a costi,
ook
costi
,
costij
a deposito
a droiture
aam
aanbesteding
aanbesterven
aangestoken
aangestokene
aangetogen
aangetogene
aangieren
aanhoogen
aankanten
aankleven
aanlangen
aanloden
aanlopen
aanneemer
aanpart
aanransen
aanschikken
aansetter 1
aansetter 2
aansien
aanslaan
aanspreeker
aanstaan
aanstaan
aansteeken
aanstel
aantogen
aantuijging
aanvat
aanwrijven
aanzetter 1,
ook
aansetter 1
aanzetter 2,
ook
aansetter 2
aarduijn
ab- en dependentien
ab executione
ab intestato
abandoneeren
abbordeeren
aboleeren
abominabel
abondance
abondantie,
ook
abondance
,
abundantie
abrogeeren
absent
absenteeren
absenten
absentie
absolutie
absolveeren
absterreren
absurt
abuijs
abundantie
abuseren
abusive
abusivelijk
acceptatie
accepteeren
acces
accijs
accioneeren
accomodement
accompagneeren
accoord,
ook
accord
accord
accordeeren
accresseeren
accressentie
accrocheeren
accuratesse
accusatie
accuseeren
achterdeel
acquiesceeren
acquireeren
acquit
acquiteeren
actioneeren
actueel
actum
ad eodem
ad idem
ad interim
addresseeren,
ook
adresseeren
adelborst
adherent
adhibeeren
adhorteren
adij
adjude
adjunctive
adjungeeren
admissie
admitteeren,
ook
atmitteeren
adresseeren
adroitture
adroiture 1 (s.nw.)
adroiture 2 (b.nw.),
ook
a droicture
,
droicture
,
endroicture
(van en-droiture)
adschribeeren
adscribeeren,
ook
adschribeeren
adsisteeren,
ook
assisteeren
adsistent,
ook
assistent
adsistentie,
ook
assistentie
adspect
adstructie
adstrueeren
advance
advanceeren
advancement
advans
advantagie
advenant,
ook
avenant
advers
adversie
adverteeren
advertentie
advoij
advoijeeren,
ook
advoijeren
,
advoueeren
,
advoyeeren
,
advoyeren
advoijeren
advoueeren
advoyeeren
advoyeren
afbreuk boot
afbreuk
affaire
affictie
affigeeren,
ook
affigueeren
affigueeren
affimeeren
affiniteijt
affirmeeren
affixie,
ook
affictie
,
affixtie
affixtie
affligeeren
afflijvigheijt
afflixie
affuijt
affvaeren
afgieren
afhaspelen
afleggen 1
afleggen 2
aflijvigh
aflijvigheijd,
ook
afflijvigheijt
afloopen
afschot
afstaen
afsteeken,
ook
afsteken
afsteken
afstuwen
afstuwing
afvaardigen
afzijn
ageeren
aggraveren
aggreatie
aggrëeer,
ook
aggreeeren
,
aggreëeren
,
agreeeren
aggreeeren
aggreëeren
aggreeren (waarskynlik van
aggregeren
)
aggresseeren
agreeeren
agreëment
agresseur
agressie
agsterstal
agterdeel
achterslemphout
agterhalen
agtertang
aijuijn
aker
alcatijven,
ook
alcativen
alcativen
alegias,
ook
allegias
aliëneeren
alimentatie
alimenteeren
alimenten
alleegeren
allegatie
allegeeren
allegeren
allegias
allegueeren,
ook
alleegeren
,
allegeeren
allengskens
allieeren
allodiaal,
ook
alodiaal
alloij
allooij,
ook
alloij
,
alooij
alodiaal
aloe
alooij
alsoo
altemets
alteratie
altercatio
altereeren
altoos
amaril
amber de noir
amber
ambergrys,
ook
grys amber
ambieeren
amende
ammonitie
ammunitie,
ook
ammonitie
amoveren
ampel
amplecteeren,
ook
amplecteren
amplecteren
ampliatie
amplieeren
amplissima
andijvie
animeeren
ankerstok
annex
annexeeren
anni currentis
anno futuro
anno passato
anno stantij
annoteeren
annulleeren
anstendig
antecesseur
anticipeeren
ap- en dependentien,
ook
ab- en dependentien
,
ap en dependentien
ap en dependentien
apij
apostil,
ook
apostille
,
appostil
,
appostille
apostille
apparent
apparentelijk
apparentie
appartement
appendentie
applaudissement
applicabel
applicatie
appliceeren
appoinctement,
ook
appointment
appointment
appostil
appostille
apprehendeeren
apprehensie
approbatie
approbeeren
approches
approprieeren
appuijeeren
apteeren
ar
arack
aracq
arak,
ook
arack
,
aracq
,
arrak
arbeijden
arbitraal
arbitrair
arbitralijk
arduin,
ook
aarduijn
armbeurs
armbos
armbus,
ook
armbos
armée
armoedje,
ook
armoetje
armoesijn,
ook
armosijn
,
armozijn
armoetje
armosijn
armosijnen (mv.)
armosijntjes (mv., vkw.)
armozijn
arrak
arresteeren
arriveeren
arrivement
arrogant
arrogantie
articulariter
as 1
as 2
ascopieeren
aspireeren
assaijeur
assignatie
assigneeren
assisteeren
assistent
assistentie
assopiatie
assopieeren,
ook
ascopieeren
assumeeren
assumptie
assumptis
assurant
assurantelijk
assurantie
atjar
atmitteeren
atroce 1 (s.nw.)
atroce 2 (b.nw.)
attacque
attacqueeren
attentaat
attenteren
attestatie
attesteeren
attrapeeren
attribueeren
aufugeeren
aufugie
augmentatie
augmenteeren
auteur
authenticq
authentiseeren
authorisatie
authoriseeren
authoriteijt
avance,
ook
advance
,
advans
avanceeren,
ook
advanceeren
avancement,
ook
advancement
avans,
ook
advance, avance
avantagie,
ook
advantagie
avantagien (mv.)
avegaar
avenant
aversie,
ook
adversie
axioma