat den Suppl:t intusschen geinformeerd geworden zijnde, dat de gem: tocht veels spoediger en beeter in ‘t wintersaisoen dan in ‘t teegenswoordige kan worden ondernomen, te raade is geworden in afwagting van ‘t geschikt Jaargetij van zijn Scheepje een zo nuttig mogelyk gebruik te moeten maaken en dienvolgens zeer zoude inclineeren ‘t zelve Vaartuig naar S:t Helena af te zenden’
‘Reedenen om welke de Suppl:t de vrijheid neemt zich te keren tot Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb:s met eerbiedig verzoek hem te willen permitteeren, het meergenoemd Scheepje de Eliza naar S:t Helena aftemogen zenden beladen met Brandewijnen en andere hierlandsche Producten, waar van den uitvoer bij de Placaaten is gepermitteerd’
‘’T welk doende &:e’
’/ get / J: Strömbom.’
en daar op beslooten aan den Suppliant te permitteeren zo als hem gepermitteerd word by deeze om zijn Scheepje genaamt de Eliza naar S:t Helena aftezenden belaaden met zodanige hierlandsche Producten en andere Goederen als waar van den uitvoer is gepermitteerd, alles onder zodange bepaalingen als bij ‘t Placaat omtrend de vrye vaart en handel ten deeze Gouvernemente geëmaneert zijn gemaakt
Door den Burgerweesmeester Johannes Hendrik Fherzen zo voor hem als zyne meede geassocieerdens in de Rhederij van het Particulier Schip de Herstelder en in die tot de Walvischvangst opgericht, aan deezen Raade ingedient zijnde het volgend Request
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Neerlandsch India, mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele Achtb: Heer Gezachhebber en de Wel Edele Heeren Raden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en Edele Achtb: Heeren!’
‘Geeven eerbiedig te kennen Hendrik Johannes Fehrzen, en de verdere geassocieerdens tot de Walvischvangst en Reeders van ‘t Particuliere Schip La Levrette hernaamd de Herstelder .’
‘Dat de Suppl:ten door de Walvischvangst een goede quantiteit traan verkreegen hebbende, die zij geinclineerd waaren na Nederland te verzenden, alzo hiertoe geen geleegendheid was per ‘S Comp:s Scheepen op vragt zig wel genoodzaakt hebben gevonden daar toe het gemelde Schip in te koopen, het welk teevens noodzakelijk van een nieuwe dubbelhuid moet worden voorsien’
‘De Supplianten neemen dierhalven de vrijheid bij deezen zeer needrig te verzoeken om het voormelde Schip de Herstelder met de verkreegen Traan en andere Producten deezes Lands te mogen belaaden en ten einde voorsZ na Nederland te verzenden op zodanigen Voet en conform alzulke ordres als de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal by de Placcaaten ten opzigte van de Walvischvangst en vrije vaart hebben gestatueerd.’
‘En neemende Suppl:ten verder de vrijeheid aan uwelEdele groot achtb: en E: Achtb:s open te leggen dat, gelijk bij alle onderneemingen van Handel of Vaart eenig voordeel worde beoogd of gehoopt de Suppl:ten in het onzeekere of wel de Walvischvangst een zodanig succes zoude mogen hebben egter, bezield met een betamelijke zügt tot de bloei en welvaard van dit gewest hunner geboorte en inwooning, gaarne indien het nodig waare, eenige opofferingen hebben willen doen, zo wel om te beproeven of by die onderneeming eenig voordeel te behaalen zoude zyn, als om door hun voorbeeld ook andere daartoe aan te spooren.’
‘Dat de Supplianten thans bij ondervinding hebben geleerd dat de kosten die zij verpligt zijn aan te wenden, gepaart met het beswaar van de Recognitie voor de Compagnie, zoo drukkend zijn voor die onderneeming dat, al konde de Traan van hier in Nederland ook tegens de hoogste prijzen worden verkogt, / waar van zij egter al meede het teegendeel reeds hebben beproefd:/ de Walvischvangst, welke spaarzaamheid men bij dezelve ook betragt, egter, die zelfde bezwaren onderheevig blijvende, voor hun en een ieder die dezelve zoude willen onderneemen; gelijk zelfs nu reeds buiten hun nog niemand zig daar toe aangemoedigt vind, wel verre van eenig voordeel te kunnen opleeveren inteegendeel ten uittersten nadeelig ja verderffelijk zijn moet: te meer daar de Supplianten tot nog toe van de Baarden der Walvisschen niets hebben verkogt, als kunnende van de passeerende Vreemdelingen voor dezelve naauwlijks de prijs bedingen die verstrekken zoude tot betaling van de Recognitie voor de Comp:e ende uitgaande Regten bij ‘t 9:de Art:l van ‘t Placcaat op de Walvischvangst bepaald.’
‘De Supplianten zouden zig hier door reeds gedrongen hebben gevonden tot een zeer nedrig verzoek om gelijk de overtuiging van de zwaare kosten die de Walvischvangst vordert, dezelve, in de Europische gewesten en in Nederland zelve, van alle impositien ontheeven dat blijven, ja om dezelve te animeeren, veel eer præmien en voorregten zyn uitgeloofd het van Uwel Ed: Groot Achtb: en E: Achtb:s welbehagen mogt zijn bij de Hoog Edele Heeren XVII favorabel voor te draagen, dat de Traan en Baarden zo wel als de overige Producten van dat Land, provisioneel voor eenige tijd mogt worden geeximeerd van de Recognitie voor de Comp: bij het 7:de en 9:de Art:l van ‘t Placaat op de Walvischvangst gestatueerd, tot dat de ondervinding zoude hebben geleerd of dien Tak van bestaan voor deeze Colonie bij vervolg zonder haar boven maten te drukken, aan eenige belasting kan worden onderheevig gemaakt’
‘En zoude, wanneer de Suppl:ten in dat verzoek hadden gereusseerd, aan hun dan nog zyn overgebleeven de Hoop, om de Traan, met byvoeging van andere Landsproducten in Nederland te doen verstrekken tot een fonds, ter betaaling en verkrijging van retouren welke voor de Colonie en in het bijzonder voor den Landbouw onontbeerlijk zijn, ten einde bij de verkooping derzelve alhier, uit de avances de aangewende zwaare kosten te verhaalen en misschien nog eenig gering voordeel over te houden’
‘Dat hoe zeer men ook in dit laatste nog teegen allerlei wisselvalligheeden te worstelen zoude hebben gehad de Suppl:ten onlangs tot hun smertelijk leedweezen daarbij hebben moeten verneemen, dat ook de mogelijkheid, om, uit de verwisseling der Traan in Nederland, eenig verhaal op de zwaare kosten en belastingen te vinden, en dus veel meer alle hoop en vooruitzigt van voordeel, voor ‘t vervolg geheel afgesneeden is, door de wyze op welke aan A: van Watering is toegestaan zijn in Nederland ingekogt Schip de reize na herwaards te doen onderneemen: alzo de Suppl:ten rondborstig moeten betuigen, zo als zulks bij een ieder die de minste kennis en ervarenis van den handel en Scheepsvaart verkreegen heeft, zeer duidelijk kan worden nagegaan dat de betaaling van ƒ50:- per last van de koopmanschappen en goederen welke zy tot retour in ‘t gemelde Schip zouden doen laaden, voor hun onderneeming volstrekt ontydelijk is: aangezien een eenLading Traan, welke Producten van dit Land ook daar bij zoude moogen worden gevoegd, en hoe voordeelig de verkoping van ‘t een en ander ook zoude mogen zijn nimmer zo veel opleeveren kan, dat, de uitbetaling der Recognitie voor de Compagnie, de verdere onkosten bij dezelve, de assurantie, Provisie, maandgelden voor de Equipagie, reparatie en uitrusting van ‘t Schip voor de terug reize, met de ƒ50 per Last voor de te rug lading en de assurantie van die te rug lading, alles in Nederland betaalbaar, daar van afgetrokken zijnde er nog iets naamwaardigs overblyven kon, om tot de te rug laading te worden aangewend, en dan al wierd die te rug lading met een capitaal advans verkogt, uit de profijten op dezelve hunne Hoofdsom weder te vinden met de goedmaking der aangewende kosten.’
‘Hoedanige verwagting of vooruitzigt voor de Colonie uit de Walvischvangst, die men als een voorname bron tot haar subsistentie heeft beschouwd er dan nog zoude kunnen overblyven, zullen de Suppl:ten liefst ter beoordeeling overlaaten aan de wijsheid en het doorzigt Uwer Wel Edele Groot Achtb:s van welkers gunstige toegeneegentheid en benevolentie tot het bijbrengen van alle middelen, welke haar verval verhoeden kunnen zij zig volkomen verzeekert houden: Terwijl de Suppl:ten intusschen, afkeerig om hunne Superieuren en Hooge Gebiederen met eenig verzoek te incommodeeren, welke zo lang de uitkomst niet openbaar toond dat zij genoodzaakt zijn de zaak op te geeven, eenige zweem van onbetamelykheid hebben kan, en als nog veel eer bevreid zijnde om nader te beproeven of zy bij eene favorable dispositie op hun supplicq, het daar meede nog zullen kunnen gaande houden, neemen zij de vrijheid zeer eerbiedig te verzoeken dat het Uw WelEd: Groot Achtb: en E: Achtb: goedgunstig behaagen mooge dit een en ander te brengen onder ‘t oog van de Hoog Ed: Groot Achtb: Heeren XVII verzeld van een zodanig favorabel voorschryven dat Hoogstdezelve hier van gepenetreerd, gracieuselijk behaagen mooge de recognitie voor de Compagnie, bij het 7:de Articul van ‘t Placcaat op de Walvischvangst bepaald, voor ‘t grootste gedeelte betaalbaar zijnde in Nederland, inteegendeel volkomen alhier te doen betaalen, en dus de Lading Traan met ‘t bovengem: Schip af te zenden in Nederland daar van ontheeven te doen blijven, om voor dat gedeelte ‘t welk in Nederland zoude moeten worden betaald, door de Suppl:ten alhier opgebragt te worden; en zo meede dat niet alleen ‘t bovengem: Schip bij gelukkige aankomst in ‘t Vaderland, na de vereischte reparatie te hebben ondergaan, maar ook bij vervolg alle Scheepen met Traan en andere Producten van dit Land, na Nederland afgezonden wordende de te rug reize hier heen moogen onderneemen zonder eenige betaaling voor de Lasten der intelaadene goederen’
‘’T welk doende &:e’
’/ get / Fehrzen en Comp:’
zo is na aandachtige deliberatie over dezelve Requeste bij den Raade beslooten, om aan de Supplianten te permitteeren gelijk hen gepermitteerd worden bij deeze, het gemeld Schip de Herstelder tot ‘t vernieuwen van deszelfs dubbelhuid van hier naar Nederland te mogen afzenden belaaden met Traan en andere voortbrengsels van dit Land, zullende voorts den Supplianten voormelde Requeste aan de ilustre Vergadering van Zeeventienen worden aangebooden met eerbiedig verzoek omme op der Supplianten beswaaren omtrend de belastingen zo op het stuk der Walvischvangst als op de vrije vaart en handel deezer Colonie in het algemeenen gelegd en van welkers gegrondheid den Edelen Heer Commissaris met alle de Leden der Regeeringe volkomen gepenetreerd zijn, zodanig gunstig reguard te willen slaan als hun Wel Edele Hoog Achtb: na Hoogstderzelver wijsheid zullen oordeelen dat de meer en meer toeneemende droevige omstandigheeden deezer Colonie koomen te meriteeren, en om ten dien einde zo wel de Supplianten als die welke in ‘t vervolg mogten besluiten om eenig Vaartuig met Producten deser Colonie beladen, na Nederland te zenden gunstig te ontheffen of bevryd te laaten van de betaaling van ƒ50:- Per Last van de koopmanschappen en goederen welke sij tot retour en ter overvoering na herwaards in haare Scheepen zullen laaden also nog de Walvischvangst nog de verdere vrye vaart en handel deezer Colonie eenige voordeele kan werpen in staat om eene dergelyke belasting te draagen.
Uit drie Rapporten door Gecommitteerdens tot ‘t teekenen der kleine Pergamenten Muntstukken ingedient gebleeken zijnde, dat door hen wederom waaren vervaardigd
zo is verstaan dezelve Muntstukken met een bedragen van 333 1/3 Ducatons ofte Rd:s 500, zo by de Negotieboeken als bij die van de groote Geldcassa te laten inneemen
Wijders door den Edelen Heer Commissaris ter tafel geproduceerd zijnde de opgaave door de Ingezeetenen in ‘S Comp:s Cassa gedaan, van de penningen die zij geneegen zijn naar Nederland te remitteeren, zo is beslooten de Heeren Leden deezes Raads M:r Jacobus Johannes Le Sueur, William Ferdinand van Reede van Oudtshoorn en Egbertus Bergh te committeeren, zo als hun Ed: gecommitteerd worden bij deeze, omme voor de aangebooden penningen eene zo naauwkeurig mogelijke repartitie te maaken, zullende voorts de gemelde opgaave en daarop gevolgde repartitie worden gesuppediteerd aan de Hooggebiedende Heeren Majores, ten einde aan Hoogstdezelve te doen blijken, dat hieromtrend met alle onzijdigheid en volgens de ordres word gehandelt
Na dit alles wierd door den Edelen Heer Commissaris bedeeld, dat de Notaris Pieter Hendrik Faure op gisteren overleeden zijnde, zijn Ed: wederom tot Notaris hadt aangesteld den onderafgesz gagie gestelden Boekhouder en oud Secretaris van de Colonie Graaffe Reinet Jan Jacob Fredrik Wagener van welke aanstelling bij Extract deezer kennisse zal worden gegeeven aan den Rade van Justitie deezes Gouvernements ten einde omtrend de gemelde Wagener te observeeren, het geene haar bij de Instructie en het Reglement voor Notarissen is gedemandeerd geworden.
Laatstelijk communiceerde den Edelen Heer Commissaris dat den Baas Molenaar Ernst Lheman als scheepstimmerman per ‘t Schip de Meermin stond te repatriëeren, en dat zijn Ed: dus wederom tot Baas Molenaar hadt aangesteld Johann Christoffel Wilhelm Palm met de gagie van ƒ25 per maand en onder een nieuw verband van drie Jaaren
Aldus geresolveerd ende gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorschreeven.
[Signed:] A: J: Sluijsken
[Signed:] J: I: Rhenius
[Signed:] J: J: Le Sueur
[Signed:] O: G: De Wet
C. 228, pp. 274-313.¶
Vrijdag den {17950213} 13 Februarij 1795
‘S voormiddags present de Edele Heer Commissaris de Heer Gezachhebber en de Heeren Leden, Le Sueur, de Wet, Brandt en Bergh.
Heeden den dag zijnde dat volgens ‘t besluit deezer Regeering van den 9 Januarij laatsleeden het amptgeld voor den voorleeden Jaare 1794 moet worden betaald, door zodanige Ministers en Dienaars der E: Compagnie ten deezen Gouvernement als volgens de ordres van de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal over geheele Nederlands Indie en deezen Uithoek tot de gemelde betaling gehouden zyn, zo is, het fournissement van ‘t zelve Amptgeld in eene daartoe ter Raadzaale geplaatste kist gedaan, door de Heeren Leden des Raads Le Sueur, de Wet, Brandt en Bergh, mitsgaders door den Secretaris Goetz, de ad interim Fiscaal Willem Stephanus van Rijneveld, de Secretaris aan den Raade van Justitie Johannes Andreas Truter en den Secretaris der Weeskamer Jan Pieter Faure, en is na opening van gemelde kist daar in bevonden een Somma van 6628 Rijxdaalders en 12 Stuivers welke Somma verstaan is in ‘S Comp:s Cassa over te brengen, ten einde volgens de ordres Batavia ten goede gebracht te worden
Hier na geresumeerd zijnde de Resolutie ter sessie van den 6 deezer genoomen, wierd vervolgens door den Ed: Heer Commissaris ter Tafel geproduceerd een Rendement van den in den voorleeden Jaare voor Reekening der E: Compagnie publiecq verkogte Rijst, Coffij, boonen, Zuiker en Lijwaaten, mitsgaders een ander Rendement over ‘t Yzer op den 7 deezer maand almeede in ‘t openbaar verkogt, uit welke Rendementen gebleeken zynde dat de gezegde Indiasche Goederen na aftrek van de gewoone Onkosten, administratie ongelden en Salaris hebben afgeworpen eene Winst van 286 P:r C:to en het Yzer een voordeel van 97 PrC:to zo is verstaan hier van deeze aanteeking te houden, terwijl de byde gezegde Rendementen zullen worden verzonden, zo aan de illustre Vergadering van Zeeventienen als aan de Hooge Indiasche Regeering te Batavia
Uit een Rapport van Gecommitteerde Leden uit den Raade van Justitie die neevens den ad-interim Fiscaal Willem Stephanus van Ryneveld hebben gevaceerd, tot ‘t slaan van Zeguls om tot Vendubrieven geemploiëerd te worden, gebleeken zynde dat door hen waaren vervaardigt
zo is verstaan dezelve Zeguls na de ordre by de Negotieboeken te laaten inneemen
Door Gecommitteerdens tot ‘t verbranden van de afgesloten en vervuilde, pergamente, cartonne en Papiere Muntstukken, ingedient zynde ‘t volgend schriftelijk Rapport
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heere M:r Abraham Josias Sluijsken, Raad ordinair van Nederlands India mitsgaders Commissaris over ‘t Gouvernement Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &:a & &:a
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer’
‘Ingevolge Uwel Edele Groot Achtb: zeer gevenereerde ordres hebben wy ondergeteekende van de ordinaire Gecommitteerdens van ‘S Comp:s Groote en kleine Geld Cassa de Kooplieden Tit:r Clement Matthiessen en Cornelis Cruijwagen, ontfangen nagezien en ten hunner overstaan verbrand de navolgende Papieremunten en afgesleete cartonn, beneevens de meede omme staande zo verstempelde als aangeslaage of verschreevene Cartonne Munten als in ‘S Comp:s groote geld Cassa waare berustende, te weeten’
‘
aan oude Munt | Rd:s 256:- |
d:o Cartonnen | d:o 3874:- |
d:o Papiere Munt à 1 Rd:s | d:o 934:- |
d:o d:o d:o d:o -1/2 d:o | d:o 883:- |
d:o d:o d:o d:o -1/4 d:o | d:o 699:04 |
d:o d:o d:o d:o -1/8 d:o | d:o 501:04 |
Tezamen | Rd:s 7148 |
aan oude Munt | Rd:s 256:- |
d:o Cartonnen | d:o 3874:- |
d:o Papiere Munt à 1 Rd:s | d:o 934:- |
d:o d:o d:o d:o -1/2 d:o | d:o 883:- |
d:o d:o d:o d:o -1/4 d:o | d:o 699:04 |
d:o d:o d:o d:o -1/8 d:o | d:o 501:04 |
Tezamen | Rd:s 7148 |
‘Verstempeld, verschreeven, en aangeslage Carton’
‘
1204 P:s | Zwart verstempeld |
352 d:o | Geel dito |
27 d:o | Groen dito |
7 d:o | Rood dito |
315 d:o | Zwart verschreeven |
25 d:o | geel dito |
19 d:o | groen dito |
11 d:o | Rood verschreeven |
568 d:o | Zwart aangeslagen |
2528 P:s te zaamen |
1204 P:s | Zwart verstempeld |
352 d:o | Geel dito |
27 d:o | Groen dito |
7 d:o | Rood dito |
315 d:o | Zwart verschreeven |
25 d:o | geel dito |
19 d:o | groen dito |
11 d:o | Rood verschreeven |
568 d:o | Zwart aangeslagen |
2528 P:s te zaamen |
‘Vertrouwende hiermeede aan Uwel Edele Groot Achtb: zeer g’eerde ordres te hebben voldaan dus deeze laaten dienen voor nedrig Rapport en teekenen ons met de diepste eerbied’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘Uwel Edele Groot Achtb: zeer nedrige Dienaaren’
’/ geteekend / J: P: Baumgardt C: v Nuldt Onkruidt O M: Bergh.’
zo is verstaan om de daarby vermelde verbrande Muntstukken zo bij de Negotieboeken als bij die van de groote Geldcassa te laaten afschryven
Ter sessie van den 6 deezer aan den Raade van Justitie deezes Gouvernements gedemandeeerd geworden zijnde om ‘t Rapport door de Capiteins ter Zee Willem Udemans j:r en Nicolaas Acker gedaan over de examinatie en bevinding van 4 P:s bedorven Masthouten per ‘S Comp:s Schip de Resolutie uit Patria alhier aangebracht, voor hunne Gecommitteerdens, door evengem: Capiteins te laaten recolleeren en beëdigen, zo wierd door den Edelen Heer Commissaris ter tafel geproduceerd het alzo gerecolleerd en door gemelde Capiteins Udemans en Acker beëdigd Rapport, en is daar op beslooten, Copia van ‘t zelve Rapport by eerste geleegenheid aan te bieden, aan de illustre Vergadering van Zeeventhienen, terwijl de gezegde bedorven Masthouten zullen moeten worden gebruikt en verstrekt tot zodanige eindens als waartoe ten meesten voordeel van de Comp:e zullen kunnen dienen
Voorts is op propositie van den Ed: Heer Commissaris goedgevonden en dienvolgens beslooten om ‘t permanent Schip de Castor in ‘t begin van de eerstkomende maand Maart van hier aftezenden naar Baaifals beladen met alzulke provisien en andere Goederen als voor de Scheepen der E: Compagnie in gemelde Baaij zullen arriveeren benodigd zullen zijn
De Rheeders van ‘t Patriculier Scheepje de Herstelder bij requeste verzoek gedaan hebbende dat uit den dienst der E: Compagnie mogt worden ontslagen om in de hunne over te gaan de Matroosen Cornelis van Lind, Jan Kram, Fredrik Vogel, Jan de Kok, Jan van Haerlem en Jan Hendrik Smith, zo is uit aanmerking dat alle dezelve Matroosen hun verbonden tijd bij de E: Comp:e behoorlijk hebben uitgedient, goedgevonden en dienvolgens besloten aan dat verzoek te defereeren, zo als geschied bij deeze, wordende dienvolgens de gemelde zes zeevarende ontslagen uit den dienst der E: Compagnie en aan hen gepermitteerd in der Rheeders van ‘t particulier Schip de Herstelder over tegaan, alles volgens ‘t Placaat door de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal ten deezen Gouvernemente op ‘t stuk de vrije vaart geëmaneert.
De Capitein der Burgerije aan Stellenbosch Joost Rijnhard van As en den geweesen Baas van ‘S Comp:s Post de Rietvalleij Jochem Reijneke bij Requeste verzoek gedaan hebbende omme respectivelijk hunne Leifeigenen in naame Rosetta van de Kaap, mitsgaders Frans en Rosina van de kaap uit slaafsche dienstbaarheid te mogen ontslaan en te stellen in vrijdom zo is zulks aan hen gepermitteerd onder voorwaarden dat voor ieder der gedachte Leifeigenen aan de Diaconie armen der Hervormde Gemeente alhier zal worden betaald eene Somma van Vijftig Rijxdaalders en bovensdien te stellen de gewoone cautie dat dezelve Leifeigenen binnen den tijd van Twintig Jaaren niet tot lasten van gemelde Diaconie zullen komen
Hier op is geleezen een Request door den Chef en Visitateur der Soldyen Clemens Mathiessen Junior aan deeze Regeering geaddresseerd luidende als volgd.
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlands India mitsgaders Commissaris over het Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &:e &:e &:e
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘Vermits bij politiecquen Raadsbesluit van 27 april 1793. geresolveerd is, aan haar Wel Edele Groot Achtb: de Heeren der Hooge Indiasche Regeeringe bij een convenable geleegenheid te versoeken dat aan den Winkelier in dit Gouvernement als gechargeerd met de uitbetaalinge der Soldyen in ligtgeld, mag werden geaccordeerd, eenig decort uit de geproflueerde advance van die uitbetaalingen zo neemt den needrigen Vertoonder, als met de uitbetaalinge gechargeert, en in ‘t onseekere zijnde, of voorm: aanschrijvens reeds hebben plaats gehad, de vryheid zig te keeren tot Uwel Edele Groot Achtb: en onder overlegging van, het deesen geannexeerd Extract besluit, needrigst te versoeken dat de voormelde aanschrijvens door Uwel Edele Groot Achtb: veel vermogende voordragte mogen worden ondersteunt, en den humblen Teekenaar daar door eenige schae vergoedinge erlangen voor de nadeelen aan welke hij door het uitbetaalen in Papieren munt blootgesteld is’
‘’T welk doende &:e’
’/ get / C:s Matthiessen j:r.’
‘Casteel de Goede Hoop, den 12 Februarij 1795’
en na deliberatie over dezelve Requeste bij den Raade beslooten, om uit aanmerking van de allezints plausible reedenen, door den Suppliant gealegueerd, zijn verzoek bij eerste geleegendheid voortedragen aan de Hooge Indiasche Regeering te Batavia, met beede aan den Suppliant op de betaalinge die hij als Winkelier gehouden is in ligt geld te moeten doen, zodanig decort toeteleggen als Hoogstdezelve in billijkheid zullen oordeelen te behooren.
De Burger Johan Theobald Andreas ingedient hebbende ‘t volgend Request
Aan den Wel Ed: Groot achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad van Nederlands India, mitsg:s Commissaris, over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop en den ressorte van dien &:e &:e &:e
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer’
‘Met verschuldigde Eerbied geeft te kennen Uwel Edele Groot Achtb: zeer onderdanige en gehoorzaame Dienaar Johan Theobald Andreas Burger alhier’
‘Dat den Supplt by deszelfs vertrek uit Europa aldaar heeft agtergelaaten een enige Dogter welke te dier tijd Weduwe was.’
‘Dat den Suppliant bij deszelfs aankomst alhier als toen van wylen den Wel Edelen Gestr: Heer Gouverneur in loco M:r Joachim van Plettenberg heeft verzogt gunstige aanschrijvens aan de ilustre Vergadering van XVII ten einde gemelde zijnen Dogter met haren eenigen Zoon naar herwaards mogte komen en welke verzoek hem Suppl:t ook goedgunstig is ingewilligd’
‘dat inmiddels meermelde zijnen Dogter zijnde koomen te overlyden op het onverwagts in het Jaar 1791. per het Schip Blitterswyk als Hooplooper alhier is aangekomen voorsZ eenigen Zoon van zijnen dogter in naame Fredrik Laurens Hes’
‘Dat gem: Fredrik Laurens Hes / blykens het nevens deezen in allen Eerbied bygevoegd certificaat door de Oppermeester Johannes Leuver verleend:/ in eene ziekelijke staat alhier aangeland zynde, daarop op verzoek van hem Suppl:t aan denzelven is afgegeeven, om voor de herstelling van zijn gezondheid te zorgen.’
‘dat den Suppl:t dus ook, door ‘t laaten gebruiken van die middelen tot de geneezing dienstig daar in zo verre is gereuseerd, dat voorsz zijnen kindskind eenige tijd daarna zich wederom hersteld gevoelde’
‘dat den Suppl:t daarna meergem: Fredrik Laurens Hes het Smitsambagt heeft dien leeren, waarin hy thans in zo verre is geslaagd, dat hy het vooruitzig heeft voor zig zelven het nodig onderhoud te kunnen vinden’
‘En daar den Suppl:t thans den ouderdom aan zijne ruim 72 Jaaren komt te bereijken en gaarne aan zijne duure verpligting wil voldoen om voor de welvaart van deeze zijnen Erfgenaam zorge te draagen, zo is het ook om die reedenen dat den Suppl:t zich eerbiedig wend tot Uwel Edele Groot Achtb: met ootmoedige verzoek dat het Hoogstdezelve mogte behaagen, dikwilsgemelde Fredrik Laurens Hes met het burgerrregt deezer Plaatze te begunstigen of onder afgeschreeve gagie te stellen dan wel hieromtrend zodanig te disponeeren als Uwel Edele Groot Achtb: vinden zal te behooren om aan den Suppl:t het gerust verblijf van zijnen Kindskind aan deezen uithoek te verzeekeren.’
‘’T welk doende &:e’
’/ get / J:n F:d Andreas’
zo is, uit consideratie voor de byzondere omstandigheeden waar door den Jongmatroos Fredrik Laurens Hes kleinzoon van den Suppl:t in deeze Colonie is gekoomen bij den Raade beslooten den gemelde Hes te permitteeren zo als hem gepermitteerd word by deeze, alhier onder afgesZ: gagie te moogen verblijven ende zulks op den gewoonen voet en onder conditie dat ‘t geen by de Soldijboeken ten agteren mogte staan door den Suppl:t aan de E: Compagnie betaald zal worden
De adsistent Jurriaan Kemper zig aan dezen Raade geaddresseerd hebbende met ‘t onderstaand Request
Aan de Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad van Neerlands India, mitsg:s Commissaris over ‘t Gouvernement Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien &:e &:e &:e, beneevens den E: Achtb: Heer Gezachhebber en de Wel Edele Heeren Raaden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en E: Achtb: Heeren!’
‘Met verschuldigde Eerbied geeft te kennen Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: zeer onderdanige getrouwe en gehoorzaame Dienaar Jurriaan Kemper adsistent in dienst der E: Compagnie’
‘dat den Suppl:t na eene geruijme tijd te Ceilon als Boekhouder te hebben dienst gedaan vervolgens van de Regeeringe aldaar de permissie heeft verzogt en geobtineerd om te mogen repatrieeren’
‘dat den Suppl:t geene andere geleegendheid hebbende kunnen bekoomen zich als Bottelier in dienst heeft begeeven, en als zodanig op den 7 April des Jaars 1793 met het Schip de Sibella Anthoinetta alhier is gearriveerd’
‘Dat den Suppliant alhier aangekomen zijnde de tijding heeft vernoomen van den oorlog tusschen de Republiecq der vereeniede Nederlanden en het Hoff van Frankrijk , welke criticque tijding den Suppliant na eene geleegendheid heeft doen omzien, om alhier te kunnen verblyven, dat den Suppliant dan ook in zo verre heeft moogen gelukken, dat hij op zijn daartoe eerbiedig gedaan verzoek en door de gunstige protexie van Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: eenige tyd na deszelfs aankomst ter deezer plaatze zich heeft moogen geplaats zien als ordinaire Clercq ter Secretarij van Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: in die qualiteit in deeze Colonie is verbleeven.’
‘Dat den Suppl:t als nu den ouderdom van 53 Jaaren bereikt hebbende, zo daar door als uit hoofde van een verswakking aan het gesigt zich thans buiten staat gevoeld het dienstwerk ter Secretarije zodanig als het zijn pligt komt te vorderen naar behooren te kunnen verrichten’
‘Alwaaromme den Suppliant van Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: ootmoedigste verzoek hem goedgunstig uit den dienst der E: Comp:e te ontslaan en in deszelfs teegenswoordige qualiteit te stellen onder afgeschreeve Gagie, ten einde den Suppliant langs dien weg in staat mogte werden gesteld door het by der hand neemen van iets anders zijn bestaan te kunnen vinden, zo als den Suppliant zig ook nog vervrijmoedigt van Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: demoedigst te smeeken, dat het van Hoogstderzelver welbehagen moogen zijn, omme by aldien den Suppliant aan de verswakking van zijn gesigt beterschap mogte gewaar worden, indiervoegen dat den Suppl:t zich wederom als voorheen in staat gevoeld de pligten van zyn dienst zoo als het behoord te kunnen waarneemen, in diengevalle hem Suppl:t weederom Hooggunstig in den dienst der E: Compagnie aan te neemen en in sijn voorige qualiteit te plaatzen op de Secretarije van Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: :/ onderstond / ‘t welk doende &:e /get/ J:n Kemper.’
zo is bij den Raade goedgevonden en dienvolgens besloten omme alvorens op de daarby gedaan verzoeken te disponeeren, dezelve Requeste te stellen in handen van den Eerste opperchirurgijn deezes Gouvernements Johannes Leuwer met last te onderzoeken en den Raade te berichten of en in hoe verre den Suppliant door een manquement aan zijn gezicht buiten staat is in zijnen dienst als adsistent te continueeren
Hierna geliefde den Edelen Heer Commissaris ter Tafel te produceeren het volgend Requeste door den Burger krijgsraad alhier aan deeze Regeeringe gericht.
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer en M:r Abraham Josias Sluijsken Raad van Neerlands India en Commissaris over dit Gouvernement en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele Achtb: Heer Gezachhebber en E: achtb: Politicquen Raad
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en E: Achtb: Heeren!’
‘Geeven reverentelijk te kennen Præsident en Leeden van den Burgerkrijgsraad van Cabo de Goede Hoop hoe bij laatstl: krygsvergadering de officieren van de Cavallerij alhier aan den krijgsraad voorn: hebben voorgesteld, dat de burger Cavalleristen, tot deeze Hoofdplaatze behoorende steeds tot een getal van circa Driehondert Mannen waaren aangenoomen met verzoek dat den Krijgsraad voorn:t het zelve / onder eerbiedige correctie nogthans:/ aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Commissaris deezes Gouvernements en den E: Achtb: Politicquen Raad in consideratie zouden gelieven voortestellen of het Hoogstdezelve ook zouden mogen behaagen, uit dien aanzienlijken aantal van Drie hondert Mannen, dewijl thans maar tot twee Esquadrons bescheiden zijnde, niet tot vier Esquadrons zouden gelieven te willen laaten verdeelen, waar door de Cavallerij des noods beeter in vier partijen zouden kunnen werden gedetacheerd.’
‘Waarom de ondergeteekendens op ‘t eerbiedigst de vryheid neemen het booven aangehaalde ter tafel van Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: te brengen en aan ‘t wijze oordeel van Uwel Ed: Groot Achtb: en E: Achtb: over te laaten of zodanig eene verdeeling der Cavallery niet zeer nuttig en dienstig zoude zijn, als wanneer de ondergeteekendens op ‘t ootmoedigst Uwel Ed: Groot Achtb: en E: Achtb: approbatie op ‘t zelve solliciteeren /: onderstond:/ ‘T welk doende &:a / was get:/ R: J: Gordon, P: J: Möller, P:r de Waal, H: O: Eksteen PietersZ, P: van Breda, J: van Breda, A: S: Gous, J: A: Horak, J: G: van Helsdingen, J: G: Eksteen, A: J: van der Poel, J: Brink, F: Schickerling, A: v: Breda, L: Biel, A: de Smit, J: v: Reenen, Nelson, C: Brink, J: W: Hurter, H: Dempers, A: Brink, J: Bongard, J: Bolleurs, J: Brink, J: A: v: d: Poel, J: W: B: Helsdingen, C: J: Gie, M: Pentz, N: v: Wielligh, P: Zeeman, J: G: Lochner, H:k Smuts’
en wierd na dies lecture door Welgemelde Ed: Heer Commissaris verklaard dat zijn Ed: om bijzondere reedenen nodig oordeelde de deliberatie over ‘t daarby voorkomend verzoek om de Burger Cavallerij in Vier Esqaudrons te verdeelen voor als nog uitgesteld te laaten
Nog geliefde den Ed: Heer Commissaris over te leggen, een Vertoog door het Colegie van Commissarissen uit den Raade van Justitie aan deezen Raade gericht, luidende.
Aan den Wel Edele Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad ordinair van Nederlandsch India, en Commissaris over het Gouvernemente van Kaap de Goede Hoop en den Ressorte van dien & & & beneevens den Wel Edele Achtb: Heere Gezachhebber en de Wel Edele Heeren Raaden van Politie
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en E: Achtb: Heeren!’
‘Commissarissen uit den Raade van Justitie neemen de vrijheid met de meeste eerbied te vertoonen’
‘Dat zij op den ontfangst van het zeer geëerd aanschrijven van Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: sub dato 5 december a:p: expres geconvoceerd geworden zijnde, omme ingevolge gemelde schryven de afgaande Leden van haare Colegie Clemens Matthiessen en Hendrik Justinus de Wet te congedieeren, en de in hunne plaatzen aangestelde Leeden Cornelis Cruywagen en Hendrik Pieter Warnecke als zodanig te introduceeren, daarby zijn getreeden tot ‘t verkiezen en aanstellen van een administrateur over de Colonies Graanmagazynen in steede van den afgaande Hendrik Justinus de Wet die uit hoofde van deszelfs ontslag niet langer als zodanig kan blyven fungeeren’
‘Dat bij die geleegendheid door gem: administrateur de Wet gecommuniceerd zijnde de begeerte van den Wel Ed: Groot Achtb: Heer Commissaris dat denzelve onvermindert deszelfs ontslag als Lidt van ‘t Colegie, zoude blijven continueeren als administrateur over de voorsZ Graanmagazijnen met betuiging van deszelfs volkome geneegendheid om aan de begeerte te voldoen de onderget: schoon ten volle overtuigd van den Yver en exactitude waarmeede gemelde administrateur de Wet, de Colonies Graanmagazijnen heef beheerd echter in ‘t aanzien van haare onbevoegdheid hebben gehesiteerd denzelven zonder expresse qualificatie en authorisatie van Uwel Edele Groot Achtb: en E: achtb: als administrateur over de voorsZ Graanmagazijnen te laaten continueeren weshalven zy Hoogstdezelve op de eerbiedigste wijze verzoeken hun daartoe wel te willen qualificeeren dan wel daaromtrend zodanige schikkingen te maaken als zullen vermeenen te behooren’
‘Vervolgens bij Commissarissen ingezien zynde de noodzaaklijkheid dat door gemelde administrateur dewet de vereischte Cautie voor de administratie over de ged:e Graanmagazijnen worden gesteld in gevalle het UwelEd: Groot Achtb: en E: achtb: mogten behaagen dezelve onder hen te laaten het geen in den Jaare 1793 ter geleegendheid dat denzelven daartoe wierd aangesteld gecommitteerd is geworden daar door den meede get: Abraham Fleck alleen voor de administratie van de Cassa der ged:e Magazijnen cautie is gesteld ter Somma van ƒ36000:- hebben zij zich aan meergem: administrateur de Wet voorgeslagen die daarin heeft gedifficulteerd, uit aanzien van de hardigheid welke vermeende dat zoude resideeren in de verpligting omme cautie te stellen voor een administratie die geene voordeelen opleeverende, voor hem en zyne Borgen vooral in de gunstige omstandigheeden waar in zig de Colonie thans bevind van nadeelige gevolgen zouden kunnen zijn’
‘de meede geteekende Cassier Abraham Fleck almeede op fundament van de reedenen door gemelde Administrateur de Wet bijgebracht verzocht hebbende omme van de door hem gestelde Cautie te mogen werden ontheft, zo hebben Commissarissen schoon overtuigd van de billijkheid der bijgebrachte reedenen, echter uit aanzien van de noodzaaklijkheid dat door die geene aan wien de administratie van de gemelde Magazijnen en Cassa is opgedragen tot welkers oprichtig door de E: Comp:s tot een fonds aan de Colonie onder verband van haare goederen en effecten is opgeschooten een aanzienlijk Capitaal van Rd:s 85000:- worden gesteld een zodanige cautie als de importance van zyne administratie met billijkheid komt te vorderen, omme daardoor voor te komen dat geen nadeel uit die administratie voor de Colonie welkers goederen en effecten daaronder verbonden zyn kunnen proflueeren best gedacht, omme alvoorens gemelde administrateur de Wet van ‘t stellen der gerequireerde mitsg:s den Cassier Fleck van zyn bereids gestelde Cautie te libereeren, Uwel Ed: Groot achtb: E: achtb: te verzoeken, gelijk zy doen by deeze hun met Hoogstdezelve ordre hieromtrend te vereëren en dienvolgens te informeeren of zij dan de voorsZ verzoeken zullen kunnen en mogen defereeren dan wel of dezelve Borgtochten bij Uwel Ed: Groot achtb: en E: Achtb: noodzaaklijk geoordeelt wordende, derhalven zullen moeten standgrypen’
‘Wijders capteeren de onderget:s deeze geleegendheid omme Uwel Ed: Groot Achtb: en E: Achtb: op de eerbiedigste wijze te informeeren.’
‘Dat aan hem door meergemelde Cassier Fleck by eene nadere geleegentheid overgelegd geworden zynde eene door hem geformeerde generaale Reekening van de Colonies Graanmagazijnen waar bij was gevoegd een Nota zo van de Restanten zich nog aan koorn in de Magazijnen als van de Contanten zich nog in Cassa bevindende, met aanwijzing van de quantiteit Tarwe welke van dit Jaar zal moeten worden ingeslagen om tot de bepaalde quantiteit van 40000 Mudden te geraken en de Contanten daartoe vereischt wordende daaruit aan hen is gebleeken dat, om tot de voorsZ quantiteit van 40000 mudden te geraaken van dit Jaar een quantiteit van 20175 7/8 mudden koorn zoude behooren te werden ingeslagen, waartoe een Capitaal word vereischt van Rijxd:s 51448:3:5 daar het geen zich nog per Restant in cassa bevind, maar monteerd eene Somma van Rd:s 30923:4:4:’
‘Dat de onderget:s daarop ingezien hebbende de noodzaaklijkheid dat de voorsZ Cassa op de allerspoedigste wyze van het ontbreekend Capitaal werde voorzien te raden zijn geworden, zich met eerbiedige overlegging van de gem: Reekening en de daarbij gevoegde Nota, te keeren tot UwelEd: Groot Achtb: en E: Achtb: gelijk zij zijn, doende by deeze ootmoedigst verzoekende hun het tot den inslag van het benodigd Koorn, nog ontbreeken de Capitaal van Rd:s 20524:7:1 op dezelfde voet als met de reeds opgeschoote Somma van Rd:s 85000 heeft plaats gehad uit de Compagnies Cassa te laten opschieten.’
‘Meergemelde Cassier Abraham Fleck wijders aan den onderget:s hebben geexhibeerd eene Schriftelijke bereekening van de Winsten geduurende ‘t jongstverlopen Jaar 1794 op ‘t verkogt koorn uit de Colonies Graanmagazijnen voor de E: Comp: behaald, waarvan ‘t bedragen ter Somma van Rd:s 1587:3:1 bereids onder Ult:o December van dat Jaar in de Comp:s Cassa is gebracht zo neemen zij de vrijheid de voorsZ bereekening Uwel Ed: Groot Achtb: en E: Achtb: in origineel aantebieden’
‘Terwijl zij zich nog eindelijk genecessiteerd vinden ter cognitie van Uwel Ed: Groot achtb: en E: Achtb: te moeten brengen.’
‘Dat aan hen door den meede get: Cassier over de Colonies Cassa Hendrik Andreas Truter overgelegd geworden zynde een Reekening van de onkosten by de gewoone Burger exercitie in den gepasseerden Jaare gemaakt ten bedraage van Rd:s 269:2:3 met verzoek om de nodige qualificatie tot de betaling der voorsZ Reekening de onderget:s uit hoofde van het aanzienlijk bedraagen van de voorsZ Reekening gem: Cassier hebben gequalificeerd dezelve met die van eenige jongstverlope Jaaren te confronteeren en van zijne bevinding aan hun verslag te doen.’
‘Dat gem: Cassier ter voldoening hieraan zo in de eerste als tweede gevolgde Vergaderingen aan de ondergeteek:s met overlegging van de gequiteerde Reekeningen vertoond hebbende dat de onkosten by de gewoone Burger excercitien gemaakt al zeedert eenige Jaaren maar vooral in ‘t laatste merkelijk was gesteegen en dat de uitgaaven voor reekening van de Burgerkrijgsraad in den gepasseerden jaare gedaan, bedroeg een Somma van Rd:s 116:- monteerende dit een en ander te zaamen Rd:s 385:2:3, zij daarop het besluit hebben genomen, omme uit aanmerking dat de noodwendige kosten welke de Colonies Cassa buiten nog andere uitgaven en Salarissen van eenige Dienaaren in dienst van de Colonie waartoe dezelve naauwlijks toereikende is geworden haar niet permitteeren diergelijke Reekeningen langer te voldoen, voor al daar men niet alleen langer te voldoen, voor al daar men niet alleen uit hoofde van de ongunstige omstandigheeden der Colonie veele moeilijkheeden ontmoet om de gewoone Jaarlykse Quatos van de Ingezeetenen alhier ten behoeve van dezelve Cassa te kunnen invorderen, maat ook dat zeedert ‘t Jaar 1793 de Boetens welke door de Burgers van de jaarlykse exercitien en dagelykse wagten absent gebleeven, verbeurd en ten faveure van de Colonies Cassa gebracht wierden gecesseert, en zo als men veronderstellen mag door de Burgerkrijgsraad ten behoeve van haar krygscas gebracht geworden zyn nadien uit de Colonies Cassa Reekeningen van den Jaare 1793 - 4 niet blijkt dat iets van dien aart ten faveure van de Colonies Cassa volgens een aloud gebruik is ingekomen zich te addreseeren tot Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: met ootmoedig verzoek, dat het Hoogstdezelve mogte behaagen de Colonies Cassa om de voorschreevene reedenen van deeze zo wel als alle andere belastingen de Burgerkrijgsraad concerneerende in ‘t vervolg van tijd te ontheffen en dezelve te doen brengen ten lasten van den Burgerkrygsraads Cassa, in de veronderstelling bij Commissarissen dat er eene komt te exteeren tot welke dezelve als dan meer relatie zoude hebben, dan tot die van de Colonie, ofte dat Uwel Edele Groot Achtb: en E: Achtb: wanneer mogten gelieven te behaagen de onkosten door de Burgerkrijgsraad gemaakt wordende door de Colonies Cassa verdere te laten betaalen, Hoogstdezelve in zulke gevallen onder anderen gelieven te bepaalen de Somma welke aan de Burgerkrijgsraad tot uitgaaven voor de exercitie Jaarlijks zal mogen worden verstrekt, en hun bovensdien te gelasten omme niet alleen de Boetens welke door haar in maniere voorschreeven mogten worden gebeurd in het vervolg van tyd te doen brengen ten voordeele van de Colonies Cassa maar ook aan dezelve Cassa te rembourseeren al het geen door hen zedert de voorsZ Jaaren 1793 - 4 als zodanig mogt weezen gebeurd en te rug gehouden’
‘Commissarissen met dit een en ander besluitende verzoeken daarop Uwer Wel Edele Groot achtb: en Achtb: gunstige apostille terwijl zij overgens de Eere hebben zig met de meeste eerbied te onderteekenen.’
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer! en E: Achtb: Heeren!’
‘Uwer Wel Ed: Groot Achtb: en E: Achtb: ootmoedige en getrouwe Dienaaren’
’/ get:/ W: F: v: Reede van oudtshoorn Joh:s Smuts R: J: v: d: Riet A: Fleck J: P: Baumgardt H: A: Truter C: Cruijwagen H: P: Warnecke’
‘Kaap de Goede Hoop den 4 February 1795’
en is na lecture van dat Vertoog door den Edelen Heer Commissaris aan de Vergadering te kennen gegeeven hoe ‘t nieuw Lidt van Commissarissen voormeld Hendrik Pieter Warnecke op zeekere Morgen aan zijn Ed: hebbende voorgedragen dat de administratie van ‘s Colonies Graan magazijnen op hem zullende vallen hij met het meede Lidt Hendrik Justinus de Wet, welke dit Maguazyn zeedert deszelfs instellinge door de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal geadministreerd had, was overeengekoomen, dat die zich in zijne steede met dezelve administratie chargeeren en verleedigen zoude wanneer hij Heer Commissaris daar teegens geene bedenkingen hadt, zijn Ed: daarop wel had gerepliceerd, dat hij teegens eene diergelijke schikking niets hebben konde, uit hoofde van den ijver en vlijt welke gezeide de Wet geduurende zyne administratie hadt betoond en de kundigheid welke daar van verkreegen hadde mits echter dat zulks hem Warnecke niet ontsloeg van zyne verpligting en gehouden wierd als een overeenkomst onder haar; dat zijn Ed: zo hem voorstaat daags daaraan aan voormelde Burgerraad de Wet, die hem meede deswegens kwam spreeken, heeft betuigd ‘t genoegen dat zijn Ed: in deeze schikking gaarne nam, uit hoofde van het bijzonder genoegen dat hij in die administratie zo wel aan de Hoog Edele Heeren Commissarissen hadde gegeeven zonder dat zyn Edele daar meede konde hebben bedoelt om eenige verandering in de vastgestelde schikkingen omtrend de Commissien van de Leeden van ‘t Colegie te willen maaken of voormelde Warnecke te ontslaan dan wel eenige veranderingen te maaken in ‘t besluit deezer Regeering, waarbij denzelven neevens den Koopman titulair Cornelis Cruijwagen tot Commissarissen uit den Raad van Justitie op de voordragt van den President aangesteld is weshalven dan ook op propositie van den Edelen Heer Commissaris bij den Rade is beslooten te verklaaren, zo als verklaard word bij deeze, dat schoon deeze Regeering om bovengem: reedenen geene objectien heeft maar ter contrarie met genoegen ziet daar den Burgerraad de Wet de administratie van ‘s Colonies Graanmaguazijnen voor den Burgerraad Warnecke waarneemt zulks egter in de aanstelling van den laastgemelde tot Commissaris ofte in deszelfs verantwoording geene verandering of alteratie maaken kan; Dat voorts daar de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal aan ‘t Colegie van Commissarissen uit den Raade van Justitie hebben aanbevoolen en opgelegd, om door een geduurig toeverzigt te zorgen, dat de Compagnie aan ‘t haar opgeschoten Capitaal en ‘t bedragen der Tiende onder Commissarissen berustende geene schade komt te lyden terwijl de effecten der Colonie voor ‘t een en ander verbonden zyn, het zelve Colegie verpligt is, daaromtrend de nodige zorge te draagen, zodanig echter dat die van haare Leeden welke de administratie opgedragen word, door geene altebezwaarende Borgtochten word gedrukt, te minder nog daar dit Colegie de vrijheid heeft om de administratie van het zelve Graanmaguazijn dagelijks gade te slaan zonder dat de Regeering hier door echter vermeend den geene uit ‘t Colegie van Commissarissen welke de daaglijkse administratie hebben moet en daartoe aangesteld is, en zo meede niet den Cassier van alle Borgtogten te ontslaan alzo de drangreedenen dat namentlijk beide geenig voordeel of inkomen geeven, van geene applicatie weezen kan, aangezien Commissarissen van den Raad van Justitie ten tijde haar de administratie door de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal wierd opgedragen, zulks aan Hoogstdezelve hadden behooren voor te dragen, als wanneer haar Hoogedelheedens daaromtrend na bevinding hadden kunnen besluiten, daar nu berust hebben in de onderstelling dat geseide Colegie zig met deeze administratie ten beste en ter liefde van de Burgers chargeerde zonder beloning te vragen.
Vervolgens zijnde gedelibereerd over ‘t verzoek van meerm: Commissarissen houdende om boven de aan haar verschotene Rd:s 85000 nog te worden geadsisteerd met een Somma van 20000 Rd:s tot ‘t completeeren van ‘t geen nog ontbreekt tot het inslaan van de volle quantiteit van 40000 Mudden Tarwe, welke zij volgens secreet besluit deezer Regeering van den 17 September des voorleeden Jaars, so tot verstrekking als om in voorraad te hebben, moeten inslaan, is goedgevonden uit consideratie dat de 85000 Rd:s welke door Commissarissen Generaal dezelve ten fine voorsZ voorgeschoten zijn toenmaals daartoe toereikende waaren, uit hoofde bij de invoering van dit Plan een aansienlijk quantiteit door de Bakkers ontfangen en betaald wierd, men dat geld datelik weder konder emploijeeren, ‘t geen nu niet sijn kunnende daar 40000 mudden Tarwe komen te kosten 113332 Rd:s en de Bakkers nog alle aansienlijke quantiteiten in voorraad hebbende, thans niet naamwaardigst ontfangen kunnen, aan dat verzoek uit hoofde van dies volstrekte noodzaaklijkheid te defereeren en dienvolgens aan Commissarissen uit den Raade van Justitie de gevraagde 20000 Rd:s voor te schieten onder deselve verbindtenissen, waaronder door de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal gelegd geworden zijnde met ordre om bij afleevering der voorsZ Tarwe, wederom van tijd tot tijd zo veel aftelossen en te rug te brengen tot dat weder op de eerst bepaalde Somma van 85000 Rijxd:s zal weezen gebracht.
Eindelijk wierd verstaan om in de oude schikkinge en orde volgens dewelke alle ongelden zo bij de Jaarlijkse exercitie van de Burgerrije van dit Vlek als ‘t geen door diverse jaarlijks word genoten en verstrekt, uit aansien de krijgsraad selven daartoe geene genoegzaame fondsen heeft uit de Colonie Cassa worden betaald en daar en tegen door den krijgsraad daar in gebracht word alles wat wegens breuken en boeten bij deselve wordt ontfangen te persisteeren zonder eenige verandering, zullende hiervan aan den krijgsraad worden kennisse gegeeven ten einde de bij haar na den Jaare 1792 ontfangene gelden in de Colonies Cassa over te brengen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd In ‘t Casteel de Goede Hoop. Ten daage en Jaare voorsZ
[Signed:] A: J: Sluijsken
[Signed:] J: I: Rhenius
[Signed:] J: J: Le Sueur
[Signed:] O: G: De Wet
C. 228, pp. 314-333.¶
Vrijdag den {17950220} 20 Februarij 1795
‘S voormiddags, present de Edele Heer Commissaris, beneevens de Heer Gezachhebber, en den Heeren Leden Lesueur de Wet, van Reede van Oudtshoorn en Bergh.
Na resumptie en approbatie der Resolutien ter jongste sessie op den 13 deezer genoomen, wierd door den Edelen Heer Commissaris den Raade te kennen gegeeven, dat daar bij besluit deezer tafel van den 24 November des afgeloopen Jaars en daarbij gearresteerde Publicatie, alle de geligte en onderafgeschreeven gagie gestelde gemeene Dienaaren der E: Compagnie ter deezer Hoofdplaatze en dies nabijheid mitsgaders het geheel kaaps District remoreerende waaren opgeroepen, om op den 22:ste en 23:ste December daaraan volgende, op de nieuwe Kat ten deeze Casteele te verschijnen, ten einde aan zodanige Gecommitteerdens als zyn Ed: daartoe zoude benoemen, te vertoonen de bewijzen volgens welke zij aan Ingezeetenen in leening zijn vergunt, of de permissie hebben verlangd om in deeze Colonie onder afgeschreeven gagie te verblyven, zijn Ed: ingevolge en ter voldoening aan dit besluit, bij schriftelijke ordre van den 17 December Jongstleeden, tot het onderzoeken deezer bewijzen hadde gecommitteerd, den ad interim Fiscaal Willem Stephanus van Rijneveld. en den Chef en Visitateur der Soldijen Clemens Matthiessen Junior, met last, om daarbij teffens na tegaan of de permissien waarbij zij in leening zijn afgestaan, behoorlijk zijn vernieuwd geworden, dan wel of de Patenten waarbij onder afgeschreeven gagie zyn gesteld behoorlijk ten Soldijcomptoire zijn geregistreerd, om bij bevinding, dat ter nakoming van de deswegens gestatueerde beveelen, het een of ander mogt weezen geomitteerd of verzuimd, met approbatie van zijn Ed: geredresseerd te kunnen worden, voorts om teffens te inquireeren naar zodanige Personen welke in gebreeken waaren gebleeven aan de E: Comp:e te voldoen het geen zij voor de permissie om onder afgeschreeven gagie alhier te remoreeren gehouden waren te betaalen. mitsgaders om alle de gemelde geligte en onderafgeschreeven gagie gestelde Dienaaren af te vraagen, de Plaatzen waar zij zich ter woon bevinden, en waarmeede zich erneeren; en om eindelijk, van dit een en ander geformeerd hebbende de nodige specificque Lijsten, dezelve Lijsten, beneevens hunne consideratien en bericht aan zyn Ed: over te leggen; en dat ter voldoening aan deeze ordre door gedachte Gecommitteerdens sub dato 10 deezer was ingedient een omstandig Bericht, beneevens de daarbij vermelde Zes Lijsten, gequoteerd L:a A tot G: welk Bericht bevinden wierd van volgens inhoud
Aan den Wel Ed: Groot Achtb: Heer Abraham Josias Sluijsken Raad Ordinair van Neerlands Indie en Commissaris over ‘t Gouvernement van Kaap de Goede Hoop endees Ressorte & & &.
‘Wel Edele Groot Achtb: Heer!’
‘Wanneer bij Politiecq Raadsbesluit van den 24 November Jongstleeden en daar op gevolgde publicatie van die zelfde datum alle geligte en onderafgeschreeven gagie ter deezer Hoofdplaatze en in dies nabijheid, mitsgaders het geheel kaaps district remoreerende gemeene Dienaaren der E: Compagnie zijn gelast geworden, om op Maandag en Dingsdag den 22 en 23 December L: L: op de nieuwe Kat ten deeze Kasteele zich voor hier toe expres te benoemene Gecommitteerdens te sisteeren, ten einde aan dezelve te vertonen de bewijzen volgens welke zij aan Ingezeetenen in leening zijn vergund of de permissie hebben erlangd om in deeze Colonie onder afgeschreeven gagie te blijven remoreeren.’
‘Heeft het Uwel Edele Groot Achtb: behaagd de ondergeteekendens bij schriftelijke ordre van den 17 der gem: Maand December te committeeren om ter plaatze en dagen voorschreeven te vaceeren tot het onderzoek der bewijzen die aan hen door voormelde geligte onder afgeschreeven gagie gestelde Dienaaren zouden worden overgelegd; daar bij teffens nagaande of de permissien waarbij zij in leening zijn afgestaan behoorlijk zijn vernieuwd geworden, dan wel of de Patenten waarbij onder afgesz gagie zijn gesteld, behoorlijk ten Soldij Comptoire zijn geregistreerd, om bij bevinding dat hier inne het een of ander mogt weesen geommitteerd of verzuimd met voorkennisse en approbatie Uwer Wel Ed: Groot Achtb: te kunnen worden geredresseerd.’
‘Met bijgevoegden last om niet alleen teffens te moeten inquireeren naar zodanige Persoonen, welke tot nu toe in gebreeken zijn gebleeven aan de E: Comp:e te voldoen, het geen zij voor de permissie om onder afgeschreeven gage alhier te blijven remoreeren gehouden zijn te betaalen; maar ook alle de gemelde geligte en onderafgesz: gage gestelde Dienaaren insgelijks te moeten afvraagen de Plaatzen waar zij zich met er woon bevinden en waar meede zij zich erneeren’
‘En om eindelijk van dit een en ander geformeerd hebbende de nodige Specificque Lysten, dezelve nevens hun Bericht en Consideratien aan Uwel Edele Groot Achtb: over te leggen’
‘De Onderget: dan ter pligtschuldige opvolging deezer gevenereerde beveelen op de vastgestelde dagen gevaceerd hebbende, verbeeldden zich ook wel ten eersten te zullen mogen in staat gesteld vinden van hunne verrichtingen aan Uwel Edele Groot Achtb: het nodige rapport te suppediteeren; dog vonden zig daarinne wel ras vehindert, zo door het meerder werk welk zy in ‘t confronteeren hunner geformeerde resp:e Lijsten met de Soldyboeken als zij zig wel hadden voorgesteld, hebben ontmoet, als het agterblijven van een gedeelte der voorsz onderafgesz Gage en geligte Persoonen, welke zich in het kaapse buiten District met er woon bevonden hebbende, meede ondergemelde Publicatie begreepen zijn, en meestendeels in de afgelopene Maand Januarij, zommige onder verzeekering van door ziekte te zijn verhinderd, en andere met betuijginge van niet vroeger van voorsz Publicatie kennisse te hebben bekomen zig bij de onderget: hebben aangemeld.’
‘Hier door Wel Edele Groot Achtb: Heer! dus nu eerst; tot het doen van hun Rapport in staat zynde, hebben de Onderget: de Eer Uwel Edele Groot Achtb: nevens deezen reverentelijk aan te bieden de volgende door hen wegens de uitvoering deezer Commissie geformeerde Specificque Lijsten, als.’
‘Een Generaale Lijst van alle zodanige gemeene en van Gage afgeschreeven Dienaaren der E: Comp:e als voor de onderget: zijn verscheenen met aantoning van derzelver qualiteit, geboorte plaats, ouderdom, of al of niet gehuuwd en waar woonagtig zyn, mitsgaders met welke kostwinning zig erneeren. gequoteerd L:a A:’
‘Tot alle welke Lysten de onderget: voor zo verre de hen opgedragene Commissie en de daar uit voortgevloeijde verrichtingen aangaat, de eer hebbende zig kortheid halve eerbiedig te refereeren, zullen zij nog maar alleen de vrijheid neemen Uwel Edele Groot Achtb: pligtschuldig ter kennisse te brengen; dat zij betrekkelijk de Lijst L:a C, de Persoonen die geen Patenten hebben kunnen vertoonen, dat van gage afgeschreeven zijn, nog derzelver vertoonde bewijzen niet hebben vernieuwd hebben aangezet het een en ander ingevolge de gestatueerde ordres ten eersten te moeten redresseeren, mitsgaders de Persoonen op de Lijst L:a D voorkomende, dewelke zig niet bij de geenen door wien geligt zijn in dienst bevinden, serieuselijk voorgehouden hoe zeer zulks tegens de bepaalde ordres was aanlopende en hen gerecommandeerd om stipte te observeeren ‘t geen ten hunnen opzigte bij voorwaardsgemelde Publicatie van 28 November J: L is vastgesteld. Terwijl de onderget: ook de vrijheid hebben gebruikt op de Lijsten L:a G & H: zelve by de Persoonen daar in vervat, zodanige aanmerkingen ter neder te stellen als hen ten opzichte van ieder derzelve zyn te vooren gekomen’
‘En nadien Uwel Edele Groot Achtb: tevens ook van de onderget: wel heeft willen te gemoet zien, zodanige consideratien als zij zouden vinden nodig te zijn omtrend de meermelde geligte en van gage afgeschreevene Dienaren ter kennisse Uwer Wel Edele Groot Achtb: te brengen zullen zij Uwel Edele Groot Achtb: attentie daar meede nog voor een ogenblik beezig houdende de eer hebben kortelijk te remarqueeren’
‘Dat het bij de gedaane confrontatie der Soldijboeken aan de onderget: is gebleeken, dat daar bij een zeer aanzienlijk getal van gage afgeschreevene en geligte Personen voortlopen die zig of verre Landwaards is met er woon bevinden en nog nimmer op de herhaalde gedane indaging zijn verscheenen of reeds overleeden of vermist zyn; zo als UWel Edele Groot Achtb: uit bovengem: Lijst L:a G: nader zal kunnen beoogen’
‘En gelyk de ondervinding geleerd heeft dat de algemeene indagingen van gem: Persoonen om zig aan deeze Hoofdplaatse te sisteeren, ja zelfs de nadrukkelijke resolutie ten dien belange op den 23 Mei 1794. gepubliceerd waarbij de gemelde Dienaaren nogmaals zijn opgeroepen om zig by den tweeden onderget:e as Hoofd en Visitateur der Soldijen te vervoegen tot noch toe niet hebben uitgeleeverd het effect ‘t welk men zig daar van heeft beloofd, om namentlijk kennis te erlangen van alle zodanige geligte en onderafgesz: gage staande Persoonen als in dit Land werkelijk nog in weezen zijn, en waar zij zig ophouden mitsgaders om ook door dien weg de gezegde Soldyboeken behoorlyk te zuiveren, zo vermeenen de onderget: aan Uwel Edele Groot Achtb: hieromtrend eerbiedig in consideratie te mogen geeven, of, om eens ten opzigte der gemelde onderafgesz: gage en geligte Dienaaren het but te bereiken en den Soldijboeken voorts te doen zuiveren Uwel Edele Groot Achtb: niet zoude kunnen goedvinden alle de gemelde Persoonen teegens zeekere convenabele termijnen, zo wel in ‘t kaaps, Stellenbosch , en Drakensteinse als Zwellendam en Graaf Reinetse Colonien,nominatimop te roepen, waartoe de termynen tot de gewoone opgaaf der Burger effecten in de vier eerst gemelde Districten, de onderget: bijzonder geschikt zijn voorgekomen, om aan de kaap oor Commissarissen uit den Raade van Justitie, en in de resp:e buiten Districten voor Landdrost en Heemraden te verschijnen op zodanige pœnaliteiten als voorsZ Publicatie van 23 Mei 1794 zijn begreepen waar door de Onderget: vertrouwen ten eenemaal zouden worden uit den weg geruimd de voornaamste zwarigheid die er steeds schijnt te hebben plaats gehad om alle de gem: Dienaaren uit de verafgeleegene Districten zig in eens aan deeze Hoofdplaatze te doen sisteeren, ten minsten dat men in allen gevalle door deeze overbodige en naar de beste faciliteit dier onderafgeschreeven Gage staande en geligte Persoonen zelve, aangewende devoiren om in dit opzigte eens de goede order door te stellen met zo veel te meer gerustheid zoude kunnen overgaan tot het afschrijven der als dan absent gebleevene en het entameeren van zodanige Procedures jeegens dezelven als de aart der zaake vordert.’
‘Den Onderget: zig voor het overige nauwkeurig hebbende geinformeerd naar alle de ordres welke van tyd tot tijd ten reguarde der gem: Dienaaren zijn beraamd, ten einde bij de vergelijking derzelve met de omstandigheeden deezer Colonie na te gaan of ook nog deeze of geene consideratien naar hun gering inzien Uwel Ed: Groot Achtb: gemanifesteerde intentie nodig, aan Hoogstdezelve zouden kunnen worden voorgedragen; hebbendan ook zo wel by de geëerbiedigde aanschryvinge van de Hoog Edele Heeren Commissarissen Generaal de dato 24 October 1792 als de daaruit voortgevloeijde dispositien deezer Regeering van 21 September 1793 en 24 November 1794 aangetroffen, zodanige juiste bepalingen als volkomen geschikt kunnen zijn om wanneer dezelve met de vereijschte exactitude worden opgevolgd, de abuizen welke ten opzigte der geligte en van gage afgeschreevenen Personen zijn ingeslopen, te kunnen redresseeren en dus ook in deezen alles te brengen op zodanige gereegelden voet als de voorsz ordres hebben gebuteerd.’
‘Dan terwijl ondergem: onder afgesz gage gestelde geligte Persoonen zommige worden gevonden die het zij door de weinige attentie welke steeds op hun is gevestigd, het zij door het verwisselen van een bijzonder gesubordineerd leeven, voor een staat waar in zij meer hun eigen meester schijnen of het zij zelfs door het denkbeeld van alle Burgers te moeten worden aangemerkt, overslaan tot losbandigheid, waar voor menschen niet gewoon in de zamenleeving zig zelve te bestieren, wel meer vatbaar zyn, zo dat zijn dikwerf zeer tot overlast der goede Ingeseetenen verstrekken waar van de eerstondergeteekende nu en dan in de waarneeming van zijn officie wel eens preuven heeft ontmoet; Zo hebben de onderget: ook tevens vermeend bij deeze geleegendheid noch aan Uwel Edele Groot Achtb: in consideratie te moeten geeven of dezelve niet nodig zoude oordeelen, behalven de voorsZ reeds beraamde heilzaame ordres, nader vast te stellen.’
‘1 Dat, na dat de voorsZ specificque opgave aan Commissarissen uit den Raade van Justitie en resp:e Collegien van Landdrosten en Heemraden in de buiten Districten zullen weezen gedaan, en de Lysten daar van herwaards overgezonden, voortaan naar inhoude van de gem: Publicatie van 28 Nov: J: L: bij geleegendheid van de opgaaf der Burger effecten ook jaarlyks alle onderafgesz: gage en geligte Personen onder vertoning hunner Patenten zig bij gem: Collegien zullen moeten sisteeren en dat jaarlijks in dezelve Billietten welke weegens de opgaaf der Burgerlijke effecten worden geaffigeerd, daartoe meede zullen worden opgeroepen op zodanige Pœnaliteiten als het Uwel Edele Groot Achtb: gelieven zal in deezen te bepaalen’
‘2. Dat de Persoonen aan de kaap woonachtig bij die geleegendheid telkens almeede zullen moeten opgeeven de Wijk in welke zy woonen en waarmeede zij zich erneeren’
‘3 Dat de Lijsten dier opgave overgegeeven wordende aan het Hoofd en Visitateur der Soldyen, ten einde met de Soldijboeken te worden geconfronteerd en deezen onder Ult:o Augustus dien conform effen te stellen, daar van voor zo verre het kaapse District aangaat een afschrift zal worden inhandigt aan ‘t officie Fiscaal om in staat te kunnen zijn meer bijzonder op het gedrag dier Persoonen agt te slaan’
‘4 Dat geene Persoonen onder afgesZ gage gesteld van woning zullen vermogen te veranderen, zonder alvorens behalven aan den Wykmeester ook daar van aan het officie Fiscaal of Visitateur der Soldijen kennis te hebben gegeeven’
‘5 Dat zij zig ook niet van het eene District in het andere met er woon zullen mogen vervoegen, ten zij daar van aan den officier zo wel het District welke zij verlaten als daar zij met er woon in overgaan kennis gegeeven, en daar van een bewijs ontfangen te hebben’
‘6 Dat ieder Ingezeeten gehouden zyn zal behoorlyk opgaave te doen wanneer een Schoolmeester of knegt van hem komt te overlijden, het zij ter Drostdije waar onder hy sorteerd dan wel aan den Visitateur der Soldijen en Eindelijk.’
‘7 dat de Notarissen gelast wierden bij vertoning van een schriftelijke consessie aan iemand om in Leening te gaan verleend, daar van, volgens de ordre een behoorlijk weederzyds Contract te passeeren en tevens met het einde van ieder Maand aan den Visitateur der Soldijen eene Specificque Lijst te doen inhandigen van de Persoonen in voegen voorsZ in Leening gegaan met aanwijzing of om Lighaams gebreeken dan wel wegens tijds expiratie deeze permissie hebben geobtineerd’
‘Het dit een en ander dan vermeenende aan Uwel Ed: Groot Achtb: geëerde intentie te hebben voldaan, laten de Onderget: deeze dienen voor nedrig bericht’
‘In ‘t Casteel de Goede Hoop den 10 febr:ij 1795’
‘W:S: van Rijneveld’
‘C:s Matthiessen j:r’
uit welk Bericht en daarbij gevoegde zes Specificque Lijsten gebleeken zynde de ijver en accuratesse waarmeede den voormelde adinterim Fiscaal van Rijneveld, mitsgaders den Chef en Visitateur der Soldijen Matthiessen, zich van de aan hen door den Edelen Heer Commissaris gegeevene ordres hebben gekweeten, zo is dan ook verstaan in dat bericht volkomen genoegen te neemen, en dienvolgens beslooten omme het zelve Bericht in zo verre over te neemen en te converteeren in eene Resolutie deezes Raads gelijk ‘t zelve overgenomen en geconverteerd word bij deeze, in zo verre en met de volgende bepaalingen, Namentlijk dat
Eerstelijk, Alle de onderafgeschreeven gagie gestelde Persoonen welk van hunne permissie om als zodanig in deeze Colonie te moogen remoreeren, geene bewijzen hebben kunnen produceeren, van wegens het officie Fiscaal, namens deeze Regeeringe zullen worden gelast, zich van de daartoe vereischte Patenten te voorzien omme dezelve ten Garnisoencomptoire te vertonen en aldaar geregistreerd te worden, voor Ultimo April eerstkomende op verbeurte eener boete van Tien Rijksdaalders ten voordeele van den officier voor de geene die zulks mogten verzuimen en op pœne van daarin bij eerste nadere vermaning verder nalatig blijvende als geinsubordineerde Subjecten voor hunne voorige qualiteit wederom in dienst der E: Compagnie zullen worden getrokken,
Ten Tweede, Dat de geene der gemelde onderafgeschreeven gagie alhier remoreerende Dienaaren der E: Compagnie, welke zich wel voorzien vinden van de nodige permissie om in deeze Colonie te blijven remoreeren, doch nalatig zijn bleeven deeze permissien ten Garnisoencomptoire ter behoorlijker tijd te laaten vernieuwen, tot deeze vernieuwing ofte prolongatie binnen den zo even gefixeerden tijd ofte voor Ult:o April eerstkomende bij den Edelen Heer Commissaris verzoek zullen moeten doen, ten einde met believen van zijn Ed: deeze prolongatie ten Guarnisoencomptoire te doen registreeren, op gelyke boete en onder dezelve pœnaliteiten als zo even is gezegd.
Ten derde Dat op de hiervoren bepaalde boete en pœnaliteiten alle